Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rappel maart 2024)



Dit is het rappel tot 02-01-24.

 




Toezegging Tussentijdse evaluaties (33.506) (T02589)

De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Strik en Nooren, toe de wet tussentijds te evalueren, zowel tijdens de voorbereiding als na de inwerkingtreding van de wet. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de positie van nabestaanden en het aannemelijkheidsvereiste, en naar de aard en omvang van de demografische kenmerken van de categorie 'geen bezwaar'. De evaluaties zullen worden aangeboden aan de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T02589
Status deels voldaan
Datum toezegging 30 januari 2018
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen donorregistratiesysteem
evaluaties
orgaandonaties
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 16

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Is de minister bereid om bij een evaluatie na te gaan hoe dit aannemelijkheidsvereiste uitpakt en of het wellicht verzacht zou moeten worden?

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 55

Minister Bruins:

Voorafgaand aan de start van de campagne zal worden onderzocht op welke manieren het voorlichten, informeren en begeleiden het meest effectief is. Ik ben wel een voorstander van tussentijdse evaluaties, zowel voor als na de inwerkingtreding van de wet, zoals men dat nu ook in Wales doet. Niet eerst een pilot dus, maar wel tussentijdse evaluaties tijdens de voorbereiding en uitvoering van de wet.

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 57

Minister Bruins:

Dan de vraag naar de evaluatie van de aannemelijkheid. Bent u bereid bij de evaluatie van de wet na te gaan hoe de mogelijkheid voor nabestaanden om de aannemelijkheid van een "ja" of een "geen bezwaar" te betwisten in de praktijk uitpakt? Ja, ik wil graag een toezegging doen op dat punt. Ik ben voorstander van tussentijdse evaluaties en daar zou ik, als de wet wordt aangenomen, dit punt bij willen betrekken.

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 5

Mevrouw Nooren (PvdA):

We vinden het van belang dat in deze evaluaties aandacht wordt besteed aan de aard, omvang en demografische kenmerken— zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau — van de groep mensen die geregistreerd staan als geen bezwaar hebbend.

[...]

Ik was gebleven bij de evaluaties. Het gaat om de aard en de omvang van demografische kenmerken voor de groep mensen die geregistreerd staan als geen bezwaar hebbend. Wij gaan ervan uit dat de minister bij de vormgeving van zijn beleid en de voorlichting daar gevolgen aan verbindt. Wij horen graag of de minister dat ook zo ziet. Mijn fractie neemt aan, en ik vraag het maar voor de zekerheid, dat de evaluaties van de wet ook naar deze Kamer gestuurd zullen worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 35

Minister Bruins:

Mevrouw Nooren heeft ook gevraagd of ik de aard en omvang van de demografische kenmerken van de geen bezwaarcategorie meeneem in de evaluatie. De cijfers worden nu op leeftijd bijgehouden door het CIBG, het instituut dat het Donorregister beheert. Daarnaast houdt het CBS gegevens bij ten aanzien van leeftijd en herkomst. Beide gegevens kunnen wij gebruiken bij de evaluatie. Wel moeten wij daarbij de privacyregels in acht nemen. Dat geldt als vanzelf, maar dat dit thema bij de evaluatie aan bod kan komen en dat de Kamer die evaluatie dan krijgt, lijkt mij prima.

Handelingen I 2017-2018, nr. 19- item 7, blz. 7

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voor ons is het daarom ook van belang dat de minister ook heeft toegezegd de positie van nabestaanden te betrekken bij de evaluatie. Mocht daaruit blijken dat die rechtszekerheid niet voldoende wordt geborgd of dat er te veel geschillen gaan bestaan tussen nabestaanden en artsen, dan zou dat reden kunnenzijn om de stap te zetten naar wettelijke verankering. Op dit moment zien wij daar te weinig redenen voor.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeken effectief jeugdpreventiebeleid (36.200 XVI) (T03526)

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prast (PvdD), toe dat de resultaten van de onderzoeken naar de JOGG-aanpak (Jongeren op gezond gewicht) en de Gezonde School-aanpak over de periode 2019-2023 worden gedeeld met de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03526
Status voldaan
Datum toezegging 24 januari 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezond gewicht
gezondheid
jeugd
preventiebeleid
preventieve gezondheidszorg
scholen
Kamerstukken Begrotingsstaten Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2023 (36.200 XVI)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 16, item 5 - blz. 13

Mevrouw Prast (PvdD):

Voorzitter. Gezonde leefstijl is van groot belang. Er zijn al vele jaren allerlei met belastinggeld gefinancierde initiatieven om die te bevorderen, ook, of zelfs vooral, onder jongeren. Voorbeelden bij uitstek zijn Jongeren Op Gezond Gewicht, ook wel JOGG genoemd, en de Gezonde School. Ik begin met JOGG. Op basis van recent RIVM-onderzoek naar de effectiviteit daarvan lijkt op het eerste oog de conclusie dat JOGG een gunstig effect heeft, al verschilt het niet significant van nul. Wie goed leest, ziet echter dat deze conclusie niet gebaseerd is op een fysieke meting, dus op het lichaam van de jongere als gevolg van bewegen en eten, maar op antwoorden op vragenlijsten, waarbij mensen dus zelf iets invullen over hun al dan niet gezonde gedrag. Dan lees je ook dat cohorten niet zijn gevolgd in de tijd en dat er geen random toewijzing aan het onderzoek geweest is, en er dus mogelijkerwijs, waarschijnlijk zelfs, sprake is van selection bias. Dit betekent dat we helemaal niet weten of dit belastinggeld op een zinvolle manier wordt besteed. En elk dubbeltje uitgegeven aan de zorg telt. Wat de Gezonde School betreft geldt iets vergelijkbaars. Niet een gezonde leefstijl is de uitkomstmaat, maar of scholen zich inspannen. Ik vraag de staatssecretaris of het niet eens tijd wordt voor jeugdpreventiebeleid waarvan we weten dat het effectief is.

Handelingen I 2022-2023, nr. 16, item 5 - blz. 16-17

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan ga ik naar de brede effectiviteit van het preventiebeleid. Wordt het niet eens tijd voor een effectief jeugdpreventiebeleid? U vroeg naar de effectiviteit van het JOGG-programma en van de Gezonde School. Ik ben het met u eens dat een gezonde leefstijl op veel verschillende manieren veroorzaakt wordt. Er is ook niet één interventie of eenvoudige oplossing voor dit meerkoppige vraagstuk. Het is ook niet heel goed mogelijk om met één interventie of één aanpak de leefstijl in brede zin in beeld te krijgen of significant te versterken. Ik onderstreep het belang dan ook van onderzoek naar de effectiviteit van de aanpak in algemene zin, maar ook in specifieke zin. Daarom laat ik de JOGG-aanpak en de Gezonde School-aanpak onderzoeken. De JOGG-aanpak is overigens al gebaseerd op een wetenschappelijk onderbouwde methode. Voor JOGG is het belangrijk dat er met een wetenschappelijke blik naar wordt gekeken. In de periode 2019-2023 wordt er daarom praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door een onafhankelijk multidisciplinair consortium. Ook de Gezonde Schoolaanpak wordt onderzocht. De resultaten van beide programma's zie ik natuurlijk met belangstelling tegemoet en kan ik desgewenst ook met u delen.

Mevrouw Prast (PvdD):

Ik gaf het RIVM-onderzoek als voorbeeld, maar meer in het algemeen is het zo dat de onderzoeken die vaak worden geciteerd om die aanpak te ondersteunen, als uitkomstmaat niet hebben wat je wil, namelijk het vaststellen of er werkelijk een effect is op de gezondheid van de deelnemers. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij met de Partij voor de Dieren van mening is dat je dat moet willen omdat je anders eigenlijk geld aan het weggooien bent. Hebben de nieuwe onderzoeken die de staatssecretaris nu belooft of waarvan hij de resultaten met ons wil delen, wel een aanpak die wetenschappelijk betrouwbaar is als het gaat om het meten van het causale effect van een aanpak op feitelijk gedrag en niet op wat mensen zeggen dat zij willen gaan doen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Daar wil ik graag twee dingen over zeggen. Allereerst moet het preventiebeleid uiteraard gestoeld zijn op wetenschap en op feiten. In de volle breedte moet je die dan ook toepassen. Een onafhankelijk, multidisciplinair consortium is, zo zeg ik nogmaals, aangesteld om de JOGG-aanpak te onderzoeken. Dus dat deel ik met mevrouw Prast. Daarnaast is er een tweede punt. De validering of het verkrijgen van significante data van één interventie op de brede volksgezondheid, in dit geval het voorkomen van ziektelast — want dat is waar preventie uiteindelijk over gaat — is echt een complexe zaak. We kunnen hier niet zomaar stellen dat we alleen nog maar elementen gaan financieren waarvan klip-en-klaar en te allen tijde vaststaat dat ze wetenschappelijk gevalideerd zijn en significante resultaten opleveren. Dat zou een lat zijn die we zelfs in het curatieve domein niet helemaal op die manier hanteren. Ik zou ervoor willen waken, ondanks de noodzaak om wel degelijk op wetenschappelijke feiten beleid te maken, dat we hier de lat al te hoog leggen.

Mevrouw Prast (PvdD):

Om hier voor het laatst op in te gaan, het is natuurlijk heel moeilijk om te zeggen waar het precies door komt wanneer de volksgezondheid verbetert. Dat is nu precies waarom onderzoek naar de effectiviteit van één interventie heel moeilijk is. Maar het kan wel. In het algemeen wordt het alleen niet op die manier bekeken. Dan krijg je een onderzoek waar je eigenlijk niet iets aan hebt, met een conclusie waardoor je eigenlijk niet weet of het iets bijdraagt aan wat je wil bereiken en er dus mogelijkerwijs geld wordt weggegooid. Met de goede technieken kan vaak worden bewezen dat het weggegooid geld is. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij bereid is om bij het geven van onderzoeksopdrachten of bij het reageren op onderzoeksuitkomsten aandacht te besteden aan dit element.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nogmaals, beleid moet gestoeld zijn op wetenschap en feiten. Dat geldt ook voor het preventiebeleid. Ik denk dat we daar in algemene zin ook steeds verder in komen. Bij een aantal nieuwe interventies waar we de afgelopen jaren aan hebben gewerkt, leggen we meteen nadrukkelijker de verbinding met de wetenschappelijke onderzoeksmatige kant daarvan. Dus ik denk dat dit eigenlijk heel nauw in lijn is met uw vraag, namelijk de directe verbinding, zowel als het gaat om wat we op preventie aan interventies insteken als wanneer het gaat om de wetenschappelijke onderbouwing van die interventies.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Delen uitkomsten kabinetsstandpunt advies Raad van State m.b.t. ratificatie facultatief protocol VN-verdrag Handicap (35.741) (T03547)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe dat zij aan de minister voor Langdurige Zorg en sport zal doorgeven dat ook de Eerste Kamer geïnformeerd wil worden over het kabinetsstandpunt met betrekking tot het advies van de Raad van State over de ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag Handicap.


Kerngegevens

Nummer T03547
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2022
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister voor Langdurige Zorg en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen facultatieve protocollen
handicap
kabinetsstandpunt
ratificatie
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 20

Minister Bruins Slot:

(…)

“Voorzitter. Dan de ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag Handicap. We staan op het punt dat inzicht in de financiële en juridische implicatie van belang is in de besluitvorming rond de ratificatie van dit facultatief protocol. Het kabinet heeft daarom enige tijd geleden advies aan de Raad van State gevraagd over de implicatie daarvan. Die voorlichting is inmiddels verkregen. We zijn op dit moment bezig met een kabinetsstandpunt daarop. Daar is de minister voor Langdurige Zorg en Sport mee bezig. Ik heb begrepen dat haar planning is dat ze in de eerste helft van 2023 de Tweede Kamer informeert over de afstemming en de uitkomsten.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 21

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“De minister weet hoe eager wij zijn. Kan zij wellicht doorgeven dat ook deze Kamer graag geïnformeerd wil worden over de uitkomsten daarvan?”

Minister Bruins Slot:

“Zo'n vraag om informatie kan ik natuurlijk nooit weigeren. Die zal ik ook doorgeven.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 36

Minister Bruins Slot:

(…)

“Ook zal de minister voor Langdurige Zorg en Sport de beide Kamers op de hoogte stellen over de ratificatie van het protocol van het VN-verdrag.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Medische brieven (35.824) (T03571)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Voort (D66, mede namens de fracties van GroenLinks, PvdA en CDA), toe met het veld in overleg te treden over de mogelijkheid om medische brieven op te nemen in de Meerjarenagenda Wegiz en dit in de loop van dit jaar terug te koppelen.


Kerngegevens

Nummer T03571
Status openstaand
Datum toezegging 11 april 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. van der Voort M.Sc. (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gegevensuitwisseling
gezondheidszorg
medische brieven
meerjarenagenda's
Kamerstukken Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (35.824)


Uit de stukken

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 2-3

De heer Van der Voort (D66):

De medische brief bevat een analyse en synthese, een verslag van de diagnostische en therapeutische overwegingen over de tijd. In de Wegiz is er echter niet in voorzien dat deze medische brief wordt uitgewisseld. Er zal de komende jaren dus nog steeds een geprinte brief meegegeven moeten worden. De minister onderschreef zelf al dat overnemen uit een bundel papieren leidt tot fouten die de kwaliteit van zorg niet ten goede komen. Bovendien kunnen deze papieren, zoals ik zelf heb meegemaakt, rondslingeren in het ziekenhuis en daarmee een datalek genereren. Dat kan worden voorkomen door het opnemen van de medische brieven in de elektronische uitwisseling via de Wegiz. Zonder deze aanpassing blijft de huidige onwenselijke situatie bestaan. Relevant is dat deze brieven nu reeds in pdf beschikbaar zijn en daarmee eenvoudig, te beginnen in spoor 1, in de meerjarenagenda kunnen worden opgenomen.

[…]

De minister antwoordt op schriftelijke vragen dat het veld kan agenderen welke documentatie wordt opgenomen in de meerjarenagenda. Ik heb dit nagevraagd bij de beroepsorganisaties en ik heb begrepen dat zij de wens hebben om deze brief op te nemen in de Wegiz, maar agendering tot nu toe niet heeft plaatsgevonden. Als de medische brief niet wordt opgenomen in de meerjarenagenda van de uitvoering Wegiz, dan ontbreekt straks de kern van het primaire proces in de elektronische uitwisseling. […]

Wij verzoeken daarom de minister om de Meerjarenagenda Wegiz te actualiseren en de medische brieven vroegtijdig in deze agenda op te nemen.

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 20-21

Minister Kuipers:

De heer Van der Voort ging daarop door en deed het verzoek om medische brieven toe te voegen aan de Meerjarenagenda Wegiz. Ik erken dat in het medisch belang, zoals de heer Van der Voort het aangaf, de synthese over de tijd, zoals dat in de medische brief staat, bekend is bij zorgverleners. Zij hebben weet van de overwegingen en de onderbouwing waarop men uiteindelijk tot een bepaalde diagnose en conclusie is gekomen. De Wegiz wijst de gegevensuitwisseling aan die verplicht elektronisch moet. Dit betekent niet dat er niet meer gegevens kunnen worden uitgewisseld, zoals medische brieven. Die worden nu al vaak elektronisch uitgewisseld, bijvoorbeeld via beveiligde e-mail. Het voorbeeld dat de heer Van der Voort gaf, geeft aan dat dit zeker niet altijd het geval is, maar regelmatig wel. De meerwaarde om deze uitwisseling onder de Wegiz te brengen — de medische brieven in dit geval — wil ik in eerste instantie echt aan het veld laten. We nemen deze gegevensuitwisseling graag mee in overleg met het veld bij de herhaalde herziening van de Meerjarenagenda Wegiz. Dit betekent ook dat er een kwaliteitsstandaard tot stand moet worden gebracht. Naar aanleiding van de oproep van de heer Van der Voort zal ik met het veld overleggen over de mogelijkheid voor én deze kwaliteitsstandaard én het prioriteren van medische brieven. Ik zal dat in de loop van dit jaar terugkoppelen.

De heer Van der Voort (D66):

Ik ben heel blij dat de minister dit punt wil oppakken en met het veld in gesprek wil gaan. Hoe is dan de positie van het Zorginstituut Nederland daarbij? Want dat heeft ook een rol bij het opstellen van de meerjarenagenda.

Minister Kuipers:

Dat klopt. Het Zorginstituut Nederland speelt een belangrijke rol bij het tot stand komen van die kwaliteitsstandaard. Dit betekent eerst een overleg met het veld. Ziet men hier de mogelijkheden en wordt dit breder gedeeld? Dan wordt gekeken naar mogelijkheden om die medische brieven op een bepaalde manier te standaardiseren, wat eens te meer nodig is als we uiteindelijk tot een spoor 2-aanwijzing willen komen.

De heer Van der Voort (D66):

Het is inderdaad zo dat spoor 2 het meest optimaal is. In de tussentijd zou je ter overbrugging spoor 1 kunnen aangaan. Of ziet de minister dat anders?

Minister Kuipers:

Dat kan. Laat ik daar even niet vooruitlopen. Ik heb gezegd dat ik eerst met het veld wil overleggen. We hebben al een aantal zaken op de meerjarenagenda staan. De acute zorg en de overdracht in het kader van acute zorg vormen een aanvullend punt. Ik wil er nog graag op terugkomen of de medische brief, al dan niet via een bepaalde kwaliteitsstandaard, daar ook bij hoort.

De heer Van der Voort (D66):

Maar dan toch even voor mijn helderheid. Dan begrijp ik dat het een toezegging is dat de minister met het veld gaat overleggen of het veld in staat is een kwaliteitsstandaard op te stellen voor de medische brieven en het gebruik en de uitwisseling ervan, die kan dan worden opgenomen in de Meerjarenagenda Wegiz. Is dat wat er moet gebeuren?

Minister Kuipers:

Ja, en nog een stapje ervoor. De heer Van der Voort heeft het over de vraag of het veld tot een kwaliteitsstandaard kan komen. Ik wil eerst één stap daarvoor met het veld in overleg over de vraag of zij delen dat de medische brief nu op deze meerjarenagenda moet worden opgenomen.

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 25

De heer Van der Voort (D66):

Het zal de minister niet verbazen dat ik toch nog even terugkom op de medische brieven. Ik ben heel blij dat er een toezegging is om met het veld in gesprek te gaan. Ik ben nog niet helemaal overtuigd of dat gesprek een open gesprek is en of het ook werkelijk de intentie van de minister is om te zorgen dat die brieven beschikbaar komen, want dat is natuurlijk het uiteindelijke doel. Juist die synthese die artsen maken over het diagnostisch en therapeutisch traject die in de brieven gemeld zijn, is toch van cruciaal belang om de continuïteit van zorg te borgen. Bijvoorbeeld PA-uitslagen, scopieverslagen, waar de minister zelf in zijn vorige bestaan natuurlijk ook duizenden van gemaakt heeft, zijn ook nog niet opgenomen in die meerjarenagenda, maar die zijn wel vermeld in die medische brieven. Je slaat er een goede slag mee als die brieven wel beschikbaar zijn. Ik wil in tweede termijn graag van de minister horen of hij die gesprekken daadwerkelijk ingaat met de intentie om dat op de kortst mogelijke termijn te regelen. Als dat zo is, dan is de motie die wij voorbereid hadden niet nodig. Die zal ik dus nog even in de zak houden.

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 28

Minister Kuipers:

Allereerst ga ik in op een aantal vragen, te beginnen met de vraag van de heer Van der Voort: met welke intentie gaat de minister het gesprek aan met betrekking tot het opnemen van medische brieven als een spoor? Ik zal de nadrukkelijke wens van uw Kamer meenemen in de gesprekken met het veld en het Zorginstituut. Ik zoek even naar de termen die de heer Van der Voort gebruikte; met "een positieve insteek" was het ongeveer. Dat zal ik zeker doen, maar dat vraagt zoals aangegeven vervolgens wel iets van het veld, bijvoorbeeld het opstellen van een kwaliteitsstandaard en die gebruiken. Het zal duidelijk zijn dat medische brieven een cruciale schakel in het zorgproces zijn. Dat erken ik.


Brondocumenten


Historie