Rappelabele toezeggingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Rappel maart 2024)



Dit is het rappel tot 02-01-24.

 




Toezegging Toezending conceptversie richtlijn (22.112 / 31.544, CK) (T01237)

De staatssecretaris voor Europese Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een verzoek van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koningin, toe dat, wanneer het richtlijnvoorstel in de besluitvormende fase komt, het kabinet voorafgaande aan de desbetreffende Raad de definitieve (concept)versie van de richtlijn aan de Eerste Kamer opstuurt.


Kerngegevens

Nummer T01237
Status openstaand
Datum toezegging 17 april 2010
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie overig
Onderwerpen discriminatie
gelijke behandeling
richtlijnen
Kamerstukken Europees voorstel voor richtlijn gelijke behandeling (31.544)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie (22.112)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2008/09, 22 112 / 31 544, CK, p. 2:

De commissie verzoekt de regering de definitieve versie van de richtlijn waarover in de Raad besluitvorming moet plaatsvinden ruimschoots voorafgaand aan de desbetreffende Raad aan de Kamer te doen toekomen opdat nog de mogelijkheid van een (nader) overleg bestaat.

Kamerstukken I 2008/09, 22 112 / 31 544, CK, p. 3:

Wanneer het richtlijnvoorstel in de besluitvormende fase komt, zal het kabinet – zodra de betreffende stukken beschikbaar zijn – voorafgaande aan de desbetreffende Raad de definitieve (concept)versie van bovengenoemde richtlijn aan u doen toekomen.

Zie voor meer informatie ook Edossier E080071


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ratificatie Conventie 108+ (35.242) (T03247)

De Minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Dittrich (D66) en Nicolaï (PvdD), toe Conventie 108+ te ratificeren en het Rijkswetsvoorstel daartoe na het zomerreces in te dienen.


Kerngegevens

Nummer T03247
Status voldaan
Datum toezegging 8 juni 2021
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
prof. mr. P. Nicolaï (PvdD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Conventie 108+
rijkswetten
wetsvoorstellen
Kamerstukken Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (35.242)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 40, item 3, blz. 3.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter. Los van de vraag of de uitspraak in de Big Brother Watch-zaak met zich meebrengt dat aan toezichthouders doorzettingsmacht moet worden toekomen — een vraag waarover de door mij bedoelde deskundigencommissie zich ook zou kunnen buigen — hebben we ook nog de Europese Conventie 108+. Die conventie heeft Nederland nog niet geratificeerd. Kan de minister bevestigen dat de regering gaat voorstellen aan het parlement om Conventie 108+ te ratificeren en op welke termijn kan dat worden verwacht?

Handelingen I 2020-2021, nr. 40, item 8, blz. 8.

De heer Dittrich (D66):

Begrijp ik dan goed dat de ratificatie van 108+ meegenomen wordt in de analyse van hoe het met de recente jurisprudentie is? En de tweede vraag is, daaraan gekoppeld: wanneer kunnen we de ratificatie verwachten?

Minister Ollongren:

Het is heel goed dat de heer Dittrich mij daaraan herinnert, want die vraag moest ik ook nog beantwoorden. We zijn inderdaad gewoon voornemens om het verdrag te ratificeren. Het is een voorstel voor een goedkeuringswet en we zijn er ook al heel ver mee. Die wet had er eigenlijk ook al kunnen zijn, maar het wordt een rijkswet. Dat hadden we aanvankelijk niet gedacht, maar we hebben er toch voor gekozen om er een rijkswet van te maken. Dat betekent dat die goedkeuring moet hebben in het hele Koninkrijk en dat heeft het wat vertraagd. De planning is nu dat we het op de agenda hebben in de eerste Rijksministerraad na het zomerreces. Dat betekent dat de indiening van het wetsvoorstel en de ratificatie dus na de zomer zullen zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Met de landen te bespreken dat in het Caribisch deel van het Koninkrijk de mogelijkheid wordt geboden tot het aangaan van een huwelijk tussen partners van gelijk geslacht en de Kamer daarover te informeren (35.570 IV) (T03273)

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe met de Caribische landen van het Koninkrijk te bespreken dat in het Caribisch deel van het Koninkrijk de mogelijkheid wordt geboden tot het aangaan van een huwelijk tussen partners van gelijk geslacht en de Kamer daarover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T03273
Status deels voldaan
Datum toezegging 6 april 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen homohuwelijken
Kamerstukken Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2021 (35.570 IV)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr.33, item 7, p.49

De heer Dittrich (D66)

Voorzitter, tot slot één ding dat ik niet heb kunnen bespreken. Wij hebben op 1 april hier — in Nederland bedoel ik — de openstelling van het huwelijk gevierd. Daar werden allerlei mensen geïnterviewd, ook van de eilanden. Die zeiden tegen ons: "Het is toch echt heel jammer dat wij, paren van gelijk geslacht, niet op Curaçao of Aruba kunnen trouwen. Wij moeten dan naar Bonaire, terwijl wij wel gelijke rechten willen hebben en daar ook recht op hebben volgens de uitspraak van de Hoge Raad." Dus mijn vraag aan de staatssecretaris is: welke invloed kan Nederland uitoefenen, zodat gelijke rechten ook echt gelijke rechten zullen zijn in heel het Koninkrijk?

Handelingen I 2020-2021, nr.33, item 7, p.54

Knops:

De heer Dittrich vroeg wat voor invloed Nederland kan uitoefenen om ervoor te zorgen dat gelijke rechten, in dit geval dat partners van gelijk geslacht kunnen trouwen, in heel het Koninkrijk gelijke rechten zijn. Ik ben bereid om dit punt met de landen te bespreken. Als ik daar nu meer info over had, had ik dat gezegd. Maar ik heb nu niet meer info dan dit, dus ik kom erop terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inventarisatie van het Rijksvastgoedbedrijf naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen (35.925 VII) (T03355)

De Minister van VRO zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe de Kamer medio 2022 te informeren over de inventarisatie van het Rijksvastgoedbedrijf naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen.


Kerngegevens

Nummer T03355
Status openstaand
Datum toezegging 21 december 2021
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden A.W.J.A. van Hattem (PVV)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inventarisatie
Rijksvastgoedbedrijf
statushouders
vergunninghouders
Kamerstukken Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 (35.925 VII)


Uit de stukken

Handelingen I 2021/22, nr. 12, item 4, blz. 3.

De heer Van Hattem (PVV):

Verder heeft het Rijksvastgoedbedrijf met het COA locaties in eigendom geïnventariseerd die met spoed gereedgemaakt kunnen worden voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders. Ook heeft het Rijksvastgoedbedrijf met het COA, het ministerie van Defensie, Aedes, de branchevereniging voor woningcorporaties, en commerciële partijen zoals Koninklijke Horeca Nederland en bouwbedrijven in bredere zin bestaand vastgoed geïnventariseerd dat eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door statushouders. Is de minister bereid om deze inventarisaties ook beschikbaar te stellen aan het parlement? Zijn de gemeenteraden waar deze ontwikkelingen voorzien zijn, aan de voorkant op de hoogte gebracht van deze plannen? Zo nee, waarom wordt de lokale democratie hierover niet geïnformeerd? Welke mogelijke rechtsmiddelen kunnen omwonenden nog inzetten tegen zo'n tijdelijke inzet voor huisvesting voor statushouders? Graag een reactie van de minister.

Handelingen I 2021/22, nr. 12, item 4, blz. 9.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik heb toch nog een openstaande vraag die niet beantwoord is door de minister. Ik overweeg in tweede termijn daarover een motie in te dienen als daar geen duidelijk antwoord op komt. Ik had gevraagd naar de inventarisatie die het Rijksvastgoedbedrijf, dat onder de portefeuille van deze minister valt, heeft gedaan naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen. Is de minister bereid om die inventarisatie te verstrekken? In hoeverre zijn de gemeenteraden van de betreffende gemeenten waar eventueel locaties voorzien zijn op de hoogte gesteld?

Minister Ollongren:

Excuses, die ben ik inderdaad vergeten. Het Rijksvastgoedbedrijf is nog volop bezig — dat doen ze in nauw overleg met de gemeenten — om geschikte locaties te vinden. Dat is een zorgvuldig proces en dat gaat ook echt in overleg met de gemeenten. Ik kan deze Kamer toezeggen dat zij daarover zal worden geïnformeerd, maar dat zal medio volgend jaar zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aansluitplan voor PLOOI (33.328/35.112) (T03360)

De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens, toe de Kamer, eind 2021 dan wel begin 2022, te informeren over het aansluitplan voor PLOOI en de verschillende organisaties daarbij.


Kerngegevens

Nummer T03360
Status deels voldaan
Datum toezegging 28 september 2021
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen aansluitplan
strategie
PLOOI
Kamerstukken Novelle Initiatiefvoorstel-Snels en Sneller Wet open overheid (35.112)
Initiatiefvoorstel-Snels en Sneller Wet open overheid (33.328)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 1, item 11, blz. 63

Mevrouw Gerkens (SP): Dank u wel, voorzitter. Dank voor de antwoorden van de drie personen daar, achter de tafel. Dank ook voor de toezegging dat er hard wordt gewerkt aan een aansluitstrategie. Mijn vraag aan de minister is of zij dat plan voor die aansluitstrategie of ten minste een brief daarover wil sturen naar deze Kamer wanneer deze fase is afgerond.

Handelingen I 2021-2022, nr. 1, item 11, blz. 69

Minister Ollongren:

Een aantal sprekers hebben geen vragen aan mij gesteld, maar ik heb wel goed naar hen geluisterd. Mevrouw Gerkens heeft wel een vraag gesteld. Ik zeg graag toe dat ik de Eerste Kamer zal informeren over het aansluitplan voor PLOOI en de verschillende organisaties daarbij. Ik heb gezegd dat we dat dit jaar afronden. Ik hoop dat het lukt om de Kamer nog dit jaar te informeren. Anders wordt het begin volgend jaar. Er wordt nu heel hard aan gewerkt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gefaseerde inwerkingtreding van de actieve openbaarmaking (33.328/35.112) (T03362)

De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe de Kamer te informeren over de gefaseerde inwerkingtreding van de actieve openbaarmaking.


Kerngegevens

Nummer T03362
Status deels voldaan
Datum toezegging 28 september 2021
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen actieve openbaarmaking
gefaseerde inwerkingtreding
Kamerstukken Novelle Initiatiefvoorstel-Snels en Sneller Wet open overheid (35.112)
Initiatiefvoorstel-Snels en Sneller Wet open overheid (33.328)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 1, item 11, blz. 49-50

De heer Backer (D66):

Even vanuit de wetgevingstechniek of het mechanisme. Er staat eigenlijk heel vaak dat er op enig tijdstip een deel van de wet alsnog in werking treedt. Nu begrijp ik uit de discussie dat er geen automatisme in zit. Ik heb het over de actieve openbaarmaking. Maar wat is nou het triggerpoint? Ik las bij de voorbereiding in de stukken dat de heer Van Weyenberg een keer over vier jaar sprak. Maar ik begrijp dat het niet aan tijd gebonden is. Het is veel meer functioneel gebonden: is men er klaar voor? Hoe werkt dat dan? Wie rapporteert er? Is dat de adviescommissie? Is het de minister die aan de Tweede Kamer rapporteert en zegt: nu zijn we zover? Ik wil er even iets meer gevoel voor krijgen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 1, item 11, blz. 50

Minister Ollongren:

Zoals ik het voor mij zie, maken we samen met de koepelorganisaties een plan. Daar zijn we al mee in overleg. Dat platform wordt tegelijkertijd doorontwikkeld. We hebben dan een plan en dan kunnen we gefaseerd afspreken wanneer wat in werking treedt, zoals het in de wet staat. Ik denk dat het meest logische is als de minister daarover rapporteert aan de Kamer, zodat de Kamer inzicht heeft in het plan en of het netjes op die manier wordt uitgevoerd. Ik meen dat er bij die gefaseerde inwerkingtreding iedere keer als er een volgende fase ingaat een KB hoort. Laat me dat nog even wetstechnisch checken. Dat lijkt me de manier om dit te doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren werking tijdelijke alternatieve maatregelen IMRO bij voortgangsrapportage (33.118/34.986) (T03420)

De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe de Kamer in de komende voortgangsrapportage te informeren over de werking van de tijdelijke alternatieve maatregelen IMRO op basis van de integrale ketentesten en daarbij ook in te gaan op de door het lid Nicolaï aangegeven praktijkvoorbeelden.


Kerngegevens

Nummer T03420
Status voldaan
Datum toezegging 28 juni 2022
Deadline 1 november 2022
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden prof. mr. P. Nicolaï (PvdD)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen praktijkvoorbeelden
voortgangsrapportage
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 15

De heer Nicolaï (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording, maar ik blijf toch even met een vraag zitten. Over die tijdelijke alternatieve maatregelen zei de minister dat

het allemaal al getest is, enzovoorts. Ik heb het niet over de techniek. Ik heb het niet over de ICT daarbij. Ik heb er toch nog een vraag over aan de minister. Omdat het systeem van de Omgevingswet anders is dan bij de huidige Wet ruimtelijke ordening, zeggen de mensen die met die tijdelijke alternatieve maatregelen moeten werken: "We kunnen wel de techniek gebruiken, maar als je het gaat invullen … Bouwvlakken zijn niet mogelijk. Functieaanduidingen zijn niet mogelijk. Bouwaanduidingen zijn niet mogelijk. Figuren zijn niet mogelijk. Alles moet worden gestopt onder gebiedsaanduiding." Ik heb de sheets gezien die dat inderdaad aantonen. Omzetten naar een omgevingsplan is niet mogelijk. Kortom, alles moet dan opnieuw als het DSO ooit gaat werken.

Mijn vraag is: kan de minister in een brief hierop ingaan? Het gaat er niet om of de ICT klopt. Het gaat erom dat gemeenten zeggen dat die tijdelijke alternatieve maatregelen onhanteerbaar zijn. Er was ook een gemeente — ik ga niet noemen welke — die zei: we stoppen met die tijdelijke alternatieve maatregelen. Daar wil ik graag nog een reactie

op.

Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 17

Minister De Jonge:

Ja, zeker. In de richting van de heer Nicolaï: helder moet zijn dat hij uitvoerig is getest. Het gaat niet alleen over de techniek. Hij wordt nu ook in de gebiedsontwikkeling

gebruikt, bijvoorbeeld als het gaat over gebiedsontwikkeling onder de Crisis- en herstelwet. We weten dat die techniek werkt en dat die in de praktijk werkt volgens het gedachtegoed waar ook de Omgevingswet op gebaseerd is. Dat brengt mij tot de opvatting: hij werkt, niet alleen technisch, maar ook qua uitwerking. En hij loopt natuurlijk mee in de

integrale ketentesten. Fase 1 is bijna afgerond en fase 2 komt eraan. Van de uitkomsten daarvan ga ik u in oktober op de hoogte stellen. Daarin zal ik uiteraard rapporteren

over de werking van die tijdelijke alternatieve maatregelen IMRO. U vroeg: mag ik een brief? Ja, graag, maar dat doe ik dan in de voortgangsrapportage, want dat kan ik dan

doen op basis van de integrale ketentesten. Dan kunnen we laten zien dat het werkt.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben blij dat de minister zegt dat er een brief over komt, maar ik heb aan de minister gevraagd om in te gaan op de voorbeelden die ik noemde. Als de minister dat kan toezeggen, zullen we het tegen die tijd behandelen, en niet nu.

Minister De Jonge:

Dat ga ik dan doen, want anders weet ik heel zeker dat ik ruw word onderbroken door uw voorzitter, terecht, denk ik dan. Overigens bent u natuurlijk gebeld door een gemeente

die dit heeft gezegd. Het klopt echt niet, dus misschien kunnen we buiten de uitzending even naam en rugnummer van die gemeente krijgen. Dan kunnen we even helpen en

ondersteunen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toesturen digitale werkagenda (36.200) (T03506)

De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Jorritsma-Lebbink (VVD), toe dat de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, mevrouw Van Huffelen, binnenkort de digitale werkagenda aan beide Kamers zal sturen.


Kerngegevens

Nummer T03506
Status deels voldaan
Datum toezegging 18 oktober 2022
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties
Kamerleden A. Jorritsma-Lebbink (VVD)
Commissie commissie voor Digitalisering (DIGI)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Digitale werkagenda
veiligheid
vrijheid van meningsuiting
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Opmerking

Op 4 november 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer

Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 4 item 4 – blz. 9.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

(…)

“Voorzitter. Ik kom hiermee op mijn eerste inhoudelijke punt. Het blijft gelukkig in dit huis nog redelijk binnen de perken, maar breder in de samenleving en zeker ook bij de collega's aan de Bezuidenhoutseweg is bedreiging en bijbehorende beveiliging aan de orde van de dag. Er is een verruwing gaande van het publieke debat, en met het risico dat het klinkt als "grootmoeder vertelt", moet ik toch constateren dat er met de komst van sociale media veel is veranderd op dat vlak. Veel goeds, maar het is ook een katalysator voor deze verruwing. Social media vergroten het kleine, maar ze steunen ook complottheorieën en fakenieuws. De eerste vraag die ik aan het kabinet zou willen stellen namens mijn fractie, is of het kabinet echt bereid is veel harder in Europa aan de bel te trekken om te bewerkstelligen dat we de anonimiteit terug gaan dringen op Twitter, Facebook, TikTok, Instagram et cetera. Want het publieke debat is een heel groot goed. De mogelijkheid om daarin meer mensen te betrekken, is echt fantastisch, maar mijns inziens is er echt geen enkele reden om dat geanonimiseerd te doen, helemaal niet als dat ertoe leidt dat anderen niet meer normaal over straat kunnen.

In het verlengde daarvan ben ik ook benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen het online gebiedsverbod. Het is een wat verwarrende term, maar dit werd geopperd na de ongeregeldheden met de boerendemonstraties. Hoe kunnen we mensen die online oproepen tot ellende op een bepaalde plek aanpakken? Via het strafrecht duurt dat veel te lang. Daar hebben burgemeesters inmiddels ervaring mee. Dan is het kwaad al geschied. De burgemeester van Utrecht heeft het al geprobeerd via het bestuursrecht, met een soort gebiedsverbod. Inmiddels wil ook de burgemeester van Amsterdam dat heel graag gaan hanteren. Is het kabinet van plan om het lokale bestuur daarin tegemoet te gaan komen met een wettelijke basis voor een dergelijk ingrijpen? Ik hoor daar graag een reactie op.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 4 item 12 – blz. 71.

Minister Rutte:

(…)

“Dan was er los van asiel, maar wel op het punt juridisch, de volgende vraag. Zou je in Europa niet veel harder aan de bel kunnen trekken wat betreft het terugdringen van de anonimiteit op bijvoorbeeld Twitter, TikTok, Instagram et cetera? Ik ben nu dus even weg van asiel. Dit is een heel ander thema, maar het valt wel onder juridisch. Ik denk dat het van belang is dat de anonimiteit op sociale media juridisch geborgd is. Dat is nou eenmaal zo. Dat geldt ook voor de veiligheid. Zou je dat willen veranderen, dan heb je wettelijke bevoegdheden en andere verantwoordelijkheden nodig. Dat zijn bijvoorbeeld bevoegdheden van opsporingsdiensten om op te treden tegen haatzaaien en verantwoordelijkheden bij platforms, onder andere op basis van EU- regelgeving, om content te modereren en zo nodig te verwijderen. Daar gebeurt natuurlijk wel heel erg veel.

Het gaat hier iedere keer om de balans tussen privacy en veiligheid. Maar het is niet zomaar mogelijk om te zeggen: je moet voortaan met vermelding van je naam en van wie je bent op sociale media actief zijn. Ook daar geldt dan weer dat als daar dingen zouden gebeuren die de aandacht van de opsporingsdiensten krijgen, er wel degelijk meer mogelijk is. Maar je kunt niet zonder meer persoonsgegevens van gebruikers registreren, verzamelen of verwerken, tenzij dat natuurlijk wenselijk is in het kader van de veiligheid, bijvoorbeeld als het gaat om haatzaaien.

Ik ben het eerlijk gezegd veel meer eens met de onderliggende boodschap van mevrouw Jorritsma. Dit is een beetje haar praktische voorstel. Maar onderliggend is ook mijn gedachte dat we in een mooi land leven. Mijn vraag aan Nederland zou zijn: laten we nou ook op sociale media een beetje op een fatsoenlijke manier met elkaar omgaan, met enige mildheid en enige humor. Dat zou al zo helpen. Soms gaat er allemaal zo grof aan toe, dat ik denk: wie denk je daar nou eigenlijk mee te bereiken, behalve een paar andere mensen die dat ook leuk vinden? Je zet je dan zo buiten de publieke discussie. Dat is zo weinig zinvol.”

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

“Ik bedoelde het toch een beetje serieuzer. Ik denk dat een deel van waar we nu mee zitten, dat politici bedreigd worden, dat allerlei mensen bedreigd worden, echt veroorzaakt wordt door de dynamiek die met anonimiteit op met name Twitter aan de orde is. Ik vind echt dat je moet weten wie de afzender is. Ik bedoel, het is makkelijk hoor: ik verwijder altijd al meteen alles waar een hondenkop op staat. Het is heel raar: waarom zou je op Twitter niet willen laten weten wie je bent? Ik heb ook gewoon mijn eigen naam op Twitter. Ik denk dat wij hier allemaal onze eigen naam gebruiken en niet een of andere fake naam. De verspreiders van fake news zijn zelf meestal ook fake. Overigens zijn dat ook vaak trollen. Die kun je op dit moment, als je er niks aan doet, helemaal niet achterhalen. Ik zou dus toch willen vragen of het kabinet daar ietsje serieuzer naar zou willen kijken.”

Minister Rutte:

“Ja. Mijn eerste indruk is ... Dat zullen we dan natuurlijk doen. Als er een kwestie is van haatzaaien of, laten we zeggen, wetovertredend gedrag, dan hebben opsporingsdiensten alle mogelijkheden om op te treden.

Twee. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de platforms zelf. Er is ook EU-regelgeving om ervoor te zorgen dat je als platform de inhoud in de gaten houdt en zo nodig verwijdert. Als mevrouw Jorritsma echt wetgeving zou willen die zegt dat je met naam en toenaam op social media moet, dan is mijn eerste informatie dat dat heel ingewikkeld is vanwege de twee grote belangen die dan met elkaar moeten worden gewogen. Dat zijn namelijk de privacy aan de ene kant en de veiligheid aan de andere kant.”

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

“Ik denk dat iemand de namen moet weten. Of je ze altijd helemaal op het account moet kunnen zien ... Maar nu weet in heel veel gevallen niemand wie de exacte afzender is, ook het platform niet. Mijn opvatting is dat dat niet meer zou moeten kunnen. Dat is de opvatting van mijn fractie. Nogmaals, ik vind dat er nu heel veel ellende voortvloeit uit dat feit, uit het feit dat niemand weet wie de afzender is. Het mooiste is natuurlijk dat je gewoon je naam erop zet. Als je dat niet durft omdat dat onveilig is voor je, dan moet ergens iemand weten dat jij de afzender bent.”

Minister Rutte:

“Dan komt nu mijn derde verzoek aan ambtelijk Algemene Zaken. Dat is om voordat ik in tweede termijn op de moties reageer, even één spaan dieper te kijken wat hier nog zou kunnen. Mijn eerste informatie is: ik wil geen verwachtingen wekken, want als het gaat om privacy versus veiligheid moeten echt verschillende grote juridische belangen met elkaar in balans gehouden worden. Maar deze aanvullende informatie gaan we nog even opnieuw wegen. We gaan kijken wat er kan.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 5 item 9 - blz. 24-25.

Minister Rutte:

(…)

“Voorzitter. Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Jorritsma. Dat is het derde en laatste blokje, namelijk overige vragen. Haar vraag was: zou je in Europa niet veel harder aan de bel kunnen trekken wat betreft het terugdringen van de anonimiteit door bijvoorbeeld Twitter, TikTok, Instagram et cetera? Dat is een terechte vraag, denk ik. Het is wel ingewikkeld en veelzijdig, zoals in de eerste termijn betoogd. Gebruikers gaan een civielrechtelijke overeenkomst aan als ze gebruikmaken van zo'n dienst op een online platform. Dat doen ze dan met zo'n platform. Het platform heeft met gebruikersvoorwaarden het recht om grenzen te stellen aan het soort content dat het toelaat. Maar zij hebben ook het recht om bepaalde eisen te stellen. Dat civielrechtelijke karakter is ook van toepassing op de eisen die ze stellen aan de anonimiteit. Uiteraard gaat de gebruiker daar dan mee akkoord. Dat is eigenlijk de juridische kant.

Als die voorwaarden niet in strijd zijn met de wet, dan kun je er als Nederlandse overheid heel lastig nadere voorwaarden aan stellen of dat nou wel of niet mag. Dat valt dan weer onder de vrijheid van ondernemerschap en de contractsvrijheid. Wij zouden het wel wenselijk vinden dat mensen anoniem kunnen zijn op sociale media indien zij dat wensen. Tegelijkertijd zouden wij het wenselijk vinden dat de veiligheid van gebruikers geborgd wordt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de gebruiker op sociale media te verifiëren, waarbij de gebruiker slechts delen van zijn identiteit prijsgeeft en daardoor toch anoniem kan zijn. Daarvoor zijn technieken beschikbaar. Het kabinet zou het een goede zaak vinden als socialemediaplatforms die gebruiken. Dit heeft betrekking op de sociale media.

Wat betreft het gehele internet is het natuurlijk belangrijk dat mensen op zich anoniem kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan journalisten in landen waar geen sprake is van vrije meningsuiting. Vaak wordt van een trade-off gesproken: óf we borgen de privacy óf we borgen de veiligheid. Dat moet op de een of andere manier natuurlijk geen trade-off zijn; dat moet op de een of andere manier met elkaar samengaan.

Wanneer het gaat om illegale content, moeten we met elkaar in staat zijn om socialemediaplatforms aan te spreken, zodat zij die verwijderen. De overheid werkt daarom ook samen met de sector. De sector is ook welwillend, merk ik overigens in de gesprekken die ik daarover heb gevoerd met de mensen die die gesprekken voeren; die voer ik niet zelf. Vanuit Europa is daarom ook een zelfregulering in gang gezet. Die is erop gericht illegale content na notificatie zo snel mogelijk te kunnen verwijderen. Dat doen we dus met de Europese Commissie en de sector om te kijken naar de effectiviteit van dit soort maatregelen en instrumenten.

De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, mevrouw Van Huffelen, zal binnenkort de digitale werkagenda aan beide Kamers sturen. Ook hierin zal het debat over die waardenspanning, dus tussen vrijheid van meningsuiting aan de ene kant en veiligheid aan de andere kant, verder worden gestimuleerd. Dat is misschien een eerste reactie op de vraag, maar u ziet ook dat het wel een zoektocht is. Het is wel een worsteling.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met VNG over participatiebeleid (33.118/34.986) (T03563)

De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe dat overleg met VNG zal plaatsvinden over de wijze waarop gemeenten het best kunnen worden gewezen op belang van participatiebeleid.


Kerngegevens

Nummer T03563
Status voldaan
Datum toezegging 7 maart 2023
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gemeenten
Omgevingswet
participatiebeleid
VNG
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 26

Mevrouw Moonen (D66):

“(…) Het is belangrijk dat we leven in een land waar mensen ook kunnen meepraten over hun leefomgeving en waar de overheden de stem van mensen ook echt serieus neemt. Voor de fractie van D66 zijn voor een succesvolle werking van de Omgevingswet ten minste zes zaken nog van heel groot belang. Ik ga daar ook toezeggingen over vragen. Ik begin waar we volgens mij moeten beginnen, namelijk bij de burger en bij participatie. Een aantal collega's spraken daar ook al over; de heer Verkerk sprak over participatie en mevrouw Kluit eveneens. Het idee van participatie is namelijk dat er een verschuiving plaatsvindt van juridische procedures achteraf naar betrokkenheid vooraf, maar om hieraan invulling te geven, is het volgens het Kennislab nodig dat er een preproductieomgeving komt. Mevrouw Fiers legde volgens mij de vinger op de zere plek toen ze antwoord gaf aan de heer Verkerk. Mevrouw Fiers vroeg of het nu wel beter wordt met die participatie. Volgens mij stelde zij die vraag terecht, want uit de positionpaper van het Kennislab blijkt dat het lastig is om die concepten te testen. Het Kennislab zegt eigenlijk dat een landelijke voorziening nodig is die het mogelijk maakt om concepten van besluiten te publiceren en onderwerp te laten zijn van participatie. Mijn vraag is dan ook of de minister kan toezeggen dat deze preproductieomgeving er komt, evenals die landelijke voorziening voor participatie. Participatie is voor D66 namelijk een heel belangrijk onderwerp. Dat was zij ook ten tijde van de invoering van de Omgevingswet. Ik heb daarover ook meerdere toezeggingen gekregen. Ik vind het heel belangrijk dat ook de motie-Nooren, waar wij coarchitect van waren, in de praktijk uitgevoerd kan worden.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 29

Mevrouw Moonen (D66):

“Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen twee gradaties. Enerzijds neem je het participatiebeleid op in je omgevingsvisie of omgevingsplan. Dat is verplicht door de motie-Nooren. Dat is één aspect. Dat is niet vrijblijvend. Ik heb net geciteerd wat we toen, met heel veel steun in deze Kamer, hebben geregeld voor de participatie. Ik vind het ook heel goed dat we dat hebben geregeld. Daarnaast — daar heb ik in mijn betoog veel aandacht voor gevraagd, want daar zit een deel van mijn zorg — moet je voorgenomen besluiten en kwesties kunnen agenderen en communiceren zodat burgers daadwerkelijk kunnen participeren. Daar stelde de heer Nicolaï terecht een vraag over. Burgers weten dan dat er een woonwijk wordt gebouwd of dat er een spoorlijn wordt aangelegd, en dat ze mee mogen doen in een vroege fase. Daarvoor heb je die preproductieomgeving nodig, ook in het digitale stelsel. Maar het Kennislab Omgevingswet schrijft dat die niet gereed is. Daarom heb ik daar een toezegging over gevraagd.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 61

Minister De Jonge:

“Ga ik de gemeenten nog een keer wijzen op het belang van een eigen participatiebeleid? Dat zeg ik graag toe. Ik ga met de VNG in overleg over de manier waarop ik dat het beste zou kunnen doen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tijdreizen opnieuw testen en problemen oplossen (33.118/34.986) (T03566)

De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA), toe dat tijdreizen bij IKT Fase 4 opnieuw getest zal worden en dat het probleem is opgelost voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.


Kerngegevens

Nummer T03566
Status voldaan
Datum toezegging 7 maart 2023
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Digitaal Stelsel Omgevingswet
Omgevingswet
tijdreizen
IKT
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 7

De heer Rietkerk (CDA):

(…)

“Dan constateren wij ook dat er bij IKT-3 nog bevindingen waren op het gebied van tijdreizen. De basis van het tijdreizen werkt goed en dat is ook al eerder aangetoond. Maar er is gebleken dat niet alle informatiekundige objecten in de content even goed tijdreisbaar waren. Mijn vraag aan de minister is: wanneer is dit probleem opgelost? Kan de minister toezeggen dat in het kader van IKT-4 dit opnieuw kan worden getest en dat dit probleem is opgelost voor inwerkingtreding?”

(…)

De heer Rietkerk (CDA):

“Nee, want ik heb een toezegging gevraagd over IKT-4 als het gaat om tijdreisbaarheid. Ik heb gevraagd het probleem dat daarbij gesignaleerd is op te lossen en dat mee te nemen in die test. Ik heb gevraagd dit probleem op te lossen voor de inwerkingtreding. Daar wil ik van de minister een toezegging op.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 29

Minister De Jonge:

(…)

“Dan het tijdreizen. Daar is een aantal vragen over gesteld. Tijdreizen is een functionaliteit waarmee teruggekeken kan worden in de viewers van het DSO welk besluit wanneer waar van kracht was. Hoe zag bijvoorbeeld het omgevingsplan er op een bepaald adres zes maanden geleden uit? De functie tijdreizen zoals die nu in het DSO zit, voldoet aan de afspraken uit het bestuursakkoord van 2015. Ik denk dat dat belangrijk is. In de positionpaper van de Raad voor de rechtspraak van 22 februari 2023 is bevestigd dat de betreffende functionaliteit door de rechtspraak is getest en dat die functie voldoet aan de randvoorwaarden die destijds zijn gesteld. De Raad van State sluit zich op dit punt aan bij de Raad voor de rechtspraak. Het feit dat het DSO en dus die viewer voldoen aan die randvoorwaarden, betekent overigens niet dat er geen verbeteringen mogelijk zijn in het resultaat van dat tijdreizen in de viewerdocumenten op de kaart. Die verbeteringen zitten niet zozeer in het tijdreizen zelf, maar meer in de weergave. We gaan dan wel erg ver de techniek in, maar we willen die verbeteringen nog wel verwerken, omdat de Raad van State en ook de Raad voor de rechtspraak zeggen dat het verstandig is om dat te doen. Die verbeteringen zullen worden verwerkt en ze zullen worden getest in IKT-4, ook met de begeleidingsgroep.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief negatieve signalen opdracht tot compenseren IMG en NCG (35.603/36.094) (T03598)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat hij na zal gaan of de opdracht tot compenseren van het Nationaal Coördinator Groningen (IMG) en Nationaal Coördinator Groningen (NCG) soms een probleem veroorzaakt. Er lijken signalen te zijn dat schadevergoedingen soms leiden tot het verliezen van toeslagen, en het kent mogelijk ook een relatie met eventuele aflossing van coronaschulden door bedrijven. De staatssecretaris zal een brief sturen, of het in de kabinetsreactie op de enquêtecommissie bespreken.


Kerngegevens

Nummer T03598
Status voldaan
Datum toezegging 11 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) staatssecretaris Herstel Groningen
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Groningen
Instituut Mijnbouwschade Groningen
Nationaal Coördinator Groningen
schaderegeling
Kamerstukken Novelle verbetering uitvoerbaarheid (36.094)
Versterking gebouwen in de provincie Groningen (35.603)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 2-3

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

“Dan de financiële aandachtspunten. Onze fracties hebben meerdere partijen gesproken die vrezen dat mensen in de problemen komen als gevolg van deze wet. Dat heeft te maken met het in één keer uitbetalen van een bijdrage. Mensen krijgen dan in één keer een groot bedrag op hun rekening. Zij vrezen toeslagenachtige fuiken. Ik heb twee voorbeelden. Iemand krijgt bijvoorbeeld een bedrag uitgekeerd en daarmee overschrijdt zijn inkomen de toeslagennormen van verschillende toeslagen. Hij verliest als gevolg daarvan deze toeslagen. Een ander voorbeeld: een ondernemer moet drie maanden zijn pand uit omdat dat gerenoveerd moet worden. Deze ondernemer heeft ook uitgestelde belastingbetalingen waarmee hij moeite heeft als gevolg van corona. Ook hij krijgt dit bedrag op zijn rekening gestort, waarna de Belastingdienst langskomt en dit meeneemt. Op papier lijken hier wel oplossingen voor te zijn, omdat er achteraf betaald kan worden. Dat betekent echter dat deze ondernemer geen inkomen heeft. De NCG merkt dat mensen in dit soort situaties de consequenties vaak niet goed kunnen overzien. Kan de staatssecretaris aangeven welke mogelijkheden hij ziet om te voorkomen dat de extra gelden die worden overgemaakt impact hebben op de toeslagenpositie, de uitkeringssituatie of de inkomenssituatie van mensen? Kan hij bijvoorbeeld toezeggen dat de Belastingdienst geen claims laat leggen op bedragen die bedoeld zijn voor schadeherstel of versterking dan wel compensatie van gerelateerde kosten?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 16

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“Mevrouw Kluit van GroenLinks vroeg hoe het zit met schadevergoedingen en het verliezen van toeslagen, en ook de relatie met eventuele aflossing van coronaschulden door bedrijven. We kunnen niet aan de Belastingdienst vragen om een uitzondering te maken, want dat is te ingewikkeld. Ik heb dat in een vorig leven ook gedaan. Dat is ingewikkelde materie. Wat je wel kunt doen, is het IMG en de NCG vragen om gewoon daarna te compenseren. Die opdracht hebben ze in principe. Maar ik vertrouw dit niet helemaal. U heeft blijkbaar signalen dat dit soms een probleem is. Ik ga die signalen na en ik zal daarover later rapporteren aan de Kamer, als mevrouw Kluit dat een goed idee vindt.”

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

“Dat vindt ze, want ze snapt dat dit complexe materie is. Het komt inderdaad uit de uitvoeringsorganisaties. Ik ga ervan uit dat die goed weten wat de problemen zijn. Op welke termijn denkt de staatssecretaris dat dit mogelijk is?”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Dat zou binnen een maand moeten kunnen. Ik moet dat gewoon even navragen en dan maak ik een briefje. Als het echt een probleem is, kan ik dat zelfs nog meenemen in de kabinetsreactie op het enquêterapport. Dat komt binnen een maand, ongeveer.”

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

“Ja, dank.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprekken coördinatiebesluit (35.603/36.094) (T03601)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat hij in gesprek zal treden met de NCG, gemeenten en vertegenwoordigers van bewoners om te kijken of de coördinatiebepaling een probleem oplevert en hoe dit kan worden opgelost. Hier wordt de provincie bij betrokken.


Kerngegevens

Nummer T03601
Status openstaand
Datum toezegging 11 april 2023
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) staatssecretaris Herstel Groningen
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gaswinning
Groningen
Nationaal Coördinator Groningen
Omgevingswet
Kamerstukken Novelle verbetering uitvoerbaarheid (36.094)
Versterking gebouwen in de provincie Groningen (35.603)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 2.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

“De staatssecretaris heeft hierin de afgelopen periode al het voortouw genomen en dat siert hem oprecht, al zijn we er, gezien de voorbeelden die ik net noemde, blijkbaar nog niet. Want na alle behartenswaardige woorden over het luisteren naar Groningers en met name de lange ontwikkeltijd van de novelle riep het bij onze fractie toch wel wat verbazing op dat de regio aangeeft niet zo goed uit de voeten te kunnen met de coördinatiebepaling. Sterker nog, ze vinden die onwerkbaar. De bepaling, die op 1 januari in werking moet treden en de coördinatie van samenhangende besluiten regelt, betekent in de praktijk een enorme bureaucratisering, aldus partijen als de provincie en de NCG. De regio stelt dat die bepaling de bestaande samenwerking onwenselijk doorkruist en zelfs dat die zou moeten komen te vervallen. Kan de staatssecretaris vertellen hoe hij hiermee wil omgaan? Is hij bereid om, na overleg met de regio, bijvoorbeeld voor de zomer met een nieuw voorstel te komen dat wel de steun van de regio heeft en niet de nadelen die men daar ziet? Is hij wellicht bereid om de coördinatiebepaling op te schorten tot er een werkbaar alternatief is? Graag een reactie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 12-13.

De heer Atsma (CDA):

(…)

“Voorzitter. Dan een ander punt met betrekking tot de wet die nu voorligt. Dat heeft te maken met een recent aangenomen wet, namelijk de wet die betrekking heeft op wat collega Kluit van GroenLinks eerder naar voren bracht: de Omgevingswet stelt dat er sprake moet zijn van een coördinatiebepaling en een coördinatieregeling. Die is met alle goede bedoelingen in het leven geroepen, juist om het voor mensen en bedrijven makkelijker te maken, doordat ze maar bij één loket hoeven aan te kloppen en niet met ingewikkelde procedures van verschillende overheden geconfronteerd worden. Echter, nu zegt de provincie Groningen: "het is prachtig dat de Omgevingswet er is, maar zou het niet dienstig zijn om daar toch nog eens kritisch naar te kijken, omdat én de betrokken provincie — in dit geval Groningen — én de regio, de verschillende gemeenten en/of de waterschappen die in het gebied actief zijn, er niet om hebben gevraagd". Als je nu kijkt naar de positie van de gedupeerden, zou het best eens zo kunnen zijn dat de Omgevingswet en de coördinatiebepaling die daarin is verwoord, tot een onnodige vertraging leidt en tot nieuwe frustraties bij gedupeerden. Ik zeg dit ook in de richting van de heer Vos, want anders hadden we het wellicht nu niet geweten en is het dus misschien toch goed dat het hier nog even op tafel is gelegd. Dus de vraag van onze kant richting de staatssecretaris is of hij zou kunnen aangeven of die coördinatiebepaling voor dit specifieke geval wellicht buiten werking zou kunnen worden gesteld. En als dit niet kan, moet dit misschien via wetgeving worden georganiseerd. Ik kan me voorstellen dat, kijkend naar het argument dat de provincie Groningen in onze richting hanteert, die urgentie breed wordt gevoeld, zowel aan gene zijde als aan deze zijde. Desnoods zouden we dat via een motie aan de Kamer willen voorleggen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 24.

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“De coördinatiebepaling regelt dat de vergunningverlening tegelijkertijd met het versterkingsbesluit wordt voorbereid. Hiermee wordt geborgd dat de eigenaar alleen met de NCG te maken heeft en niet ook nog een keer met de gemeente. Maar ik hoor ook dezelfde signalen, dus wat ik mevrouw Kluit wil toezeggen, is dat ik in overleg ga met de NCG, gemeenten en vertegenwoordigers van bewoners om te kijken of dit echt een probleem is en of ik dat eventueel op een andere manier kan borgen. Dat kan ik dus toezeggen.”

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

“Dat is hartstikke mooi. Ik denk ook aan de heer Atsma, die daar ook naar gevraagd heeft. En misschien kan ook de provincie daarbij betrokken worden, want met name de provincie maakt zich hier heel druk over.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Dat zal ik graag doen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kijken naar mogelijke uitzondering ondertekenen akte van cessie (35.603/36.094) (T03602)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat in de kabinetsreactie, en anders in komende weken, gekeken wordt naar een mogelijke uitzondering in individuele gevallen op de verplichting om een akte van cessie te tekenen.


Kerngegevens

Nummer T03602
Status openstaand
Datum toezegging 11 april 2023
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) staatssecretaris Herstel Groningen
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gaswinning
Groningen
procederen
versterking
Kamerstukken Novelle verbetering uitvoerbaarheid (36.094)
Versterking gebouwen in de provincie Groningen (35.603)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 2.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

“Dan ga ik op twee punten wat meer in detail in: de akte van cessie en de fiscale, financiële impact van de operatie. Allereerst die akte van cessie. Het is voor onze fracties best wel duidelijk waarom een akte van cessie nodig is. Tegelijkertijd horen wij in het gebied grote zorgen hierover. Het gaat niet zozeer om de juridische onderbouwing ervan, maar met name over de emotionele onderbouwing. Immers, stel dat je tien jaar tegen de NAM en de overheid hebt geprocedeerd en dat je geprobeerd hebt om daar erkenning voor te krijgen, terwijl tegelijkertijd de overheid jarenlang niet een betrouwbare partner voor jou is geweest. Dan is het voor sommige mensen heel moeilijk om afscheid te nemen van een claim op de NAM. De NCG verwacht aanzienlijke problemen in de voortgang hierdoor. Niet vanwege de juridische helderheid, maar juist vanwege die emotionele impact. Wij vragen ons af: kan dit nou niet anders? Is het nou niet mogelijk om in één keer voor al die betrokkenen in het gebied standaard de claim op de NAM over te nemen, waarbij een individuele burger desgewenst kan aangeven dat deze hem wil behouden? Dan hoeft niet iedereen individueel afscheid te nemen. Graag een antwoord.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 24.

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“Ik denk dat ik een heel eind ben. Ik moet nog iets zeggen over de akte van cessie. Mevrouw Kluit stelde voor om generiek alle vorderingen op de NAM over te dragen op de Staat. Je kunt je afvragen of je dat wilt. Er zijn misschien bewoners die dat niet willen. Ik ga kijken — ik ben bereid om dat toe te zeggen — of er ruimte is om in individuele gevallen een uitzondering te maken op de verplichting om een akte van cessie te tekenen. Zo zouden we het kunnen proberen te doen. Het kan zijn dat dat wettelijk geregeld moet worden. Ik hoop het niet, maar daar moet ik naar kijken.”

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

“Als ik het goed begrijp, zegt de staatssecretaris om het om te keren, dus om generiek te zeggen: we nemen afscheid, en als u het wil behouden, kan dat.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ik moet me hier echt even in verdiepen en daarover gaan praten.”

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

‘Dat snap ik. Heeft de staatssecretaris enig idee hoelang dit nadenken duurt?”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ik denk heel kort. Het liefst neem ik al deze dingen straks mee in de kabinetsreactie, want anders blijven we aan de gang. Het is eigenlijk de bedoeling dat dit de komende weken gebeurt.”

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

“Oké. Dan wacht ik nog even.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Versterking van de Awb ten aanzien van kenbaarheid en motivering bij AI-gebruik en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen (CXLVII) (T03670)

De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe dat de kenbaarheid en motivering van AI-gebruik binnen de Awb versterkt wordt en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T03670
Status openstaand
Datum toezegging 21 maart 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties
Kamerleden mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Digitalisering (DIGI)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Algemene wet bestuursrecht
artificiële intelligentie
AI-gebruik
Kamerstukken Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 26

Staatssecretaris Van Huffelen:

(…)

“Verder vroeg mevrouw Veldhoen of de Algemene wet bestuursrecht zou moeten worden versterkt door te verplichten dat in besluiten moet worden aangegeven dat er gebruik is gemaakt van een algoritme om tot besluitvorming te komen. Zij noemde ook nog een aantal andere elementen. Zij noemde daarbij ook de voorbeelden van Frankrijk en België. Belangrijk is dat algoritmische besluitvorming nu ook al wordt genormeerd door de Algemene wet bestuursrecht en dat daarbij ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur aan de orde zijn. Op dit moment echter wordt door de minister van BZK en de minister voor Rechtsbescherming in het kader van het wetsvoorstel Wet versterking waarborgfunctie Awb onderzocht of er nog aanvullende waarborgen rondom algoritmische besluitvorming wenselijk zijn. Momenteel kijken we daarnaar. We hebben dat nog niet afgerond.

Eén van de varianten die wij echt willen bekijken, is inderdaad het als overheid vermelden van die algoritmische besluitvorming. Natuurlijk moeten wij er ook voor zorgen dat bij besluiten door de overheid op begrijpelijke wijze wordt vermeld hoe zo'n besluit tot stand is gekomen. Er zit dus een algemene component aan — hoe beoordelen wij bij DUO de studieleningen? — maar er zit ook een specifieke component aan. Die gaat er meer over: waarom is het in uw geval zo dat u wel of niet in aanmerking bent gekomen voor een bepaalde toeslag, uitkering of studielening?

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

“Ik heb nog even een aanvullende vraag. Ik heb ook het voorbeeld van Frankrijk genoemd. Daar verliest een beschikking haar geldigheid als niet aan die voorwaarden wordt voldaan. Wordt dat ook meegenomen in dat gesprek?”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Ik zou dat zeker wel in het gesprek willen meenemen. Ik vind dat zelf best een lastig punt, want als het besluit gewoon goed genomen is, is het gek als dat ineens niet meer zou gelden. Ik vind dat een lastig thema, maar ik wil zeker goed naar die wetgeving kijken.

We zijn bezig om de Awb te versterken. Transparantie en inzichtelijkheid zijn daarbij belangrijk. Vooral is het voor een burger of een bedrijf belangrijk om goed kunnen vol- gen: waarom is een besluit genomen en kan ik begrijpen waarom dat besluit zo is uitgevallen? Dat is natuurlijk een heel belangrijke factor. Ik zal dus vragen om dit mee te nemen. Ik kijk zelf ook mee. Of dat ertoe leidt dat we ook dat besluit zullen nemen? Het antwoord daarop moeten we nog even openhouden. Maar uiteraard komt die wet ook weer bij u, dus dan kunnen we dat debat eventueel verder voeren.”

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

“Dank u wel.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 31

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

(…)

“Ja, ik zal het kort houden. Even terug naar het vorige punt, de aanpassing van de Awb. Ik begrijp van de staatssecretaris dat die nu in consulatie is en dat dit daarin wordt mee- genomen. Wat wordt daar dan precies in meegenomen? Is dat inderdaad de motivering zoals ik die heb aangegeven in mijn bijdrage, namelijk dat het gebruik zelf, dus de aard, de data en de analyse die plaatsvindt, wordt meegenomen in de Awb? Voor zover ik heb gezien, zat dat namelijk niet in de weergave die in de brief van de staatssecretaris van 17 februari staat.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Misschien even voor de scherpte. We zijn bezig met het ontwerpen van een aanvulling op de Awb. Die is niet in consultatie, maar in preconsultatie; die is dus nog in een heel vroegtijdig stadium. Ik heb aangegeven, ook in de gesprekken, in het debat, dat ik daarover met u had, dat we gaan kijken hoe de algoritmische besluitvorming daarin een rol moet spelen. De waarborgfunctie van de Awb, dus het feit dat besluiten helder en begrijpelijk moeten zijn, willen we daarin meenemen. Ik heb toegezegd dat we daarvoor ook zullen kijken naar wat er in de Franse wetgeving staat, om te bezien of we daarvan kunnen leren. Nogmaals, ik voegde daaraan toe dat het ook gaat om het thema van het persoonlijk contact, omdat dat ook een relevante factor is in dit soort besluitvorming. Als een burger niet begrijpt waarom een bepaald besluit is genomen, moet hij met een mens, en niet alleen tegen een apparaat, kunnen praten over een toelichting, uitleg of dat soort dingen. Maar we zijn in het kader van dit wetsvoorstel hiermee nog aan het werk.”

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

“Helder. Het ging mij inderdaad om de consultatie, maar het is de preconsultatie.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“Ja. We zijn nog niet aan de consultatie toe op dit moment. Wij gaan overigens gebruikmaken van een heleboel input van experts, en dus ook van voorbeelden uit het buitenland.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 43

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

(…)

“Ik ben blij met de toezegging voor versterking van de ondersteuning van de rechtspraak en voor versterking van de Awb ten aanzien van kenbaarheid en motivering ten aanzien van AI-gebruik en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen. Ook ben ik blij met de toezegging ten aanzien van de publicatie van de mensenrechtentoetsen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst te vragen om een lijst met mogelijke maatregelen Caribisch Nederland op belastinggebied (36.200 IV) (T03671)

De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Jorritsma-Lebbink (VVD), toe dat zij aan de staatssecretaris Fiscaliteit zal vragen om een overzicht te maken met mogelijke maatregelen voor Caribisch Nederland, waarbij het voorstel tot het maken van één uitgebalanceerd pakket zal worden meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T03671
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties
Kamerleden A. Jorritsma-Lebbink (VVD)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen BES
Caribisch Nederland
fiscaliteit
Kamerstukken Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2023 (36.200 IV)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2022/23, 36 200 IV, R, p3.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

(…)

“Ik maak nog een paar opmerkingen over de BES. Naast over de armoedebestrijding in directe zin heb ik ontzettend nagedacht over hoe we nou verder moeten. We hebben er natuurlijk ooit voor gekozen om heel veel wetgeving die in Nederland wel van toepassing is, vooralsnog niet op de BES-eilanden van toepassing te laten zijn. Wordt het niet tijd dat we eens wat fundamenteler gaan kijken of er niet meer wetgeving aan beide kanten van de oceaan geldig zou kunnen zijn? Ik vind het zelf nogal raar dat er op de eilanden geen winstbelasting wordt geheven. Dat vind ik best een beetje raar. Tegelijkertijd vraag ik me het volgende af. Als dadelijk blijkt dat het nodig is dat het minimumloon behoorlijk omhooggaat om de armoede werkelijk te bestrijden, zeker op Bonaire, dan kan je je ook afvragen of je niet een keer moet gaan kijken of je niet nog meer harmonisaties kunt maken. Waarom houden we dan nog een aparte AOV in stand? Moeten we er niet over nadenken om die op termijn ook gelijk te trekken? Misschien moet die commissie dat doen. Misschien is het wel een leuke taak voor de commissie om eens te kijken hoe je een gebalanceerd pakket van zuur en zoet -- zuur is betalen en zoet is krijgen -- in de fiscale sfeer zou kunnen maken. Overigens hebben we een staatssecretaris met veel ervaring op de Cariben. Die heeft zelf misschien ook wel ideeën over hoe we dit goed kunnen aanpakken. Ik heb zelf het gevoel dat we daarnaartoe zouden moeten groeien, al was het maar vanwege het beeld dat ik heb, zeker van Bonaire. Misschien ligt het iets anders op Sint-Eustatius en Saba, maar de sociaal-economische situatie op die eilanden verschilt op zich niet zo heel veel van Nederland. Je kan je afvragen of we er dan niet ook een beetje op dezelfde manier naar moeten kijken.”

Kamerstukken I 2022/23, 36 200 IV, R, p.17.

Staatssecretaris Van Huffelen:

(…)

“Dan vroeg mevrouw Jorritsma over het thema van de wetgeving, breder dan de WolBES of FinBES: kunnen we er niet voor zorgen dat er nog veel meer uniformiteit komt in de wet- en regelgeving? We hebben natuurlijk het principe van "comply or explain", dat we nu echt willen invullen. Dat betekent dat we een inventarisatie hebben gemaakt om het principe van de legislatieve terughoudendheid, zoals dat heette, los te laten. We hebben dus sowieso gezegd dat bij alle nieuwe beleidsontwerpen of nieuwe wetgeving letterlijk moet worden nagekeken of die ook gelden voor Caribisch Nederland, maar we hebben ook een inhaalslag te maken met wetten die vanaf 2010 zijn aangenomen, maar nooit voor de BES zijn ingevoerd. Daar hebben we een lijst, een overzicht, van gemaakt. Dat overzicht hebben we ook naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarop staat prioritaire wetgeving om achterstanden in te halen. Dat lijstje zouden we ook u kunnen toesturen. Daar willen we mee aan de slag. Ook dat zal natuurlijk tijd kosten, maar dat lijstje hebben we in ieder geval gemaakt om ervoor te zorgen dat we die wetgeving kunnen aanpassen.”

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

“Ik heb met name geduid op de fiscaliteiten, waar volgens mij nog veel meer mogelijk zou zijn. Daarnaast hebben we dan de voorzieningen. Ik zeg altijd maar: het is zoet en zuur, wat de overheid int en wat de overheid uitgaat. Ik hoop dat we daar nog eens een pakketje van kunnen maken waarmee we nog iets meer balans kunnen krijgen.”

Staatssecretaris Van Huffelen:

“We zouden moeten navragen welke concrete voorstellen er nu zijn, maar in december heeft de staatssecretaris Fiscaliteit een ronde langs de BES-eilanden gemaakt om een inventarisatie te maken. Een van de thema's die hij opnieuw heeft opgehaald, is de dubbele betaling van invoerrechten. Als je bijvoorbeeld iets invoert naar Curaçao betaal je daar en vervolgens betaal je op Bonaire een tweede keer. Zo zijn er een aantal thema's waarvan de staatssecretaris een pakket wil maken om mee aan de slag te gaan. Ik kan hem vragen om nog even voor u op een rijtje te zetten welke thema's voor hem van belang zijn om aan te pakken. We zien namelijk inderdaad dat op belastinggebied verschillende onderwerpen een rol spelen. U doet de suggestie om er één pakket van te maken, van dingen die helpen en dingen die misschien geld kosten, zodat we die bij elkaar kunnen brengen. Ik ga er graag mee aan de slag om te kijken of er zo'n pakketje is en of de staatssecretaris u daarover kan informeren.”

De voorzitter:

“Dat zien wij als een toezegging en daarvoor zijn wij natuurlijk ook geïnteresseerd in dat overzicht dat de Tweede Kamer heeft en wij nog niet. Fijn dat u ons dat kunt doen toekomen. Dank daarvoor.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reactie EZK op Corporate Governance Code bij kabinetsreactie (CXLVI) (T03707)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lucas Vos (VVD), toe dat zij aan EZK zal vragen in de kabinetsreactie op de Corporate Governance Code terug te komen.


Kerngegevens

Nummer T03707
Status openstaand
Datum toezegging 16 mei 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden L.B. Vos (VVD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen bedrijfsleven
discriminatie
diversiteits- en integriteitsbeleid
Kamerstukken Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 16.

De heer Lucas Vos (VVD):

(…)

“Meneer de voorzitter. Ik had ook nog een vraag gesteld hoe de minister haar coördinerende taak opvat. Ik merk wel dat veel van de antwoorden gaan over het beleidsterrein van de minister zelf. Ik heb een voorbeeld dat ik even wil aangeven, dat ik ook al in de debatten heb aangeven. Vorig jaar is de Corporate Governance Code opnieuw herzien. In mijn bijdrage heb ik ook opgeroepen: zorg nou dat deze thematiek daar ook in voorkomt, zodat raden van bestuur en raden van commissarissen in het bedrijfsleven dit thema actief op hun radar hebben staan. Maar daar is niks mee gedaan. Het hele woord "discriminatie" is niet terug te vinden in de Corporate Governance Code. Voor mij zou dit vallen onder die coördinerende functie. Ik zou dus de gedachte aan de minister willen meegeven om daarnaar te kijken. Ik kom zelf uit het bedrijfsleven. Ik zit in de tankers. Wij ondertekenen helaas niet die Verklaring van Amsterdam. Ik wist daar niets van, terwijl ik zelf toch ook tot die community behoor. Misschien kan ik er nog even voor zorgen. Maar ik weet dat het bij ons in ieder geval ook een heel moeilijk thema is, terwijl ik in de scheepvaart zit met bemanning … Het is best een groot thema, maar het blijft moeilijk om het in bestuurlijke lagen goede aandacht te laten krijgen.”

Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 19-20.

Minister Bruins Slot:

(…)

“In dat kader is het natuurlijk ook belangrijk dat ook het bedrijfsleven daarin het goede doet. Ik vind het in ieder geval goed dat er in de Corporate Governance Code die er nu ligt, wel bewust aandacht is voor diversiteit en inclusie; dat is echt een verbetering ten opzichte van de vorige. Eigenlijk kan je dat ook wel zien als de tegenhanger van de aanpak van discriminatie. Er is nu nadrukkelijk opgenomen dat de commissies en ook de commissarissen divers moeten zijn -- de heer Vos weet dat -- en dat elke vennootschap een diversiteits- en integriteitsbeleid moet hebben. Dat moet ook gepaard gaan met de verklaring en het plan. Het doel daarvan is het vergroten van de deskundigheid, ervaring en diversiteit in de toplagen. Je zou kunnen zeggen: het woord "discriminatie" staat er niet. Maar op het moment dat je werkt aan diversiteit en inclusie, lever je ook een hele belangrijke bijdrage aan het voorkomen van discriminatie. Ik wil eigenlijk wel toezeggen om ook op dit punt EZK te vragen in de kabinetsreactie hier nog wat verder de gedachten over te laten gaan.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprek gemeenten kwaliteit antidiscriminatievoorzieningen (CXLVI) (T03710)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Talsma (ChristenUnie) en Karakus (PvdA), toe dat zij in gesprek zal treden met gemeenten om de kwaliteit van antidiscriminatievoorzieningen te vergroten.


Kerngegevens

Nummer T03710
Status openstaand
Datum toezegging 16 mei 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden H. Karakus (PvdA)
mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie overig
Onderwerpen antidiscriminatievoorzieningen
discriminatie
gemeenten
Kamerstukken Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 7-8.

De heer Talsma (ChristenUnie):

(…)

Dat hangt een beetje samen met het punt van -- dat zijn mijn woorden -- het schijnbaar uitdijende palet aan instanties, loketten, voorzieningen en wat dies meer zij op het gebied van antidiscriminatie. Mijn vraag aan de minister is: hoe kijkt zij daarnaar? Daarbij ook de vraag: hoe blijft die aanpak slagvaardig? Hoe voorkomen we dat we straks een lokettenoerwoud hebben waarvan niemand meer weet wie nou eigenlijk wat doet, wat nog de verantwoordingslijnen zijn en 8 wie waarover nog op welk moment en op welke wijze iets te zeggen heeft of iets terug te koppelen heeft? Hoe blijft, of wordt, ook hier de aanpak slagvaardig in plaats van gefragmenteerd?

Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 17-18.

De heer Talsma (ChristenUnie):

(…)

“Ik wil de minister niet uitlokken om helemaal in te gaan op het Berenschotrapport, want dat komt allemaal nog. De minister kent het rapport ongetwijfeld minstens zo goed als ik, maar daar staan ook nog wel een aantal punten in waarvan ik denk: nou, als dat nu discriminatie.nl is … Het takenpakket is onvolledig, de organisatie is versnipperd en niet 18 voldoende onafhankelijk en er zijn barrières, en hoe zit het met de landelijke vereniging? Daar hebben wij als ChristenUniefractie ook nog wel enige zorg bij. Het palet is dus kennelijk minder uitgebreid, maar ik ben wel nieuwsgierig wanneer we daarover iets meer kunnen verwachten. Misschien komt dat ook wel in die grote reactie op het twintigpuntenplan. Nogmaals, ik ben erg gecharmeerd van de eenvoud, zoals de minister die nu presenteert -- dat meen ik oprecht -- maar dan moet het ook wel gaan werken. Daar ben ik dus heel nieuwsgierig naar.”

Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 18.

De heer Karakus (PvdA):

(…)

“Het gaat nu over de harde kant. Ik denk dat dat best goed is. Als ik de minister zo beluister, denk ik dat dat wel goed op orde komt. Ik voel althans die gedrevenheid. Maar we hebben het ook gehad over de zachte kant, namelijk het gevoel van discriminatie. Uit de gesprekken bleek toch dat dat best wel hardnekkig is. Dat heeft ook weer te maken met de bejegening van de slachtoffers door de medewerkers. Daar zou ik ook aandacht voor willen vragen. Het heeft te maken met bejegening, werkwijze, handelen et cetera, en met de brief die je verstuurt. Ik hoop dus dat de minister er ook nog even op ingaat wat we daaraan kunnen doen”

Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 20.

De minister:

(…)

“Ja, ik herken wat de heer Talsma zegt: de kwaliteit en sterkte van de antidiscriminatievoorzieningen verschillen heel erg. Dat is precies waarom ik er nu extra op in ga zetten dat de lat omhooggaat, want het is gewoon een wettelijke verplichting. Gemeenten willen dat ook graag, maar zij hebben wel handvatten nodig om dat te doen; die krijgen sommige niet. Dat betekent dat ik met gemeenten het gesprek aanga om ervoor te zorgen dat zij die wel krijgen en als ze die zo niet krijgen, dan zorg ik er op een andere manier wel voor dat het gebeurt. Daarmee heb ik ook uitgelegd wat ik aan de zachte kant, waar de heer Karakus naar vroeg, wil gaan doen, maar we zullen dat aspect ook terug laten komen in de brief. Ik herken daarbij ook wat de heer Karakus aangaf, namelijk dat je niet van het kastje naar de muur gestuurd wilt worden. Een sterkere ADV zorgt daar ook voor, want vaak heeft die ook de contacten, bijvoorbeeld met de politie, om dat te doen. Overigens is de politie een van de uitvoeringsorganisaties die op dit moment heel actief werk maakt van het voorkomen van discriminatie binnen de eigen organisatie. Daarvoor is ook een boegbeeld -- ik weet niet of dat het goede woord is -- of eigenlijk een aanjager naar voren geschoven. Dat is de heer Sitalsing, als ik het goed heb. Hij is in het kader van deze kabinetsreactie ook bij ons op het ministerie langsgekomen om daarover het gesprek te voeren en te vertellen hoe hij dat vanuit het perspectief van de politie ziet.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprek koepels en brief conclusie kabinet (33.118/34.986) (T03734)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Kluit (GroenLinks-PvdA) en een vraag van het lid Van Meenen (D66), toe dat hij in gesprek zal treden met de koepels van decentrale overheden en de Kamer daarover een brief zal sturen. In deze brief wordt ingegaan op de vraag of en hoe er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet.


Kerngegevens

Nummer T03734
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
drs. P.H. van Meenen (D66)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gesprek
koepels
Omgevingswet
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 1

De voorzitter:

(…)

“verzoekt het kabinet op de kortst mogelijke termijn:

  • met de koepels van decentrale overheden in gesprek te gaan over deze uitspraak van de Eerste Kamer;
  • binnen twee weken, middels een brief, terug te koppelen over de conclusies die kabinet en koepels hieraan verbinden en de Kamer te informeren over het vervolg;
  • in deze brief gespecificeerd in te gaan of, en hoe, er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 2

Minister De Jonge:

(…)

“Twee is, en dan ga ik een dictum verder: "verzoekt het kabinet op kortst mogelijke termijn met de koepels in gesprek te gaan over deze uitspraak van de Kamer". Prima. Maar dat kan natuurlijk geen materiële betekenis hebben, want je kunt niet een stemming herroepen per motie. Dat gaat niet. Het is dus prima om dat gesprek te hebben, maar ik denk al te weten wat de reactie zal zijn. Die reactie heeft de VNG zojuist ook al in de richting van uw Kamer gegeven: men noemt het "onbezonnen". Dat is de reactie die de koepels, althans een van de koepels, nu alvast geeft.

Ik ben zeker bereid om dat gesprek te voeren. Er staat een gesprek gepland op 16 november. Ik zal kijken of ik dat naar voren kan halen, omdat u mij vraagt om binnen een week middels een brief terug te koppelen over de conclusie die kabinet en koepels hieraan verbinden en de Kamer te informeren over het vervolg. Het vervolg kent u, want het vervolg heeft u zelf vastgesteld, namelijk dat de wet per 1 januari 2024 moet ingaan.

Tot slot vraagt de motie mij om "in deze brief gespecificeerd in te gaan op of en hoe er wordt voldaan aan de minimale eisen die decentrale overheden zelf hebben gesteld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet". Daarover hebben ik maar ook de koepels u natuurlijk meermalen geïnformeerd.”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 4

De heer Van Meenen (D66):

“(…)

Mijn punt is een ander. Ik hoor de minister zeggen dat hij nog bereid is om een bestuurlijk overleg te hebben met de overheden en andere betrokkenen. Ik zou hem dat graag ook als toezegging willen ontfutselen, want het is van groot belang dat wij aan hen de vraag stellen wat zij nog nodig hebben om per 1 januari tot een verantwoorde invoering te komen. Om die reden is het voor ons nu niet het moment om te zeggen dat het niet kan. Om die reden zullen wij de motie niet steunen, hoewel ik de zorgen en ook de betrokkenheid van met name mevrouw Kluit, die ik nu aankijk, zeer waardeer. Zij zal het deze keer zonder onze steun moeten doen.”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 4

Minister De Jonge:

(…)

“Aan het laatste deel van het dictum kan ik uitvoering geven, want daarin wordt gevraagd of ik een brief wil schrijven naar aanleiding van een gesprek met de koepels. Dat zeg ik graag toe. Dat betreft ook de toezegging waar de heer Van Meenen om vraagt.”

Handelingen I 2023/24, nr. 5, item 8, p. 5

Minister De Jonge:

(…)

“Het eerste en het tweede deel van het dictum moet ik natuurlijk uitvoeren. Ik wil dus graag in gesprek met koepels en ik ga er ook zeker een brief over sturen, maar ik zeg u ook dat u die brief al een paar keer heeft gehad, met daarin de conclusie van de koepels. Ik ga het dus doen, maar u heeft die brief al een paar keer gehad. Dan het derde deel van het dictum: ingaan op hoe en of er wordt voldaan aan de eisen. Ja, dat schrijf ik nou juist in al die brieven, hoe en of er wordt voldaan aan de eisen. Daarover gaan die voortgangsbrieven, en daar hebben we dan weer met elkaar een debat over. In die zin blijft u dus bij controleren. Dat begrijp ik goed en dat is ook uw werk, en ik zal me altijd graag blijven verantwoorden. Alleen kunnen we over wetten niet op het ene moment zeggen dat ze moeten ingaan per 1 januari, en op enig random later moment in de tijd: nee joh, laat maar; wat we toen zeiden, bedoelden we niet echt. Dat kan niet. Dat is voor de buitenwereld echt ondoenlijk.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bepalingen uitvoeringswet eerlijke informatievoorziening en desinformatie (36.160) (T03760)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Roovers (GroenLinks-PvdA), toe dat bij de uitvoeringswet wordt stilgestaan bij een concrete en specifieke bepaling voor het bestrijden van desinformatie. Daarnaast wordt in de uitvoeringswet een concrete en specifieke bepaling opgenomen over een eerlijke informatievoorziening en de manier waarop dit geregeld en georganiseerd wordt.


Kerngegevens

Nummer T03760
Status openstaand
Datum toezegging 3 oktober 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden D.M.G. Roovers MSc, MA (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen desinformatie
referendum
uitvoeringswet
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Marijnissen en Temmink Opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum (36.160)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 22

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

“Die brief schuiven we dan nu even terzijde. Ik heb nu via de voorzitter rechtstreeks een vraag aan de indiener. Kunnen de indieners dan toezeggen dat ze in die uitvoeringswet een substantiële, concrete en specifieke paragraaf opnemen over de informatievoorziening en hoe die geregeld gaat worden?”

Mevrouw Temmink:

“Dat kunnen wij zeker toezeggen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 34

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

“Ik wil daar nog heel even iets specifieker op doorvragen. Natuurlijk zijn er allerlei dingen die nu al gebeuren en die ook van belang zijn bij gewone verkiezingen die we binnenkort gaan hebben. Ik heb geprobeerd te betogen dat referenda toch net iets gevoeliger zijn, niet zozeer om die informatie te verspreiden, maar wel om de uitslag te beïnvloeden. Er zijn namelijk maar twee keuzes: ja of nee. Daarom lijkt een referendum mij net iets gevoeliger voor dat soort beïnvloeding of misleiding. Ik heb de volgende vraag aan de minister. Die hele rijksbrede agenda die we nu hebben, is prachtig, maar ook een beetje globaal. Is dit niet een uitgelezen kans om dat specifiek en concreet te maken in een plan van aanpak rondom referenda?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 34-35

Minister De Jonge:

“Ik weet niet of er een plan van aanpak moet komen. Laten we in ieder geval met onszelf en elkaar afspreken dat we daar bij de uitvoeringswetgeving op een goede manier op terugkomen om de reden die u noemt. Referenda zouden een grotere magneet kunnen zijn voor bijvoorbeeld statelijke actoren of überhaupt voor desinformatie. Dat heeft een aantal redenen. Het onderwerp leent zich daartoe. Ook is er misschien wel minder een eigenaar van de uitkomst van het product dat daar voorligt. Bij verkiezingen zijn er partijen die opvattingen hebben over waar het naartoe moet met Nederland. Zij zijn zelf de actoren die dat met verve naar voren brengen. Als daar bijvoorbeeld door iemand iets wordt beweerd wat niet klopt, dan zijn de partijen zeer gedreven om dat te corrigeren. Bij een uitkomst van wetgeving die toch meer een compromis is, is dat misschien wat minder het geval. Ook dat hebben we trouwens gezien bij eerdere referenda: van wie was op dat moment eigenlijk die Europese Grondwet? Het kabinet deed erg zijn best, maar het was niet alleen maar overtuigend. Dus van wie was eigenlijk de uitkomst van dat compromis? In een correctief referendum zou dat element ook kunnen spelen. Ik denk dus dat je bij referenda goed moet nadenken over de informatievoorziening als zodanig. Dat is een element. Daar waar het gaat om de aanpak van desinformatie zijn er op z'n minst die elementen die nu ook al gelden. De socialmediabedrijven werken namelijk ook met de trusted flagger status van bijvoorbeeld BZK of andere departementen. De diensten hebben een aanpak op interstatelijke actoren, met een offensief cyberprogramma. De aanpak die we nu heb- ben, geldt natuurlijk ook voor desinformatie bij een referendum. Maar laten we bij de uitvoeringswet stilstaan bij de meer specifieke dingen die je voor referenda zou moeten willen regelen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 35

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

“Kan ik dit opvatten als een toezegging dat we daar specifiek op terugkomen …”

Minister De Jonge:

“Zeker.”

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

“… bij de bespreking van de uitvoeringswet, niet alleen op de informatievoorziening, maar ook op de desinformatieverspreiding?”

Minister De Jonge:

“Ja, laten we dat doen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 39

Mevrouw Roovers (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Vandaar dat ik blij ben met de toezegging van de indieners om in de uitvoeringswet een concrete en specifieke bepaling op te nemen over een eerlijke informatievoorziening en de manier waarop we die gaan regelen en organiseren. Later kwam er via de minister een toezegging over het opnemen van een bepaling over een concrete en specifieke benadering van het bestrijden van desinformatie. Ik heb daar eigenlijk maar één vraag over, namelijk: heb ik dat goed begrepen? Zo ja, dan was dat mijn enige vraag.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 52

Mevrouw Temmink:

“Daarmee kom ik op de vragen die nog gesteld zijn. Mevrouw Roovers stelde als enige vraag of zij de toezegging goed gehoord heeft. En jawel, die toezegging heeft zij zeker goed gehoord.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 2, item 8 - blz. 52

Minister De Jonge:

“Voorzitter, dank. Allereerst in antwoord op mevrouw Roovers. Ze heeft al een bevestiging van de toezegging gekregen van de indiener. Daar waar die het kabinet betreft gaat het in alle preciesheid wat mij betreft om de afspraak over hoe de informatievoorziening wordt vormgegeven in de uitvoeringswet, en bij gelegenheid van de behandeling van die uitvoeringswet ook de aanpak op het gebied van desinformatie. Volgens mij is dat de combinatie die we hebben te maken.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief markteffecten maatregelen betreffende woningmarkt en toezending overige brieven woningmarkt (36.190) (T03802)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Kemperman (BBB) en Van Meenen (D66), toe een aparte brief te sturen betreffende de markteffecten van maatregelen inzake de woningmarkt. Daarbij zal ook ingegaan worden op de stikstofproblematiek bij de woningbouw. De brief zal bij gelegenheid van indiening van het voorstel voor de Wet betaalbare huur toegezonden worden.

De minister zal tevens een aantal brieven over de woningmarkt, onder andere betreffende het grondbeleid, aan de Kamer sturen ter voorbereiding van een eventueel themadebat.


Kerngegevens

Nummer T03802
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2023
Deadline 1 maart 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. E. Kemperman MBA (BBB)
drs. P.H. van Meenen (D66)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen betaalbaar huren
grondbeleid
markteffecten
woningmarkt
Kamerstukken Wijzigingswet Huisvestingswet 2014 (36.190)


Opmerking

zie ook Wet betaalbare huur (36.496)

Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 10, item 8 - blz. 4

De heer Kemperman (BBB):

(…)

“Kan de minister ons toezeggen dat hij met een integrale analyse komt van de woningmarkt, de impact van de afzonderlijke wetten en de samenhang tussen deze wetten? Het hoeft geen afstudeerscriptie of een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek te zijn, maar wij hebben behoefte aan een samenhang der dingen, omdat we elke week hier wel een stukje van de woningmarkt behandelen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 10, item 11 - blz. 9-10

Minister De Jonge:

(…)

“De eerste vraag is: kan de minister een integrale analyse maken van de woningmarkt, inclusief een beschouwing van hoe alle wetten en dit wetsvoorstel met elkaar samenhangen? Dat kan ik zeker, maar dan wordt het wel heel laat en dat vindt de voorzitter vast niet goed. Misschien toch een paar dingen die ik ook in reactie op uw betoog zou willen zeggen.

(…)

Als ik me nou eens helemaal richt op die markteffecten — dat doe ik dan bij gelegenheid van het wetsvoorstel Betaalbare huur, want daarbij speelt dit nogal en daarbij gaat deze discussie natuurlijk in alle levendigheid losbarsten of is die al best anderhalf jaar geleden losgebarsten — wil ik die heel graag rationaliseren: wat is het markteffect van de maatregel die je neemt? Soms zie je berichten of interviews met mensen over dat wetsvoorstel en zou je denken dat de hemel naar beneden komt als je dat wetsvoorstel invoert. Dan ga je je daar nog eens beter in verdiepen en zie je bijvoorbeeld dat eigenlijk 60% van alle huurprijzen nu allang op dat niveau zit en dat de rendementsverwachting eigenlijk veel harder wordt beperkt door de rentestijging en door de fiscale arrangementen dan door eventuele huurprijsregulering. Dan zie je dat allerlei negatieve effecten van nu op de woningmarkt worden toegedicht aan een wetsvoorstel dat nog bij de Kamer moet komen.

Ik denk dus dat het heel zinvol is om dat soort nuchtere rationalisaties eens op papier te zetten en dat het heel interessant kan zijn om die te bespreken. Voor alle punten met betrekking tot de stand van zaken ten aanzien van het beleid verwijs ik dus toch naar de Staat van de Volkshuisvesting. Daarbij gaat het ook om: hoe gaat het nou eigenlijk op de woningmarkt, hoe zit het nou eigenlijk met betaalbaarheidsnormen en hoe zit het eigenlijk met de voortgang van onze aanpak? Daar richt ik me echt eventjes op die Staat van de Volkshuisvesting. Maar daar waar het echt over de markteffecten gaat, ben ik zeer bereid om bij gelegenheid van het wetsvoorstel voor de betaalbare huur u een extra brief te doen toekomen waarin we dat ook onderbouwen. Dat lijkt me goed om te doen. Dat rationaliseert ook het beleidsdebat, denk ik, dat we hebben in het eerste kwartaal.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 10, item 11 - blz. 16-17

Minister De Jonge:

(…)

“Dan over de markteffecten van maatregelen. Ik zal zorgen dat daar een aparte brief over komt. Ik zei: bij gelegenheid van het doen toekomen van het wetsvoorstel Wet betaalbare huur. Maar mocht het beleidsdebat eerder worden gepland dan dat ik in staat ben gebleken het wetsvoorstel Wet betaalbare huur aan de Kamer te doen toekomen, dan zal ik er een aparte brief van maken voor uw Kamer, opdat het een van de funderende stukken zou kunnen zijn voor het debat. Ik denk dat de Staat van de Volkshuisvesting dat zeker ook is. Ik denk dat het grondbeleid het zeker ook is. Ik werd er net op gewezen dat het grondbeleid wel aan de Tweede Kamer is gestuurd, maar niet aan de Eerste Kamer. Ik zal de Eerste Kamer gewoon een aantal brieven doen toekomen, opdat wij dat beleidsdebat op een adequate manier zouden kunnen vormgeven. U gaat dan weer helemaal zelf over welke stukken u dan wenst te betrekken; zo zit het wel.”

De heer Van Meenen (D66):

“Ik heb het er met de heer Kemperman in een interruptie even over gehad. Hij verzuimde in mijn ogen om stikstof als onderdeel van de totale situatie te bekijken. Zou het mogelijk zijn om nu eens klip-en-klaar te maken wat nu eigenlijk precies die invloed is? Want ik merk dat er, in ieder geval zeker in dit huis, verschillende opvattingen zijn over hoe groot die invloed nu eigenlijk is.”

Minister De Jonge:

“Klopt.”

De heer Van Meenen (D66):

“Is het mogelijk dat het onderdeel van die brief wordt?”

Minister De Jonge:

“Ja, ik denk het wel, zeker. Daar moet ik even naar kijken. Ik kijk of ik u zo geobjectiveerd mogelijk de informatie kan doen toekomen. Over de mate waarin stikstof een belemmerende factor is van woningbouw wordt inderdaad veel gezegd wat niet helemaal klopt. Het is dus heel zinvol om dat op te helderen, denk ik. Laten we dat doen. "Was het maar alvast januari," denk ik weleens, voorzitter. Heeft u dat ook?”


Brondocumenten


Historie