Rappelabele toezeggingen Economische Zaken en Klimaat (2017-2024) (Rappel september 2021)



Dit is het rappel tot 02-07-21.

 




Toezegging Stroomlijning bepalingen consumentenbescherming Gaswet en Energiewet (31.320/31.374) (T01036)

De minister van Economische Zaken zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Doek, de Kamer schriftelijk te informeren over de stroomlijning van bepalingen over consumentenbescherming Gaswet en Energiewet.


Kerngegevens

Nummer T01036
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2009
Deadline 1 juli 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017) (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Kamerstukken Verbetering werking elektriciteits- en gasmarkt (31.374)
Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie (31.320)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 26 – blz. 1321

(...)

De heer Doek (CDA):

In het debat over de Warmtewet heb ik er namens mijn fractie voor gepleit dat de minister van Economische Zaken in samenwerking met de minister van Justitie komt tot een stroomlijning van diverse bepalingen rond consumentenbescherming. Op dit punt heeft de minister in het debat over de Warmtewet toegezegd, dit te bespreken met de minister van Justitie en deze Kamer daarover schriftelijk te informeren. Is hierover reeds contact geweest met de minister van Justitie?

Blz.1358

Minister van der Hoeven:

De heer Doek herinnerde mij aan mijn toezegging bij de Warmtewet om in overleg met de minister van Justitie te komen tot een stroomlijning van de bepalingen rond consumentenbescherming. Dat heb ik gedaan. Ik zal ook kijken naar de Energiewet en naar de Gaswet. Ik zal u daarover schriftelijk informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Werkingsduur in formele wet (31.354) (T01292)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerking van het lid Reuten (SP), toe voor wijziging van de werkingsduur een wetsvoorstel in procedure te zullen brengen en wanneer in de toekomst wetgeving aan de orde is die vergelijkbaar is met het onderhavige wetsvoorstel te kiezen voor het regelen van de wijziging van de werkingsduur bij formele wet.


Kerngegevens

Nummer T01292
Status openstaand
Datum toezegging 22 maart 2011
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen Algemene Maatregel van Bestuur
Mededingingswet
werkingsduur
Kamerstukken Aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid (31.354)


Uit de stukken

Handelingen I 2010/11, nr. 21 - blz. 37

De heer Reuten (SP)

Mijn fractie doet de minister daarom een pragmatisch tweeledig voorstel. Ten eerste: gaat heen en zondigt niet meer; ik verwacht dan een expliciete toezegging van zondeonthouding, maar het mag ook minder Bijbels getint. Ten tweede: om toch niet in het vagevuur te belanden moet er wel nog een aflaat volgen. Mijn fractie vraagt de minister de toezegging om – mocht dit voorstel hier worden aangenomen – op kortst mogelijke termijn via een wetsvoorstel aan artikel IV een vierde lid toe te voegen dat ongeveer luidt: de in lid 2 en 3 bedoelde AMvB wordt binnen een jaar bij wet bekrachtigd dan wel ingetrokken. Deze toezeggingen zouden de afwegingen bij het voorstel voor mijn fractie aanzienlijk vergemakkelijken.

Handelingen I 2010/11, nr. 21 - blz. 73

Minister Verhagen

De heer Reuten stelde dat de horizonbepaling van het wetsvoorstel in relatie tot de motie-Jurgens enige verduidelijking behoefde. Concreet vroeg hij om twee toezeggingen. Ten eerste om niet opnieuw te zondigen.

Ten tweede om bij wijze van aflaat een wetswijziging te entameren die ervoor zorgt dat de bewuste Algemene Maatregel van Bestuur bij wet wordt bekrachtigd of ingetrokken. Uiteraard ben ik blij dat senator Reuten ook hier een metafoor gebruikt, zodat het wat minder zwaar wordt, althans de discussie. Ik begrijp waar hij heen wil. Ik constateer dat hij zich niet heeft laten overtuigen door het uitvoerige antwoord in de voorlaatste schriftelijke ronde. Dat is jammer, maar daar moeten wij geen breekpunt van maken. Ik zie zijn uitgestoken hand en wil bekijken of ik er een handreiking van mijn kant tegenover kan stellen om elkaar in het midden te treffen. Zonder het risico op een wettelijk hiaat te vergroten wordt de wijziging van de werkingsduur ook bij formele wet geregeld. Onder omstandigheden zal de wijziging direct bij formele wet kunnen gebeuren, dus zonder voorafgaande AMvB. Ik zeg toe dat ik voor wijziging van die werkingsduur een wetsvoorstel in procedure zal brengen. Als in de toekomst wetgeving aan de orde is die vergelijkbaar is met het onderhavige wetsvoorstel, dan zal ik zeker kiezen voor de aanpak die senator Reuten naar voren heeft gebracht. In de mij resterende periode in deze functie, maak ik die aanpak graag tot de mijne. Op beide punten kom ik hem graag tegemoet.

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 74

De heer Reuten (SP)

Ik dank de minister voor zijn toezegging met betrekking tot de delegatiebepaling, artikel IV, waarbij de betreffende Algemene Maatregel van Bestuur, als die er mocht komen, wordt omgezet in een formele wet. Die aflaat is dan geheel verdiend. De minister heeft gezegd dat hij het in het vervolg altijd zo zal oplossen. Dus hij zondigt niet meer en dan zijn wij helemaal klaar.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanpassing wet bezien in het licht van bij Aanbestedingswet 2012 aangenomen motie (32440, M) (T01691)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten, toe om ten aanzien van artikel 2.71 lid 2 in onderhavig wetsvoorstel (32768) welwillend te kijken naar uitvoering van het gevraagde in de motie (32440, M) die is aangenomen bij de behandeling van de Aanbestedingswet 2012, en om zijn afweging op dit punt schriftelijk aan de Kamer kenbaar te maken.


Kerngegevens

Nummer T01691
Status deels voldaan
Datum toezegging 15 januari 2013
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen aanbesteden
defensie
Kamerstukken Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (32.768)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p. 5.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik beperk mij bij dit wetsvoorstel tot één kwestie. Artikel 2.71, lid 2 van het voorliggende wetsvoorstel gebiedt dat de aanbesteder aan de inschrijvers of de gegadigden vraagt dat zij bij het opstellen van hun inschrijving rekening hebben gehouden met de verplichtingen aangaande arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd. In de hier op 30 oktober aangenomen algemene Aanbestedingswet (nr. 32440) staat een overeenkomstige tekst in artikel 2.81, lid 2. Mijn fractie onderschrijft het oogmerk van deze artikelen, maar deze garanderen niet de naleving ervan. De aannemer kan zich al dan niet via onderaanneming en malafide uitzendbureaus onttrekken aan de verplichting. De bonafide aannemer legt het dan af in de gunning. Er zijn aanwijzingen dat dit in de praktijk inderdaad gebeurt. Nu is het in beginsel zo dat de aanbestedende dienst de ondernemer zou kunnen verzoeken om alsnog na te leven. Als de ondernemer dit weigert, kan de aanbestedende dienst de overeenkomst ontbinden. Het probleem is echter dat de opdrachtgever dan –met navenante kosten – de hele aanbestedingsprocedure opnieuw moet doorlopen. Bovendien zal de bonafide aan-bestedingsprijs hoger uitpakken. Dit draagt niet bij aan de stimulans om de overeenkomst inderdaad te ontbinden.

Naar aanleiding van het debat over deze kwestie bij dealgemene aanbestedingswet nam deze Kamer op 30 oktober 2012 een motie aan (32440, letter M) waarin de regering onder andere werd gevraagd om "bij de eerstvolgende relevante herziening van de wet" aan het betreffendeartikel "toe te voegen dat opdrachtgevers gehouden zijn om de genoemde niet-naleving van de overeenkomst te melden bij de Inspectie SZW". Het gaat dan uiteraard om in Nederland uitgevoerde opdrachten.

In het verlengde hiervan vroeg mijn fractie in het verslag van het onderhavige wetsvoorstel onder verwijzing naar genoemde motie om een overeenkomstige toezegging. Tot onze verbazing schrijft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag slechts: "het kabinet is bereid dit verzoek bij de evaluatie van het wetsvoorstel te betrekken". Moet ik dat zo lezen dat de regering overweegt dat er weliswaar een duidelijke uitspraak van de Kamer ligt, maar dat de regering te zijner tijd, namelijk bij de evaluatie, nog eens gaat bezien of en hoe zij daar gehoor aan gaat geven? Ik hoop dat ik het verkeerd heb en dat de minister straks ten eerste aangeeft dat hij de motie32440 letter M gaat uitvoeren en dat hij, ten tweede, toezegt overeenkomstig te zullen handelen aangaande artikel2.71 van de voorliggende wet.

Ik wacht het antwoord van de minister met belangstelling af.

Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p.7.

Minister Kamp:

(...)

De heer Reuten brengt één punt naar voren. Ik begrijp dat dit betekent dat hij kan instemmen met het overige dat we doen en dat we wensen te bereiken met deze aparte aanbestedingswet. Daar ben ik blij mee. Hij wil weten of ik bereid ben om, gezien het gevraagde in de motie bij artikel 2.71 lid 2 (32440, letter M), die is aangenomen bij

de algemene Aanbestedingswet 2012, het wetsvoorstel aan te passen bij de eerstvolgende herziening van de wet en niet eerst de uitkomsten van de evaluatie af te wachten. Het is mijn voorkeur om de evaluatie wel af te wachten. Mijn voorganger heeft ook gezegd dat bij de evaluatie van de wet over twee jaar bezien wordt of we die motie kunnen overnemen en het artikel een bredere toepassing kunnen geven dan nu het geval is. Ik zeg de heer Reuten toe dat ik dit opnieuw zal bekijken, naar aanleiding van hetgeen hij naar voren heeft gebracht. Ik zal bekijken of het mogelijk is om op verantwoorde wijze te doen wat hij

bepleit. Ik hoop dat hij mij het vertrouwen wil geven om dat te doen. Ik zal de Kamer in haar geheel, en daarmee ook de heer Reuten, over mijn bevindingen op dit punt informeren.

De heer Reuten (SP):

Het staat wat open geformuleerd in de motie: bij de eerstvolgende relevante wetswijziging. Dat zou na de evaluatie kunnen zijn. Dat is echter iets anders. In de tekst van de nota naar aanleiding van het verslag staat dat het wordt herbezien bij de evaluatie. Dat is een beetje licht. Het is niet: de eerstvolgende relevante wijziging is over twee jaar; dan voeren we de motie uit. Daar zou ik tevreden mee zijn. Het gaat om een klein dingetje, het aanscherpen

van het artikel, het melden bij SZW als er niet wordt nageleefd. C'est tout.

Minister Kamp:

Ik ben heel dicht bij het standpunt van de heer Reuten. Ik stel het op prijs dat hij zegt dat wat hem betreft, als het iets eerder zou zijn dan bij de evaluatie, het eventueel op dat moment zou kunnen. Hij geeft mij wat ruimte; ik geef hem wat ruimte. Als ik het toch wil gaan doen, kan het misschien al wat eerder dan bij die gelegenheid, misschien heb ik daar de mogelijkheid voor. Ik zal het serieus bekijken. Ik zal mijn afweging op dit punt schriftelijk aan de Kamer kenbaar maken. Dan kan de heer Reuten die bekijken. Het kan dus zijn dat die bij de herziening komt, eventueel gekoppeld aan de evaluatie. Als ik denk dat het zinvol, goed en verantwoord is om het te doen en het misschien ook nog eerder kan, zou het ook zo kunnen zijn dat ik die eerdere gelegenheid gebruik. Ik geloof dus niet

dat ik op dit punt grote problemen zal krijgen met de heer Reuten. Ik hoop dat mijn antwoord naar genoegen van de Kamer was, voorzitter.

Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p. 8.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord. Als ik het goed begrijp, zegt hij de motie bij de algemene Aan-bestedingswet uit te voeren overeenkomstig artikel 2.71lid 2 van de voorliggende wet, uiterlijk na de evaluatie en mogelijk eerder. Ik heb toch goed begrepen dat de minister de motie uitvoert zowel betreffende de algemene Aan-bestedingswet als toegepast op het voorliggende wetsvoorstel?

Minister Kamp:

Voorzitter. Met respect voor mevrouw Faber begin ik met hetgeen de heer Reuten naar voren heeft gebracht. Ik wil er niet omheen draaien, maar mijn voorganger heeft de evaluatie gekozen als het moment om te bekijken of en hoe de motie kan worden uitgevoerd. Dan kun je het namelijk inhoudelijk bekijken. Ik wil dus nog inhoudelijk naar dit punt kijken. Dat moet, wat mij betreft, in ieder geval gebeuren. Ik ben echter niet van plan om een en ander onnodig op de lange baan te schuiven. Ik zal er dus zo spoedig mogelijk inhoudelijk naar kijken. Als ik denk dat het op een verantwoorde manier kan, zal ik het doen, uiterlijk bij de evaluatie. Misschien is er echter al eerder een mogelijkheid om dit door te voeren. Als dat de heer Reuten tot tevredenheid stemt, kunnen we het erover eens worden.

De heer Reuten (SP):

Ik begrijp het zo: de minister kijkt welwillend naar het uitvoeren van de motie.

Minister Kamp:

Daarmee zijn de heer Reuten en ik het eens geworden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zorgdragen voor het inventariseren en aanvullen van de middelen voor het Waarborgfonds Mijnbouwschade (34.041/34.390/34.348) (T02409)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ten Hoeve (OSF), toe te bekijken wat de behoefte aan middelen voor het Waarborgfonds Mijnbouwschade (in verband met schadeafhandeling in o.a. Limburg) is en zorg te dragen voor het aanvullen van deze middelen.


Kerngegevens

Nummer T02409
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 juli 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 25-26

De heer Ten Hoeve (OSF):

(...)

Wat Limburg betreft ben ik blij dat de minister heel uitgebreid toegelicht heeft wat daar allemaal gebeurd is. Ik ben ervan overtuigd dat hij op deze manier de verantwoordelijkheid in dezen volledig genomen heeft, in overleg met provincie en gemeenten. Ik heb daar nog één kleine vraag over. De minister noemt het waarborgfonds. Dat is natuurlijk heel essentieel bij de schadevergoeding aan particulieren. De minister zei dat het waarborgfonds als het leeg raakt, aangevuld moet worden door de sector. Maar wat is in dit geval daar dan nog de sector?

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 30

Minister Kamp:

(...)

De heer Ten Hoeve benadrukte het belang van onafhankelijke schadeafhandeling. Ik denk dat velen in deze zaal, onder wie ikzelf, dat met hem eens zijn. Hij sprak over de onduidelijkheid die er nog is op het punt van de versterking. Ik heb die onduidelijkheid niet geheel bij hem weg kunnen nemen. Ik denk dat dat een grote opgave is, waar we met zijn allen voor staan. We zorgen dat we goed in beeld krijgen wat daar moet gebeuren, en dat we wat nodig is op een verantwoorde manier naar de inwoners toe zullen gaan uitvoeren. Over Limburg vroeg hij zich af wie, als het Waarborgfonds leeg is, dat moet gaan vullen. Dat is een goede vraag. Dat fonds zal waarschijnlijk gevuld moeten gaan worden door degenen die nu gas winnen. Dat ligt niet erg voor de hand, want zij hebben daar eigenlijk niets mee te maken. Maar het is wel de mijnbouwsector. Het fonds zal toch gevuld moeten worden. We zullen bekijken wat de behoefte aan middelen voor dat fonds is, waarna we zullen doen wat nodig is om ervoor te zorgen dat die middelen er ook komen. De heer Ten Hoeve legt terecht de vinger op een gevoelig punt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over wijziging aanvullende overeenkomst Invest-NL (35.123) (T02811)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe de Kamer vooraf te informeren indien de aanvullende overeenkomst wezenlijk zal worden gewijzigd.


Kerngegevens

Nummer T02811
Status voldaan
Datum toezegging 12 november 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Invest-NL
overeenkomsten
Kamerstukken Machtigingswet oprichting Invest-NL (35.123)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 6, item 10, blz. 25.

Minister Wiebes:

(…)

Dan de precieze status van de aanvullende overeenkomst. Die bestaat officieel nog niet, maar in concept bestaat die wel. Die ligt bij de Eerste Kamer, maar dat is niet de definitieve versie. De definitieve versie gaat na ondertekening naar de Eerste Kamer, maar een concept ligt al bij de Eerste Kamer. Daar kan ik ook op bevraagd worden.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Hoor ik de minister zeggen dat de aanvullende overeenkomst in concept bij de Eerste Kamer ligt?

Minister Wiebes:

Ja, volgens mij wel.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Wanneer wordt die dan getekend tussen Invest-NL en het ministerie?

Minister Wiebes:

Het antwoord op die vraag houdt u van mij tegoed.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Oké. Want wij moeten op een gegeven moment ook stemmen over deze machtigingswet en de overeenkomst speelt daarin een cruciale rol.

Handelingen I 2019-2020, nr. 6, item 10, blz. 27

Minister Wiebes:

(…)

In antwoord op de vraag van de heer Otten: de getekende overeenkomst gaat begin 2020 naar de Eerste Kamer.

Handelingen I 2019-2020, nr. 6, item 10, blz. 28.

Minister Wiebes:

(…)

Er is een jaarlijkse voortgangsrapportage, met domeinen en resultaten. Als de aanvullende overeenkomst — dit ook in de richting van de heer Otten — in de toekomst wezenlijk zal worden gewijzigd, wordt de Kamer ook daarover vooraf geïnformeerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toesturen kabinetsappreciatie van het Algemene Rekenkamer-advies inzake steun aan grote ondernemingen (35.451) (T02974)

De minister van Economische Zaken en Klimaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (PvdA), toe een appreciatie te sturen van het advies van de Algemene Rekenkamer inzake ‘Steun aan grote ondernemingen – leren van het verleden’.


Kerngegevens

Nummer T02974
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2020
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Rekenkamer
steun
Kamerstukken Derde incidentele suppletoire begroting Economische Zaken en Klimaat 2020 inzake Noodpakket banen en economie en overbruggingsfaciliteit IHC (35.451)


Uit de stukken

Handelingen I, 2019-2020 , nr. 35, item 4, blz 4.

De heer Crone (PvdA):

(…)

Laat er nu vorige week een prachtige brief van de Algemene Rekenkamer zijn gekomen, een adviesbrief, die zijn eigen toetsingselementen geeft; zestien toetsingspunten voor steun aan bedrijven. En die lijken heel erg op dingen die ik toevallig zelf ook wilde inbrengen, dus die ga ik nu niet herhalen. Ik voeg er nog een paar aan toe. Het kabinet kijkt terug tot de zeventiger jaren, het door de heer Frentrop al eerder genoemde RSV. De Algemene Rekenkamer geeft zeer goede toetsingspunten die veel concreter zijn dan die van het kabinet. Ik kom daar straks op terug, maar ik zou het kabinet graag willen vragen om die zestien lessen te leggen naast het eigen afwegingskader. Die zestien lessen beginnen natuurlijk met: wat is eigenlijk het publiek belang? Wat is het publieke belang bij het steunen van IHC? Niet corona, want de heer Frentrop zei het al: IHC wordt geholpen vanwege hele andere problemen, die er al veel eerder waren. Het publieke belang bij KLM, daar hebben we het morgen over met de minister; dat tekent zich af. Maar wat is het publieke belang bij Suitsupply vergeleken bij elke andere producent van kleding? Dat is een vraag waar ik eigenlijk wel erg benieuwd naar ben. Die criteria van de Rekenkamer kan ik ook toepassen op IHC, deels in het verlengde van wat Frentrop heeft gezegd. Het heeft niks met corona te maken; oké, maar wat is het publieke belang?

(…)

Ik voeg nog een aantal aan hun zestien afwegingskaderpunten toe, deels in samenhang met de Rekenkamer. Maakt u wel serieus een businesscase, waarin u zich ook met andere

scenario's bezighoudt dan alleen met het scenario dat ons gepresenteerd wordt? Het scenario "het kan ook slechter gaan", waar de Rekenkamer voorbeelden van geeft, maar ook klimaatproblematiek en green recovery? Iedereen weet dat we die slag een keer moeten maken. Ik heb het in alle schriftelijke stukken aan het kabinet gevraagd, al heel lang, bij elke steunmaatregel: leg scenario's voor. En dan hoef je niet eens te kiezen voor het scenario van green recovery, maar de markt doet dat wel; de markt kiest nu al voor scenario's. Banken en verzekeraars vragen al een hoge risicopremie op rente voor bedrijven die obligaties willen hebben in de fossiele industrie; dat noemen ze zelfs "bruine kredieten". Bedrijven die groene investeringen doen, krijgen lagere rentes. Doet onze overheid dat ook? Dat lijkt me op zijn minst toch noodzakelijk als de markt dat ook al doet, en vanwege het publieke belang.

Handelingen I, 2019-2020 , nr. 35, item 4, blz 14-15.

(…)

Minister Wiebes:

Ja. Ik ga proberen het snel te doen. Ik ga het kortst mogelijke antwoord geven in de richting van de heer Crone, en ingaan op alle — wat is het? — twaalf of dertien punten van de Rekenkamer en die zeven van hemzelf. Kijk, ik zie namelijk helemaal geen verschil tussen dat wat de Rekenkamer aandraagt en wat de heer Crone aandraagt, met het raamwerk dat er nu is. Als de heer Crone het raamwerk dat er nu is, leest door de ogen van een private-equityfirma, dan zegt hij: alle gedachtegoeden om ervoor te zorgen dat de overheid hier niet onnodig geld in steekt, zijn hier geborgd. Ik zag het advies van de Algemene Rekenkamer als een ondersteuning van het beleid en ik heb het glimlachend gelezen, zoals ik ook glimlachend de aanvullende suggesties van de heer Crone heb aangehoord, en ook hier meen dat dat in lijn is met dat raamwerk. Uiteraard is het soms nodig om naar Brussel te kijken. Meer in het algemeen: bij de 55% heeft Brussel ook naar ons geluisterd; bij het industrieraamwerk op klimaatterrein heeft Brussel naar ons geluisterd; we praten regelmatig over staatssteunkwesties met Brussel. Dus juist dat is Nederlands beleid, om te zorgen voor een gelijk speelveld. En dat Duitsland op alle terreinen meer zou doen aan duurzaamheid ... Nou, houd dat een Duitser voor, die zal daar wellicht anders over denken. Op het terrein van de verduurzaming van de chemische industrie, het wagenpark, daag ik de heer Crone uit om die voorsprong aan mij te duiden.

Uitdrukkelijk zeg ik in zijn richting dat onderdeel van dat raamwerk is dat er ruimte is voor een upside. Dat zit niet in die standaardregelingen, maar het is — zeg maar — het confectiewerk. Maar in het raamwerk, dus daar waar het maatwerk is, wordt uitdrukkelijk wel gestuurd op een upside. Het is de bedoeling dat de belastingbetaler daar niet alleen eventueel de rit naar beneden meemaakt, maar ook de rit naar boven. Dat is precies de insteek van dit raamwerk.

Handelingen I, 2019-2020 , nr. 35, item 4, blz 20.

(…)

Minister Wiebes:

Voorzitter. Met de heer Crone ben ik het eens dat het verstandig is om daar waar dat kan naar meerdere varianten te kijken. Alleen al uit de media weten we dat er voor het bekende warenhuis zomaar naar vier verschillende opzetten is gekeken.

Ik ben het ook met hem eens dat daar waar dat kan en waar dat in de plannen past — het is altijd maatwerk — vergroening moet worden nagestreefd, alleen al omdat investeringseuro's die we nu steken in verdere fossilisering verloren geld is.

Wij zijn het beiden met de Rekenkamer eens dat het begrip "overheidscommissaris" niet moet worden overdreven. Sterker nog, daar zet ik ook helemaal niet op in. Ik heb het niet opgeschreven in het kader van wat ik niet ga doen, maar in het kader van wat ik wel ga doen. Het is mijn voorstel dat ik de heer Crone toezeg dat ik een appreciatie maak van die Algemene Rekenkameradviezen. Of en zo ja waar een aanscherping nodig is, bezien we dan aan de hand van dat stuk. Ik sta dan weer open voor commentaar. Ik zeg dus toe dat ik een appreciatie zal geven.


Brondocumenten


Historie