Rappelabele toezeggingen Infrastructuur en Waterstaat (Rappel januari 2018)



Dit is het rappel tot 02-01-18.

 




Toezegging Kosten riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding BES-eilanden (32.473) (T01461)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Linthorst (PvdA), mede namens de fracties van VVD, CDA, PVV, SP, D66, GroenLinks en ChristenUnie, toe geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van de kosten voor de bevolking van de BES-eilanden voor beheer en exploitatie van de riolering, de drinkwatervoorziening en de afvalscheiding voordat er is overlegd met de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01461
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2011
Deadline 1 juni 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. M.Y. Linthorst (PvdA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen afvalscheiding
Caribisch Nederland
drinkwatervoorziening
kosten
riolering
Kamerstukken Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (32.473)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 13, item 3, blz. 13

Linthorst (PvdA):

De staatssecretaris geeft aan dat de kosten van het beheer en de exploitatie van riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding niet volledig zullen kunnen worden doorberekend aan de leefgemeenschappen en de toeristen op de eilanden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de kosten voor de uitvoering van de Wet VROM-BES zullen worden meegenomen in het onderzoek van het ministerie van BZK naar de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland. Eventuele aanpassing van de vrije uitkering zal plaatsvinden na 2012. Tot die tijd neemt het ministerie van IenM de kosten voor zijn rekening. Het is natuurlijk lastig, iets te zeggen over de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland zolang het onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Kan de staatssecretaris toch iets zeggen over het deel dat hij redelijk vindt dat aan de

inwoners wordt doorberekend?

De staatssecretaris onderzoekt of de eilanden onderdeel kunnen worden van bestaande (overheids)diensten in Nederland. Zien wij het goed dat de staatssecretaris daarmee gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven bedoelt? Kan de staatssecretaris aangeven of er inmiddels al enige duidelijkheid bestaat over de bereidheid van de bedoelde diensten? Mocht dit niet tot resultaat leiden, is het ministerie van IenM dan bereid ook de

kosten na 2012 voor zijn rekening te nemen? Wij willen namelijk graag voorkomen dat na 2012 opnieuw discussie ontstaat over de toedeling van de lasten. Is de staatssecretaris bereid om, als er zicht is op de kosten die aan de inwoners zullen worden doorberekend, onze Kamer te raadplegen over deze kosten?

Staatssecretaris Atsma:

Mevrouw Linthorst heeft gevraagd om uw Kamer te raadplegen bij eventuele vervolgstappen als het gaat om de aansluiting op het stelsel en eventueel de verrekening

van kosten via de exploitatielasten, dan wel de nog noodzakelijke investeringen. Ik zou eigenlijk wel verder willen gaan dat dit niet alleen een raadpleging is van uw Kamer.

Ik denk dat het voor mij geen enkel probleem is om toe te zeggen dat wij op dit punt geen onomkeerbare stappen zullen zetten voordat wij ook met uw Kamer hebben overlegd, wetende dat uw Kamer ook ten volle betrokken is bij dit onderwerp. Dus ik doe graag de toezegging dat wij voordat er een oplossing komt hierover eerst met uw Kamer in gesprek gaan. Overigens niet alleen met uw Kamer; ongetwijfeld zal ook met de Tweede Kamer dat gesprek dan worden gevoerd. Ik denk ook dat dat verstandig is, omdat je wel moet garanderen dat er voor de oplossing die wordt gekozen niet alleen op het eiland Bonaire en breed draagvlak is maar dat die ook hier in Nederland voldoende draagvlak heeft.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de aantallen onafhankelijke toetsingen tot dusverre meenemen in de evaluatie (34.287) (T02445)

De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vos (GroenLinks), toe dat zij het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de aantallen onafhankelijke toetsingen van de project-MER die tot dusverre zijn gedaan, zal meenemen in de evaluatie, die na de zomer van 2017 de Kamer toegestuurd zal worden.


Kerngegevens

Nummer T02445
Status voldaan
Datum toezegging 17 januari 2017
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden Ir. M.B. Vos (GroenLinks)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Commissie voor de milieueffectrapportage
milieueffectrapportage
onafhankelijke toetsing
Kamerstukken Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 5, blz. 1-4

Mevrouw Vos (GroenLinks):

(...)

Mijn tweede punt betreft de onafhankelijke toetsing van de project-MER door de Commissie voor de m.e.r. Zoals de minister net zelf benadrukte, is de milieueffectrapportage van cruciaal belang om het belang van het milieu te borgen in alle vormen van besluitvorming waarvoor dat relevant is. De minister zegt dat met de Omgevingswet de onafhankelijke toetsing in alle gevallen facultatief wordt. Zij gaf in haar schriftelijke beantwoording aan dat dat geen probleem zou zijn en noemde daarbij het voorbeeld van de Crisis- en herstelwet. Op basis daarvan vertrouwt zij erop dat het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de lokale overheden, bijna altijd tot een onafhankelijke toetsing zal overgaan. Maar uit mijn informatie van de Commissie voor de m.e.r. blijkt dat slechts in 5 van de 100 projecten in het kader van de Crisis- en herstelwet een vrijwillige onafhankelijke toetsing is gedaan. Dat staat haaks op hetgeen de minister hier naar voren brengt. Ik zit daar een beetje mee. Kan de minister de Kamer in een brief nadere informatie geven over de wijze waarop wij het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de onafhankelijke toetsingen die tot dusverre zijn gedaan in het kader van de project-MER, moeten duiden?

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Mevrouw Vos sprak over de onafhankelijke toetsing van de project-MER. Zij heeft een ander beeld van hoe dat gelopen is dan de Commissie voor de m.e.r. zelf. Als de evaluatie er is, is het goed om met elkaar daarnaar te kijken. De evaluatie doen we op basis van de hoeveelheid projecten. Mevrouw Vos vraagt eigenlijk hoe de Commissie m.e.r. hierover oordeelt. Ik kan dan ook nog de Commissie m.e.r. vragen hoe zij hierover oordeelt. Dat oordeel kan ik meenemen in de evaluatie.

(...)

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wanneer kunnen wij de evaluatie waar de minister op duidt verwachten?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij komt die in 2017. In het voorjaar van 2017 moet je de evaluatie afronden, zodat je heel 2016 kunt meenemen. Een en ander moet eerst verwerkt worden. Na de zomer van 2017 kan de evaluatie naar beide Kamers, dus ook naar de Eerste Kamer.


Brondocumenten


Historie