Rappelabele toezeggingen Economische Zaken en Klimaat (2017-2024) (Totaaloverzicht januari 2018)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Stroomlijning bepalingen consumentenbescherming Gaswet en Energiewet (31.320/31.374) (T01036)

De minister van Economische Zaken zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Doek, de Kamer schriftelijk te informeren over de stroomlijning van bepalingen over consumentenbescherming Gaswet en Energiewet.


Kerngegevens

Nummer T01036
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2009
Deadline 1 juli 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017) (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Kamerstukken Verbetering werking elektriciteits- en gasmarkt (31.374)
Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie (31.320)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 26 – blz. 1321

(...)

De heer Doek (CDA):

In het debat over de Warmtewet heb ik er namens mijn fractie voor gepleit dat de minister van Economische Zaken in samenwerking met de minister van Justitie komt tot een stroomlijning van diverse bepalingen rond consumentenbescherming. Op dit punt heeft de minister in het debat over de Warmtewet toegezegd, dit te bespreken met de minister van Justitie en deze Kamer daarover schriftelijk te informeren. Is hierover reeds contact geweest met de minister van Justitie?

Blz.1358

Minister van der Hoeven:

De heer Doek herinnerde mij aan mijn toezegging bij de Warmtewet om in overleg met de minister van Justitie te komen tot een stroomlijning van de bepalingen rond consumentenbescherming. Dat heb ik gedaan. Ik zal ook kijken naar de Energiewet en naar de Gaswet. Ik zal u daarover schriftelijk informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ondergraving publieke netten door opheffen brievenbussen (34.024) (T02126)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koning (PvdA), toe dat het punt betreffende ondergraving van de publieke netten door de opheffing van brievenbussen, betrokken zal worden bij de driejaarlijkse evaluatie van de postmarkt.


Kerngegevens

Nummer T02126
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen krimp
universele postdienst
Kamerstukken Modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (34.024)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 9, blz. 1-8.

Mevrouw Koning (PvdA):

(...)

Wij achten het heel aannemelijk dat minder post verstuurd wordt als er minder brievenbussen zijn. Als na de halvering van het aantal brievenbussen de aangeboden hoeveelheid UPD-post weer terugloopt, zou dan ook onderzocht kunnen worden of dat misschien komt doordat mensen verder moeten lopen om een kaartje te posten? Werken we met het halveren van de brievenbussen eigenlijk niet in de hand dat het aantal poststukken nog verder afneemt?

(...)

Minister Kamp:

(...)

Mevrouw Koning vermoedde dat het mogelijk zou zijn dat als gevolg van minder brievenbussen en minder postkantoren er ook minder brieven zouden komen. Dat zijn niet de aanwijzingen die ik op dit moment heb. Van de 2.000 postvestigingen is een duizendtal onrendabel op dit moment. Van de zo'n 20.000 brievenbussen die we nu hebben, zijn er veel waar enkele brieven per week binnenkomen en waar PostNL wel vijf dagen per week naartoe moet om te kijken of er misschien een brief in ligt. Ik denk dat dat een situatie is die niet houdbaar is. De situatie is dus niet dat mensen moeten leuren met hun brief om die kwijt te kunnen raken. Nee, de situatie is dat mensen met hun voeten kiezen. Dat betekent dat ze in de praktijk op grote schaal afscheid nemen van de post en dat ze overgaan tot de digitale post. Dat neemt niet weg dat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van de klassieke post. Dat willen we dan ook nog in stand houden. Met de maatregelen die we genomen hebben en die we op grond van dit wetsvoorstel nemen en straks bij eventuele aanpassing van de AMvB kunnen nemen, denken we deze dienstverlening in stand te kunnen houden.

Mevrouw Koning (PvdA):

Volgens de fracties van de PvdA en GroenLinks is het heel wel mogelijk dat die enkele brieven die in die brievenbus belanden, wat helemaal niet rendabel is, helemaal niet meer worden gepost. Als mensen namelijk twee keer zo ver moeten lopen - niet alleen bij slecht weer, zoals de heer Terpstra zei, maar ook bij mooi weer - en ze dat als een belemmering gaan zien en ze daardoor minder brieven gaan posten, worden die verder weg gelegen brievenbussen misschien ook wel onrendabel. Juist waar het gaat om die verhouding, evenals de verhouding waar het gaat om het duurder maken van de postzegel waardoor je wellicht ook minder gemakkelijk een kaartje gaat sturen, zouden wij graag de vinger aan de pols houden, omdat je uiteindelijk daarmee het systeem van de publieke netten, de universele postdienstverlening ondergraaft. Kan de minister daarop reageren?

Minister Kamp:

Ja, maar met respect voor mevrouw Koning is het toch zo dat wij dit vanachter ons bureau wel kunnen bedenken, maar dat er in de praktijk jaar in jaar uit sprake is van een forse krimp van het aanbod van post. Het aantal postvestigingen en brievenbussen bleef gelijk, maar ieder jaar weer was er sprake van een enorme krimp van het aanbod van post. Er is dus echt iets anders aan de hand dan mevrouw Koning nu naar voren brengt. Dat wil echter niet zeggen dat wat zij zegt geen punt van aandacht moet zijn. Bij de driejaarlijkse evaluatie van de postmarkt zal ik het punt van mevrouw Koning dan ook nadrukkelijk betrekken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek naar een alternatieve netwerkstructuur (34.024) (T02128)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de driejarige evaluatie aandacht wordt besteed aan alternatieven voor de huidige vormgeving van het postnet.


Kerngegevens

Nummer T02128
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen netwerkstructuur
onderzoek
universele postdienst
Kamerstukken Modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (34.024)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 9, blz. 3-14.

De heer Reuten (SP):

(...)

De overheid is terecht in hoge mate verantwoordelijk voor de infrastructuur in dit land. Het bijzondere van de huidige vormgeving van het postnet is dat dit via de universele postdienst is toegewezen aan één commerciële quasimonopolist en dat andere bedrijven niet via dit net kunnen of mogen opereren. Dit maakt de vormgeving van het postnet anders dan die van andere infrastructurele netten, zoals voor wegen, spoor, water en energie.

Ik vraag de minister om de vormgeving van het postnet fundamenteel te heroverwegen en om daaraan voorafgaande door creatieve geesten op zijn ministerie en een universiteit een bescheiden studie te laten uitvoeren; creatief, omdat dit denken buiten de huidige kaders vergt. Ik vraag hem ook om de Kamer over die studie en zijn heroverweging te berichten. Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.

(...)

Minister Kamp:

(...)

De heer Reuten vroeg ook nog om fundamenteel naar het hele stelsel te kijken. Ik ben daar al op ingegaan bij de vraag van mevrouw Koning naar creativiteit. Wat we konden doen, hebben we gedaan bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Wat nog meer mogelijk is, zal bij het komende onderzoek en bij de driejaarlijkse evaluatie worden bezien. Wel moeten we ons realiseren dat het niet zo is dat hier een publieke dienstverlening wordt versoberd en afgebroken. Dat is niet wat er gebeurt. Wat er naar mijn overtuiging gebeurt, is dat we ons best doen om een publieke dienstverlening in stand te houden waarvan steeds minder gebruik wordt gemaakt. Daarnaast hebben we voor de dienstverlening via internet, de digitale dienstverlening — die in de ogen van veel gebruikers beter is voor bepaalde activiteiten en waarvan ook zeer veel gebruik wordt gemaakt — in Nederland optimale omstandigheden gecreëerd. We moeten de situatie dan ook niet somberder beschrijven dan die is.

(...)

De heer Reuten (SP):

(...)

Mijn tweede punt: ik weet niet of de minister mijn voorstel goed begrepen heeft. Het gaat mij om de vormgeving van het huidige postnetwerk. De huidige vormgeving is via de UPD, dus via een quasi-monopolist. Ik zou graag zien dat een creatieve geest — er zijn naast de minister ook nog andere creatieve geesten — die buiten de bestaande UPD-structuur staat, ging nadenken over de vraag hoe je die netwerkstructuur zou kunnen inrichten. Dan kunnen naast PostNL ook andere bedrijven gebruikmaken van de netwerkstructuur.

(...)

Minister Kamp:

(...)

De heer Reuten vindt dat we onze creativiteit los moeten laten op de evaluatie. Er is zo veel aan de hand in de postmarkt dat, als je eens per drie jaar evalueert, je ook moet bekijken welke alternatieven er kunnen worden bedacht. Ik denk dat dat zo moet. Ook die suggestie van de heer Reuten betrek ik bij de evaluatie, waarvan de eerste na een periode van drie jaar is gepland.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij VNG aangeven dat winkelpersoneel betrokken kan worden bij evaluatie winkeltijdenverordeningen (34.647) (T02406)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Schalk (SGP), toe bij de VNG aan te geven dat het goed zou zijn om winkelpersoneel te betrekken bij de evaluatie van de winkeltijdenverordeningen.


Kerngegevens

Nummer T02406
Status voldaan
Datum toezegging 9 maart 2017
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie overig
Onderwerpen VNG
Kamerstukken Evaluatie Winkeltijdenwet (34.647)


Uit de stukken

Verslag schriftelijk overleg, Kamerstukken I, 2016-2017, 34647, B, pagina 9:

Minister Kamp:

De leden van de SGP-fractie vragen of er bevorderd kan worden dat de belangen van winkelpersoneel bezien kunnen worden in de evaluatie van winkeltijdenverordeningen. Onderdeel van de decentralisatie is dat de bevoegdheid tot vaststelling en ook de evaluatie van een plaatselijke winkeltijdenverordening nu bij de gemeente ligt. Ik ondersteun de gedachte van de leden van de SGP-fractie wel dat het goed zou zijn als de gemeente in de evaluatie het winkelpersoneel betrekt. Ik zal dit ook bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aangeven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over het proces inzake het verzelfstandigen van het Centrum Veilig Wonen (CVW) ten opzichte van de NAM (34.041/34.390/34.348) (T02408)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Flierman (CDA), Pijlman (D66), Meijer (SP), Verheijen (PvdA) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer te informeren over het proces inzake het verzelfstandigen van het Centrum Veilig Wonen (CVW) ten opzichte van de NAM.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 11-12

Minister Kamp:

Als iets gedaan wordt door de NAM, betekent dat niet per definitie dat het verkeerd gedaan wordt. Ik vind dat er heel veel goed gedaan wordt door de NAM, met een goede intentie. Ze stellen zich op de goede manier op. Ze werken mee. Toen ik begon als minister van Economische Zaken, had ik voor wat betreft de schadeafhandeling alleen met de NAM te maken. Toen was het Centrum Veilig Wonen er nog niet. Het Centrum Veilig Wonen is in mijn periode opgezet. Nu zijn we bezig om het verder te verzelfstandigen op de manier die ik net beschreven heb. De relatie met de NAM kun je op verschillende manieren regelen. Je kunt zeggen: iedere rekening die betaald moet worden, gaat naar de NAM en die moet zij betalen. Een andere mogelijkheid is dat je voor een jaar een budget krijgt, dat de NAM betaalt en dat je binnen dat budget de zaken die gedaan moeten worden, afwikkelt en aan het eind van het jaar kijkt of er nog extra geld nodig is of dat er geld over is dat naar het volgende jaar kan worden doorgeschoven. Dat is een mogelijkheid. Je zou met een fonds kunnen werken. Ik ben daar zelf geen voorstander van, maar het is een mogelijkheid. Dat zijn allemaal technische uitvoeringen. Van een situatie met alleen maar de NAM en de schademelders hebben we inmiddels een situatie met de NAM, de Nationaal Coördinator, het Centrum Veilig Wonen en de schademelders. Waar ik nu mee bezig ben, is om dat over drie instanties optimaal te organiseren, namelijk NAM, Centrum Veilig Wonen en de publieke regie, allemaal handelend ten behoeve van de mensen in Groningen. In dat proces zitten we nu en daar zijn we ook al ver in gevorderd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijn fractie heeft de wens geuit om het Centrum Veilig Wonen volledig onafhankelijk van de NAM te laten opereren. Begrijp ik goed dat de minister zegt dat het Centrum Veilig Wonen onafhankelijk van de NAM opereert waar het gaat om de afhandeling van de schade?

Minister Kamp:

Dat is nu nog niet zo. Ik heb aangegeven wat de ideale eindsituatie is. De een is schadeplichtig, de ander doet de uitvoering en de derde doet de regie. Daar werken we naartoe. We zijn een eind gevorderd. Zijn we er al? Nee. Werken we ernaartoe? Ja, en ik doe dat zo snel mogelijk.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik begrijp van de minister dat we er nu nog niet zijn, maar dat hij ervoor gaat zorgen dat er een onafhankelijk Centrum Veilig Wonen komt dat onafhankelijk van de NAM opereert in de schadeafhandeling. Dat is het doel waar hij naartoe werkt.

Minister Kamp:

Ik heb al eerder aangegeven, ook met betrekking tot het gasgebouw, dat ik transparantie van het grootste belang vind. Iedereen moet kunnen zien en begrijpen wat er gebeurt. Dat is belangrijk met betrekking tot het gasgebouw. Het is ook belangrijk met betrekking tot de afhandeling van de schade. De NAM is schadeplichtig, maar heeft ook rechten waaraan recht gedaan moet worden. Maar vooral moet de NAM zorgen dat schade die ze veroorzaakt, vergoed wordt. Die schade moet vastgesteld en afgehandeld worden door het Centrum Veilig Wonen. Daar moet publieke regie op zijn. Ik denk dat je die zaken optimaal kunt organiseren als je die verschillende rollen uit elkaar haalt en ieder zijn eigen rol laat vervullen. De verantwoording over dat geheel moet ik afleggen aan u. Die verantwoording kan ik het beste afleggen als de zaak optimaal georganiseerd is. Ik werk dus aan een optimale organisatie, in lijn met wat u net beschreef, mevrouw Vos.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, tot slot op dit punt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Tot slot. Dat is heel duidelijk, voorzitter. Wanneer zal die situatie bereikt zijn? Hoe snel werkt de minister hierin? Wanneer kunnen wij van hem horen dat het Centrum Veilig Wonen inderdaad onafhankelijk opereert?

Minister Kamp:

Ik kan dat niet aangeven. Als je wilt werken met protocollen, moeten die protocollen opgesteld worden. De zaak moet georganiseerd worden. Er moeten afspraken over gemaakt worden. We zijn er in een periode van vier jaar al een heel eind mee gevorderd. Ik probeer het zo snel mogelijk af te ronden. Wanneer het klaar is, weet ik niet. Het lijkt me nuttig om de Kamer over dat proces te informeren. Ik ben van plan om dat naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Vos ook te doen, om een perspectief te schetsen, ook in de tijd, van wanneer we dit voor elkaar willen hebben.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 21

De heer Flierman (CDA):

Ik constateer dat de minister heeft gezegd dat hij met voorstellen zal komen om de schadeafhandelingsprocessen verder te optimaliseren. Zo noem ik het maar even, ervan uitgaande dat de schadeplicht bij de NAM blijft berusten, dat het Centrum Veilig Wonen een onafhankelijk centrum wordt, dat er een regiefunctie bij de Nationaal Coördinator Groningen ligt, inclusief de doorzettingsmacht die nodig is om die regiefunctie goed handen en voeten te geven, en dat de minister zich nog bezint op de vraag of er een fonds aan moet worden verbonden of een ander financieel arrangement om de middelen voor schadeafhandeling beschikbaar te krijgen. Dat gaat voor een deel via wetgeving en voor een deel via andere maatregelen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat de minister dat zo snel mogelijk en zo goed mogelijk vorm zal geven.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 22.

De heer Pijlman (D66):

Ik kom op de schadeafhandeling. De minister erkent dat nog veel punten beter kunnen. Er gaat heel erg veel wel goed, maar er zijn een aantal punten die echt nog beter moeten. Dat geldt ook voor de betrokkenheid van de NAM bij de nieuw- en verbouwregeling. Het gaat over de doorzettingsmacht van de Nationaal Coördinator en over de transparantie, die in een aantal dossiers niet bestaat. Ik noem bijvoorbeeld de relatie tussen het Centrum Veilig Wonen en de NAM. Die overeenkomsten zijn niet openbaar. De minister zegt dat hij daar niet voor kan zorgen. Dat begrijp ik, maar het leidt wel tot onrust en wantrouwen. De minister merkte op dat hij hopelijk nog in zijn periode met een voorstel komt om in ieder geval de relaties in de afhandeling te ontrafelen, de Nationaal Coördinator een stevigere positie te geven, het Centrum Veilig Wonen onafhankelijk te maken en de NAM de rekening te laten krijgen. Dat spreekt ons zeer aan. Ik denk dat dit voor de burgers en voor de bedrijven die met schade worden geconfronteerd, veel helderder van opzet is dan de relaties zoals ze nu zijn.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 22-23

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Hij was helder over een aantal zaken rond de schade. We zijn ook heel blij dat hij een onafhankelijk Centrum Veilig Wonen wil dat de schade afhandelt, dat dit "onafhankelijk" ook betekent onafhankelijk van de NAM, dat de Nationaal Coördinator Groningen de toezichthouder op het geheel moet zijn en dat de NAM uiteraard schadeplichtig blijft. De minister werkt daaraan. Hij heeft de Kamer toegezegd dat hij haar op de hoogte zal houden van de voortgang rond de operatie richting dat onafhankelijk Centrum Veilig Wonen. Wij zijn daar blij mee. Wij wachten de berichten daarover graag af.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 24.

Mevrouw Meijer (SP):

Voorzitter. Ik heb geschetst hoe het mensen in Groningen vergaat: leven met een koffer onder aan de trap en een huis dat onverkoopbaar is. Ik noem ook de emotionele schade en de goodwillschade. De minister zegt hier vanavond dat hij de structuur niet wil verstoren. Het lijkt mij juist verstandig om lucht te brengen in die structuur. Wie weg wil, moet weg kunnen en een eerlijke prijs krijgen voor zijn huis. Wie schade heeft, moet ontzorgd worden en niet lastiggevallen worden door een intimiderende NAM. De versteviging van de huizen moet nu voortvarend worden aangepakt. Wij moeten het niet laten bij de constatering dat er een grote achterstand is. De SP steunt de voorstellen in die richting en is heel blij met de toezegging over de onafhankelijkheid van het Centrum Veilig Wonen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 26

De heer Verheijen (PvdA):

Ten slotte heeft onze fractie een dilemma, omdat de minister op het punt van de schadeafhandeling, de positie van de Nationaal Coördinator, de neutralisering van de positie van de NAM en de verzelfstandiging van de positie van het CVW ons inderdaad toezeggingen heeft gedaan waar wij zeer tevreden mee zijn. Wat ons wat ongewis maakt is het tempo waarin de voorstellen aan de Staten-Generaal worden voorgelegd. De minister noemde juli 2017 als het eerste moment waarop het kabinet voorstellen aan de Tweede Kamer kan voorleggen. Wij vragen ons af of het niet verstandig zou zijn om toch een motie op dit punt vast te stellen om uit te spreken dat we het beleid van de minister in dezen ondersteunen. De uitgangspunten die de minister heeft geformuleerd komen naadloos overeen met wat er in deze Kamer is gezegd. Daarom dien ik deze motie in.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 27

Minister Kamp:

Als het gaat om doorzettingsmacht, kijk ik meteen naar de motie op letter K van de heer Verheijen. De heer Verheijen vraagt om met voorstellen te komen die de Nationaal Coördinator Groningen doorzettingsmacht verschaffen bij schadeafhandeling. Laat ik daar twee dingen over zeggen aan de heer Verheijen. Het eerste is dat er op dit moment al een voorstel bij de Raad van State ligt. Ik sprak over juli volgend jaar. Ik heb de ambitie om dan de hele zaak afgewikkeld te hebben. Dat betekent behandeling in zowel de Eerste als de Tweede Kamer. Dat is erg ambitieus. Als de Tweede Kamer iets controversieel verklaart, gaat het namelijk sowieso van de agenda. Ik kan me heel goed voorstellen dat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, die zich zeer bewust zijn van de problematiek in Groningen en ook willen bijdragen aan het oplossen van deze problematiek, tot de conclusie komen dat het wetsvoorstel dat nu bij de Raad van State ligt, het waard is om snel af te handelen. Ik ben daar zeer toe bereid en ik zal me dus graag met beide Kamers van de Staten-Generaal inzetten om de zaak nog voor juli volgend jaar afgehandeld te hebben. Ik wil de motie van de heer Verheijen c.s. als volgt uitleggen: ik moet een wetsvoorstel indienen waarin ervoor gezorgd wordt dat de Nationaal Coördinator een stevigere en wettelijk verankerde positie krijgt en dat hij in de praktijk de bevoegdheden heeft om door te pakken als het echt nodig is. Als dat de bedoeling van de motie van de heer Verheijen c.s. is, laat ik het oordeel daarover graag aan de Kamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zorgdragen voor het inventariseren en aanvullen van de middelen voor het Waarborgfonds Mijnbouwschade (34.041/34.390/34.348) (T02409)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ten Hoeve (OSF), toe te bekijken wat de behoefte aan middelen voor het Waarborgfonds Mijnbouwschade (in verband met schadeafhandeling in o.a. Limburg) is en zorg te dragen voor het aanvullen van deze middelen.


Kerngegevens

Nummer T02409
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 juli 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 25-26

De heer Ten Hoeve (OSF):

(...)

Wat Limburg betreft ben ik blij dat de minister heel uitgebreid toegelicht heeft wat daar allemaal gebeurd is. Ik ben ervan overtuigd dat hij op deze manier de verantwoordelijkheid in dezen volledig genomen heeft, in overleg met provincie en gemeenten. Ik heb daar nog één kleine vraag over. De minister noemt het waarborgfonds. Dat is natuurlijk heel essentieel bij de schadevergoeding aan particulieren. De minister zei dat het waarborgfonds als het leeg raakt, aangevuld moet worden door de sector. Maar wat is in dit geval daar dan nog de sector?

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 30

Minister Kamp:

(...)

De heer Ten Hoeve benadrukte het belang van onafhankelijke schadeafhandeling. Ik denk dat velen in deze zaal, onder wie ikzelf, dat met hem eens zijn. Hij sprak over de onduidelijkheid die er nog is op het punt van de versterking. Ik heb die onduidelijkheid niet geheel bij hem weg kunnen nemen. Ik denk dat dat een grote opgave is, waar we met zijn allen voor staan. We zorgen dat we goed in beeld krijgen wat daar moet gebeuren, en dat we wat nodig is op een verantwoorde manier naar de inwoners toe zullen gaan uitvoeren. Over Limburg vroeg hij zich af wie, als het Waarborgfonds leeg is, dat moet gaan vullen. Dat is een goede vraag. Dat fonds zal waarschijnlijk gevuld moeten gaan worden door degenen die nu gas winnen. Dat ligt niet erg voor de hand, want zij hebben daar eigenlijk niets mee te maken. Maar het is wel de mijnbouwsector. Het fonds zal toch gevuld moeten worden. We zullen bekijken wat de behoefte aan middelen voor dat fonds is, waarna we zullen doen wat nodig is om ervoor te zorgen dat die middelen er ook komen. De heer Ten Hoeve legt terecht de vinger op een gevoelig punt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over drie mogelijke varianten inzake het uitbetalen van schade als gevolg van aardbevingen veroorzaakt door gaswinning (34.041/34.390/34.348) (T02410)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Flierman (CDA), toe de Kamer te informeren over drie mogelijke varianten (rekeningen direct naar de NAM, uitbetaling uit een jaarlijks budget of uitbetaling uit een door de NAM gevuld fonds) inzake het uitbetalen van schade als gevolg van aardbevingen veroorzaakt door gaswinning.


Kerngegevens

Nummer T02410
Status afgevoerd
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 13

Minister Kamp:

De heer Flierman sprak over de wenselijkheid van een door de NAM gevuld fonds. Ik ben daar nog niet van overtuigd. Ik bekijk momenteel hoe ik dat het beste kan doen. Als ik eenmaal die drie verschillende functies uit elkaar heb gehaald en daarmee heb gewerkt, kan ik bekijken hoe dat het beste werkt: de rekeningen stuk voor stuk naar de NAM, een jaarlijks budget of een fonds. Ik ben daar nog niet uit; ik ben dat aan het bekijken. Daar kom ik richting de Kamer nog op terug, als ik mijn eindconclusie daarover heb getrokken.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 21

De heer Flierman (CDA):

Ik constateer dat de minister heeft gezegd dat hij met voorstellen zal komen om de schadeafhandelingsprocessen verder te optimaliseren. Zo noem ik het maar even, ervan uitgaande dat de schadeplicht bij de NAM blijft berusten, dat het Centrum Veilig Wonen een onafhankelijk centrum wordt, dat er een regiefunctie bij de Nationaal Coördinator Groningen ligt, inclusief de doorzettingsmacht die nodig is om die regiefunctie goed handen en voeten te geven, en dat de minister zich nog bezint op de vraag of er een fonds aan moet worden verbonden of een ander financieel arrangement om de middelen voor schadeafhandeling beschikbaar te krijgen. Dat gaat voor een deel via wetgeving en voor een deel via andere maatregelen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat de minister dat zo snel mogelijk en zo goed mogelijk vorm zal geven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De gevolgen van de omkering van de bewijslast te blijven monitoren in aanloop naar de evaluatie in 2021 (34.041/34.390/34.348) (T02411)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Flierman (CDA), toe de gevolgen van het gehele proces met de arbiter, de omkering van de bewijslast en het feit dat zaken voor de rechter komen te blijven monitoren en niet te wachten op de evaluatie in 2021.


Kerngegevens

Nummer T02411
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 16

Minister Kamp:

(...)

Nu kom ik op het wettelijke bewijsvermoeden. De heer Flierman legde op een aantal punten de vinger op de zere plek, zoals ik al heb gezegd. Hij gaf aan dat de juridificering van de schadeafhandeling ook een gevaar is. Hij zegt dat de omkering van de bewijslast goed bedoeld is, maar vraagt zich af of dat uiteindelijk tot een verzwaring voor de inwoners en de ondernemers in het gebied kan gaan leiden. Het is mij erom te doen om de Groningers die schade hebben, zo veel mogelijk te ontlasten. Ik wil dus eigenlijk helemaal niet bij een rechter terechtkomen. Ik wil ook niet bij een bewijsvermoeden en de omkering van de bewijslast terechtkomen. Als iemand schade heeft, wil ik dat een expert naar hem toe gaat. Die moet de schade onafhankelijk en oprecht vaststellen. Vervolgens moet het schadebedrag uitgekeerd en de schade hersteld worden. Dat wil ik. Het moet dus de allereerste keer al goed gaan, zoals het nu in 80% van de gevallen ook gaat. Het is mijn ambitie om op dat vlak zo dicht mogelijk bij de 100% te komen. Maar als dat niet lukt, zijn we verplicht om te luisteren naar de mensen in het gebied en hun recht te doen. Daarom hebben wij een aantal stappen daarachter georganiseerd.

De eerste stap is dat er een tweede expert naartoe gaat. Dan komt de arbiter ertussen. Vervolgens is er ook nog de mogelijkheid om naar de rechter te gaan. Daarbij hebben wij de positie van de schademelder versterkt door een bewijsvermoeden te introduceren. Dat hebben wij met de beste bedoelingen gedaan. Wij moeten dat nu laten werken. Het is mijn blijvende opdracht om de mensen niet bij de rechter terecht te laten komen, maar hun van te voren al recht te doen en ervoor te zorgen dat ze de schade vergoed krijgen. De werkelijk geleden schade moet zo vlot mogelijk vergoed worden en de schade moet wat mij betreft ook hersteld worden.

De heer Flierman vroeg of ik bereid ben om het hele proces met de arbiter, de omkering van de bewijslast en het feit dat zaken voor de rechter komen, te volgen. Hij vroeg ook of ik bereid ben om de problemen die zich voordoen, afhankelijk van de bevindingen op te lossen. Ik ben daartoe bereid. Wij evalueren de zaak standaard na vijf jaar, maar ik zal dit ook in de tussenperiode blijven volgen. Als ik denk dat het nodig is om in te grijpen en om te doen wat de heer Flierman zei, ben ik bereid om dat te doen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 21

De heer Flierman (CDA):

Wij hebben nadrukkelijk gevraagd naar de perverse of ongewenste effecten van bepaalde arrangementen. Ik neem aan dat de minister daarnaar zal kijken als het aan de orde mocht komen. Hij heeft in ieder geval heel expliciet toegezegd dat hij zal monitoren of de omkering van de bewijslast en alles wat daarmee samenhangt tot een ongewenste juridisering leidt. Als dat het geval is, zullen we opnieuw met elkaar moeten bekijken of dat tot extra maatregelen of andere maatregelen moet leiden. Dat laatste geldt ook voor het gegeven dat de begrenzing van het effectgebied uiteindelijk door de rechter bepaald zal worden via een aantal procedures. Daar heb ik zelf nog de meeste zorgen over. Dit betekent dat er op dat vlak toch nog wel veel discussie en wellicht ook onzekerheid bij mensen zal zijn. Juridische procedures hebben altijd een element van onzekerheid en teleurstelling in zich. De minister zegt niet voor niets dat hij het het liefst zo veel mogelijk buiten de rechter afhandelt. In dit geval zou er dus toch nog sprake kunnen zijn van juridisering. Maar, zoals gezegd, zijn wij heel erg blij met de toezegging van de minister.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zorgdragen voor transparantie inzake de afspraken tussen de NAM en het CVW (34.041/34.390/34.348) (T02412)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Pijlman (D66), toe zorg te dragen voor transparantie inzake de afspraken tussen de NAM en het CVW.


Kerngegevens

Nummer T02412
Status afgevoerd
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 13.

Minister Kamp:

De heer Pijlman vroeg zich af wat er tegen openbaarmaking is van de overeenkomst tussen de NAM en het Centrum Veilig Wonen. Overeenkomsten waarbij ik betrokken ben, moeten transparant zijn, want daar leg ik verantwoording over af. Maar als bedrijven of private organisaties onderling afspraken maken — het Centrum Veilig Wonen is opgericht in opdracht van de NAM — is het niet aan mij om die afspraken openbaar te maken. Wel vind ik dat het hele proces transparant moet zijn. Ik zal dus bekijken, als straks die verhoudingen die ik net heb beschreven zijn opgehelderd, hoe we de onderliggende stukken voor iedereen transparant kunnen laten zijn.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 22

De heer Pijlman (D66):

(...)

Ik kom op de schadeafhandeling. De minister erkent dat nog veel punten beter kunnen. Er gaat heel erg veel wel goed, maar er zijn een aantal punten die echt nog beter moeten. Dat geldt ook voor de betrokkenheid van de NAM bij de nieuw- en verbouwregeling. Het gaat over de doorzettingsmacht van de Nationaal Coördinator en over de transparantie, die in een aantal dossiers niet bestaat. Ik noem bijvoorbeeld de relatie tussen het Centrum Veilig Wonen en de NAM. Die overeenkomsten zijn niet openbaar. De minister zegt dat hij daar niet voor kan zorgen. Dat begrijp ik, maar het leidt wel tot onrust en wantrouwen. De minister merkte op dat hij hopelijk nog in zijn periode met een voorstel komt om in ieder geval de relaties in de afhandeling te ontrafelen, de Nationaal Coördinator een stevigere positie te geven, het Centrum Veilig Wonen onafhankelijk te maken en de NAM de rekening te laten krijgen. Dat spreekt ons zeer aan. Ik denk dat dit voor de burgers en voor de bedrijven die met schade worden geconfronteerd, veel helderder van opzet is dan de relaties zoals ze nu zijn.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 27

Minister Kamp:

De heer Pijlman sprak over transparantie in de relatie tussen de NAM en het Centrum Veilig Wonen. Ik ben het daarover eigenlijk met hem eens. Als wij schadeplicht en schadeafhandeling uit elkaar halen en kiezen voor publieke regie, moeten ook de onderlinge verhoudingen duidelijk zijn. Ik zie dat dus als een opdracht van de heer Pijlman, die ik graag uitvoer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over het conceptklimaatplan (34.589 (R2077)) (T02459)

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Meijer (SP) en Teunissen (PvdD), toe dat zij de Kamer zal informeren over het conceptklimaatplan dat op 1 januari 2018 ingediend moet worden in Europees verband.


Kerngegevens

Nummer T02459
Status voldaan
Datum toezegging 27 juni 2017
Deadline 1 juli 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden M.P. Meijer (SP)
Drs. C. Teunissen (PvdD)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Conceptklimaatplan
Overeenkomst van Parijs
Kamerstukken Goedkeuring Overeenkomst van Parijs betreffende klimaatverandering (34.589 (R2077))


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 33, item 8, blz. 11-22

Mevrouw Teunissen (PvdD):

(...)

Het gaat nu dus om de daden. Omdat Donald Trump uit het klimaatakkoord is gestapt, zullen we nog een stapje harder moeten lopen dan in Parijs was afgesproken. Ik wil de staatssecretaris vragen of zij bereid is de uitvoering van alle verplichtingen die voortvloeien uit het Parijsakkoord zonder terughoudendheid en met een verifieerbaar en afrekenbaar stappenplan aan de Kamer te rapporteren, zodat we een spoorboekje hebben van alle goede voornemens en onderweg op de hoogte kunnen blijven van de vorderingen.

(...)

Mevrouw Meijer (SP):

(...)

De Raad van State heeft advies uitgebracht over het verdrag en kijkt naar wat de ratificatie voor ons betekent. De Raad meldt: "De exacte reductieopgave voor Nederland is nog niet duidelijk. Duidelijk is echter wel dat in Nederland forse inspanningen nodig zijn en dat in verband daarmee klimaatbeleid voor de langere termijn nodig is. Uit de toelichting blijkt niet dat de regering zich rekenschap heeft gegeven van de uitzonderlijke omvang van de uitvoeringsverplichtingen die het verdrag voor Nederland in beleidsmatige en ook in financiële zin met zich meebrengt." Dat is nogal een uitspraak. De Raad waarschuwt dat Nederland een uitzonderlijk grote taak op zich neemt — een taak die ik overigens van harte onderschrijf — maar dat we blijkbaar niet beseffen wat dit allemaal betekent.

Mag ik de staatssecretaris vragen ons mee te nemen in hoe zij denkt aan de verplichtingen te gaan voldoen en dan niet te verzanden in bijvoorbeeld het energieakkoord, maar ons gewoon te vertellen wat dit voor mensen betekent?

(...)

Staatssecretaris Dijksma:

(...)

Mevrouw Teunissen en mevrouw Meijer vroegen of ik bereid ben om alle verplichtingen zonder terughoudendheid uit te voeren en via een afrekenbaar stappenplan aan de Kamer voor te leggen, zodat de Kamer op de hoogte kan blijven van de vorderingen. Met de ondertekening van het klimaatakkoord heeft het kabinet aangegeven om zonder terughoudendheid alle verplichtingen die aan dit akkoord verbonden zijn, uit te voeren. De doelstellingen heeft het kabinet begin 2016 bij de Energieagenda uitgebracht. Daar staat aangegeven op welke manier het kabinet de benodigde klimaat- en energietransitie wil realiseren. Dit wordt momenteel verder uitgewerkt. Al die maatregelen moeten worden opgenomen in het zogenaamde Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan, dat elke Europese lidstaat moet opstellen. Dat plan moet maatregelen bevatten die leiden tot de Europese energie- en klimaatdoelen die voor 2030 zijn afgesproken. Dat conceptklimaatplan moet op 1 januari aanstaande worden ingediend. Het definitieve plan moet op 1 januari 2019 klaar zijn. Het kabinet zal de Kamer informeren over het conceptplan, zodat zij op de hoogte kan blijven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over dwangboetes in Groningen bij het niet openstellen van winkels op zondag (34.647/34.775) (T02484)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat een afschrift van de brief aan de Tweede Kamer over boetes aan winkels die niet open zijn op zondag ook aan de Eerste Kamer wordt gestuurd.


Kerngegevens

Nummer T02484
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen boetes
winkelopenstelling
zondagopenstelling
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Evaluatie Winkeltijdenwet (34.647)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 10, item 3 - blz. 45

De heer Schalk (SGP): Ik denk dat die Bijbelse waarden en normen ons kunnen helpen. Denk aan een onderwerp als de zondagsrust. Wat is de kabinetsappreciatie op de laatste ontwikkeling dat in Groningen geen dwangboetes mogen worden opgelegd aan winkeliers die op zondag hun winkel niet openzetten?

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 3 - blz. 15

Minister Rutte: Dan over de ontwikkelingen in Groningen met de dwangboetes. Het is waar dat in een heel enkel geval — gelukkig zijn het enkele gevallen — winkeliersverenigingen boetes opleggen wanneer de winkels op zondag niet open zijn. Wij zijn daar niet voor. Ik heb overigens begrepen dat de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Keijzer, zeer binnenkort een brief over deze kwestie stuurt aan de Tweede Kamer. Ik zal haar vragen om een afschrift van die brief aan de Eerste Kamer te sturen.



Historie







Toezegging Sluiting kolencentrales (34.775) (T02500)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden De Graaf (D66) en Koffeman (PvdD), toe dat het parlement snel geïnformeerd zal worden over hoe de sluiting van kolencentrales gerealiseerd zal worden.


Kerngegevens

Nummer T02500
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Mr. Th.C. de Graaf (D66)
drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
klimaat
kolencentrale
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 10, item 3 - blz. 36

De heer De Graaf (D66): Ik zei al: een belangrijke opdracht is het klimaatbeleid. Ik spreek niettemin de hoop uit dat een nieuwe klimaatwet bijvoorbeeld toch een gezamenlijk project kan zijn. Ik zeg dat in het bijzonder tegen mevrouw Strik. Een nieuwe klimaatwet is belangrijk. Het kabinet zet in op een nationaal klimaat- en energieakkoord en op samenwerking met het bedrijfsleven en instellingen om Parijs te halen en liefst te passeren: 49% CO2 -reductie in 2030 en als het mogelijk is 55% in Europees verband. Dat zijn mooie voornemens, die mijn fractie van harte onderschrijft, maar hoe gaat het kabinet dat bewerkstelligen? Er zullen meer maatregelen nodig zijn dan nu voorzien. Waarom in dit verband niet inzetten op bijvoorbeeld eerdere sluiting van een of meer kolencentrales, bijvoorbeeld al in deze kabinetsperiode? Het motto van de premier op het punt van het klimaatbeleid is, zo heb ik begrepen, langetermijndenken en kortetermijndoen. Dat laatste zou ik dan ook graag zien. Ook vraagt mijn fractie zich af hoe grondig — vergeef mij de woordspeling — het voornemen van de ondergrondse CO2 -opslag is doordacht. Is dat daadwerkelijk op deze schaal realiseerbaar en waarop baseert het kabinet deze aanname?

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 10, item 3 - blz. 43

De heer Koffeman (PvdD): Het zou logisch zijn de hand dan maar meteen aan de ploeg te slaan, maar daaraan kleven kennelijk een aantal grote bezwaren. Het kabinet vertrouwt niet alleen op de toekomst, maar ook op een nipte meerderheid van 38 zetels in dit huis en 76 aan de overzijde. Zo'n wankele meerderheid verdraagt zich maar moeilijk met de harde ingrepen die nodig zijn. Het kabinet belooft een belasting op vliegtickets, maar pas in 2021, nadat het kabinet zelf vertrokken is. Het kabinet belooft de sluiting van vijf kolencentrales, maar na 2023 wordt het tijdpad pas bepaald, en niet in deze regeerperiode. De doelstelling van Rutte II om in 2020 CO2 met 25% te reduceren, wordt niet gehaald maar verlaten.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 3 - blz. 36

Minister Rutte: Voor de kolencentrales geldt dat de minister van Economische Zaken en Klimaat het parlement snel zal informeren over hoe hij de sluiting wil realiseren. Verder verwijs ik maar even kortheidshalve naar het regeerakkoord, waarin we heel specifieke politieke afspraken hebben gemaakt over dit punt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reductie CO2-emissies (34.775) (T02505)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking en een motie van het lid Strik (GroenLinks), toe dat de regering op korte termijn in overleg met medeoverheden, bedrijfsleven en andere stakeholders een plan voor reductie van CO2-emissies zal maken en de Kamers hierover zal informeren.


Kerngegevens

Nummer T02505
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-reductie
emissies
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 8

Mevrouw Strik (GroenLinks): Bij ons ontbreekt het vertrouwen dat de groene ambities van het akkoord echt gerealiseerd gaan worden. Zo is becijferd dat het akkoord maar de helft van de 49% realiseert en leunt het pakket ook nog eens heel zwaar op een onrealistisch plan voor massale CO2 -opslag. Dus om het kabinet een duwtje in de juiste richting te sturen en het de eigen ambities serieus te laten nemen, dienen wij de volgende motie in.

De voorzitter: Door de leden Strik, Koffeman, Kox, Barth en Vos wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland het klimaatverdrag van Parijs heeft geratificeerd en daarmee dient te streven naar een opwarming van de aarde van niet meer dan 1,5ºC; overwegende dat de nationale klimaatplannen die deze regering vaststelt de basis vormen voor het behalen van milieudoelstellingen op de lange termijn; constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving heeft vastgesteld dat de maatregelen in dit regeerakkoord slechts de helft van de daarvoor benodigde emissiereductie realiseren;

verzoekt de regering op korte termijn met een pakket aan maatregelen te komen dat leidt tot realisatie van de benodigde emissiereductie en zo de CO2-uitstoot voor 2030 met minimaal 49% verlaagt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (34775).

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 16

Minister Rutte: Dan de motie met letter H van mevrouw Strik om op korte termijn te komen tot een pakket aan maatregelen dat de CO2-emissies reduceert tot 49%. Het kabinet zal op korte termijn hiervoor een plan maken. Het kabinet zal hierover ook in overleg treden met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere stakeholders. De minister van Economische Zaken zal op korte termijn de Kamers over bovengenoemde elementen informeren. Wij kunnen met deze motie leven en ik laat het oordeel daarover aan de Kamer over.


Brondocumenten


Historie