Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Vooruitblik voor juli 2018 tot januari 2019)



Dit is het rappel vanaf 02-07-18 tot 02-01-19.

 




Toezegging Politieke weging zorgkosten (34.775) (T02496)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Brinkman (CDA), toe een voorstel te doen om wettelijk mogelijk te maken dat altijd een politieke weging van de (verpleeghuis)zorgkosten plaats kan vinden.


Kerngegevens

Nummer T02496
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr.drs. L.C. Brinkman (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen politieke weging
verpleeghuiszorg
zorgkosten
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 10, item 3 - blz. 21-22

De heer Brinkman (CDA): Vluchten naar gedelegeerde regelgeving buiten het zicht van de wetgever leidt tot frustrerende zoektochten in het dagelijks maatschappelijk verkeer. De vraag waar de rechten en plichten van burgers, instellingen en bedrijven liggen, behoort onderwerp van beraadslaging en heldere conclusie in de gehele volksvertegenwoordiging te zijn. Al in 2013 waarschuwden wij tegen onduidelijke competenties ter zake van standaards en normen bij het Kwaliteitsinstituut voor de zorg. Minister Schippers garandeerde toen het parlementaire budgetrecht. Intussen zijn wij zo'n twee miljard euro voor de verpleeghuiszorg en een kennelijk wel bindend extern advies daarover verder, zonder dat over bijgestelde normen en standaarden een degelijk voorbereid parlementair budgetdebat kon worden gevoerd. Begrijp me goed, onze ouderen verdienen extra zorg als eersten. Maar welke externe instituten zijn buitenom vergelijkbare budgetverantwoordelijkheid gaan dragen, die voortaan explicieter en tijdiger weer tot die van regering en parlement moet worden gerekend? Wil het kabinet dat overzicht tijdig voor de begrotingscyclus 2019 aan het parlement voorleggen?

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 3 - blz. 25

Minister Rutte: Het CDA heeft gevraagd, althans zo heb ik de vraag verstaan: wacht eens eventjes, het is allemaal boeiend en we zijn er niet tegen, maar waar vindt dat besluit eigenlijk plaats? Hoe zorg je ervoor dat niet buiten de politiek besloten wordt over forse kostenstijgingen? Ik denk dat we het met elkaar eens zijn dat het van belang is dat de politiek altijd een eigen weging kan maken over de financiële implicaties voordat een kwaliteitskader wordt geschreven en ook wordt omgezet in geld en dus algemeen geldend wordt. Het vorige kabinet heeft de opdracht gegeven om dit ambtelijk technisch uit te werken. Met andere woorden, hoe kan de regering de wettelijke bevoegdheid krijgen om te toetsen of de uitzonderlijke gevolgen van kwaliteitsstandaarden in de zorg aanvaardbaar zijn? Het gaat dan om de uitvoerbaarheid, maar inderdaad ook om de budgettaire impact.

Op dit moment is die bevoegdheid er niet. Dat gaan we dus doen, want wij vinden natuurlijk dat die politieke besluitvorming ook in het politieke domein moet plaatsvinden. Dat betekent dat er op dit moment aan gewerkt wordt voor de toekomst. In andere sectoren werkt dat overigens anders. Daar is het niet zozeer zo dat door gedelegeerde regelgeving buiten het zicht van de wetgever budgetten kunnen worden opgehoogd. In de regel geldt dat de politiek bevoegdheden heeft met betrekking tot het vaststellen van kwaliteitsnormen. Kijk naar de kinderopvang. Daar stelt de politiek de kaders voor kwaliteits- en personeelsnormen vast. Denk aan de ouder-kindratio. Hierbij is sprake van een ander systeem. We kijken dus naar de vraag hoe we daar in de toekomst ook weer politieke afwegingen in kunnen maken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Externe deskundige (31.996) (T02548)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Dijk en Ganzevoort toe, het Centrum voor Consultatie en Expertise en het veld te betrekken bij de vormgeving van de externe advisering.


Kerngegevens

Nummer T02548
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. D.J.H. van Dijk (SGP)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen deskundigen
externe advisering
stappenplan
Kamerstukken Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 2

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik begin met de Wet zorg en dwang. Ik vraag graag een nadere appreciatie van de minister van de aanbeveling van het CCE over in welke situaties extern advies ingewonnen moet worden. Ik heb het ook in mijn eerste termijn vermeld. Het CCE beveelt aan dat bij maatregelen die minder direct ingrijpen externe advisering beperkt blijft tot een jaarlijkse advisering op groeps-, afdelings- of locatieniveau. Neemt de minister die aanbeveling over? Ik voeg eraan toe dat ook de wetgever zelf onderscheid maakt tussen lichte en zware vormen van vrijwillige zorg, zie artikel 2.2. Dat onderscheid moet dus kunnen.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz.14

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik wil nog een concrete toezegging vragen aan de minister van Volksgezondheid om met het veld in overleg te gaan, bijvoorbeeld in de hoofdlijnenakkoorden, om dat legertje externe adviseurs te voorkomen en om concrete afspraken over en weer te maken zodat die adviesrol goed kan worden ingevuld.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 15

Minister De Jonge:

De heer Van Dijk van de SGP-fractie vroeg naar een nadere appreciëring — dat is een prachtig woord dat vooral in de Eerste Kamer veelvuldig wordt gebruikt en daarom hecht ik eraan om het ook nog een keer te gebruiken — van de aanbevelingen in het advies van het CCE. [...] Ik wil graag welwillend naar het advies van het CCE kijken. Ik ga ook met ze in gesprek om de vormgeving van de externe deskundigheid op een goede manier in te richten.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank voor die toezegging. Inderdaad, ik hoop op enige scheutigheid. Zoals het CCE zegt: beperk bij minder ingrijpende maatregelen de externe advisering tot bijvoorbeeld jaarlijks en doe het ook geaggregeerd. Ik hoop dat de minister dit serieus wil meenemen.

Minister De Jonge:

Jazeker, maar als u mij goed heeft gehoord, ben ik nog iets verder gegaan, namelijk: doe het alleen in die gevallen, individueel — dus niet jaarlijks, niet op teamniveau of op instellingsniveau — waarin het op basis van het zorgplan van de instelling zelf niet lukt om tot afbouw van gedwongen zorg binnen de wettelijke termijn te komen. Dat is dus nog iets minder.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 21

Minister De Jonge:

Dan ben ik inmiddels aangekomen bij de vragen van de fractie van GroenLinks. Ik denk dat we de vragen die ook de heer Don heeft gesteld, voldoende hebben uitgediscussieerd, maar de heer Ganzevoort vroeg ook of ik met het veld in gesprek kan gaan om te voorkomen dat er een legertje van externe adviseurs gaat ontstaan. Dat zeg ik van harte toe. Daarover ga ik graag met het veld in gesprek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Sluitende aanpak personen met verward gedrag (32.399) (T02552)

De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Don, na beëindiging van het schakelteam personen met verward gedrag, informeren over de verdere aanpak.


Kerngegevens

Nummer T02552
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen geestelijke gezondheidszorg
ondersteuning
verward gedrag
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 51 / 52

Staatssecretaris Blokhuis:

Het is de bedoeling dat dit najaar alle gemeenten of regio's in Nederland een goed werkende, een sluitende aanpak hebben voor personen met verward gedrag.[...]

De heer Don (SP):

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb begrepen dat het schakelteam in oktober dit jaar ophoudt te bestaan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja.

De heer Don (SP):

Dan wil ik u gaarne zeggen dat het dan in de regio's nog niet geregeld zal zijn. Kunt u ons een doorkijkje geven naar hoe u daarnaar kijkt en wat u verwacht dat er dan gaat gebeuren?

Staatssecretaris Blokhuis:

[...] Ook ik ben mij ervan bewust dat het schakelteam ophoudt te bestaan. Ik zit mij nu ook al te buigen over de vraag hoe dat dan een vervolg moet krijgen, want het kan zomaar zijn dat de heer Don gelijk heeft en dat het er in oktober nog niet staat. Ik zei expres najaar 2018. Daarmee kocht ik nog iets tijd. Maar dan moet het eigenlijk wel staan, dus er moet nog heel veel gebeuren. Hier staat een staatssecretaris die van de urgentie daarvan doordrongen is, die ook het lokale veld goed kent — de heer Don volgens mij trouwens ook, voorzitter — en die daar ook over in gesprek is met het lokale veld. Ik heb de hoop en de verwachting dat de inzet van alle partijen ertoe zal leiden dat we inderdaad in het najaar over de volle breedte een goede aanpak hebben. Ik zeg niet dat het overal perfect sluitend zal zijn, maar er zal een goede aanpak zijn voor personen met verward gedrag

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 5

De heer Don (SP):

We horen graag hoe de staatssecretaris nog een vervolg gaat geven aan het schakelteam als de termijn van dat team dit jaar afloopt.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 21

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik begin met een aantal vragen die de heer Don heeft gesteld in zijn tweede termijn. De eerste vraag ging over het Schakelteam voor personen met verward gedrag: de termijn daarvan loopt af op 1 oktober, en wat dan? Ik kan daarover nu geen volstrekte helderheid geven, maar daarover gaan wij uiteraard ook in gesprek met het schakelteam zelf. Het is wel de bedoeling dat gaandeweg, in de loop van dit jaar, gemeenten en regio's dat stokje zelf goed overnemen en ervoor zorgen dat zaken goed geborgd zijn op dat niveau. Maar op de plekken waar nog landelijke ondersteuning nodig is, zullen we die zeker bieden. Want wij hebben er ook alle belang bij dat het overal in Nederland goed wordt geborgd. Zoals de heer Don ook weet, loopt in elk geval het ZonMw-actieprogramma voor personen met verward gedrag door na 1 oktober; hij weet dat beter dan ik, denk ik. Hoe dan ook: welk besluit wij nemen voor een doorloop na 1 oktober, daarover zullen wij de Kamer informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging E33-meldingen (32.399) (T02553)

De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth, via een brief op de hoogte houden van de uitkomsten van het gesprek met de politie en de minister van Justitie en Veiligheid over de E33-meldingen en over de acceptatie van ambulante zorg.


Kerngegevens

Nummer T02553
Status voldaan
Datum toezegging 15 januari 2018
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ambulante zorg
meldingen
politie
verward gedrag
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 29

Mevrouw Barth (PvdA): Een belangrijke stap in het tegengaan van stigmatisering door de politie zou in onze ogen zijn dat de zogenaamde E33-code, waarmee zogenaamde "mensen met verward gedrag" worden geregistreerd, aangepast en genuanceerd wordt. Deze gooit iedereen op één hoop: de mevrouw met beginnende dementie, die in de supermarkt wanhopig wordt omdat ze vergeten is wat ze er kwam doen; de Britse toerist die zich te enthousiast heeft ondergedompeld in de vrijheden van onze hoofdstad; de patiënt die ontregelt onder invloed van paranoïde wanen. Dat is niet effectief, en het zet te veel mensen weg als gevaarlijk terwijl ze dat niet zijn.

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 52-53

Staatssecretaris Blokhuis:Mevrouw Barth heeft ook een vraag gesteld over de E33-meldingen. Ik kan daar een heleboel woorden aan wijden, maar ik wil kortheidshalve zeggen dat ik naar aanleiding van alle rumoer over de E33-meldingen rond het begin van het kerstreces het initiatief heb genomen om in gesprek te gaan met de betreffende politiefunctionarissen, samen met de minister van Justitie. Wij gaan dan ook dit thema van de E33-meldingen agenderen. Hetzelfde geldt voor de betrokkenheid van de politie bij ambulantisering en de visie van de politie daarop. Daar heeft mevrouw Barth ook indringende vragen over gesteld. Dat is wat mij betreft ook een agendapunt bij datzelfde overleg. Ik hoop dat daarmee die vragen afdoende zijn beantwoord.

Mevrouw Barth (PvdA): Niet helemaal, voorzitter, want ik heb concreet gevraagd of het kabinet ook bereid is om aanpassing, nuancering en het specifieker maken van die code te overwegen, zodat je helderder verschillen naar boven krijgt. Nu is het een vergaarbak, zoals de staatssecretaris zelf ook al aangaf. Dat is onnodig stigmatiserend voor mensen die alleen maar heel erg ziek zijn en daarom verward gedrag vertonen. Het lijkt mij ook niet effectief voor het punt waar de politie ongetwijfeld interesse in heeft, namelijk het veiliger maken van de straten. Zolang die code zo'n vergaarbak blijft, kun je niet effectief reageren op meldingen die op grond van die code binnenkomen omdat die code eigenlijk niet zegt wat voorprobleem er op dat moment aan de hand is.

Staatssecretaris Blokhuis: Ik snap het punt van mevrouw Barth heel goed en ik ben het met haar eens dat het gebruik in algemene zin van de term "meldingen" al een heleboel vervuiling in het debat oplevert. Om die reden wil ik juist met de politie in gesprek met de minister van Justitie erbij, die primair over die E33-meldingen gaat. Dat is de reden om dit thema met hem erbij te bespreken, maar ik zal dit zeker met een welwillende houding doen in relatie tot de vraag die mevrouw Barth formuleert.

Mevrouw Barth (PvdA):

Dat is heel fijn om te horen. Dan zou ik de staatssecretaris ter afronding willen vragen — ik begrijp namelijk dat hij hier met de minister die er vandaag niet is over wil praten— of hij ons een brief zou willen sturen als dat gesprek met zowel de betreffende politiefunctionarissen als met de minister van Justitie en Veiligheid heeft plaatsgevonden, zodat wij als Kamer de vinger aan de pols kunnen houden en kunnen zien hoe het loopt met de ontwikkeling van de E33-code.

Staatssecretaris Blokhuis: Ik zal de Kamer daar graag via een brief van op de hoogte houden.

De heer Don (SP): Ik herinner de staatssecretaris er graag even aan dat er op dit moment ook wordt gekeken naar alternatieven voor deE33-meldingen door het Schakelteam, het RIVM en nog een andere organisatie, zodat er ook wat genuanceerder gekeken kan worden naar mensen met verward gedrag in onze samenleving.

Staatssecretaris Blokhuis: Geweldig. Dank voor de toevoeging, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Don, want dat betekent dat er inderdaad al op wordt voorgesorteerd dat we misschien af moeten van deze systematiek.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15- item 3, blz. 11

Mevrouw Barth (PvdA): Dan de Wet verplichte ggz. Wij zijn zeer blij met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan over het gesprek dat hij gaat voeren met de politie, het benadrukken van het bestrijden van het stigma op psychische stoornissen en bovenal het gesprek dat hij met de minister van J en V zal aangaan over de E33-meldingen, het hanteren van die code en het belang van het nuanceren daarvan. Wij wachten de brief daarover in spanning af.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugdringen dwangmaatregelen (32.399) (T02554)

De staatssecretaris van VWS zal, naar aanleiding van vragen van de leden Don en Ganzevoort, met de sector in gesprek gaan over het terugdringen van dwangmaatregelen in de ggz en hiertoe streefdoelen te formuleren.


Kerngegevens

Nummer T02554
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Doelstellingen
dwangmaatregelen
geestelijke gezondheidszorg
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 11

De heer Don (SP):

Al jaren groeit echter het aantal dwangmaatregelen binnen de geestelijke gezondheidszorg en ook binnen de jeugdzorg. Dit is een ongewenste ontwikkeling. Waarom komt het in de ggz nog steeds voor dat mensen gesepareerd worden? Is het gebruik van dwang en vooral van de traditionele isoleercellen in de ggz niet een erfenis uit het verleden? Die vragen hebben de ondertekenaars van het Dolhuys Manifest zich in 2016 waarschijnlijk ook gesteld. "De Nederlandse ggz separeervrij!" zo luidt de titel van dit manifest. Hoe staat het nu met de uitvoering hiervan? Het aantal dwangopnames en dwangmaatregelen neemt toe. Uit het aantal meldingen dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2016 over de jaren 2010-2015 heeft ontvangen, blijkt een toename van 30% dwangopnames, -middelen of -maatregelen. Naar aanleiding van schriftelijke vragen van onze fractie hierover aan de voormalige minister blijkt dat deze stijging niet goed geduid kan worden. Gelukkig heeft de staatsecretaris oog voor dit maatschappelijke probleem. Een toezegging over het openbaar maken van de inspectiegegevens over het toepassen van dwang over 2016 is echter niet voldoende. [...] Het stoppen van deze groei van dwangmaatregelen vraagt de betrokkenheid van de sector, van de cliëntenorganisaties, van de professionals, maar ook van de regering. Onze fractie vraagt de staatssecretaris dringend om met onder andere MIND en de ggz-sector het aantal dwangopnames en dwangmaatregelen terug te dringen en zo een zichtbaar pact met elkaar aan te gaan dat aansluit bij de uitgangspunten van het Dolhuys Manifest. Graag vraag ik de staatssecretaris het initiatief te nemen om deze beweging te trekken, om hierin het voortouw te nemen.

Handelingen I 2-17-2018, nr. 14- item 3, blz. 34

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Daarom vragen we de regering of zij ons nader inzicht kan geven in de relatie tussen kwaliteit en capaciteit enerzijds en de noodzaak van dwangmaatregelen anderzijds.

Heeft de regering een streefniveau voor het minimaliseren van dwangmaatregelen en wat doet ze er samen met de veldpartijen aan om dat te bereiken?

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 53

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik had in dit kader ook een vraag gesteld over het streefniveau. Als we het aantal dwangmaatregelen willen terugdringen — dat geldt eigenlijk voor de verschillende wetten, maar toch ook voor deze — is er dan ook een beeld van waar we naar toe willen? Zijn daar ideeën over? Als we gaan monitoren en evalueren, hebben we dan op een gegeven moment ook een beeld of het wel of niet heeft geleid tot het terugdringen van het aantal dwangmaatregelen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit is een terechte vraag, maar ik heb geen percentage in mijn hoofd. Het kabinet heeft ook nog geen percentage gefixeerd. Er zijn verschillende bewegingen om het aantal dwangmaatregelen terug te brengen. [...] Ik vind het een goede suggestie om er een ambitieus doel aan te koppelen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Het helpt wel als de regering niet alleen aangeeft dat ze een ambitie heeft, maar ook dat ze doelen wil bereiken. Dat hoeft niet per se in een percentage, maar we willen wel dat bij de evaluatie zichtbaar wordt welk effect het heeft gehad.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat is een terechte vraag en het antwoord is bevestigend.

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 64

Staatssecretaris Blokhuis:

In de eerste plaats de vraag van de heer Don over separatie. Waarom komt het in de ggz nog steeds voor dat mensen gesepareerd worden? Het antwoord is: in de praktijk kan niemand gesepareerd worden als er geen andere passende, minder ingrijpende alternatieven doelmatig ingezet kunnen worden. Dat neemt niet weg — en op dat punt hebben de heer Don en ik echt een band — dat separeren in de ggz altijd zo veel mogelijk zal moeten worden voorkomen. De ggz neemt initiatieven om dat separeren verder terug te dringen. De heer Don wees zelf ook op het Dolhuys Manifest. De inspectie besteedt in haar toezicht nadrukkelijk aandacht aan preventie van separeren, aan teamcultuur en tijdige consultatie. De heer Don vroeg zich ook af of het Rijk niet wat actiever kan meedenken over het Dolhuys Manifest. Inderdaad hebben op 23 juni 2016 12 ggz-instellingen het Dolhuys Manifest "Nederlandse ggz separeervrij!" ondertekend. Zij willen ook dat de isoleercel voor 1 januari 2020 wordt afgeschaft. Ik vind het fantastisch dat instellingen zelf dat initiatief nemen. Dwangopnames moeten een ultimum remedium zijn. Dat heb ik al eerder gezegd, maar ik zeg de heer Don graag toe dat ik in gesprek ga met de sector over hoe ik dwangopnames en dwangmaatregelen verder kan terugdringen. Ik zie dat wel degelijk ook als een verantwoordelijkheid van het Rijk, in overleg met de verantwoordelijke zorgpartners. [...] Ik gaf net al aan dat ik zo'n initiatief dat door de marktpartijen zelf is genomen van harte omarm. De ggz is al geruime tijd actief bezig om dwang te reduceren, bijvoorbeeld door het bieden van hoogwaardige intensieve begeleiding binnen de high intensive care. Van belang is dat instellingen blijven investeren in het terugdringen. Daarom zouden meer organisaties moeten aansluiten bij het initiatief dat zojuist genoemd is. Er is nu, denken wij, een cultuuromslag gaande.

De heer Don (SP):

Ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn toezegging. Het is een belangrijke toezegging. Om dit voor elkaar te krijgen zijn er gangmakers nodig en u bent een gangmaker. Dank u wel.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat lijkt mij heel goed, maar volgens mij had ik in antwoord op een vraag van de fractie van GroenLinks over de ontwikkeling van dwang en drang al gezegd dat we sowieso doelen moeten formuleren en die vervolgens ook evalueren. [...] Ik ben al ingegaan op de vraag van de heer Ganzevoort of wij inzicht hebben in de relatie tussen de capaciteit van zorg en de inzet van dwang en drang. Ik heb al toegezegd dat ik met de marktpartijen wil kijken in hoeverre we daarover met elkaar doelen kunnen formuleren.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 5

De heer Don (SP):

De staatssecretaris heeft ons toegezegd kar trekker te willen zijn vanuit het Rijk om de dwang, de verplichte zorg en de separatie in de ggz terug te dringen, aansluitend bij het Dolhuys Manifest. Dat is voor ons en voor de cliëntenbeweging een belangrijke toezegging.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Argusdata (32.399) (T02555)

De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Don, laten weten in hoeverre het gebruik van Argusdata wordt betrokken bij de lagere regelgeving, waarmee regels worden gesteld over de wijze waarop de gegevensverwerking wordt ingericht.


Kerngegevens

Nummer T02555
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen dwangmaatregelen
geestelijke gezondheidszorg
lagere regelgeving
registratie
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz.

De heer Don (SP):

Wordt het niet tijd om het gebruik van de Argusdata in regelgeving vast te leggen? Ook het openbaar maken van deze data zou volgens MIND, het Landelijk Platform Psychische Gezondheid, een stap vooruit zijn om goed inzicht te geven in het toepassen van dwangzorg in de ggz, waarbij de registratie van dwang in de thuissituatie een onderdeel moet worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 6

De heer Don (SP):

Ik doel op de vraag over het gebruik van de Argusdata. Ten aanzien van de ROM-data is er natuurlijk een hoop gedoe geweest over privacy, want die Argusdata geven wel zicht op hoe lang de dwang wordt toegepast. Regelgeving zal ontworpen moeten worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz.22

Staatssecretaris Blokhuis:

De heer Don heeft ook gevraagd naar de Argusgegevens. Wordt het niet tijd dat het gebruik van de Argusdata in regelgeving wordt vastgelegd? Onder Argus versta ik de registratie van vrijheidsbeperkende interventies, die nu plaatsvindt onder de Wet BOPZ. Ook op grond van de Wet verplichte ggz moet de zorgaanbieder een dergelijke registratie per zorgbehoevende bijhouden. Het gaat om de daadwerkelijke toepassing van de verplichte zorg per vorm, de noodzaak, de begin- en einddatum en de duur en frequentie. Bij nadere regelgeving, in het besluit en in de ministeriële regeling, worden regels gesteld over de wijze waarop de gegevensverwerking wordt ingericht. Een en ander wordt met aanvullende waarborgen omkleed voor een veilige en zorgvuldige toepassing. Daar kunnen ook technische standaarden toe behoren. Ik zal de Kamer informeren over de vraag in hoeverre wij daar Argusregistratie bij betrekken.

De heer Don (SP):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging. Ik kom nog even op het belang ervan. In een goede registratie zit ook een vorm van rechtsbescherming. Er moet achteraf getoetst worden, op individueel niveau of in ieder geval op macroniveau, of de dingen goed worden georganiseerd. Dat is ons belang om dit nog een keer te vragen. Bedankt voor uw toezegging.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het kan inderdaad een prikkel zijn voor aanbieders om terughoudend om te gaan met dwang. Dat is ons aller doel. Gisteren heb ik hierbij echter ook de nuancerende opmerking geplaatst dat het toepassen van dwang door een instelling op zich niet per se een brevet van onvermogen is of iets zegt over de kwaliteit van de instelling.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zorgmachtiging (32.399) (T02557)

De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth, schriftelijk informeren over de vraag wat er gebeurt als de geneesheer-directeur een zorgmachtiging wil, maar er geen officier van justitie beschikbaar is.


Kerngegevens

Nummer T02557
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gedwongen zorg
geestelijke gezondheidszorg
machtigingen
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 11

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb nog een paar praktische vragen aan de staatssecretaris. Als straks de zorgmachtiging wordt aangevraagd, wie heeft dan de doorzettingsmacht: de geneesheer-directeur of de officier van justitie? Als een geneesheer-directeur een zorgmachtiging wil en het OM is overbelast en druk en er is geen officier van justitie beschikbaar, wat gaat er dan gebeuren? Kan zo'n geneesheer-directeur dan door?

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 22

Mevrouw Barth (PvdA):

Mijn vraag was wat er gebeurt als er geen officier van justitie beschikbaar is. Er is een capaciteitstekort bij het OM. Er komt wel een uitbreiding van het aantal mensen vanwege de Wet verplichte ggz, maar ook hier kunnen we dat blik met professionals niet opentrekken. Als de geneesheer-directeur met een aanvraag voor een zorgmachtiging komt waar haast bij is én er is bij het OM niemand beschikbaar, wat dan?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik zou deze vraag haast willen adresseren aan mijn linkerbuurman, de minister voor Rechtsbescherming. Het is wel een wat-als vraag, want ik weet niet of deze situaties zich voordoen. Het kan ook een theoretische situatie zijn. Misschien moet ik de Kamer hierover nader schriftelijk informeren, want het is niet van dermate groot belang om dit antwoord te hebben voordat kan worden ingestemd met deze wetten. Ik weet niet of mijn collega hierop kan ingaan, anders moeten we de Kamer hierover schriftelijk informeren.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter, ik hoop van harte dat dit een theoretische situatie is, maar ik zag de minister voor Rechtsbescherming knikken op een wijze dat hij zich er wel iets bij kan voorstellen. Ik vind het echter prima als deze vraag schriftelijk wordt beantwoord.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wilsbekwaamheid (32.399) (T02563)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Don, toe met mensen uit de beroepsgroepen en met MIND het gesprek aan te gaan. over wilsbekwaamheid bij mensen met een psychiatrische ziekte.


Kerngegevens

Nummer T02563
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen psychiatrische stoornissen
wilsbekwaamheid
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 5

De heer Don (SP):

Het onderwerp wilsbekwaamheid bij mensen met een psychiatrische ziekte blijft een moeilijk te pakken thema, een onderwerp dat zich niet echt op papier scherp laat definiëren; de vraag is of dat ook moet. Het blijft mensenwerk, waarbij de professional in relatie tot de cliënt in kwesties van wilsbekwaamheid binnen de wettelijke kaders een afweging dient te maken. Dat betekent wel ondersteuning van die professional. Wellicht wil de staatssecretaris over dit onderwerp nog een keer met mij [MIND] en de beroepsgroep het gesprek aangaan.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 22

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de vragen over de wilsbekwaamheid. Deze ingewikkelde discussie hadden we gisteren ook even in een interruptiedebatje. De heer Don vraagt mij om in gesprek te gaan met mensen uit de beroepsgroepen en met MIND. Ik zeg graag toe dat ik dat doe. Ik zal dat gesprek van harte voeren. Daar gaan wij onze agenda's voor leegmaken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Beoordelingsprocedures Ciz (31.996) (T02567)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Don, toe de beoordelingsprocedures van het CIZ met het veld te bespreken.


Kerngegevens

Nummer T02567
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Centrum indicatiestelling zorg
indicatiestelling
procedures
Kamerstukken Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 12

De heer Don (SP):Het CIZ gaat door de Wet zorg en dwang een belangrijke rol spelen. De taken en de bevoegdheden van het CIZ nemen aanzienlijk toe, onder andere bij de rechterlijke machtiging. De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging verlenen. Dit is een nieuwe rol voor het CIZ. Is de minister bereid de procedure voor de rechterlijke machtiging, maar ook de procedure bij opname en verblijf van cliënten die geen keuze kenbaar maken, uit te werken in samenspraak met de beroepsgroepen en betrokken cliëntenorganisaties?

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 6

De heer Don (SP): Mijn tweede vraag was om in overleg met het praktijkveld een tweetal beoordelingsprocedures van CIZ te willen bespreken.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 17

Minister De Jonge: Dan kom ik bij de vragen van de heer Don. Hij vroeg mij om de procedures die het CIZ moet doorlopen op een goede manier met het veld te bespreken. Het zijn nieuwe taken, dus is het belangrijk om het veld daarbij goed aangehaakt te houden. Ik wil dat graag ter harte nemen.

.


Brondocumenten


Historie