Rappelabele toezeggingen Infrastructuur en Waterstaat (Totaaloverzicht januari 2018)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Veiligheidseisen zeedijken op Belgisch grondgebied (LXXXVIII) (T01210)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schaap, veiligheidsgaranties toe inzake de zeedijken op Belgisch grondgebied met Vlaams en Nederlands achterland.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 32 - blz. 1362-1363

De heer Schaap (VVD): Mijn laatste opmerking gaat ook over veiligheid bij ontpoldering van de Hedwigepolder; hierover hebben we het net nog even gehad in een interruptie. De Vlamingen zijn verplicht om een nieuwe dijk aan te leggen. Die ligt in Vlaams gebied. Ik wil de minister nogmaals vragen: hoe kunnen wij garanderen dat de waterkering die daar wordt gebouwd, even veilig is als de eventueel door ons aan te leggen of te toetsen waterkeringen? Het is Vlaams grondgebied. Datzelfde geldt voor hetgeen de heer Van den Berg naar voren bracht over de zetting van de kering: het zettingsproces hoort in de toetsing, maar Nederland is niet gerechtigd om te toetsen op buitenlands grondgebied. Ook dit zal dus moeten worden meegenomen in de onderhandelingen. Als de Vlamingen nu al wijzen op hun Vlaamse normen, welke garantie hebben wij dan dat de Nederlandse normen tot uitgangspunt worden genomen? Als dit niet bikkelhard vastligt, is ontpoldering van de Hedwigepolder tegelijk het terugbrengen van de veiligheid van dit gebied, van deze dijkring.

Handelingen I 2009-2010, nr. 32 - blz. 1370

Minister Verburg: Verder heeft de heer Schaap gevraagd naar de veiligheidseisen voor zeedijken op Belgisch grondgebied. De heer Van den Berg heeft daar ook naar gevraagd. Daar waar Vlaanderen verantwoordelijk is voor zeedijken met alleen een Vlaams achterland, kunnen de Vlaamse eisen en criteria gelden. Daar waar sprake is van de aanleg van dijken met Vlaams en Nederlands achterland, zal moeten worden voldaan aan de veiligheidseisen die in beide landen gelden. Dat is een traject van afstemming en overeenstemming. Nederland zal geen genoegen nemen met minder veiligheidsgaranties dan in Nederland gelden. We doen dus geen water bij de wijn. Voor Nederlandse dijken gelden natuurlijk voluit de Nederlandse criteria. Dit alles valt onder het zorgvuldig uitvoeren van de verdragen.

De heer Schaap (VVD): In het verslag staat: enkel Vlaamse normen. Dat is al eerder gezegd. De minister

zegt dat zij geen toetsingsinstrument heeft, maar dat zij in overleg nu al kan garanderen dat er geen deuk in de dijkenring komt?

Minister Verburg : Dat mag niet gebeuren en ik zeg dat hier toe. (...)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kosten riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding BES-eilanden (32.473) (T01461)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Linthorst (PvdA), mede namens de fracties van VVD, CDA, PVV, SP, D66, GroenLinks en ChristenUnie, toe geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van de kosten voor de bevolking van de BES-eilanden voor beheer en exploitatie van de riolering, de drinkwatervoorziening en de afvalscheiding voordat er is overlegd met de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01461
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2011
Deadline 1 juni 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. M.Y. Linthorst (PvdA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen afvalscheiding
Caribisch Nederland
drinkwatervoorziening
kosten
riolering
Kamerstukken Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (32.473)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 13, item 3, blz. 13

Linthorst (PvdA):

De staatssecretaris geeft aan dat de kosten van het beheer en de exploitatie van riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding niet volledig zullen kunnen worden doorberekend aan de leefgemeenschappen en de toeristen op de eilanden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de kosten voor de uitvoering van de Wet VROM-BES zullen worden meegenomen in het onderzoek van het ministerie van BZK naar de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland. Eventuele aanpassing van de vrije uitkering zal plaatsvinden na 2012. Tot die tijd neemt het ministerie van IenM de kosten voor zijn rekening. Het is natuurlijk lastig, iets te zeggen over de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland zolang het onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Kan de staatssecretaris toch iets zeggen over het deel dat hij redelijk vindt dat aan de

inwoners wordt doorberekend?

De staatssecretaris onderzoekt of de eilanden onderdeel kunnen worden van bestaande (overheids)diensten in Nederland. Zien wij het goed dat de staatssecretaris daarmee gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven bedoelt? Kan de staatssecretaris aangeven of er inmiddels al enige duidelijkheid bestaat over de bereidheid van de bedoelde diensten? Mocht dit niet tot resultaat leiden, is het ministerie van IenM dan bereid ook de

kosten na 2012 voor zijn rekening te nemen? Wij willen namelijk graag voorkomen dat na 2012 opnieuw discussie ontstaat over de toedeling van de lasten. Is de staatssecretaris bereid om, als er zicht is op de kosten die aan de inwoners zullen worden doorberekend, onze Kamer te raadplegen over deze kosten?

Staatssecretaris Atsma:

Mevrouw Linthorst heeft gevraagd om uw Kamer te raadplegen bij eventuele vervolgstappen als het gaat om de aansluiting op het stelsel en eventueel de verrekening

van kosten via de exploitatielasten, dan wel de nog noodzakelijke investeringen. Ik zou eigenlijk wel verder willen gaan dat dit niet alleen een raadpleging is van uw Kamer.

Ik denk dat het voor mij geen enkel probleem is om toe te zeggen dat wij op dit punt geen onomkeerbare stappen zullen zetten voordat wij ook met uw Kamer hebben overlegd, wetende dat uw Kamer ook ten volle betrokken is bij dit onderwerp. Dus ik doe graag de toezegging dat wij voordat er een oplossing komt hierover eerst met uw Kamer in gesprek gaan. Overigens niet alleen met uw Kamer; ongetwijfeld zal ook met de Tweede Kamer dat gesprek dan worden gevoerd. Ik denk ook dat dat verstandig is, omdat je wel moet garanderen dat er voor de oplossing die wordt gekozen niet alleen op het eiland Bonaire en breed draagvlak is maar dat die ook hier in Nederland voldoende draagvlak heeft.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het bekijken van mogelijkheden voor burgers om de objectiviteit en transparantie van overheidsinformatie te toetsen (34.287) (T02444)

De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verheijen (PvdA), toe dat zij bij de verdere uitwerking van de Omgevingswet zal bekijken hoe ten gunste van de burger vorm gegeven kan worden aan het valideren van milieu-informatie die door de overheid wordt verstrekt.


Kerngegevens

Nummer T02444
Status openstaand
Datum toezegging 17 januari 2017
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA)
Commissie Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen digitale loketten
Informatiehuizen
milieu-informatie
Kamerstukken Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 3, blz. 7-16

Verheijen (PvdA):

(...)

(...) Ik constateer dat de minister het niet wil verplichten en in haar antwoord verwijst naar de mogelijkheid voor de burger om naar de rechter te gaan indien men ontevreden is en de milieu-informatie niet voldoende vindt.

Voor ons is het de vraag vanuit welk perspectief hier naar de burger wordt gekeken. Gebeurt dat slechts vanuit een belangenperspectief? Ziet men burgers als actoren die voor hun eigen belang moeten opkomen? En waar is dan de systeem- of stelselverantwoordelijkheid van het Rijk en welke ondersteuning kan een burger verwachten bij ontsluiting en duiding van de informatie waar overheden zelf in overgrote mate ook producent van zijn? Met andere woorden: biedt het antwoord van de minister niet te veel bescherming aan de overheden?

Bij veel discussies over fysieke en ruimtelijke projecten in dit land blijkt er behoefte aan neutrale informatie, aan een toetsing door derden, aan evaluatie- en reviewprocessen die standpunten kunnen overbruggen en bijdragen aan draagvlak voordat men naar de rechter gaat of moet. De vraag is waarom de regering in dit dossier zo sterk vasthoudt aan de eigen verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en niet ruimhartiger de eerdergenoemde behoefte omarmt en daarvoor een faciliteit aanbiedt — wat ons betreft een flexibele faciliteit, ook aanvullend op de bestaande MER-procedures — waarop burgers een beroep zouden kunnen doen.

Ondanks de eerder gedane toezegging bij de behandeling van de Omgevingswet dat er een participatiehandreiking komt en er in het kader van de komende Omgevingswet al veel ervaring wordt opgedaan met een dialoog en brede participatieaanpak, blijft toch de vraag hangen waarom het Rijk niet een professionele informatie en toetsingsfaciliteit ten behoeve van de informatietegenmacht van burgers zou willen faciliteren, die gezag kan opbouwen in plaats van elk dossier zijn eigen informatie-"verelendungsfase" te laten ondergaan. Denk aan windmolens, denk aan gaswinning, denk aan mestverwerkers et cetera.

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

De heer Verheijen vroeg of je de toegang tot informatie niet in een professioneel of onafhankelijk instituut moet regelen. Eerlijk gezegd: ik zie informatiehuizen als onafhankelijke instituten. Weliswaar worden ze vormgegeven door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk, maar we zullen de informatie nog wel moeten evalueren en toetsen. Verder zal moeten worden aangegeven tot wanneer de informatie geldig is en hoe openbaar ze is. Ik zou niet kunnen bedenken wie die rol anders zou kunnen vervullen, omdat je de informatie altijd via de genoemde partijen aangeleverd moet krijgen. Ik adviseer de heer Verheijen, voorstellen te doen om de informatiehuizen in zijn ogen onafhankelijker te maken, omdat je er anders nog een extra instituut bij krijgt.

De heer Verheijen (PvdA):

Hier zit wel een groot bestuurlijk paradigma-dilemma. Het is vanzelfsprekend dat de burgers de overheid mogen vertrouwen als het gaat om de informatie die de overheid genereert, want vaak is de overheid zelf de producent van die informatie. Waar kunnen burgers terecht voor een onafhankelijke toets? Daarvoor heb je vaak een wetenschappelijke autoriteit nodig. In het hele natuurdossier heeft men enige jaren gewerkt met een natuurautoriteit, die informatie aan overheden en burgers kon verschaffen over het voorkomen van allerlei dieren die problemen konden veroorzaken voor allerlei bouwprojecten. Toch was dat een interessant steun- en informatiepunt, dat als zodanig goed heeft gefunctioneerd. Bij de Laan van de Leefomgeving blijft het probleem dat dat een constructie van de overheden is. Het voordeel van de onafhankelijke Commissie m.e.r. is dat het een onafhankelijke stichting is, opgericht door de overheid met een bepaalde opdracht, maar vervat in procedures waarvan u zegt dat u ze niet voor 100% verplicht wilt stellen. Ik zoek naar een lichte faciliteit die de burgers helpt bij het toetsen van de informatie die ze van de overheden krijgen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik wil daar zeker over nadenken. Ik denk overigens dat dit veel meer gaat over de Omgevingswet en de digitalisering van de loketten. Sowieso wil ik al mijn informatie laten valideren door partijen als het RIVM en dergelijke. Ik zou het wel fijn vinden als de overheid als onafhankelijk gezien blijft worden. Wat je ook doet, iedere keer is er een nieuwe roep om onafhankelijkheid. Maar we worden vaak niet zo gezien, wat het heel lastig maakt. De heer Verheijen vraagt mij te bekijken of daar geen gat zit. Ik zeg graag toe dat ik dat zal doen. Daar moeten we dan maar eens over doorpraten, hoewel ik niet weet hoelang ik deze rol nog vervul.

Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 5, blz. 4-7

De heer Verheijen (PvdA):

(...)

Over mijn tweede punt hebben we wat uitgebreider gefilosofeerd in het kader van de Omgevingswet. Dat sluit aan bij de vraag van mevrouw Stienen wat er nog gaat komen in het kader van de handreiking inzake de Omgevingswet. Wij zouden het zeer op prijs stellen als we in een verder debat kunnen doorpakken in het kader van conclusies die ertoe leiden dat burgers een neutrale faciliteit kunnen gebruiken om overheidsinformatie te toetsen. De minister heeft terecht gezegd dat het bestuur volgens de Algemene wet bestuursrecht wordt geacht, zonder vooringenomenheid die informatie te verschaffen en de besluitvorming voor te bereiden. Maar juist uit het feit dat de Algemene wet bestuursrecht de overheid erop wijst dat zij dat zonder vooringenomenheid moet doen, blijkt dat daar een natuurlijke spanning in zit. Het bestuur is immers politiek-bestuurlijk gekozen op basis van een programma met projecten die men wil uitvoeren. Mijn vraag is hoe dit kan worden opgelost, zodat de informatie toetsbaar is op een goede, eventueel wetenschappelijk voorbereide wijze, zonder dat dit onmiddellijk leidt tot een verplichte procedure in het kader van de MER, juist in het kader van de participatiedialoog die daarbij hoort.

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Tot slot heeft de heer Verheijen gevraagd om objectieve informatie voor de burger. De informatiehuizen dienen ertoe om aan iedereen, juist ook de burgers, alle relevante en onderliggende gegevens op objectieve wijze en transparant beschikbaar te stellen. Daar zullen ook heel veel instituten bij betrokken zijn, zoals het RIVM maar ook bijvoorbeeld de Commissie voor de m.e.r. Ik ben het met de heer Verheijen eens dat de informatiehuizen ook gevalideerd moeten kunnen worden. Ik zeg toe om bij de verdere uitwerking in de Omgevingswet eens goed te bekijken hoe we dat vorm kunnen geven, in commissievorm of op een andere manier, zodat mensen nog een keer kunnen vragen of dat wel op de juiste wijze verwerkt is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de aantallen onafhankelijke toetsingen tot dusverre meenemen in de evaluatie (34.287) (T02445)

De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vos (GroenLinks), toe dat zij het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de aantallen onafhankelijke toetsingen van de project-MER die tot dusverre zijn gedaan, zal meenemen in de evaluatie, die na de zomer van 2017 de Kamer toegestuurd zal worden.


Kerngegevens

Nummer T02445
Status voldaan
Datum toezegging 17 januari 2017
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden Ir. M.B. Vos (GroenLinks)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Commissie voor de milieueffectrapportage
milieueffectrapportage
onafhankelijke toetsing
Kamerstukken Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 5, blz. 1-4

Mevrouw Vos (GroenLinks):

(...)

Mijn tweede punt betreft de onafhankelijke toetsing van de project-MER door de Commissie voor de m.e.r. Zoals de minister net zelf benadrukte, is de milieueffectrapportage van cruciaal belang om het belang van het milieu te borgen in alle vormen van besluitvorming waarvoor dat relevant is. De minister zegt dat met de Omgevingswet de onafhankelijke toetsing in alle gevallen facultatief wordt. Zij gaf in haar schriftelijke beantwoording aan dat dat geen probleem zou zijn en noemde daarbij het voorbeeld van de Crisis- en herstelwet. Op basis daarvan vertrouwt zij erop dat het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de lokale overheden, bijna altijd tot een onafhankelijke toetsing zal overgaan. Maar uit mijn informatie van de Commissie voor de m.e.r. blijkt dat slechts in 5 van de 100 projecten in het kader van de Crisis- en herstelwet een vrijwillige onafhankelijke toetsing is gedaan. Dat staat haaks op hetgeen de minister hier naar voren brengt. Ik zit daar een beetje mee. Kan de minister de Kamer in een brief nadere informatie geven over de wijze waarop wij het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de onafhankelijke toetsingen die tot dusverre zijn gedaan in het kader van de project-MER, moeten duiden?

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Mevrouw Vos sprak over de onafhankelijke toetsing van de project-MER. Zij heeft een ander beeld van hoe dat gelopen is dan de Commissie voor de m.e.r. zelf. Als de evaluatie er is, is het goed om met elkaar daarnaar te kijken. De evaluatie doen we op basis van de hoeveelheid projecten. Mevrouw Vos vraagt eigenlijk hoe de Commissie m.e.r. hierover oordeelt. Ik kan dan ook nog de Commissie m.e.r. vragen hoe zij hierover oordeelt. Dat oordeel kan ik meenemen in de evaluatie.

(...)

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wanneer kunnen wij de evaluatie waar de minister op duidt verwachten?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij komt die in 2017. In het voorjaar van 2017 moet je de evaluatie afronden, zodat je heel 2016 kunt meenemen. Een en ander moet eerst verwerkt worden. Na de zomer van 2017 kan de evaluatie naar beide Kamers, dus ook naar de Eerste Kamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkerende evaluatie van onafhankelijke toetsing en over twee jaar een evaluatie van de effecten daarvan (34.287) (T02446)

De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vos (GroenLinks), toe dat zij de periodieke evaluaties van de Omgevingswet en de Commissie voor de m.e.r. zal aanpassen, zodat gevolgd kan worden hoe vaak en in welke gevallen een onafhankelijke toets door de Commissie voor de m.e.r. plaatsvindt. Na twee jaar zal geëvalueerd worden wat de effecten zijn van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoets in het geval van complexe projecten.


Kerngegevens

Nummer T02446
Status openstaand
Datum toezegging 17 januari 2017
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden Ir. M.B. Vos (GroenLinks)
Commissie Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Commissie voor de milieueffectrapportage
onafhankelijke toetsing
project-mer
Kamerstukken Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287)


Opmerking

De motie-Vos (Kamerstukken I 2016/17, 34287, G) is ingetrokken wegens de toezegging van de minister van Infrastructuur en Milieu.

Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 5, blz. 1-5

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik noem nog snel twee voorbeelden van de Commissie voor de m.e.r. die mij niet optimistisch stemmen. Ik noem allereest het project bij de zuidelijke ringweg Groningen, de A7, dat een grote impact had op de omgeving, niet alleen op burgers en bedrijven, maar ook op allerlei andere partijen. Dat project is nooit ter toetsing aan de Commissie voor de m.e.r. voorgelegd, niet op strategisch niveau, het planniveau, maar ook niet later op projectniveau. Een ander voorbeeld is de uitbreiding van de A27 tussen Houten en Hooipolder. In 2010 heeft een toetsing plaatsgevonden op het planniveau, het strategisch niveau. De Commissie voor de m.e.r. had grote zorgen over de geluidsbelasting, maar er is later op projectniveau nooit getoetst of de geluidswerende maatregelen ook echt werden genomen. De Commissie voor de m.e.r. maakt zich nog steeds grote zorgen over de vraag of het op dat niveau voldoet. Ik dring er daarom zeer op aan om heel kritisch te zijn op dit punt. Ik wil de Kamer daarom graag de volgende motie voorleggen.

De voorzitter:

Door de leden Vos, Stienen, Teunissen, Meijer en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verplichte onafhankelijke toetsing van de project-MER wordt afgeschaft, en het voortaan aan het bevoegd gezag is om te besluiten over het al dan niet laten verrichten van een onafhankelijke toetsing door de Commissie voor de m.e.r.;

overwegende dat met name in het geval van complexe projecten een onafhankelijke kwaliteitstoets van groot belang is voor de borging van de kwaliteit van de milieueffectrapportage;

overwegende dat onafhankelijke kwaliteitstoetsing een belangrijke bijdrage levert aan objectivering, transparantie en participatie door burgers en belanghebbenden ondersteunt;

verzoekt de regering om, in het geval van complexere projecten, jaarlijks te volgen hoe vaak en in welke gevallen een onafhankelijke toets door de Commissie voor de m.e.r. plaatsvindt en de Kamer hierover te rapporteren;

verzoekt de regering daarnaast, over twee jaar een evaluatie te doen van de effecten van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoetsing door de Commissie voor de m.e.r. in het geval van complexe projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter G (34287).

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Mevrouw Vos heeft samen met een aantal andere leden de motie onder letter G ingediend. Ik krijg nog een heleboel extra spiekbriefjes binnen. Die zal ik zo proberen te ordenen. In de motie wordt gewezen op het feit dat een onafhankelijke kwaliteitstoetsing met betrekking tot de projecten niet meer bestaat. Er wordt voorgesteld om dat te evalueren en om na twee jaar ook een evaluatie te doen van de effecten daarvan. Ik zie dit punt iedere keer weer keer opduiken. Sinds de inwerkingtreding van de Wet modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage in 2010 — ik zei steeds 2012, maar de wet is in 2010 in werking getreden — is er al onderscheid gemaakt tussen de uitgebreide en de beperkte procedure. Er is ook al gezegd dat de projectprocedure niet meer moet. Dat is dus niet een gevolg van deze richtlijn. De wijziging van de tarieven van de Commissie m.e.r. is ook al eerder geregeld en al eerder besproken. Ik vind het prima dat ook bij andere voorstellen steeds dezelfde vragen terugkomen, maar het zijn wel zaken die al eerder aan de orde zijn geweest.

Moet je dat dan apart evalueren? Daar zijn wel zorgen over in deze Kamer, ook gezien de brede ondertekening. Ik zou het op deze manier en in deze vorm ontraden, maar dat betekent niet dat ik ook de inhoud van de motie ontraad. Laat me dat even uitleggen. Er is een jaarlijkse rapportage van de Crisis- en herstelwet. Daar zit heel veel informatie in. Ook de Commissie m.e.r. heeft een jaarlijkse rapportage waarin deze informatie terug is te vinden. Ik ben bereid om in beide evaluaties extra aandacht te besteden aan de specifieke vragen die in de motie zijn gesteld. Anders krijgen we nog een derde evaluatie erbij die vergelijkbaar is met of soortgelijk is aan de twee evaluaties die we al kennen. Als de indieners van de motie daarmee kunnen instemmen, dan [kan] ik in die zin aan hun zorgen tegemoetkomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik dank de minister voor deze toezegging. Zij stelt nu voor om de vragen die in de motie zijn gesteld, mee te nemen bij de evaluatie van de Crisis- en herstelwet. In de motie wordt alleen ook gevraagd om als de wet die we vandaag bespreken, is aangenomen en de Omgevingswet van kracht is, te blijven rapporteren over de vraag hoe vaak en voor welke projecten onafhankelijke toetsing op projectniveau door de Commissie m.e.r. plaatsvindt en om de effecten daarvan te evalueren. In de motie wordt niet alleen gevraagd om de evaluatie van de Crisis- en herstelwet. Het gaat ook om de vraag hoe het de komende jaren verdergaat.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

We hebben nu een jaarlijkse rapportage van de Crisis- en herstelwet. Op het moment dat de Crisis- en herstelwet opgaat in de Omgevingswet worden er natuurlijk ook evaluaties van de Omgevingswet gedaan. Ik weet niet meer precies of die evaluaties jaarlijks of tweejaarlijks zullen worden gedaan, maar ook daar zal een rapportage van komen. Daarnaast heeft ook de Commissie m.e.r. een jaarlijkse rapportage met deze informatie. Daarom stelde ik ook voor om bij beide evaluaties aandacht te besteden aan dit aspect. De Commissie m.e.r. blijft bestaan zolang wij dat met elkaar willen. Als het zo wordt gedaan, is het op twee manieren geborgd.

Er is mij gevraagd om na twee jaar een evaluatie te doen van de effecten van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoets in het geval van complexe projecten. Stel dat we een en ander nu pas zouden invoeren, dan zou het niet kunnen, maar aangezien het al een tijdje loopt, kan dit volgens mij ook. De vraag is in hoeverre je dat allemaal kunt inschatten. Als iets niet is gedaan, kun je ook niet weten wat het effect is. Ik laat het aan de Commissie m.e.r. om te bekijken hoe je hier het beste invulling aan kunt geven. Ik ontraad dus de motie in deze vorm, maar ik ben wel bereid om onze eigen evaluaties erop aan te passen.


Brondocumenten


Historie