Rappelabele toezeggingen Justitie en Veiligheid (Vooruitblik maart 2024)



Dit is het rappel vanaf 02-01-24 tot 02-07-24.

 




Toezegging Monitoren en mogelijk evalueren van de insluitingsfouillering (33.112) (T01925)

De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hoekstra (CDA), toe dat hij de bevoegdheid tot insluitingsfouillering zal monitoren en afhankelijk van de aantallen ook evalueren.


Kerngegevens

Nummer T01925
Status openstaand
Datum toezegging 13 mei 2014
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen insluitingsfouilleringen
monitoring
Kamerstukken Verruiming fouilleerbevoegdheden (33.112)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 29, item 5 - blz. 1

De heer Hoekstra (CDA):

Vervolgens zouden we nog graag van de minister willen horen hoe hij dit onderdeel van de wet denkt te evalueren en of hij wil toezeggen het aantal gevallen dat zich zal voordoen vanaf het moment dat deze wet ingaat, zo die ingaat, te zullen monitoren en publiceren.

Handelingen I 2013-2014, nr. 29, item 5 - blz. 12

De heer Hoekstra (CDA):

Ik wil nog één extra vraag stellen. Misschien komt de minister er zelf straks ook nog wel op of misschien moet hij daarover zijn brein ook nog laten werken. Misschien kan hij zeggen of hij ook bereid is om dit dan te gaan monitoren? Ik heb dat al gevraagd na de vraag over de aanpassing. Ik denk namelijk dat velen behoefte hebben aan kwantitatieve informatie en ook aan een evaluatie. Wat mij betreft hoeft deze vraag niet in deze termijn te worden beantwoord, maar misschien kan de minister ook daarover nog zijn licht laten schijnen in de tweede termijn.

Minister Opstelten:

Dat zou een volgend punt in mijn bijdrage in eerste termijn zijn. Op de vraag van de heer Hoekstra kan ik zeggen: ja, ik zal dat monitoren en afhankelijk van de aantallen ook evalueren. Dat moge duidelijk zijn. Het antwoord is dus "ja".


Brondocumenten


Historie







Toezegging Faciliteren van gerechtvaardigde beroepen op afscherming van UBO's van kerkgenootschappen (35.179) (T02977)

De Minister van Financiën zegt de Kamer naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe in overleg te zullen treden met zijn ambtsgenoot van JenV en met het Openbaar Ministerie om te kijken hoe zij kunnen faciliteren dat gerechtvaardigde beroepen op afscherming van UBO's van kerkgenootschappen worden gehonoreerd en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02977
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

De kwestie van kerkelijke gevoeligheden speelt ook bij het handelsregister en de anbi-regeling, maar in het geval van het UBO-register is er, aldus de Raad van State, sprake van Unierechtelijke bindende regelgeving. In gewone mensentaal: Brussel schrijft dit dwingend voor. De nationale speelruimte, zo begrijpen wij, is vrijwel nihil. Sterker, de Raad van State beklemtoont dat de Europese wetgever de gevoeligheid van het openbaar maken van persoonsgegeven heeft afgewogen tegen het belang van een effectieve strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. Wel wijst de Raad van State erop dat artikel 30, lid 9, van de richtlijn aangeeft dat lidstaten in uitzonderlijke gevallen de UBO-gegevens kunnen afschermen. Er moet dan sprake zijn van onevenredige risico's. De ChristenUniefractie wil de minister vragen om eens creatief mee te denken in dit debat over de mogelijkheden die dit artikel biedt om kerkgenootschappen en hun bestuurders meer comfort te bieden en om hun specifieke zorgen over privacy en veiligheid weg te nemen. Dat geldt voor onze kerken in het algemeen, maar voor de joodse gemeenschap in het bijzonder. We willen niet dat een openbaar UBO-register gevaren oplevert voor bestuurders van kerkgenootschappen. Herkent de minister deze zorgpunten en zo ja, hoe kan hij de kerken hierin tegemoetkomen? Welke waarborgen heeft hij op het netvlies? Aan welke afschermingsmogelijkheden denkt hij? Dit alles uiteraard zonder de doelstelling van de wet geweld aan te doen, laat mij dat onderstrepen.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 10, 11.

De heer Essers (CDA):

Ik ga even weer de draad oppakken. Het zou dus niet alleen betekenen dat er geen publieke registratie zou plaatsvinden, maar ook dat er geen afgeschermde registratie zou plaatsvinden, uitgaande van het oorspronkelijke voorstel van de regering. Als de richtlijn dit naar het toenmalige oordeel van de regering mogelijk maakte, dan is dat a fortiori het geval voor ons voorstel om de gegevens van deze bestuurders op een afgeschermde lijst te plaatsen. Een dergelijke afgeschermde lijst staat niet in de weg aan het streven om witwassen en terrorismefinanciering te bestrijden. De bevoegde autoriteiten blijven immers zicht houden op deze UBO's. Daarmee wordt ook tegemoetgekomen aan de gedachte die ten grondslag ligt aan het amendement-Van der Linde.

[…]

Wij roepen daarom de minister even vriendelijk als dringend op om onze suggestie in dezen te volgen. Samen met mijn voornaamgenoten Ester en Schalk ben ik voornemens om desnoods hierover in tweede termijn een motie in te dienen. Wij kijken uit naar het antwoord van de minister.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14, 15.

Minister Hoekstra:

Dan de kerkgenootschappen. Ik begrijp goed de zorgen die geuit zijn door de heer Ester en ook nog door een paar van de andere Peters, zou ik bijna willen zeggen, maar dat is niet helemaal aan mij. Wat vind ik van de suggestie om voor kerkgenootschappen een besloten register in te richten? Dat was volgens mij de vraag van de heer Ester, maar geëchood door anderen. De zorgen rondom de kerkgenootschappen begrijp ik natuurlijk zeer. Dat heb ik ook met de Tweede Kamer gedeeld. Dat is ook precies de reden geweest waarom het kabinet in het ingediende wetsvoorstel had voorzien in die uitzondering. Maar ja, het debat in de Tweede Kamer is gelopen zoals het is gelopen. Daarom geldt in het voorliggende wetsvoorstel de registratieplicht nu ook voor kerkgenootschappen. De richtlijn gaat uit van openbaarheid en staat afscherming alleen in individuele gevallen toe. Een generiek afschermingsregime voor een bepaalde entiteit is niet mogelijk. Het is vervolgens ook wel weer de vraag of je dat wenselijk moet vinden. Maar gegeven de voorgeschiedenis en gegeven hoe pregnant, en ik denk ook inhoudelijk relevant, de punten naar voren zijn gebracht, ben ik graag bereid en zeg ik uw Kamer toe om in ieder geval te kijken naar hoe ik kan faciliteren dat gerechtvaardigde beroepen op die afscherming van UBO's van kerkgenootschappen worden gehonoreerd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Kan de minister toelichten wat hij daar exact mee bedoelt?

Minister Hoekstra:

Ik verwijs naar wat ik net gezegd heb. Ik maak onderscheid tussen twee dingen. Aan de ene kant het afschermen van de generieke groep. Vanuit de oriëntatie van de heer Ester begrijp ik die vraag wel. Dat is ingewikkeld. Tegelijkertijd denk ik uw Kamer zo verstaan te hebben dat alleen maar wachten tot er bij een individu een probleem ontstaat, misschien ook niet helemaal het juiste comfortniveau aan de voorkant geeft. Dus moet je puzzelen, een beetje in het duister, of je nog meer kan doen en of je überhaupt proactief zou kunnen reageren op bepaalde signalen die hier in de Kamer zijn genoemd. Dit levert bijvoorbeeld op, maar dan ben ik meteen bij mijn tweede toezegging aan de heer Ester — de vorige vraag was van Essers en Ester samen —want Ester vroeg ook nog of ik bereid ben om in gesprek te treden, dat ik zeer bereid ben om in gesprek te treden. Als iets zo gevoelig ligt, dan vind ik ook echt dat het aan het kabinet is om in gesprek te treden en te kijken hoe binnen de contouren van die wet en binnen de contouren die we met elkaar in Nederland maar ook in Europa hebben afgesproken, je toch tegemoet kan komen aan zorgen die er leven.

[…]

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester vroeg om een generieke afscherming, maar zo ver kan ik hem niet tegemoetkomen. Maar ik vind wel dat ik hem zo ver tegemoet moet komen door te zeggen dat we gaan kijken hoe we hiermee moeten omgaan. Zie sommige van de voorbeelden die zojuist genoemd zijn. De verschrikkelijke situaties bij sommige synagogen zijn genoemd. Vervolgens moet je het nog steeds op individueel niveau bekijken, want dat vraagt deze wetgeving.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 17.

De heer Essers (CDA):

Misschien moet ik het nog even wat meer concretiseren. Ik ben blij met wat de minister zegt. Ook het gesprek met de kerkgenootschappen zelf juich ik zeer toe. We hebben natuurlijk nog een bepaalde periode om daar ervaringen mee op te doen. Ik begrijp ook dat hij zegt dat er geen ruimte is voor generieke uitzonderingen. Ik vraag toch wat aandacht voor de bijzondere positie van bestuurders van kerkgenootschappen. Het kan dus zo zijn dat leden van een bestuur wel degelijk concrete bedreigingen hebben gehad, maar de persoon in kwestie nog niet. Het is natuurlijk te voorzien dat die er kunnen komen, zeker als hun gegevens alsnog worden genoteerd. Dat is mijn vraag aan u als u zegt dat u dat wilt faciliteren. Vindt u dat dit soort zaken meegenomen moeten worden? Ik bedoel dan niet in generieke zin, van: ik kan weleens bedreigd worden. Nee, er zijn aanwijzingen dat andere bestuurders worden bedreigd en dan komt er een nieuwe bestuurder die nog niet bedreigd is. Hoe wordt daarmee omgegaan?

Minister Hoekstra:

Ik ga me nu een beetje op glad ijs begeven, op het werkterrein van de minister van Justitie. Ik denk dat je dan, in overleg met degenen die daarvoor geëquipeerd zijn en verstand hebben van dreigingsanalyses en dit type problematiek, en mede op basis van hun kompas, tot oordeelsvorming moet overgaan. Daarbij moet je nog steeds individueel kijken. Natuurlijk ligt het dan wel voor de hand — dat is de andere kant ervan, zeker gegeven de gevoeligheid van deze wet en gegeven het debat dat wij hier voeren — dat je met meer proactiviteit daarover met elkaar in gesprek gaat bij een Amsterdamse synagoge dan bij een Friese plattelands-kerk, zonder daarmee ook maar iemand, ook mijn voorouders niet, te willen beledigen. Daar ligt het misschien toch net wat anders. Maar dat is precies wat Justitie ook doet. Justitie en politie richten zich op de plekken waarvan men denkt dat er misschien iets misgaat. De politie surveilleert ook meer op plekken waar ze verwacht dat er dreiging gaat ontstaan dan op plekken waar de geschiedenis lijkt te laten zien dat het er behoorlijk vredig aan toegaat.

Ik hoop dat dit de heer Essers voldoende comfort geeft. Ik vind het reëel om op het kompas te varen van degenen die hier ervaring in hebben. Ik denk ook dat het een heel Nederlandse oplossing is — daarom was ik daar ook voor— om in een gesprek te kijken: wat bedoelen we nu met deze wet? Wij willen daarmee ook zorgen wegnemen, bij alle kerkelijke genootschappen, maar zeker ook bij de joodse gemeenschap, in dialoog met degenen die verstand hebben van handhaving en dreigingsbeelden.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 2.

De heer Ester (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie heeft als ik goed heb geteld twee belangrijke toezeggingen van de minister aan ons adres genoteerd. De minister zal in contact treden met het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, het CIO, waarbij zoals ik al zei meer dan 30 kerkgenootschappen zijn aangesloten, om samen concrete afspraken te maken over een vormgeving van het UBO-register die recht doet aan de kerkelijke zorgen rond privacyschendingen van kerkbestuurders, ook waar het gaat om het monitoren en evalueren van de impact van het register op onze kerken en kerkbestuurders. En om concrete afspraken te maken in geval van veiligheidsdreigingen en de daaraan gekoppelde opties van beveiliging van kerkbestuurders. Onze joodse gemeenschap is daarbij wederom nadrukkelijk in het vizier.

De minister heeft ook toegezegd in overleg te zullen treden met zijn ambtsgenoot van JenV en het Openbaar Ministerie. Dank voor deze voor mijn fractie belangrijke toezeggingen. Ik hoor overigens graag of mijn samenvatting klopt.

De minister begrijpt dat dit een aangelegen kwestie is voor de fractie van de ChristenUnie en we verzochten hem om enige spoed rond dit overleg. We willen hem ook graag vragen om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de Raad van Kerken, JenV en het OM. Ik neem aan dat hij daartoe bereid is en hoor dat graag.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

De heer Ester wilde nog even zeker stellen dat ik de toezeggingen die ik gedaan had — wat natuurlijk almost too good to be true is — ook echt gedaan had. Hij frommelde er nog een vraag bij, want hij vroeg of ik bereid was om toe te zeggen dat ik hem over de toezeggingen zou blijven informeren. Dat zeg ik hem toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkoppeling gesprekken over het UBO-register met kerkgenootschappen (35.179) (T02978)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA), toe om de Kamer aanvang 2022 (18 maanden na de toezegging) te informeren over de gesprekken met kerkgenootschappen zoals het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken en de Joodse gemeenschap, politie en justitie over de ervaringen en zorgen rond privacy en veiligheid met betrekking tot het UBO-register.


Kerngegevens

Nummer T02978
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Is de minister bereid om in samenspraak met het Interkerkelijke Contact in Overheidszaken, het CIO, waarbij meer dan 30 kerkgenootschappen zijn aangesloten, te zoeken naar een operationele invoering van het UBO-register die deze zorgen vermindert? Dat geldt zeker voor mogelijke privacyschending en veiligheidsdreiging. Is de minister bereid om concrete afspraken te maken over het UBO-beleid in geval er sprake is van grove en uitzonderlijke bedreigingen van kerkbestuurders, ook wat hun beveiliging aangaat? De minister zal hier een gewillig oor vinden. De ChristenUnie-fractie waardeert een toezegging op dit punt.

Mijn fractie verzoekt de minister daarnaast om in het kader van de voorziene evaluatie nauwgezet te monitoren wat de impact van het wetsvoorstel is op kerkbestuurders, in het bijzonder wat hun privacy en veiligheid betreft. Mag mijn fractie hier wellicht ook een bevestiging horen? Onze dank daarvoor.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14, 15, 16.

Minister Hoekstra:

Dan de kerkgenootschappen. Ik begrijp goed de zorgen die geuit zijn door de heer Ester en ook nog door een paar van de andere Peters, zou ik bijna willen zeggen, maar dat is niet helemaal aan mij. Wat vind ik van de suggestie om voor kerkgenootschappen een besloten register in te richten? Dat was volgens mij de vraag van de heer Ester, maar geëchood door anderen. De zorgen rondom de kerkgenootschappen begrijp ik natuurlijk zeer. Dat heb ik ook met de Tweede Kamer gedeeld. Dat is ook precies de reden geweest waarom het kabinet in het ingediende wetsvoorstel had voorzien in die uitzondering. Maar ja, het debat in de Tweede Kamer is gelopen zoals het is gelopen. Daarom geldt in het voorliggende wetsvoorstel de registratieplicht nu ook voor kerkgenootschappen. De richtlijn gaat uit van openbaarheid en staat afscherming alleen in individuele gevallen toe. Een generiek afschermingsregime voor een bepaalde entiteit is niet mogelijk. Het is vervolgens ook wel weer de vraag of je dat wenselijk moet vinden. Maar gegeven de voorgeschiedenis en gegeven hoe pregnant, en ik denk ook inhoudelijk relevant, de punten naar voren zijn gebracht, ben ik graag bereid en zeg ik uw Kamer toe om in ieder geval te kijken naar hoe ik kan faciliteren dat gerechtvaardigde beroepen op die afscherming van UBO's van kerkgenootschappen worden gehonoreerd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Kan de minister toelichten wat hij daar exact mee bedoelt?

Minister Hoekstra:

Ik verwijs naar wat ik net gezegd heb. Ik maak onderscheidtussen twee dingen. Aan de ene kant het afschermen van de generieke groep. Vanuit de oriëntatie van de heer Ester begrijp ik die vraag wel. Dat is ingewikkeld. Tegelijkertijd denk ik uw Kamer zo verstaan te hebben dat alleen maar wachten tot er bij een individu een probleem ontstaat, misschien ook niet helemaal het juiste comfortniveau aan de voorkant geeft. Dus moet je puzzelen, een beetje in het duister, of je nog meer kan doen en of je überhaupt proactief zou kunnen reageren op bepaalde signalen die hier in de Kamer zijn genoemd. Dit levert bijvoorbeeld op, maar dan ben ik meteen bij mijn tweede toezegging aan de heer Ester — de vorige vraag was van Essers en Ester samen —want Ester vroeg ook nog of ik bereid ben om in gesprek te treden, dat ik zeer bereid ben om in gesprek te treden. Als iets zo gevoelig ligt, dan vind ik ook echt dat het aan het kabinet is om in gesprek te treden en te kijken hoe binnen de contouren van die wet en binnen de contouren die we met elkaar in Nederland maar ook in Europa hebben afgesproken, je toch tegemoet kan komen aan zorgen die er leven.

[…] De heer Ester vroeg om een generieke afscherming, maar zo ver kan ik hem niet tegemoetkomen. Maar ik vind wel dat ik hem zo ver tegemoet moet komen door te zeggen dat we gaan kijken hoe we hiermee moeten omgaan. Zie sommige van de voorbeelden die zojuist genoemd zijn. De verschrikkelijke situaties bij sommige synagogen zijn genoemd. Vervolgens moet je het nog steeds op individueel niveau bekijken, want dat vraagt deze wetgeving.

[…]

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik ben zeer blij met de toezegging van de minister dat hij het gesprek met onze kerken aangaat. Ik vind het een belangrijk moment in het debat. Het gaat mij er niet om dat we allerlei groepen tegen elkaar uitspelen, maar wij hebben voorlichting gevraagd aan de Raad van State, met name op dit punt. Dan is het niet verwonderlijk dat dit punt in enige hevigheid bij verschillende sprekers terugkomt. Ik ben heel blij met het gesprek. Ik zou de minister willen meegeven — hij noemde het net ook al — om vooral onze joodse gemeenschap erin te betrekken. U heeft gezegd dat er geen sprake kan zijn van een generieke afscherming. Dat begrijp ik wel, maar hier hebben we te maken met een groep voor wie alleen al het woord "registratie" allerlei bellen doet rinkelen. We hoeven nu niet die afschuwelijke geschiedenis met elkaar te delen, maar ik vind het wel van belang om in dit debat te benoemen dat deze groep in zijn geheel slachtoffer is geworden van registratie. Die moeten we echt tegemoetkomen. Ik zou de minister willen meegeven om daar specifieke aandacht aan te besteden in zijn gesprek met de kerken.

Misschien mag ik als aansluitende vraag aan hem voorleggen hoe hij dat gesprek voor zich ziet en wat hij wil inbrengen. Het gaat ons, als ChristenUnie, maar ik denk dat ik ook spreek namens de andere Peters die hier hebben gestaan, om het helpen van de kerkgenootschappen, om zo ervoor te zorgen dat zij niet het slachtoffer worden van deze wetgeving.

[…]

Minister Hoekstra:

Ik begrijp heel goed waarom de heer Ester verwijst naar de rampspoed in de geschiedenis en wat joodse medeburgers ten deel is gevallen. Het is natuurlijk met geen pen te beschrijven hoe verschrikkelijk dat is. Het plaatst elk debat over registratie in een bepaalde context. Ook ik ben daar weleens geweest, en ik ben het met hem eens dat het volstrekt, maar dan ook volstrekt onacceptabel is hoe sommige synagogen zichzelf moeten beschermen. Ik ben dat zeer met hem eens. Ik wil de gevoelens die er leven dus ook zeer meenemen in de gesprekken en überhaupt de toelichting— want dat zal het toch in eerste instantie zijn — op het waarom achter dit wetsvoorstel, ook aan diegenen in de joodse gemeenschap die kerkelijk zijn, of ik moet zeggen: die naar de synagoge gaan.

De andere bumper is natuurlijk dat ik het met mevrouw Karimi eens blijf ten aanzien van het individu. Op het moment dat je bij een kerkgenootschap bent aanbeland waarbij je ook in dialoog met bijvoorbeeld justitie of politie tot de conclusie komt dat de situatie voor individuele bestuurders zorgelijk is, moet je dat vervolgens nog steeds persoon voor persoon beoordelen. Dat is de andere kant. Ik snap dus heel goed het sentiment, de gevoelens en de terechte zorgen. Sentiment klinkt als alleen maar sentiment, maar ik bedoel echt de zorgen die er leven. Die wil ik heel graag adresseren. Maar ik wil ook markeren dat we dit ten volle moeten doen volgens de wet zoals die voorligt en dat ik dus die andere bumper van de generieke bepaling ook serieus te nemen heb. Volgens mij kom ik Ester dan een eind tegemoet, maar er komt een punt waarop ik ook hem weer teleur moet stellen. Dat is hier volgens mij reëel.

[…]

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp wat u zegt, maar ik zou willen zeggen dat het bij de joodse gemeenschap ook gaat om geïnstitutionaliseerd antisemitisme. Dat is niet alleen een kwestie van een individu dat bedreigd wordt. Dat gaat aanzienlijk verder dan dat. Ik denk dat u uitstekend aanvoelt wat ik bedoel. U laat ook uw empathische kant zien. Dat waardeer ik zeer. Maar er zit spanning tussen het afwijzen van de generieke behandeling en het feit dat antisemitisme helaas ook in Nederland geïnstitutionaliseerd is, en daarmee generiek is.

Minister Hoekstra:

Ja, en dat laatste is natuurlijk om razend van te worden. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Dat is natuurlijk om echt, echt razend van te worden.

Toch betekent dit dat we een enorme opdracht hebben, als kabinet en als samenleving, om op te komen voor alle groepen. En zeker voor die groepen die zich zorgen moeten maken over hun eigen veiligheid, zoals helaas delen van de joodse gemeenschap. Dat moet vervolgens op zo'n manier dat dat past binnen de kaders van de wet. Bij dit stuk van de wet gaat het erom dat we via het amendement een realiteit hebben van waaruit ik te acteren heb. Zover moet ik echt met mevrouw Karimi meegaan, want dat is gewoon zoals de kaarten liggen. Ik ga dan niet alsnog een generieke uitzondering maken.

Vervolgens moet je wel kijken voor hoeveel individuen dat geldt. Nogmaals, daar is het ministerie van Financiën echt niet voor geëquipeerd. Daar zul je met anderen, die daar wel voor geëquipeerd zijn, over in gesprek moeten gaan. Dat is natuurlijk de spanning. Die begrijp ik en die zie ik ook in het debat. Maar zo moet het maar. Zo moeten we voorwaarts met elkaar.

De heer Essers (CDA):

Misschien moet ik het nog even wat meer concretiseren. Ik ben blij met wat de minister zegt. Ook het gesprek met de kerkgenootschappen zelf juich ik zeer toe. We hebben natuurlijk nog een bepaalde periode om daar ervaringen mee op te doen. Ik begrijp ook dat hij zegt dat er geen ruimte is voor generieke uitzonderingen. Ik vraag toch wat aandacht voor de bijzondere positie van bestuurders van kerkgenootschappen. Het kan dus zo zijn dat leden van een bestuur wel degelijk concrete bedreigingen hebben gehad, maar de persoon in kwestie nog niet. Het is natuurlijk te voorzien dat die er kunnen komen, zeker als hun gegevens alsnog worden genoteerd. Dat is mijn vraag aan u als u zegt dat u dat wilt faciliteren. Vindt u dat dit soort zaken meegenomen moeten worden? Ik bedoel dan niet in generieke zin, van: ik kan weleens bedreigd worden. Nee, er zijn aanwijzingen dat andere bestuurders worden bedreigd en dan komt er een nieuwe bestuurder die nog niet bedreigdis. Hoe wordt daarmee omgegaan?

Minister Hoekstra:

Ik ga me nu een beetje op glad ijs begeven, op het werkterrein van de minister van Justitie. Ik denk dat je dan, in overleg met degenen die daarvoor geëquipeerd zijn en verstand hebben van dreigingsanalyses en dit type problematiek, en mede op basis van hun kompas, tot oordeelsvorming moet overgaan. Daarbij moet je nog steeds individueel kijken. Natuurlijk ligt het dan wel voor de hand — dat is de andere kant ervan, zeker gegeven de gevoeligheid van deze wet en gegeven het debat dat wij hier voeren — dat je met meer proactiviteit daarover met elkaar in gesprek gaat bij een Amsterdamse synagoge dan bij een Friese plattelands-kerk, zonder daarmee ook maar iemand, ook mijn voorouders niet, te willen beledigen. Daar ligt het misschien toch net wat anders. Maar dat is precies wat Justitie ook doet. Justitie en politie richten zich op de plekken waarvan men denkt dat er misschien iets misgaat. De politie surveilleert ook meer op plekken waar ze verwacht dat er dreiging gaat ontstaan dan op plekken waar de geschiedenis lijkt te laten zien dat het er behoorlijk vredig aan toegaat.

Ik hoop dat dit de heer Essers voldoende comfort geeft. Ik vind het reëel om op het kompas te varen van degenen die hier ervaring in hebben. Ik denk ook dat het een heel Nederlandse oplossing is — daarom was ik daar ook voor— om in een gesprek te kijken: wat bedoelen we nu met deze wet? Wij willen daarmee ook zorgen wegnemen, bij alle kerkelijke genootschappen, maar zeker ook bij de joodse gemeenschap, in dialoog met degenen die verstand hebben van handhaving en dreigingsbeelden.

De heer Essers (CDA):

Dank voor dit antwoord. Bent u bereid om ons van de ervaringen die hierover zullen ontstaan in de komende maanden — misschien wel jaren, maar ik bekijk het nu even over een periode van achttien maanden — deelgenoot te maken? Ik snap dat het lastig is om in algemene termen te praten. Je moet kijken hoe het in de praktijk uitwerkt. Er zijn reële zorgen bij organisaties. Kunt u ons binnen die termijn van die achttien maanden informeren over hoe dat nu in de praktijk uitpakt?

Minister Hoekstra:

Ik ben graag bereid om dat toe te zeggen. Ik koppel dat —niet zozeer om de lieve vrede te bewaren, maar meer omdat ik het een reële vraag vind — aan de opmerking van mevrouw Karimi of wij signalen tegenkomen dat er ook ten aanzien van die andere criteria nog redenen zouden zijn tot zorg. Reken maar dat als die signalen er zouden zijn, Justitie en politie dat soort signalen ook binnen zullen krijgen. Is het niet elegant als ik ruimhartig toezeg om over die twee dingen te rapporteren, in ieder geval één keer in de komende achttien maanden? Daar zou in zitten: wat is de afdronk van de gesprekken die wij gevoerd hebben? Daar moet ook inzitten: wat zijn nu de eerste ervaringen? Overigens zeg ik er wel bij dat achttien maanden best een korte tijd is, want zo'n evaluatie moet je dan al na een jaar starten. Maar laat ik het toch maar in achttien maanden doen, ook voor het comfort hier. Mijn voorstel zou zijn om dat te herhalen en dat drie jaar later nog eens te doen.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 2.

De heer Ester (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie heeft als ik goed heb geteld twee belangrijke toezeggingen van de minister aan ons adres genoteerd. De minister zal in contact treden met het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, het CIO, waarbij zoals ik al zei meer dan 30 kerkgenootschappen zijn aangesloten, om samen concrete afspraken te maken over een vormgeving van het UBO-register die recht doet aan de kerkelijke zorgen rond privacyschendingen van kerkbestuurders, ook waar het gaat om het monitoren en evalueren van de impact van het register op onze kerken en kerkbestuurders. En om concrete afspraken te maken in geval van veiligheidsdreigingen en de daaraan gekoppelde opties van beveiliging van kerkbestuurders. Onze joodse gemeenschap is daarbij wederom nadrukkelijk in het vizier.

De minister heeft ook toegezegd in overleg te zullen treden met zijn ambtsgenoot van JenV en het Openbaar Ministerie. Dank voor deze voor mijn fractie belangrijke toezeggingen. Ik hoor overigens graag of mijn samenvatting klopt.

De minister begrijpt dat dit een aangelegen kwestie is voor de fractie van de ChristenUnie en we verzochten hem om enige spoed rond dit overleg. We willen hem ook graag vragen om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de Raad van Kerken, JenV en het OM. Ik neem aan dat hij daartoe bereid is en hoor dat graag.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

De heer Ester wilde nog even zeker stellen dat ik de toezeggingen die ik gedaan had — wat natuurlijk almost too good to be true is — ook echt gedaan had. Hij frommelde er nog een vraag bij, want hij vroeg of ik bereid was om toe te zeggen dat ik hem over de toezeggingen zou blijven informeren. Dat zeg ik hem toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezicht Inspectie Justitie en Veiligheid (35.958) (T03826)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (GroenLinks-PvdA), toe dat zij zal nagaan of de Inspectie Justitie en Veiligheid, verantwoordelijk voor de controle op de uitvoering van de wettelijke taak van de NCTV, van tevoren heeft aangegeven hoe vaak zij toezicht houdt.


Kerngegevens

Nummer T03826
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen capaciteit
controles
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
toezichthouders
Kamerstukken Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid (35.958)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 9, item 8 - blz. 12

De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):

“Gelukkig, de heer Talsma staat op. Ik heb een andere vraag, waarop ik het antwoord nog niet heb gehoord. Die vraag gaat over de capaciteit. Het is mooi dat onder meer de Inspectie Justitie en Veiligheid toezicht houdt, maar hoe vaak? Het gevaar is immers dat dat gewoon een papieren toezicht is. Is dat eens in de vijf jaar, eens in de tien jaar, eens in de twintig jaar?”

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

“Dat is aan hen. Ik zal nagaan of ze dat van tevoren hebben aangegeven. Dat bepaalt de inspectie zelf. Ik zal het nagaan. Er is natuurlijk wel met de toezichthouders gesproken over dat we deze taak expliciet gaan vastleggen en vormgeven. Past het? Daar is natuurlijk een ja op gekomen en dat gaan we met elkaar weer toetsen. Maar ik zal checken of daar ook een indicatie van is gegeven.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aandacht voor beleving bevoegdheden burgemeester (niet G4) bij invoeringstoets en evaluatie (36.217) (T03827)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe aandacht te hebben voor de beleving van burgemeesters, die niet behoren tot de G4, met betrekking tot de bevoegdheden die worden voorgesteld in de wet en deze mee te nemen in zowel de invoeringstoets als de evaluatie van de wet.


Kerngegevens

Nummer T03827
Status openstaand
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bevoegdheden
burgemeesters
evaluaties
invoeringstoets
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 9.

De heer Janssen (SP):

“Voorzitter. Ik heb toch geprobeerd aandacht te vragen, niet zozeer voor de G4-burgemeesters, die vragen om deze bevoegdheid, maar juist ook voor de andere 338 burgemeesters, zoals ik het zelf noem rijp en groen door elkaar, voor wie het niet aan de orde van de dag is dat zij met dit soort zaken geconfronteerd worden. Daar moet toch wel bijzondere aandacht voor zijn. Dat is ook een van de vragen die ik heb over de invoeringstoets en over de evaluatie. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt geschreven over de invoeringstoets dat daarin de gevolgen voor de doelgroep en de uitvoering bestudeerd gaan worden. Maar ik zou toch ook willen vragen of er aandacht kan zijn voor de burgemeesters, niet alleen voor de doelgroep van degenen die het ondergaan, maar juist ook voor de burgemeesters, voor hoe het door de burgemeesters wordt ervaren. Dat lijkt mij ook van buitengewoon belang. Als dat in het begin al meegenomen kan worden, zou dat heel fijn zijn. Dan hoeven we niet drie jaar te wachten op de uiteindelijke evaluatie, waar het wat mij betreft zeker ook een onderdeel van zou moeten zijn. Ik hoor graag een reactie van de minister of zij dat met mij deelt en of dat ook kan gaan gebeuren.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 11-12.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

(…)

“Meneer Janssen, ik hoop nog lang genoeg minister van Justitie en Veiligheid te blijven om samen toch nog één wet te kunnen aftikken. Dat zou toch mooi zijn. Als ik nou die evaluatie en de aandacht voor de burgemeesters toezeg, stemt u dan wel voor? Nee? Maar ik zeg het wel toe, want dat is belangrijk. Natuurlijk hoort de rol van de burgemeester daar wel in mee te wegen. Wellicht is het goed om mijn inleiding in gedachten te houden, waarin ik het had over Purmerend, Middenbeemster, Winschoten: allerlei gemeenten die niet onder de G4 vallen. En dan nog begrijp ik de behoefte van de heer Janssen om te zeggen dat de burgemeester die aandacht wel moet krijgen.

Zelfs met een positieve toezegging is hij niet helemaal blij.

De heer Janssen (SP):

“Zeker wel, ik wilde "dank u wel" zeggen, maar dat is ook niet voor het eerst. Het gaat mij niet zozeer om de rol van de burgemeester, maar om de beleving van de burgemeester. Ik hoor de minister zeggen dat ze dat begrijpt, maar ik hoorde haar "rol" zeggen. Die rol is wel helder, ook bij de invoeringstoets en de evaluatie, maar het gaat mij er met name om hoe dit nou beleefd wordt door die andere 388, om het zo maar even te zeggen, dus rijp en groen door elkaar. Hoe wordt het daar beleefd? Want misschien niet iedereen kan hiermee even goed overweg.”

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

“Natuurlijk. Wat ik daarmee wilde zeggen, is inderdaad dat er al aandacht is vanuit het centrum om ervoor te zorgen dat ze die ondersteuning hebben. Dat was ook een van mijn antwoorden aan de heer Talsma. Juist ook vanuit die kleinere gemeenten of andere gemeenten dan de G4 — laat ik het even zo zeggen — is echt om deze bevoegdheid gevraagd. En dan nog moeten we goed weten of ze ermee uit de voeten kunnen en hoe dat er dan uitziet. We hebben al die elementen goed gehoord en nemen ze mee.”


Brondocumenten


Historie

  • 10 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Scenario woningsluiting door burgemeester zonder strafzaak wordt meegenomen bij (gesprekken over) invoeringstoets en evaluatie (36.217) (T03828)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe om het scenario, waarin een woning door een burgemeester bestuursrechtelijk wordt gesloten zonder dat er een strafzaak volgt, mee te nemen bij (de gesprekken over het vormgeven van) de invoeringstoets en de evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T03828
Status openstaand
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bestuursrechtelijke bepalingen
burgemeesters
evaluaties
invoeringstoets
onderzoek
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 9 - blz. 2

De heer Dittrich (D66):

(…)

“Het gaat hier over een bevoegdheid van de burgemeester in het kader van het hoeden van de openbare orde. Maar woningsluitingen vinden, vanwege geweld of wapens, plaats omdat er strafbare feiten zijn of worden gepleegd. Het strafrecht speelt dus ook een rol, zij het niet in de afweging van de burgemeester. Het Openbaar Ministerie oordeelt over de strafbare feiten onafhankelijk van het gemeentebestuur. Het zou toch onwenselijk zijn als het Openbaar Ministerie besluit het strafrechtelijke onderzoek te staken of de zaak te seponeren als iemands woning door de burgemeester wordt gesloten omdat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden? Dat laatste is natuurlijk gekoppeld aan de beoordeling van de openbare orde. Door zo'n beslissing van het Openbaar Ministerie gaat de woningsluiting door de burgemeester op basis van de openbare orde-afwegingen toch als een soort straf voelen voor de bewoners die de woning hebben moeten verlaten. Kortom, kan de minister aangeven hoe vaak het is voorgekomen dat er wel een bestuursrechtelijke sluiting van een woning door een burgemeester heeft plaatsgevonden, maar geen strafzaak op basis van strafbare feiten? Mijn vraag is natuurlijk ook of dit bij de invoeringstoets een rol kan spelen en bij de evaluatie als de wet een aantal jaren in werking is.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 9 - blz. 17

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

“We beginnen met het bestuursrecht versus strafrecht. Daarbij hebben we de rol van de burgemeester betrokken. De heer Dittrich vroeg hoe vaak het is voorgekomen dat er bestuursrechtelijk is gesloten, maar dat er geen strafzaak op is gevolgd. Kan bij de invoeringstoets en de evaluatie specifiek gekeken worden hoe die dynamiek — ik maak er even dynamiek van — dan werkt? We hebben geen concrete cijfers of en, zo ja, hoe vaak dat is voorgekomen. Dus die hebben we niet. Het kan natuurlijk zijn dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek is gestart, maar dat daar geen strafzaak uit is voortgekomen. Dat zou kunnen. Dat is uiteraard aan het Openbaar Ministerie en dat hangt ook van het strafrechtelijk bewijs af.

Ik moet zeggen dat het gewoon heel lastig is om een voorbeeld te verzinnen waarbij er geen strafrechtelijk onderzoek voorligt. Dat kon ik ook niet tijdens het debat in de Tweede Kamer, en dat is me in de tussentijd ook niet gelukt. Het gaat namelijk over explosies en beschietingen. Het gaat echt over forse zaken; het gaat niet om klein bier. Dus het is moeilijk om hier een casus te schetsen. Dat klinkt eerlijk gezegd ook logisch in dit kader. Maar het is wel heel goed om het punt ook mee te nemen bij de invoeringstoets en de evaluatie. We zullen het uiteraard ook meenemen in de gesprekken die we nu hebben over het vormgeven van de invoeringstoets en de evaluatie. Dus dat betrekken we er gewoon goed bij.”


Brondocumenten


Historie

  • 10 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Onduidelijkheid rond de termijn van sluiting en de problemen die voortkomen uit (lange) leegstand van een woning wordt betrokken bij toekomstige toetsen en evaluaties (36.217) (T03829)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe contact op te nemen met Aedes, de koepelorganisatie van woningbouwcorporaties, om te spreken over de onduidelijkheid rond de termijn van sluiting en de problemen die voortkomen uit (lange) leegstand van een woning en dit te betrekken bij toekomstige toetsen en evaluaties.


Kerngegevens

Nummer T03829
Status openstaand
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen evaluaties
invoeringstoets
leegstand
sluiting
woningcorporaties
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 9 - blz. 1.

De heer Dittrich (D66):

(…)

“Waar gaat allemaal op getoetst worden bij de invoeringstoets en de evaluatie van dit wetsvoorstel? Graag een reactie van de minister.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 3-4.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

(…)

“De heer Dittrich vroeg waarop getoetst gaat worden bij de invoeringstoets en de evaluatie van het voorstel. Hij had verschillende ideeën voor wat daarin in ieder geval terug moest komen. Het doel van de invoeringstoets is om eventuele knelpunten in regels al in een heel vroeg stadium te ontdekken. In de consultatiefase van het wetsvoorstel en in latere vragen zijn al aandachtspunten meegegeven, zoals de begunstigingstermijn. We kijken op dit moment hoe we precies vorm gaan geven aan de invoeringstoets en welke elementen daar dan in terug moeten komen. Daarvoor is dit debat natuurlijk heel belangrijk. Dat betekent dat we alle signalen die we nu krijgen, meenemen en dat we heel goed begrijpen waar u straks op wil kunnen toetsen. Het wetsvoorstel wordt na drie jaar geëvalueerd, zodat we daar weer lessen uit kunnen trekken en kunnen beoordelen of het allemaal werkt zoals we nu hebben bedacht dat het zou moeten werken. Het lijkt mij goed om daarbij de wetenschappers van het WODC aan te haken of te zorgen dat zij daarin een belangrijke rol hebben, zodat we het goed vorm kunnen geven.

De heer Dittrich vroeg of de contacten tussen woningcorporaties en burgemeesters ook worden meegenomen. Een burgemeester betrekt bij een besluit informatie van politie, het Openbaar Ministerie en ook zienswijzen van belanghebbenden, zoals bewoners en de verhuurder, die ook een woningcorporatie kan zijn. Dat zit in die zin hier ingebouwd. Het zou dus goed zijn als de woningcorporatie de mogelijkheid heeft om contact te hebben over een besluit bij de gemeente. Wij hebben geen signalen ontvangen dat dit contact tot nu toe onvoldoende tot stand komt. Het is wel iets om alert op te blijven, want je wilt dat dit allemaal goed op elkaar aansluit. Het beeld dat wij hebben, is dat dit goed gaat. We zijn op dit moment in gesprek met relevante partijen om te kijken hoe die toets vormgegeven kan worden. Ik kan mij goed voorstellen dat al deze elementen daarin terugkomen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 4.

De heer Dittrich (D66):

“Ik wil de minister bedanken voor het antwoord. Aedes, de koepelorganisatie van woningbouwcorporaties, heeft geschreven dat met name rond de termijn van sluiting onduidelijkheid bestaat en dat het lange tijd leegstaan van een woning soms kan leiden tot kraken, vandalisme en verloedering in de buurt. Dit wil niemand. Ik las het als een soort noodkreet. Kan er in het kader waar we het nu over hebben formeel contact worden gezocht met die koepelorganisatie, omdat zij over al die woningbouwverenigingen in Nederland gaat?”

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

“Laten we afspreken dat ik nu toezeg dat we die contacten zullen leggen en dat we kijken waar dingen misgaan en hoe we dat kunnen betrekken bij de toekomst en de toetsen die er zijn.”


Brondocumenten


Historie

  • 10 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Bij herziening stelsel bewaken en beveiligen nogmaals kijken naar borging bevoegdheden van actoren in crisissituaties (36.217) (T03830)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Toorenburg (CDA), toe dat bij de herziening van het stelsel bewaken en beveiligen nogmaals gekeken wordt naar de borging van de bevoegdheden van alle actoren zodat er adequaat gehandeld kan worden in crisissituaties, zoals dreiging richting een burgemeesterswoning.


Kerngegevens

Nummer T03830
Status openstaand
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden dr. M.M. van Toorenburg (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bevoegdheden
burgemeesters
crisissituaties
dreigingen
openbare orde
stelsel bewaken en beveiligen
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 8

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

(…)

“Dan krijg ik een klem om mijn hart, zeg ik gewoon eerlijk: als er straks echt een dreigende situatie is, dan is óf iedereen bevoegd, óf iedereen stapt achteruit en zegt: jij hebt hierin een taak. Laten we dat echt heel goed bekijken. Zodra deze wet in werking treedt, moeten we heel goed bespreken wat we daadwerkelijk doen in een situatie van dreiging richting een burgemeesterswoning. Wie heeft dan de bevoegdheid? Wie staat er dan als eerste aan de lat? Ik denk dat het belangrijk is om dat te weten, want als het eenmaal gebeurt, dan staan we misschien elkaar de tent uit te vechten en dat willen we niet.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 11

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

(…)

“Dan bewaken en beveiligen. Ik deel volledig met mevrouw Van Toorenburg dat je in dit soort urgente, complexe situaties nooit moet willen dat iedereen denkt: de ander doet het wel. Dat verantwoordelijkheden niet helder zijn kan je nooit hebben, in wat voor crisissituatie dan ook, en alles wat raakt aan veiligheid, wordt als het acuut is al vrij snel een crisis. Bij bewaken en beveiligen is het stelsel echt heel goed ingericht. Ik ben nog even nagegaan of daarin een aparte taak is weggelegd voor de commissaris van de Koning. Volgens mij lopen hier een paar dingen door elkaar. Ik kijk er graag nog een keer naar, hoor, maar als de integriteit van de gemeente in het geding is, komt de commissaris in beeld. Voor bewaken en beveiligen hebben we echt een heel ander stelsel ingericht. Dit is een hele aparte bevoegdheid op het gebied van de openbare orde. Wij zijn het stelsel bewaken en beveiligen totaal aan het herzien, naar aanleiding van een aantal hele heftige incidenten. Ik zal zorgen dat ik deze zorg daar sowieso in meeneem, zodat we nog een keer kijken of we het nu allemaal goed hebben geborgd. Ik hoop dat ik mevrouw Van Toorenburg zo in ieder geval gerustgesteld heb in dit verband, maar wij gaan nog eens kijken of we allemaal gerustgesteld zijn.”


Brondocumenten


Historie

  • 10 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Capaciteit politie betrekken bij invoeringstoets en evaluatie (36.217) (T03831)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Bijsterveld (JA21), toe dat bij de invoeringstoets en bij de evaluatie wordt meegenomen wat wetsvoorstel ‘Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde’ (36.217) doet met de capaciteit van de politie.


Kerngegevens

Nummer T03831
Status openstaand
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. K. van Bijsterveld (JA21)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen capaciteit
evaluaties
invoeringstoets
politie
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 6

Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):

“Dank u, voorzitter. Dank inderdaad aan de minister voor het beantwoorden van de vragen. De minister ging heel snel met haar mapjes. Misschien heb ik het niet goed gehoord, maar ik wil toch aan de minister vragen om expliciet nog even terug te komen op mijn verzoek om de aantallen in de uitvoeringstoets dan wel de evaluatie mee te nemen, en dan vooral geënt op de uitvoeringsproblemen die zich kunnen voordoen ten aanzien van de capaciteit van de politie.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 12

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

(…)

“Dan ga ik naar de vragen van mevrouw Van Bijsterveld. Bij de invoeringstoets en bij de evaluatie straks nemen we inderdaad mee wat dit doet met de capaciteit van de politie. Ook daarom verzoek ik om die motie aan te houden. Als je heel concreet weet waar je extra ruimte nodig hebt, kun je je daarop richten. Ik denk dat dat effectiever is.”


Brondocumenten


Historie

  • 10 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Halfjaarlijkse rapportage ondermijning ook naar de Eerste Kamer (36.217) (T03832)

De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Toorenburg (CDA), toe de halfjaarlijkse rapportage over ondermijning ook naar de Eerste Kamer te sturen. Als in recente communicatie over ondermijning niet is ingegaan op de moeizame aanpak van problemen in Schiedam dan zal dit verschijnen in een volgende brief, die ook aan de Eerste Kamer wordt toegezonden.


Kerngegevens

Nummer T03832
Status voldaan
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden dr. M.M. van Toorenburg (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ondermijning
Schiedam
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 8

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

“Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de uitvoerige beantwoording. Dank ook — het is gek, maar ik zeg het toch — aan de collega's, omdat we nu toch een paar inzichten met elkaar hebben gewisseld, waardoor we nog beter weten wanneer dit wetsvoorstel echt succesvol kan zijn en waar we extra op moeten letten. Het is dan ook heel belangrijk dat dit debat is gevoerd. Ik ben heel blij dat de minister aangeeft dat er ten aanzien van het afpakken echt dingen georganiseerd worden. Ik zou wel heel graag van de minister willen weten — dat hoeft niet vandaag, maar wel snel — waarom het nou zo vreselijk moeilijk was voor Schiedam. Kunnen we misschien iets doen aan wet- en regelgeving waardoor dat gemakkelijker gaat? Wat daar is gebeurd, is volgens mij namelijk wel heel goed: dat zo'n buurt ziet dat zaken als verklikken of niet meewerken aan criminaliteit je meer opleveren dan je hoofd in je schoot leggen en doen alsof je niet weet wat er gebeurt of misschien zelfs meewerken met de criminaliteit.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 11

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

(…)

“Dan de vraag van mevrouw Van Toorenburg. Ook over ondermijning stuur ik één keer in de zes maanden een brief. We hebben ook uitvoerig over Schiedam gecommuniceerd. Ik zal even kijken of we daarin hebben uitgelegd waarom dat zo moeizaam ging en of al die elementen daarin staan. Anders zorg ik dat het in een volgende brief komt te staan. Ik weet dat die brief naar de Tweede Kamer gaat, maar ik zal zorgen dat die ook in de Eerste Kamer terechtkomt. Dat is de halfjaarlijkse rapportage over ondermijning. Het had inderdaad met heel veel juridische elementen te maken. Wie gaat zo'n pand beheren? Voor hoelang gaat hij dat doen? Kort samengevat: wie is de gemeenschap en wie gaat dat allemaal doen? Nogmaals, het is heel goed om daar een keer langs te gaan, want dan hoort u ook van de burgemeester hoe burgemeester en wethouders hiervoor hebben gerend. Dat is echt heel mooi om te zien. Maar ik zou er graag samen induiken om te zien waarmee we gemeenten in de toekomst kunnen helpen op dit punt.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Keuze munitie niet te betrekken in onderhavige wet betrekken bij evaluatie (36.217) (T03833)

De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Talsma (ChristenUnie), toe bij de evaluatie de vraag mee te nemen of het een gemis is dat ‘munitie’ niet is opgenomen in het wetsvoorstel ‘Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde’ (36.217)


Kerngegevens

Nummer T03833
Status openstaand
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
munitie
Kamerstukken Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde (36.217)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 10

De heer Talsma (ChristenUnie):

(…)

“Eén thema houdt de minister en mij toch nog verdeeld. Ik ben blij dat het antwoord al op haar tafel ligt en ik kijk daar ook bijzonder belangstellend naar uit, maar ik zal de vraag toch nog wel stellen. Het gaat over munitie, vuurwerk en explosieven. De minister zegt tamelijk stellig: het is een bewuste keuze om munitie niet op te nemen. Het is niet aan mij om dat keihard te weerspreken, maar laat ik zeggen dat een redelijk vermoeden dat dat een bewuste keuze is geweest nog niet echt bij mij wil opkomen als ik de stukken lees. De memorie van toelichting bevat 24 keer het woord "munitie" en 23 keer daarvan is dat in de combinatie met "Wet wapens en". Nergens lees ik in de onderliggende stukken — ik heb ze niet allemaal nu nog even snel kunnen checken — dat de minister er uitdrukkelijk voor gekozen heeft om munitie hier uit te zonderen. Ik denk stiekempjes ook dat het misschien niet zo verstandig is om dat niet te hebben gedaan. Ik geef de minister nog eens in overweging om na te denken over de vraag: zou het niet goed zijn om simpelweg aan de relevante bepalingen de twee woordjes "of munitie" toe te voegen? Ik houd de minister toch nog maar eens het standpunt van mijn fractie voor dat munitie zonder een wapen vele malen gevaarlijker is dan een wapen zonder munitie.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 3, item 13 - blz. 12

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

(…)

“Ik zou willen kijken of we consensus kunnen vinden als ik zeg dat we bij de evaluatie de vraag meenemen of het een gemis blijkt te zijn dat we "munitie" niet hebben opgenomen.”


Brondocumenten


Historie

  • 10 oktober 2023
    toezegging gedaan