Rappelabele toezeggingen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Rappel september 2023 (deadline 1 juli 2023))



Dit is het rappel tot 02-07-23.

 




Toezegging Evaluatie wetswijziging (34.355) (T02448)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Martens (CDA), Bruijn (VVD) en Nooren (PvdA), toe over twee jaar met de VSNU en het Rectoren College te overleggen over de uitbreiding van het ius promovendi, over vijf jaar de wetswijziging te evalueren en die mee te nemen bij de Balans van de wetenschap in 2022. De naleving van de handreiking, het transnationale aspect, het toenemende aantal Engelstalige masteropleidingen en de aansluiting van die opleidingen op de beroepspraktijk worden daarbij betrokken.


Kerngegevens

Nummer T02448
Status deels voldaan
Datum toezegging 6 juni 2017
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden prof. dr. J.A. Bruijn (VVD)
Drs. M.J.Th. Martens (CDA)
Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen hoogleraren
internationalisering
ius promovendi
Kamerstukken Bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (34.355)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 1

Mevrouw Martens (CDA): Uiteraard hebben de leden kennisgenomen van de antwoorden van de minister. Zij stelt dat de kwaliteit gewaarborgd wordt door het college voor promoties, dat volgens de wet alleen uit hoogleraren kan bestaan en dat de exclusieve bevoegdheid heeft om een promotor aan te wijzen. Daarmee kunnen dus alleen hoogleraren vaststellen of een personeelslid van de universiteit voldoende bekwaam is. Dit college heeft bovendien de plicht een promotiereglement op te stellen waarin de taak en de bevoegdheden van bij promoties betrokkenen worden geregeld. Toch vernemen de leden graag nog eens van de minister hoe het wetsvoorstel borgt dat er geen sprake zal zijn van een glijdende schaal, zoals elders in het onderwijs is gebeurd bij de eerste en tweedegraders. We zien daarbij dat er steeds minder eerstegraders en steeds meer onbevoegden voor de klassen staan.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 2

De heer Bruijn (VVD): Mijn fractie heeft begrip voor de wens van niet-hoogleraren om in voorkomende gevallen te kunnen optreden als promotor in plaats van als copromotor. De schriftelijke gedachtewisseling daarover tussen deze Kamer en de regering heeft de aandacht getrokken van veldpartijen. Er is steun voor het wetsvoorstel uitgesproken door de KNAW en De Jonge Akademie. Mijn fractie heeft ook met instemming kennisgenomen van de aangepaste handreiking voor de colleges voor promoties van de VSNU op voorstel van het rectorencollege. Deze gewijzigde handreiking komt, in combinatie met de antwoorden van de regering, in belangrijke mate tegemoet aan de eerder geuite zorgen van mijn fractie. Zo worden aan de promotor robuuste kwaliteitseisen gesteld en wordt de verantwoordelijke hoogleraar betrokken bij de benoeming van de promotor. Toch is mijn fractie nog niet geheel gerustgesteld en resteren er enkele vragen.

Ten eerste is dat de vraag of, en in welke mate, deze handreiking ook zal worden nageleefd. Kan de minister aangeven in hoeverre de handreiking tot nu toe daadwerkelijk door de universiteiten werd gebruikt? Hoe gaat de minister erop toezien dat de gewijzigde handreiking wordt nageleefd?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 13

Mevrouw Nooren (PvdA): De regering had aanvankelijk gekozen voor een zeer ruime benadering van de verbreding van het promotierecht. Op initiatief van de Tweede Kamer is deze ruimte beperkt tot gepromoveerde medewerkers. De VSNU gaat in haar handreiking uit van uitsluitend universitair hoofddocenten. Deze beperking roept bij mijn fractie wel een vraag op. Hoe kijkt de minister aan tegen de gekozen inperking in het licht van haar ambitie om de internationale carrièremogelijkheden van getalenteerde wetenschappers te verruimen? Is het op deze manier niet een druppel op een gloeiende plaat wat betreft het verbeteren van het carrièreperspectief voor talentvolle medewerkers in het hoger onderwijs? Of anders gezegd: verdienen universitaire docenten dan geen internationaal carrièreperspectief? Graag een reactie van de minister.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 23-25

Minister Bussemaker: Dat zijn wat mij betreft allemaal redenen om tot die uitbreiding te komen, maar wel met een kwaliteitswaarborg. Een deel daarvan is gerealiseerd met amendementen van de Tweede Kamer. Alleen degenen die zelf gepromoveerd zijn, mogen begeleiden. Dat was een goede toevoeging door de Tweede Kamer. Tegen de heer Bruijn zeg ik nog maar een keer dat ook ongewijzigd blijft dat het college voor promoties zorg draagt voor de kwaliteitsborging van het ius promovendi. Dat college bestaat uit hoogleraren. Alleen hoogleraren bepalen dus welke hoogleraar als promotor kan optreden of welk personeelslid van een universiteit, niet zijnde een hoogleraar, desalniettemin over voldoende bekwaamheid beschikt om als promotor op te treden. Daarom zeg ik tegen mevrouw Martens dat ik door deze manier van borgen niet zo bang ben voor een glijdende schaal.

Mevrouw Nooren vroeg of dit geen druppel op een gloeiende plaat is. Dat denk ik ook niet, maar het moet wel keer op keer beargumenteerd worden. We zullen de komende jaren zien of dit echt betekenisvol is.

(...)

Met betrekking tot de handreiking vroeg de heer Bruijn naar de ervaringen tot nu toe. Die zijn er dus nog niet, want die handreiking is net gemaakt door de VSNU en het Rectorencollege. Het feit dat die nu gemaakt is, geeft mij het vertrouwen dat men hier serieus mee bezig is.

De heer Bruijn (VVD): Nee, de handreiking is net gewijzigd. Mijn vraag was of de al bestaande handreiking eigenlijk wel gebruikt werd. Ik kan mij overigens voorstellen dat daar geen informatie over is, maar het was gewoon een vraag. Het is echter dus niet zo dat er geen handreiking was. Mijn eerste vraag was of die eigenlijk wel werd gebruikt. De andere vraag was wat de verwachtingen zijn en of we misschien in een evaluatie gaan monitoren of de gewijzigde handreiking ook gebruikt gaat worden. Nogmaals, als er geen informatie is over het gebruik van de al bestaande handleiding, zou ik dat goed begrijpen, maar ik was gewoon benieuwd of die er was.

Minister Bussemaker: Dan heb ik de vraag van de heer Bruijn verkeerd begrepen. Ik dacht dat hij wilde weten hoe de handreiking werkt waarin nu dus komt te staan dat van een uhd voldoende aangetoond moet zijn dat hij zowel een goed onderzoeker als een goede begeleider is, dat decanen de uhd voor kunnen dragen en dat nu een procedurele tussenstap mogelijk is, waarbij de decaan een voordracht doet van een uhd als promotor en waarbij de hoogleraar in het betreffende vakgebied ook is geraadpleegd. Dat kunnen we dus niet aangeven; dat kan ik ook niet aangeven van de huidige handreiking. Ik kan wel toezeggen dat ik graag bereid ben om een en ander te evalueren; dat zei ik zojuist al in de richting van mevrouw Nooren.

Mevrouw Martens is bang voor een glijdende schaal. Daar ben ik echt niet bang voor, omdat we dit met waarborgen hebben omkleed. Is het dan een druppel op een gloeiende plaat? Dat zijn eigenlijk twee uitersten van een mogelijke inschatting. Ik denk dat wij hiermee de balans die wij allemaal willen, redelijk vinden. Ik zeg toe dat we na vijf jaar zullen evalueren of dat zo is. Ook de naleving van de handreiking betrekken we daar dan bij. Dat zal dan meelopen in de Balans van de wetenschap in 2022.

(...)

De heer Bruijn (VVD): Ik dank de minister voor de door mij gevraagde toezegging om de wetswijziging te evalueren na vijf jaar. Ik had gevraagd om daarbij niet alleen de naleving van de handreiking mee te nemen — we kunnen bekijken of die wordt toegepast — maar ook de betrokkenheid van de verantwoordelijke hoogleraar en de eventuele behoefte in het veld tegen die tijd aan een instemmingsrecht.

Minister Bussemaker: Ik heb toegezegd dat ik de handreiking erbij wil betrekken en daarmee dus ook het voorstel in die handreiking dat de decaan advies kan vragen aan de betreffende hoogleraar. Als dat niet gebeurt, komt dat vanzelf wel naar voren bij de evaluatie. Ik zou het echter verkeerd vinden om de suggestie te wekken dat een hoogleraar altijd de eindverantwoordelijkheid moet dragen. Dat ben ik echt niet met de heer Bruijn eens, want die verantwoordelijkheid draagt wat mij betreft het college voor promoties.

(...)

Tegen mevrouw Nooren en de heer Bruijn zei ik al dat ik over twee jaar nog eens het gesprek zal aangaan met de VSNU en het Rectoren College. Ook zal ik een evaluatie na vijf jaar uitvoeren en die meenemen bij de Balans van de wetenschap.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 33

De heer Bruijn (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere beantwoording en het debat. De minister heeft het belang van een internationale attitude voor de nieuwe generatie nog eens benadrukt, zowel op sociaal-cultureel als economisch gebied, en daar kan mijn fractie zich goed in vinden. Internationalisering is ook een feitelijke ontwikkeling, en die is wellicht gewenst, maar we moeten ernaar kijken, we moeten erin mee, want de wereld internationaliseert. Ik kan me dus zeer goed vinden in de beantwoording. Ik ben blij met de toezegging van een evaluatie na vijf jaar van deze wet, waarin ook het transnationale aspect meegenomen wordt, als ik het goed begrijp.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 35

Mevrouw Nooren (PvdA): Mijn fractie is blij met de helderheid over de rolverdeling tussen de promotor, het college van promotoren en de zittende hoogleraren. Mijn fractie vindt het ook een goede zaak dat de minister heeft toegezegd dat zij bij de evaluatie zal bekijken hoe een en ander zich ontwikkelt. Het gaat dan om vragen als "wat betekent dit voor de kwaliteit van het onderzoek?" en "welke gevolgen heeft dit voor de rolverdeling binnen de universiteit?". De minister heeft toegezegd dat zij over twee jaar met het college van promoties gaat praten en dat er over vijf jaar een brede evaluatie zal plaatsvinden. Wil de minister in die evaluatie ook de invloed van het toenemende aantal Engelstalige masteropleidingen en de aansluiting van die opleidingen op de beroepspraktijk meenemen?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 30, item 7 - blz. 36

Minister Bussemaker: Mevrouw Nooren vroeg ook om de Engelstalige masteropleiding mee te nemen bij de evaluatie van het KNAW-rapport, alsook de relatie met de beroepspraktijk. Daar kan ik ja op zeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onafhankelijk onderzoek naar duurzame versterking (35.554) (T03060)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Veldhoen (GroenLinks), Pijlman (D66) en Vos (PvdA), toe onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar duurzame versterking van de publieke omroep, zowel wettelijk als financieel, en gelet op het internationale krachtenveld. Het onderzoek naar erkenningenhouders maakt hier deel van uit. Over het voornemen tot het doen van onderzoek wordt de Kamer geïnformeerd en zij wordt in de gelegenheid gesteld om een reflectie op de onderzoeksopzet te geven.


Kerngegevens

Nummer T03060
Status deels voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
dr. M.L. Vos (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen onderzoek
publieke omroepen
versterking
Kamerstukken Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (35.554)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 13, item 3 – blz. 2

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks): Voordat ik verderga, wil ik benadrukken dat deze problematiek vraagt om een bredere analyse en breder onderzoek. De vraag die beantwoord moet worden, is hoe de publieke omroep duurzaam kan worden versterkt, zodat hij overeind blijft in het internationale krachtenveld in deze nieuwe tijd. Het vraagt erom dat wij uitzoomen en meer fundamenteel kijken naar het stelsel. De bedreigingen komen namelijk niet uit Hilversum. Het zijn niet de omroepen tegen de NPO en zeker niet Hilversum tegenover Den Haag. Het is de vraag hoe de publieke omroep, gelet op het veranderende kijkgedrag, overeind blijft tussen de grote internationale partijen. Hoe zorgen we ervoor dat de publieke omroep gezamenlijk optrekt en in dit krachtenveld zichtbaar en relevant blijft? Hoe zorgen we ervoor dat onafhankelijke informatievoorziening geborgd is en voor iedereen toegankelijk blijft? Dat vraagt om een onafhankelijk onderzoek naar de wettelijke mogelijkheden en de financiële condities, waaronder de continuïteit van de publieke omroep in dit internationale krachtenveld beter wordt geborgd en duurzaam wordt versterkt. Hoe ziet de minister een dergelijk onderzoek?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 13, item 3 – blz. 8

De heer Pijlman (D66): Wij suggereerden een nieuw stelsel, gebaseerd op het huidige cultuurstelsel, waarbij een basisinfrastructuur gepaard gaat met prestatieafspraken, die daarin leidend zijn. Immers, alhoewel u daar geen gegevens over heeft, is naar mijn informatie het ledenbestand van de omroepen ook ernstig vergrijsd. U hebt inmiddels toegezegd dat er een proeve van een nieuw stelsel eind 2021 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Ik zou u overigens willen vragen om ook de suggesties van mevrouw Veldhoen van GroenLinks daarin mee te nemen en dus in de breedte naar de invloed van bijvoorbeeld de techindustrie op ons medialandschap te kijken. Het zou ons, denk ik, helpen om de koers om een open stelsel te houden, te versterken.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 4

Minister Slob: Als we vooruitkijken, zien we dat de ontwikkelingen hard gaan. Dat klopt, het gaat soms razendsnel en met name de technologische ontwikkelingen zijn haast niet te stuiten. Mevrouw Veldhoen vroeg of het dan ook niet belangrijk is om dat goed te blijven volgen en goed onderzoek te blijven doen, zodat we de continuïteit van de publieke omroep kunnen blijven borgen, ook in het internationale krachtenveld, zodat we waar nodig als dat blijkt uit onderzoeken ook weer aanvullend maatregelen kunnen nemen. U sprak breder dan dat daar alleen maar extra geld nodig zou zijn.

De heer Pijlman reageerde daarop dat dat op zich wel verstandig is, maar zou dat dan niet gekoppeld kunnen worden aan een onderzoek dat in de Tweede Kamer al is toegezegd aan de Partij van de Arbeid? Dat klopt. Ik heb aan mevrouw Van den Hul toegezegd dat we ook verder zullen blijven nadenken, ook over mogelijkerwijze andere modaliteiten voor de komende jaren, juist om de grotere vragen en soms ook bedreigingen die op ons afkomen goed te kunnen adresseren. Als uw Kamer dat wil, ben ik zeker bereid om dat ook in de komende tijd verder uit te werken en te zorgen dat dergelijke onafhankelijke onderzoeken worden gedaan.

Weet wel, zeg ik aansluitend nog, dat rond due prominence een onderzoek loopt dat in het volgend kalenderjaar zal worden afgerond. Dat raakt aan de bereikbaarheid en de vindbaarheid van de content en aan de apps van de publieke omroep, waar mevrouw Veldhoen ook naar vroeg. Dus daar hebben we inmiddels onderzoek voor in gang gezet, dat met name in 2021 zal gaan lopen.

Volgend jaar zal er ook weer een beleidstoelichting op het begrotingsartikel 15 zijn van Media. Dat is ook weer informatie die we krijgen; we kunnen eigenlijk niet genoeg informatie krijgen. Die beleidstoelichting staat weer op de rol, want die komt om de zoveel jaar en dat is ook net volgend jaar weer het geval. Dit allemaal bij elkaar maakt dat we goed kunnen volgen wat er gebeurt en dat we ook kunnen kijken of wat we nu doen, wat we hebben afgesproken en wat we wettelijk hebben vastgelegd solide genoeg is, ook als het gaat om de opgaven voor de toekomst.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks): Allereerst dank voor deze toezeggingen. Ik ben heel blij om te horen dat de minister het met mij eens is dat het goed is om een onderzoek te laten verrichten naar dit onderwerp en naar de bredere stutting van de publieke omroep, ook in het internationale kader. Ik had een motie voorbereid op dit punt, maar als de minister zo ruimhartig een toezegging doet, ga ik toch kijken of ik boter bij de vis kan krijgen en of u dan ook kunt meegaan in de manier waarop wij dat onderzoek graag zouden zien. Het dictum ging over het volgende: "verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de wettelijke mogelijkheden waarmee en de financiële condities waaronder de publieke omroep duurzaam wordt versterkt en voldoende flexibiliteit verkrijgt om relevant en zichtbaar te blijven in het sterk veranderende krachtenveld, door veranderend kijkgedrag, technologische vernieuwingen en de invloed en de impact van die grote mediabedrijven." Dat is volgens mij ongeveer wat u ook zei, maar voor de Handelingen zou ik het wel heel prettig vinden als we overeenstemming met elkaar kunnen bereiken over de omvang van dat onderzoek, want dat zou betekenen dat ik geen motie hoef in te dienen.

Minister Slob: Het maakt debatteren in de Eerste Kamer zo aangenaam dat dat op deze manier kan. Hier zitten volgens mij de aspecten in die ik net zelf ook noemde. We weten inderdaad niet hoe het zich gaat ontwikkelen, ook als het gaat om kijkgedrag. Daar kom ik straks nog even apart op terug, omdat daar ook vragen over zijn gesteld die raken aan de wettelijke verplichting voor drie netten. Dat is inderdaad een ontwikkeling die heel snel kan gaan, dus dat moet je goed blijven volgen. We zullen ook heel goed moeten blijven volgen of de wijze waarop we het nu hebben ingericht — ik herhaal wat ik net zei, het is een sterk merk — ook echt sterk blijft, of dat er toch verzwakkingen optreden waar we iets aan moeten gaan doen. De aspecten die u noemt, horen daar goed bij. Dus die zal ik meenemen in dat onderzoek. Dat is bij dezen toegezegd.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 18

Minister Slob: Tot slot op dit onderdeel: ik heb de Tweede Kamer beloofd dat we verder gaan onderzoeken — maar niet nu; dat was een motie voor de toekomst — of dat misschien op een andere manier zou kunnen worden ingericht en zo ja, hoe. Maar daar is op dit moment dus geen sprake van.

Mevrouw Vos (PvdA): Het gaat mij om het laatste deel. Er is een motie ingediend door Kirsten van den Hul over erkenningenhouders, waar op dit moment MAX en WNL gebruik van maken. Die hebben eigen merken, een eigen identiteit, maar delen allerlei zaken. U zegt dat u daar helemaal niks mee doet, maar volgens mij is dat wel een oplossing, ook als ik hoor wat u aan het begin zei. Als op een gegeven moment een omroep niet kan aansluiten bij een andere, kan dat verlies van je vergunning betekenen. Dan is het toch juist belangrijk om het te gaan hebben over erkenningenhouders? Waarom wordt dat niet verder onderzocht?

Minister Slob: Ik heb de Tweede Kamer toegezegd — ik heb die motie-Van den Hul ook oordeel Kamer gegeven — dat ik bereid ben om dat in de komende tijd uit te zoeken. We praten nu over de wet die de toelating voor de komende concessieperiode regelt. Daar had die motie geen betrekking op, want die gaat echt over de toekomst en wil dat ik dat verder ga uitzoeken. Daar zit echt veel aan vast. Het lijkt heel makkelijk, van: doe het even, maar daarvoor zal de wetgeving op allerlei fronten aangepast moeten worden. Daar hebben we niet voor gekozen. We hebben aangesloten bij de bepalingen zoals die al in de vorige kabinetsperiode in de wet zijn terechtgekomen. Ik ben wel bereid om dat onderzoek verder uit te voeren en ik koppel dat ook aan de onderzoeken die ik aan uw Kamer heb toegezegd, evenals aan een paar andere onderzoeken die nog lopen. We krijgen dus veel informatie in de komende tijd om te bezien wat er verder in de toekomst voor mogelijkheden zijn.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 21

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks): Zichtbaarheid en vindbaarheid zijn daarbij van essentieel belang, ik zei het gisteren ook al. Een level playing field met de grote internationale mediabedrijven is niet haalbaar als het gaat om de financiële middelen. Dat vraagt dus om een borging van de positie van de publieke omroep in ons wettelijk stelsel, zodanig dat die positie duidelijk afgebakend is en stevig verankerd wordt om op die manier overeind te blijven in dat internationale krachtenveld. Onze publieke omroep moet vindbaar en zichtbaar zijn, ook online en on demand. Daarom zijn we blij met de toezegging van de minister over het starten van een onderzoek naar de onderwerpen die mijn fractie zo belangrijk vindt.

Graag zou ik nog iets horen van de minister over het tijdpad. Gaat hij dit nog zelf oppakken? Dat zou wel onze voorkeur hebben. Misschien een beetje brutaal, maar wellicht mogen leden van deze Kamer meedenken over de formulering van de onderzoeksopdracht, nu de wens voor een onderzoek ook uit deze Kamer komt. Dat aanbod staat in ieder geval van mijn kant.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 22

Mevrouw Vos (PvdA): Ik ben wel blij met de toezegging van de minister over het onderzoek dat door senator Veldhoen naar voren is gebracht. Ik sluit me aan bij de brutale vragen van mevrouw Veldhoen. Ook wij willen wel even kijken naar de opdracht, omdat wij denken dat het erg belangrijk is om juist ook de slagvaardigheid en een alternatieve financiering goed op de kaart te krijgen.

(…)

De heer Pijlman (D66): Dank ook voor de toezegging aan mevrouw Veldhoen om het gevraagde onderzoek in de motie-Van den Hul, ingediend in de Tweede Kamer, uit te breiden met alle aspecten die zij heeft genoemd. Ik had mijn handtekening al onder de motie van mevrouw Veldhoen gezet, maar de toezegging komt daarvoor in de plaats. Dank daarvoor.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 26

Minister Slob: Er zijn bedreigingen. Een aantal van u hebben daaraan gerefereerd, met name aan wat er internationaal allemaal plaatsvindt. Mevrouw Velthoen, mevrouw Vos en de heer Pijlman hadden daar met name gevraagd. Zij hadden hun namen zelfs al aan een motie toevertrouwd. In hun richting zeg ik dat ik zelf al van plan ben om daarmee aan de slag te gaan, want wij gaan uiteraard door tot de laatste dag dat we in functie zijn. Ik zal u informeren over het voornemen dat ik dan heb met betrekking tot het onderzoek dat ik onafhankelijk wil laten uitvoeren. Dat biedt u de mogelijkheid om daar dan nog wat reflectie op te geven, mocht u dat nog aan de orde vinden. Ik hoop dat er dan een heel mooie onderzoeksopdracht zal liggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Proeve van een nieuw omroepstelsel (35.554) (T03062)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Pijlman (D66) en Bikker (ChristenUnie), toe de proeve van een nieuwe omroepstelsel ook naar de Eerste Kamer te sturen en daarin aandacht te besteden aan objectiveerbare criteria.


Kerngegevens

Nummer T03062
Status openstaand
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen proeve
publieke omroepen
Kamerstukken Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (35.554)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 13, item 3 – blz. 9

De heer Pijlman (D66): Wij suggereerden een nieuw stelsel, gebaseerd op het huidige cultuurstelsel, waarbij een basisinfrastructuur gepaard gaat met prestatieafspraken, die daarin leidend zijn. Immers, alhoewel u daar geen gegevens over heeft, is naar mijn informatie het ledenbestand van de omroepen ook ernstig vergrijsd. U hebt inmiddels toegezegd dat er een proeve van een nieuw stelsel eind 2021 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Ik zou u overigens willen vragen om ook de suggesties van mevrouw Veldhoen van GroenLinks daarin mee te nemen en dus in de breedte naar de invloed van bijvoorbeeld de techindustrie op ons medialandschap te kijken. Het zou ons, denk ik, helpen om de koers om een open stelsel te houden, te versterken.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 8-9

Minister Slob: In de vorm van een aangenomen motie van D66 is in de Tweede Kamer gezegd: wij zouden het fijn vinden als er al eind volgend jaar een proeve ligt van waaraan gedacht kan worden, zodat we kunnen oordelen of dat echt valide is. Het zal echt nog heel wat vragen om dat goed en precies te doen, maar daar gaan we nu niet te veel hardop over speculeren. Dat geven we in externe handen bij de Raad voor Cultuur. De omroepen en de NPO gaan daarmee aan de slag. De Raad voor Cultuur krijgt daarbij ook een specifieke opdracht. De vraag van de Tweede Kamer was of ik dat aan haar wil voorleggen. Dat is het moment om te kijken of dat echt solide is. Misschien moet er nog wat gebeuren, maar als we het solide vinden, kunnen we alsnog zorgen dat dit in de richting van de nieuwe concessieperiode tijdig in de wet is vastgelegd, zodat dit al als een toegangspoort kan dienen bij de concessieperiode die vanaf 2027 zal ingaan. Zo heb ik het afgesproken, dus zo zal er gewerkt gaan worden. In deze wet vragen we — dat is ook goed — wel aan de omroepen, eigenlijk conform de eerste vraag in de katholieke catechismus: waartoe bent u op aarde; kunt u zich, ook in uw jaarverslagen, gewoon verantwoorden over wat uw missie is en over hoe u uw maatschappelijke binding ziet? Dan is het heel fijn als men daar woorden aan geeft. Dat kan helpen. Dat is nu wel een verplichting die we aan hen stellen, maar dat is nog geen toetssteen voor toelating en voor het definitief beoordelen of omroepen niet alleen naast de ledenaantallen ook op basis van andere criteria bestaansrecht hebben en weer toegang zouden moeten gaan krijgen tot een nieuwe concessieperiode.

(…)

Minister Slob: Nog één opmerking, voorzitter. Ik wil toezeggen dat ook u in de loop van 2021 de informatie ontvangt als we daar meer over weten, want ik begrijp wel heel goed de belangstelling van uw Kamer voor dit onderwerp.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Dank u, dat scheelt een stukje van mijn vraag. Mijn zorg is de volgende. Het is heel goed dat de minister dit goed voorbespreekt met het parlement en zo tot iets komt wat breed gedragen is, maar we hebben eerder gezien dat een lang traject van voorbespreken aan de overkant leidde tot een laat moment van wetgeving aan deze kant. Het concessiebeleidsplan moet dan al bijna weer worden vastgesteld. Ik vraag de minister om daarin het tijdpad te bewaken, zodat straks voor het wetgevingstraject alles niet alleen zorgvuldig is uitgedacht aan de overkant en de Eerste Kamer op een vroeg moment is meegenomen, maar juist ook op dat late moment, zodat ook de Eerste Kamer dan de tijd en de ruimte heeft om hierover haar oordeel te vellen en het met name te toetsen. Mijn tweede vraag kan ik er meteen aan toevoegen; dat scheelt. Kan de minister toezeggen dat er gewerkt wordt aan objectiveerbare criteria?

Minister Slob: Ik heb het laatst in handen gegeven van de Raad voor Cultuur, maar dit is natuurlijk wel de bedoeling. Als je dit mede als beoordelingscriterium gaat gebruiken om te bepalen of men recht heeft op een plekje in het bestel, los van wat we nu altijd doen, namelijk alleen de ledenaantallen, dan moet dat heel zorgvuldig gebeuren. Daarom is het nog geen gelopen race. Het is wel een voornemen dat we hebben, maar ik merk dat het ook een breed gedragen voornemen is, in ieder geval als ik kijk naar hoe er in de Tweede Kamer op gereageerd is. Daar kon men haast niet wachten. Dat is ook de reden dat de motie er kwam met het verzoek om het dan ook toe te passen. Ik zal er uiteraard voor zorgen, zoals ik net al aangaf, dat u daar tijdig de informatie over ontvangt. Bij de agendering van wetsvoorstellen was deze coronatijd natuurlijk een obstakel, want anders had het al veel eerder bij u gelegen. Maar ik begrijp dat u ook de ruimte wil hebben om daarop te kunnen reflecteren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Alle begrip voor deze keer, maar er was elke keer wat. Daarom was ik er net wat strenger op dan u misschien gemiddeld van mij gewend bent. Bij de Mediawet is de Eerste Kamer bijna altijd in de laatste weken aan zet. Het zou goed zijn, ook voor de versterking van de Mediawet, als de Kamer ruim de tijd heeft als de wetgeving er ligt.

Minister Slob: Ik incasseer deze, al weet u dat ik alleen voor deze wet verantwoordelijkheid draag. Ik besef dat er een historie is op dat vlak. Dat heeft u nog niet helemaal verwerkt, denk ik, maar dat kost soms ook even tijd.

De heer Pijlman (D66): Het is overigens goed dat wij met elkaar mevrouw Bikker eraan zullen herinneren dat zij dit hier heeft gezegd, zodat ze dit later ook in de Tweede Kamer kan herhalen.

Minister, dank voor uw toezegging dat u ons erbij houdt met de aanvullende criteria. Misschien zei u het al in een tussenzin, maar als ik het goed begrijp, streeft u ernaar om ons hybride stelsel nog meer hybride te maken door naast de ledenaantallen de aanvullende criteria te formuleren. Klopt dat?

Minister Slob: Ja, de ledenaantallen blijven overeind. We beseffen dat de aantallen die we in het verleden vroegen niet meer helemaal van deze tijd zijn. Dat is ook de reden dat we die wat hebben teruggeschroefd. We gaan wel kijken of we dat in aanvulling daarop verder kunnen verbreden.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 3 – blz. 10

Minister Slob: Op verzoek van de Tweede Kamer hebben we afgesproken dat we wel proberen eind volgend jaar, dus zo tegen de begrotingsbehandeling, een eerste proeve daarvan te hebben. Ik heb u toegezegd dat ik ook zal zorgen dat die dan naar de Eerste Kamer zal gaan. Daar worden nu door mijn ambtenaren aantekeningen bij gemaakt, en anders houdt u ons wel scherp, als dat niet gebeurt. Dat is dan het moment om heel gericht, op basis van die eerste proeve, met elkaar onder ogen te zien of we dat objectiveerbaar vinden of niet.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek naar desinformatie bij de publieke omroep (35.042/35.453) (T03080)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Pijlman (D66), toe om het onderzoek naar de veiligheid van journalisten uit te breiden met een onderzoek naar nepnieuws en desinformatie bij de publieke omroep.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 3 – blz. 9.

De heer Pijlman (D66):

Wie de ontwikkelingen de afgelopen weken volgde, vielen twee incidenten op rondom de aspiranten die de eerste horde lijken te hebben genomen. De oprichter van Omroep ZWART gedroeg zich zeer onbehoorlijk in de studio van de EO; dat belooft wat. En volgens Pointer, een programma van KRO-NCRV, publiceerde omroep Ongehoord Nederland een videorapportage van 37 minuten met 28 onjuiste en niet-bewezen beweringen over COVID-19. In zijn maidenspeech vorige week wees onze collega Ton Raven van de OSF op het gevaar van desinformatie. Daarom vraag ik ten slotte aan de minister welke garanties het huidige bestel biedt dat er geen desinformatie via de publieke omroep wordt verspreid. Wij hoeven niet een publiek bestel dat trumpiaanse leugens verspreidt en daarmee onbetrouwbaar wordt. Waakzaamheid is ook hier nodig. Welke middelen hebben de NPO en de minister ter beschikking om normen en waarden van de rechtsstaat te waarborgen bij de publieke omroep? Kunnen er bijvoorbeeld boetes worden uitgedeeld wanneer omroepen bewust desinformatie verspreiden? Dienen zij die desinformatie dan ook te corrigeren? De D66-fractie zou het onderzoek naar de veiligheid van journalisten, dat mij in het vorige debat is toegezegd, graag willen verbreden met deze aspecten. Kan de minister ons dat toezeggen? In alle diversiteit die de publieke omroep kenmerkt, is er geen ruimte voor moedwillige leugens. Wij zien dan ook met belangstelling uit naar de antwoorden van de minister.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 14.

De heer Pijlman (D66):

Dan mijn laatste vraag, waarop u eerder niet bent ingegaan: hoe beschermen wij de publieke omroep, ook als er nieuwe aanbieders bij komen, tegen desinformatie en nepnieuws? Wel nogmaals dank voor wat u over de bescherming van journalisten hebt gezegd. Daar hebben we het in december ook over gehad. U komt daarop terug. Ik zou hierover wel van gedachten willen wisselen. Het gaat om de publieke omroep, met een publieke taak. Informatie moet helder en duidelijk zijn. Dat is ook de kracht van de publieke omroep. Het heeft ook te maken met hoe je onze rechtsstaat beschermt tegen allerlei externe druk, die soms heel sterk wordt. Graag daar nog een reactie op.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 19.

Minister Slob:

Dan heeft de heer Pijlman nog iets gevraagd over nepnieuws en desinformatie. Volgens mij hebt u gevraagd of dit kan worden meegenomen bij het onderzoek. Dat gaan we doen. Dus bij deze heb ik toegezegd dat wij dit zullen betrekken bij het onderzoek dat ik in december in de richting van mevrouw Veldhoen heb toegezegd.

zie ook T03058 en T03060


Brondocumenten


Historie







Toezegging Totaalbeeld financiering publieke omroep (35.042/35.453) (T03082)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe om de Kamer op de hoogte te brengen indien blijkt dat niet alle inkomsten bij de publieke omroep worden meegenomen in het onderzoek naar de financiering van de publieke omroep.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen | 2021-2021, nr. 22, item 9 – blz. 19.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dan wil ik ook graag nog even terug naar het vorige blokje over de indexatie en het reclameluw maken. In mijn herinnering is het reclameluw maken niet voor honderd procent gecompenseerd met de 40 miljoen die in het vorige debat aan de orde is geweest. Volgens mij blijft daar een gat tussen zitten. In mijn optiek wordt het gat nog iets groter, nu de indexering van de Ster-inkomsten daar nog bovenop komt. Geïnspireerd door collega Vos vraag ik of u bereid bent om in het toegezegde onderzoek, dat ook ziet op bestendige middelen voor de publieke omroep, de volle omvang van de reclame mee te nemen. Het gaat dus om de teruggang in reclame, de daardoor verminderde inkomsten uit reclame en het feit dat de indexering er nu af gaat. Kunt u toezeggen dat het totaalplaatje in het onderzoek wordt meegenomen, zodat we een keer een totaaloverzicht krijgen van hoe die vaten met elkaar communiceren tussen de rijksmediabijdragen en de Sterinkomsten? Kunt u toezeggen dat dit in zijn totaliteit wordt meegenomen?

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 19-20.

Minister Slob:

Met betrekking tot de 40 miljoen en het reclameluw maken, heb ik net ook in de richting van mevrouw Vos gezegd dat dit echt rond loopt, op basis van ramingen die we met elkaar hebben geaccepteerd en op basis waarvan de berekeningen zijn gemaakt. Alleen, het zijn allemaal aannames. We weten gewoon niet hoe het in de toekomst zal gaan. Kijk maar eens naar wat voor jaar we hebben meegemaakt. Dat hebben we niet in eigen hand. Daarom hebben we aangegeven dat we bij iedere begrotingsbehandeling kijken wat de ontwikkelingen zijn, wat de actuele ramingen zijn, ook voor volgend jaar, en hoe deze zich verhouden tot de afspraken die we hebben gemaakt over reclameluw maken.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dan blijft de vraag hangen of deze problematiek ook onderdeel uitmaakt van dat onderzoek. Wordt het totale beeld meegenomen als het gaat om de financiering van de publieke omroep?

Minister Slob:

Ik moet even in mijn geheugen graven, maar volgens mij hebben we afspraken gemaakt om te kijken in hoeverre de financiën zich ontwikkelen. Het spreekt dan voor zich dat je het actuele beeld meeneemt, inclusief wat er aan andere inkomsten bij de publieke omroep binnenkomt. Als u het dus zo bedoelt, dan zit dat daarin. Dan hoef ik dat niet toe te zeggen, maar is het onderdeel van de opdracht. Mocht dat anders wezen, dan laat ik u dat weten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toekomstig beleid positie zzp'ers in de culturele sector (35.984) (T03353)

De staatssecretaris Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Veldhoen (GroenLinks) en Fiers (PvdA), toe zich in te zetten voor de arbeidsmarktpositie van zzp’ers in de culturele sector en toekomstig beleid op dit punt met de Kamer te zullen delen.


Kerngegevens

Nummer T03353
Status openstaand
Datum toezegging 18 januari 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA)
mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen beleid
culturele sector
ZZP'ers
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (35.984)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 29

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dan de zzp'ers. Ik heb er in mijn eerste termijn veel aandacht aan besteed, omdat het echt iets is wat mijn fractie aan het hart gaat. Er zijn natuurlijk een heleboel middelen ingezet voor deze sector, maar dat is ook niet voor niks. Dat is omdat deze sector het allerlangst en het allerbreedst gesloten is van alle sectoren in de coronacrisis. Dus het is, denk ik, ook niet meer dan terecht dat er zoveel geld naar deze sector is gegaan. Dat neemt niet weg dat het geld niet bij de makers terecht is gekomen. Dat wordt geconcludeerd na onderzoek van de Boekmanstichting. Hoeveel geld er ook naartoe is gegaan, het is niet bij de makers terechtgekomen. Dat blijft een hele grote zorg en dat is ook een grote zorg van mijn fractie. Het is zeker ook heel zuur in het licht van de bedragen waar we vandaag over spreken voor een enkel kunst werk. Mijn fractie heeft begrip voor het feit dat de staatssecretaris op dit moment niet een-twee-drie beleid kan formuleren om die zzp'ers te helpen. Ik ben blij dat zij aangeeft dat dit onderwerp haar volle aandacht heeft. Ik heb ook begrip voor het feit dat zij nu niet op het terrein van Sociale Zaken kan treden en dat dit verband met elkaar houdt. Ik zou wel aan de staatssecretaris willen vragen om hier het gesprek over aan te gaan, ook met Sociale Zaken, om beleid op dit punt te ontwikkelen en om de Kamer hierover te informeren. Aan de staatssecretaris de vraag of zij ook dat aan ons zou willen toezeggen, want het is voor mijn fractie een heel belangrijk element in de afweging ten aanzien van dit kunstwerk. Daar dus nog graag even een antwoord op.

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 31-32

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik wil toch graag in de tweede termijn iets meer van de staatssecretaris horen. Deelt zij de analyse dat er een probleem is bij de zzp'ers, omdat de coronasteun daar niet terechtkomt? En vervolgens heb ik ook de vraag: wat gaat zij daaraan doen? Ik hoorde de toezegging van de staatssecretaris dat dit haar volle aandacht heeft. Nou heb ik in mijn

dagelijks werk ook volle aandacht voor van alles. De vraag is even: kunnen we daar een overtreffende trap van krijgen?

Staatssecretaris, wat gaat u doen? U gaat zich maximaal inspannen om te zorgen dat het probleem van de zzp'ers wordt opgelost. U zegt in uw toezegging: over enkele weken. Maar de nood is heel erg hoog. Ik zoek dus ook even naar het tijdpad waarop er een oplossing kan komen voor de zzp'ers.

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 36

Staatssecretaris Uslu:

De leden Veldhoen van GroenLinks en Fiers van de PvdA stellen dat de coronasteunmiddelen niet bij de zzp'ers terechtkomen. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik de moeilijke positie van zzp'ers in deze crisis zie. In het regeerakkoord is opgenomen dat de arbeidsmarktpositie van zzp'ers verbeterd moet worden. Daar ga ik mij deze

periode voor inzetten. De plannen die ik hiervoor zal ontwikkelen, zal ik delen met uw Kamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tegengaan desinformatie publieke omroep (35.925 VI) (T03480)

De staatssecretaris voor Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66) over de status van een eerdere toezegging aan lid Pijlman (D66) om te onderzoeken of er binnen de Mediawet voldoende mogelijkheden zijn om desinformatie bij de publieke omroep tegen te gaan, toe dit mee te nemen in de beleidsdoorlichting media en de Kamer over de resultaten te informeren.


Kerngegevens

Nummer T03480
Status openstaand
Datum toezegging 31 mei 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Beleidsdoorlichting
media
Mediawet
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2022 (35.925 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 31, item 11 - blz. 11

De heer Backer (D66):

Voorzitter, ten slotte. Ik verontschuldig mij bij voorbaat bij de staatssecretaris Cultuur en Media dat ik zo veel tijd aan de andere onderwerpen heb besteed en zo weinig aan cultuur en media. Het is interessant om de dynamiek van media te zien, ook weer vandaag. Er is meer dynamiek en meer reuring als we niet vergaderen dan als we wel vergaderen. Dat vond ik wel interessant. Ik heb nog een concrete vraag aan u. In november heeft mijn collega Pijlman van u de toezegging gekregen dat er onderzoek zal worden gedaan of er voldoende mogelijkheden zijn in de Mediawet om bepaalde uitingen, zoals onder andere door Ongehoord Nederland, binnen de kaders van de democratische rechtsstaat te houden en of de Mediawet daar in het stelsel ruimte voor biedt. Daar zou ik, mede gezien de actuele discussie, graag ook namens de heer Pijlman antwoord op krijgen. Ik kijk uit naar de beantwoording van de minister.

Handelingen I 2021-2022, nr. 34, item 7 - blz. 44

Staatssecretaris Uslu:

(…)

Dan de vraag van de heer Backer. Hij vroeg hoe het staat met de toezegging aan de heer Pijlman over onderzoek naar mogelijkheden om desinformatie bij de publieke omroep tegen te gaan. Mijn voorganger heeft inderdaad aan de heer Pijlman toegezegd om te onderzoeken of er binnen de Mediawet voldoende mogelijkheden zijn om desinformatie bij de publieke omroep tegen te gaan. Deze vraag wordt meegenomen in de beleidsdoorlichting media. Daarin zal onderzocht worden in hoeverre het huidige wettelijke nationale en Europese beleidsinstrumentarium voor de publieke omroep nog passend is, gezien de huidige ontwikkelingen wat betreft nepnieuws. Uw Kamer ontvangt de resultaten van deze beleidsdoorlichting. Die wordt in november van dit jaar afgerond.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitwonende studenten die niet ingeschreven staan in de gemeente (36.229) (T03628)

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft, naar aanleiding van een opmerking van het lid Fiers (PvdA), aan in gesprek te zijn met DUO over onderzoek naar het probleem van uitwonende studenten die tussen wal en schip terecht zijn gekomen, omdat ze niet zijn ingeschreven bij de gemeente. De Kamer wordt hier graag over geïnformeerd.


Kerngegevens

Nummer T03628
Status voldaan
Datum toezegging 30 mei 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Dienst Uitvoering Onderwijs
huis- en buurtonderzoeken
uitwonende studenten
Kamerstukken Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs (36.229)


Uit de stukken

Handelingen I 2022/23, nr. 34, item 4, p. 2

Mevrouw Fiers (PvdA):

(…)

Voorzitter, tot slot. Ik heb nog een vraag over de uitvoering van de huis- en buurtonderzoeken om te controleren of studenten wel uitwonend zijn. Die controles worden met de invoering van de basisbeurs uiteraard weer relevanter. Vanwege de grote woningnood zijn studenten de afgelopen jaren soms akkoord gegaan met de vereisten van verhuurders om zich niet in te schrijven bij een gemeente. Studenten kunnen hierdoor met de invoering van de basisbeurs voor uitwonenden in de problemen komen, terwijl het dan toch vooral eigenlijk een probleem van de huisbazen zou moeten zijn. Heeft de minister in beeld om hoeveel studenten het zou kunnen gaan? We zijn benieuwd of er al iets te melden is over het gesprek dat de minister hierover met DUO zou hebben in verband met een mogelijke aanpak van dit probleem.

Handelingen I 2022/23, nr. 34, item 12, p. 4-6

Minister Dijkgraaf:

Mevrouw Fiers vroeg naar de studenten die zich in de ongelukkige positie bevinden waarbij de verhuurder niet wil dat zij zich inschrijven bij de gemeente. Het is echt lastig om te zien hoe groot dit probleem is, want het is bijna per definitie onzichtbaar. In het debat over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb ik op verzoek van het lid Westerveld van GroenLinks toegezegd de situatie te onderzoeken. Ik voer op dit moment gesprekken met DUO over een mogelijke aanpak. Ik kom hier binnenkort op terug in een brief aan de Tweede Kamer. Dat doe ik voor het reces. We zijn dit in overleg met DUO verder aan het onderzoeken.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik heb een vraag ter verduidelijking. Het zal inderdaad voor een deel een niet-geregistreerd probleem zijn. Ik ben wel even benieuwd naar de visie van de minister op wiens probleem dit is. Die studenten hebben daarmee ingestemd. Dan zou je kunnen zeggen: eigen schuld, dan heb je nu pech. Aan de andere kant komen ze wel klem te zitten. Ik ben dus eigenlijk wel benieuwd naar hoe u oordeelt over die situatie.

Minister Dijkgraaf:

Ten eerste vind ik dat het probleem eigenlijk bij de huurbaas zou moeten liggen. Laten we daar heel helder over zijn. Dat zijn namelijk gewoon de regels. Studenten zitten in een kwetsbare positie, dus ik voel wel een verantwoordelijkheid om voor hen naar deze zaak te kijken en te kijken wat we eraan kunnen doen. Daarom ben ik in gesprek met DUO. Dit raakt me wel, want deze studenten zitten echt tussen wal en schip.

(…)

Mevrouw Fiers (PvdA):

(…)

Ook fijn om van de minister te horen dat hij gaat kijken of er een oplossing te bedenken is voor de studenten die tussen wal en schip terecht zijn gekomen omdat ze niet zijn ingeschreven bij de gemeente. Ook daar worden we graag over geïnformeerd.


Brondocumenten


Historie