Toezegging Gemeentes eraan herinneren MER’en op te stellen (34.986) (T02871)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe samen met de minister van Infrastructuur en Waterstaat gemeentes eraan te herinneren dat het opstellen van milieueffectrapporten (MER’en) tot hun takenpakket hoort.
Nummer | T02871 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 januari 2020 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet milieueffectrapportage Omgevingswet |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 51-58
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik heb nog wel één vraag over de MER. Dank dat we dat gaan monitoren en jaarlijks gaan bijhouden, ook de projectbesluitbeoordelingen. Maar wilt u de gemeentes er misschien nog een keer aan herinneren dat het wel onderdeel is van hun taken om deze MER'en op te stellen? Want misschien gaat dat toch niet helemaal goed, gezien de signalen vanuit de Commissie voor de m.e.r.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Mevrouw Kluit vroeg: wilt u de gemeentes eraan herinneren dat het hun taak is MER's op te stellen? Ja, dat zal ik zeker met mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat oppakken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
31 oktober 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
6 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor VRO over inwerkingtreding van de Omgevingswet
Voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2023.
EK 33.118 / 34.986, EW
-
-
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
10 mei 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van I&W over milieueffectrapportages
EK 34.287 / 29.383, Q
-
-
12 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Bij doorlichting milieurecht bewijslast BBT meenemen (34.986) (T02873)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe bij de doorlichting van het milieurecht te bezien waar de bewijslast betreffende best beschikbare technieken (BBT) ligt bij het aanpassen van vergunningen.
Nummer | T02873 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 28 januari 2020 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Infrastructuur en Waterstaat Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu |
Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | best beschikbare technieken Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet revisievergunning |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 26
De heer Janssen (SP):
(…)
Mijn tweede concrete vraag gaat over de afdwingbare revisievergunning. De revisievergunning die nu is opgenomen, is niet meer dan een ambtshalve samenvoeging van bestaande vergunningen. Klopt het, zo vraag ik de minister, dat er bij deze ambtshalve opgelegde revisievergunning geen nadere gewijzigde eisen opgenomen mogen worden voor het gebruik van de best beschikbare technieken, bbt, bijvoorbeeld? Bij een revisievergunning met extra eisen zou namelijk het bedrijf moeten aantonen waarom het niet zou kunnen voldoen aan de opgelegde bbt-eisen. Het is een kwestie van bewijslast. Nu wordt, tenminste zoals ik het lees, in de Omgevingswet de situatie gecreëerd dat het bevoegde gezag moet argumenteren waarom en op welke punten een aangescherpte bbt door het bedrijf kan worden toegepast. Dat kost enorm veel kennis en enorm veel menskracht, maar bovenal stuit het vaak op onoverkomelijke problemen, omdat het bedrijf met een beroep op bedrijfsgeheimen niet alle benodigde informatie zal willen verstrekken, zo kan ik u uit ervaring vertellen. Dus, als het werkelijk zo is, is het een gemiste kans, ook gelet op de opgaven die er liggen voor de stikstofreductie en het schoneluchtakkoord. Mijn vraag aan de minister is of ik dit zo juist zie. Ik hoop overigens van niet. En zo ja, waarom is er dan toch voor gekozen? Waarom niet bbt de norm laten zijn? Maar als het anders blijkt te zijn, laat ik mij op dit punt heel graag corrigeren.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 21-60
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De revisievergunning. Eigenlijk is de vraag van de heer Janssen: verschuift nou de bewijslast, voordat we op alle techniek ingaan? Nee, de bewijslast verschuift niet. De ambtshalve revisievergunning wordt onder de Omgevingswet gebruikt voor het opschonen van meerdere verleende vergunningen. Net als nu bekijkt het bevoegd gezag daarnaast onder de Omgevingswet regelmatig of de vergunning voldoet aan actuele technische vereisten en de geldende milieunormen. Als de vergunning niet meer actueel is, dan wijzigt het bevoegd gezag de vergunning. Dat wordt vaak gecombineerd met de revisievergunning, maar het is dan net als nu een aparte bevoegdheid. De beoordeling of onderbouwing of nieuwe technieken nodig zijn, wordt niet gewijzigd onder de Omgevingswet. Net als nu gebruikt het bevoegd gezag daarvoor de BBT-conclusies vanuit Europa en informatiedocumenten over de beste beschikbare technieken. Voor de liefhebbers: aangeleverd in bijlage 18 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
De heer Janssen (SP):
Mijn vraag is even heel concreet. Als we het nu hebben over een revisievergunning, dan is die op het huidige moment niet afdwingbaar. Je kunt een bedrijf vragen om een revisievergunning aan te vragen, maar je kunt het niet afdwingen. Mijn vraag was heel concreet: is de revisievergunning onder de Omgevingswet nu een ambtshalve samenvoeging van alles wat er is, het opschonen? Maar mag je daar dan ook nieuwe BBT-eisen bij stellen, of mag je alleen datgene samenvoegen wat er op dat moment is? Als je namelijk via de andere kant de vergunning moet aanpassen, dan kun je niet ambtshalve die eisen opleggen, tenzij het heel ver gaat. Je bent dan dus afhankelijk van een vergunningsaanvraag van een bedrijf. Dus mijn vraag is: kun je bij de revisievergunning die er nu is, als je alles wat er is gaat samenvoegen — het is houtje-touwtje geworden — nu ook nieuwe eisen stellen in het kader van BBT, of mag je alleen maar datgene samenvoegen wat er al is?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik kijk even of ik daar net nog iets nadere informatie over heb gekregen, want dit is een heel specifieke. Je actualiseert ook de vergunning, dat kan. Dus net als nu. Als de vergunning niet meer actueel is, dan kun je als bevoegd gezag ook de vergunning wijzigen. Maar volgens mij was uw vraag: voordat de vergunning is afgelopen en je wilt reviseren, kun je dan ook een actualisatie meenemen, zelfs als het bedrijf dat op dat moment nog niet heeft aangevraagd? Dat was eigenlijk de vraag. Ik zorg even dat ik daar in tweede termijn op terugkom, zodat ik zeker weet dat we dit precies tot in detail goed beantwoord hebben.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Janssen had nog een vraag over de actualisering van de vergunning, die afdwingbaar is door het bevoegd gezag. Hij vroeg of dat niet afhankelijk is van de revisievergunning. Ik kan bevestigen dat actualisering van de vergunning ook echt door het bevoegd gezag afdwingbaar is. Als het bevoegd gezag van oordeel is dat de vergunning niet meer actueel is, dan wijzigt het bevoegd gezag ambtshalve de vergunning. In de gewijzigde vergunning worden dan de nieuwe technieken voorgeschreven. Met "ambtshalve" bedoel ik dat daar geen aanvraag van het bedrijf voor nodig is. Het bevoegd gezag besluit eigenstandig tot wijziging van de vergunning. Dat is geregeld in artikel 5.39 van de Omgevingswet. Het bevoegd gezag combineert het wijzigen van de vergunning vaak met de bevoegdheid om een stapel losse vergunningen te bundelen tot één overzichtelijke vergunning, de ambtshalve revisievergunning. Dat combineren mag, maar het hoeft niet.
(…)
De heer Janssen (SP):
Ik kom uiteraard nog even terug op het vorige punt, over de revisievergunning. Mijn punt is nou juist de bewijslast. Bij die ambtshalve oplegging van die vergunning ligt dan de bewijslast bij het bevoegd gezag. Dat moet bewijzen dat de best beschikbare technieken in het bedrijf ingevoerd kunnen worden. Dat is het probleem waar ik het ook in de eerste termijn al over had. Dat bewijzen, stuit namelijk vaak op problemen met bedrijfsgeheimen, waardoor het bedrijf niet alle informatie wil geven. En het is dan aan het bevoegd gezag om, diep in de bedrijfsprocessen van het bedrijf, aan te tonen dat die best beschikbare technieken toegepast kunnen worden. Maar we zoeken juist naar die omkering van de bewijslast, waarbij BBT de norm moet zijn. Dat is ook vanuit het oogpunt van milieu zeer wenselijk. Het bedrijf moet dan aantonen waarom BBT bij dat bedrijf niet toepasbaar is.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik dacht uit uw vraagstelling te hebben begrepen dat u van mening was dat er bij de overgang naar de Omgevingswet een wijziging had plaatsgevonden in deze systematiek. Dat is niet zo. Die is hetzelfde gebleven, maar de problematiek van de bewijslast is dan nog niet opgelost. Er komt nog een doorlichting van het milieurecht aan om te kijken of dat nog helemaal in lijn is met de vraagstukken van deze tijd. Ik zeg graag aan de heer Janssen toe dat ik in het bijzonder naar dit punt zal kijken. Wanneer wij daarover rapporteren, zal ik dit punt daarin meenemen.
De heer Janssen (SP):
Nog even heel kort. Kan de minister een termijn aan die evaluatie geven, ergens een voorjaar, najaar of in enig jaar?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Nee, dat durf ik echt nog niet. Ik ben er nog maar enige tijd. Ik zou het graag nog binnen mijn termijn willen doen. Ik durf dat nog niet heel specifiek te zeggen. Dat vloeit ook weer voort uit de nieuwe milieuvisie, waar ik aan werk. Maar wij zullen zorgen dat dit een van de punten is dat daarin bekeken wordt. Laat ik geen dingen beloven die ik niet kan waarmaken. Laat ik daar voorzichtig mee zijn.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
10 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
4 februari 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu -
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 februari 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
31 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
10 mei 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Uitvoeringsagenda VTH aan Kamer aanbieden, inclusief informatie over financiële aspecten (34.986) (T02877)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Kluit (GroenLinks), Janssen (SP), Klip-Martin (VVD) en Rietkerk (CDA), toe de uitvoeringsagenda VTH aan de Kamer aan te bieden vóór de zomer van 2020, waarbij tevens financiële aspecten aan de orde komen.
Nummer | T02877 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 11 februari 2020 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu |
Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet Vergunningverlening Toezicht en Handhaving |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 12, blz. 2-15
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…)
De minister geeft in haar brief aan dat er stappen zijn gezet wat betreft de samenwerking tussen omgevingsdiensten en de meer onafhankelijke vergunningsverlening, toezicht en handhaving; afgekort weleens de "vth-taken" genoemd. Kan de minister, vooruitlopend op de schriftelijke informatie, aangeven waar het daarbij over gaat, en wat ertoe leidt dat de tekortkomingen die in het rapport aan de orde komen, niet meer aan de orde zijn? (…).
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
De minister vervolgt: naast het wettelijk stelsel zijn de uitvoering van toezicht en handhaving van groot belang. Het toezicht bestaat uit interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van taken door medeoverheden en de werking van het stelsel van VTH. Dit rapport maakt daar natuurlijk wel onderdeel van uit. Hoe ziet de minister dit nu voor zich? Hier zien wij toch een concreet voorbeeld van een rapport dat door ambtelijke organisaties wordt gemaakt ter informatie van de minister en de Kamers, maar dat ons niet heeft bereikt op een tijdstip dat het hier wel had moeten liggen. Hoe werkt dat interbestuurlijk toezicht dan? En werkt dat ook goed? (…).
(…)
De heer Janssen (SP):
(…)
De minister schrijft ook nog dat zij inzet op een meer onafhankelijke uitvoering van VTH. Dat is mijn laatste vraag. Kan zij duiden waar in haar ogen die uitvoering van de VTH-taken op dit moment dan niet onafhankelijk is en waar zij verbetering ziet en met welke maatregelen?
(…)
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
(…)
(…) Daarnaast heeft de minister duidelijk actie ondernomen naar aanleiding van de gesignaleerde problemen, met name bij de uitvoering van de VTH-taken: een strategische agenda met medeoverheden, een onafhankelijke commissie ter verbetering van het VTH-stelsel en een steviger kennisstructuur. Dat is allemaal heel procesmatig. Wij hebben er wel vertrouwen in, maar ik hoor graag nog een keer uit de mond van de minister dat dit leidt tot daadwerkelijk doen. Gemeenten kunnen veel aan, maar ze kunnen het in eerste instantie niet alleen. Met name de ondersteuning met kennis, naast de twee andere punten, is essentieel. Ik heb dat al veel vaker gezegd wanneer wij over dit onderwerp praten. Wij roepen de minister op expliciet royaler aandacht aan en inzet voor het totale kennistraject te organiseren, zeker ook bij de VTH-taken. (…).
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Mevrouw Nooren vroeg naar de handhaving onder de Omgevingswet. Er wordt aangesloten bij het instrumentarium van het interbestuurlijk toezicht. Dat stelsel is in goed overleg gebouwd. We moeten dat natuurlijk blijven volgen. De Omgevingswet zorgt voor duidelijke regelgeving. Dat bevordert de naleving, maar we gaan natuurlijk wel kijken of dit rapport nog aanleiding geeft tot een verdere aanscherping. Elke twee jaar onderzoek ik de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Ik heb in het debat al gezegd wat ik daarmee wil doen. Op 29 november is dat onderzoek aan de Tweede Kamer aangeboden. Ik heb daarin ook specifieke casussen laten onderzoeken. Een aantal van die casussen hadden gewoon te maken met dingen die de afgelopen jaren in de media zijn geweest. Hoe is het daar nou gelopen? Er waren daarover echt vragen bij de Kamer. We hebben daarbij dus echt specifieke casussen aan de hand gehad.
De conclusie van het onderzoek is dat het stelsel zich heeft ontwikkeld en dat het eigenlijk staat, maar dat er wel ruimte is voor verbetering. Acties ter verbetering komen in een concrete uitvoeringsagenda VTH. Ik informeer de Tweede Kamer hier voor de zomer van 2020 over. Ik zal uw Kamer die informatie ook graag toesturen. Dan kunt u daar ook kennis van nemen. (…).
(…)
De heer Rietkerk (CDA):
De vraag over het uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving heeft u qua proces beantwoord, maar mijn vraag was: kan de minister tijdig, voordat we de KB-voorhang behandelen, ingaan op de investering die nodig is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving? Daar zou ik eigenlijk antwoord op willen hebben. Ik wil zicht hebben op de investeringen die de rijksoverheid daarin doet.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
De uitvoeringsagenda komt voor 2020. Het is niet alleen een kwestie van extra middelen, naast het geld dat al beschikbaar is voor de invoeringsondersteuning. Het gaat ook om afspraken die gemaakt worden. Maar de uitvoeringsagenda komt voor de zomer. Indien uit de gesprekken blijkt dat daar iets voor nodig is, zullen we dat dan ook in die brief meenemen.
De heer Rietkerk (CDA):
De CDA-fractie heeft het nodig om inzicht te hebben in de noodzaak dat handhaving, vergunningverlening en toezicht geen sluitpost wordt, maar echt een sluitstuk, waarin ook rijksinvesteringen worden gedaan.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Laat ik dat punt gewoon meenemen in de brief die voor de zomer komt, want de conclusie kan ook zijn dat de middelen voldoende zijn en dat het om samenwerking gaat. Ik kom in de brief in ieder geval terug op het financiële aspect en op de vraag of we met elkaar het gevoel hebben dat daar voldoende middelen voor beschikbaar zijn, want zo interpreteer ik uw vraag.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 12
-
brief van de minister voor M&W met een aanvullende reactie op het artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, BA
-
brief van de minister voor M&W over artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, AZ
-
4 februari 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu -
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 februari 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
10 september 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 september 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van I&W over uitvoeringsagenda VTH en de financiële aspecten
Op 10 september 2024 voor kennisgeving aangenomen.
EK 34.986 / 29.383 / 34.287, AM
-
-
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
11 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van I&W over uitvoeringsprogramma VTH en jaarlijks overzicht bestuurlijke overleggen met agendering mer
EK 34.986 / 29.383 / 34.287, AL
-
-
31 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris van I&W over de uitvoeringsagenda-VTH
EK 35.054 / 34.864, N herdruk
-
-
8 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
8 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 juli 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
2 juli 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Kamer informeren over bestuurlijke afspraken koepels inzake Uitvoeringsprogramma Convenant Bodem en Ondergrond (34.864) (T02884)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Klip-Martin (VVD), Rietkerk (CDA) en Janssen (SP), toe de Kamer te informeren over de resultaten van de gesprekken met de koepels inzake het Uitvoeringsprogramma Convenant Bodem en Ondergrond betreffende de periode vanaf 2021, in het kader van het nemen van maatregelen om locaties aan te pakken met zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS.
Nummer | T02884 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 februari 2020 |
Deadline | 1 januari 2023 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet Uitvoeringsprogramma Convenant Bodem en Ondergrond |
Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 4, blz. 2-5
Mevrouw Klip-Martin:
(…)
Voorzitter. Ervan uitgaande dat de historische verontreinigingen, die zogenoemde spoedlocaties, zijn gesaneerd of beheerst — hier wordt al sinds 1980 aan gewerkt — zouden saneringsmaatregelen alleen noodzakelijk zijn bij nieuwbouw of functiewijziging. Voor onverwachte, niet eerder gesignaleerde, risicovolle bodemverontreiniging is de toevalsvondst geïntroduceerd vanuit de gedachte dat dit niet zo vaak voorkomt. Maar nieuwe inzichten laten zien dat er nog wel wat meer ongewenste stoffen in onze bodem zitten, zoals lood en een aantal andere opkomende zeer zorgwekkende stoffen. En dan kom je natuurlijk uit bij de actuele pfas-problematiek. De regering constateert correct dat deze in beginsel geen consequenties heeft voor de Aanvullingswet bodem, die zich voornamelijk richt op de sanering van historische bodemverontreinigingen. Ik citeer de regering: "Indien naar aanleiding van de pfas-problematiek aanpassing van de regelgeving in de toekomst aan de orde is, zal dit te zijner tijd in de regelgeving worden verwerkt conform de reguliere procedure." Er treedt volgens de regering in feite geen verschuiving op in de verdeling van verantwoordelijkheden. "De vervuiler betaalt" blijft gehandhaafd.
Voorzitter. Technisch-juridisch is dat volkomen juist, maar in de praktijk maken de gemeenten zich begrijpelijkerwijs toch zorgen over de financiële gevolgen. Gaan deze vervuilde locaties straks onder de zorgplicht vallen, onder het mom van nieuwe gevallen? Dan zijn de gemeenten aan zet. Maar het Rijk heeft deze stoffen nooit verboden en er in het verleden ook niet voor gewaarschuwd. Kan de minister hier misschien iets dieper op ingaan? Zij geeft aan in gesprek te zijn met de medeoverheden over de hele breedte van dit type vervolgafspraken en onze vraag is hoever die gesprekken gevorderd zijn.
(…)
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
Dan het tweede punt, PFAS. Gelet op de recente ontwikkelingen op het gebied van PFAS vraagt het CDA of het kabinet onze mening deelt dat wellicht veel mogelijke spoedlocaties nog niet aangepakt zijn. Ook mevrouw Klip-Martin ging daarop in. Kan de minister antwoord geven op de vraag hoeveel spoedlocaties PFAS zij verwacht? Wat is de indicatie van de noodzakelijke kosten? Kan de minister overigens toezeggen dat deze kosten door het stellen van nieuwe rijksnormen ook door het Rijk betaald gaan worden en niet worden afgewenteld op provincies, gemeenten of waterschappen?
Met de decentrale overheden zijn in het Bodemconvenant in algemene zin afspraken gemaakt over de aanpak van die spoedeisende locaties. De bestaande saneringsoperaties "verlopen volgens verwachting; aan het eind van 2020 zijn de meeste onder het overgangsrecht afgerond", aldus de minister. Maar op welke wijze worden dan de PFAS-spoedlocaties of de mogelijke PFAS-spoedlocaties in beeld gebracht?
(…)
De heer Janssen (SP):
(…)
In de nadere memorie van antwoord geeft de minister aan dat er geen openstaande punten meer zijn tussen de koepels en het Rijk. Mijn vraag is: gaat het dan alleen over geluid of ook over bodem? Zegt de minister daarmee dan dat er geen onduidelijkheden meer zijn over wie welke taken en bevoegdheden vanaf welk moment uitvoert en hoe dat gebeurt? En zegt zij dat er ook geen geschilpunten meer zijn over de financiering daarvan? Graag op dat punt een verduidelijking van de minister.
Als de minister dit zo stellig zegt in haar antwoorden, betekent dit dan ook dat we geen brieven van individuele koepels meer zullen ontvangen met "er is te weinig geld", "we hebben te veel taken" en "de taken zijn onduidelijk"? Is dat nu opgelost? Collega's verwezen daar ook al naar. We hebben de saneringen. De heer Rietkerk had het over lood en zelf ik heb nog diffuus lood in de bodem meegemaakt. Dat is op dit moment ook nog een punt dat speelt. We hebben asbest, we hebben PFAS en we hebben zeer zorgwekkende stoffen in het algemeen. Er is nogal wat! Wordt dat vooruitgeschoven of is daar nu echt helderheid over?
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 5-13
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Hoe worden de pfas-locaties in beeld gebracht? Dat was een vraag van zowel het CDA als de SP. Puntlocaties met verhoogde gehalten aan de meest voorkomende ZZS'en zoals pfas worden nu in beeld gebracht. Dat is een project van de VNG samen met het Uitvoeringsprogramma Bodemconvenant. De eerste resultaten verwachten we dit voorjaar. De resultaten van het onderzoek verwachten we na de zomer. Daarna hangt het natuurlijk van de locatie en van wat iemand met die locatie wil af of er maatregelen nodig zijn. De resultaten van het onderzoek bespreek ik met de andere overheden. We hebben heel regelmatig bestuurlijk overleg met elkaar. Dat kan resulteren in de bestuurlijke afspraken die ik voor de zomer met de koepels hoop te maken over de periode vanaf 2021. Ik zal het parlement ook voor de zomer over de resultaten informeren. We hebben hiervoor wat middelen op de begroting van IenW gereserveerd. We realiseren ons namelijk dat er sprake kan zijn van een nieuwe categorie puntbronnen.
(…)
Mevrouw Klip-Martin:
(…)
Ik heb één punt, dat gedeeltelijk aansluit bij het laatste punt van de heer Rietkerk. Ik heb in de totale beantwoording van de minister over onder andere dit kopje bodem of deze Aanvullingswet bodem, haar meerdere keren horen zeggen dat ze in overleg is met de decentrale overheden. En het lijkt iedere keer alsof dat een nieuw gesprek is, maar ze zijn allemaal klaar aan het eind van dit jaar, dus ik ga ervan uit dat het uiteindelijk één totaalgesprek is. Dat gaat onder andere over kennisontwikkeling. U heeft gezegd dat dat een levend programma is. Daar zijn wij blij mee. Aan de andere kant gaat het over samenwerking, maar ook over geld. De heer Rietkerk had het daar ook over. U gaf als antwoord op de vraag die de VVD daarover heeft gesteld — met name met betrekking tot pfas maar het is misschien niet helemaal ondenkbeeldig dat we nog meer vervelende stoffen tegenkomen — dat daarover ook discussie zal plaatsvinden, waarbij het ook gaat over kennis, nieuwe samenwerkingsvormen en geld. Mijn vraag aan de minister is of zij de uitkomst van die gesprekken met de decentrale overheden over al die verschillende aspecten ook naar deze Kamer toe zou willen sturen. Dat was het, voorzitter.
(…)
De heer Rietkerk (CDA):
(…) Allereerst steunt de CDA-fractie de minister in de aanpak met betrekking tot de bodemsanering met de medeoverheden voor de langere termijn, het nieuwe programma. Dat vraagt ook inzet van rijksmiddelen — ik sluit daarvoor aan bij de VVD-fractie — bijvoorbeeld bij pfas. Als er rijksnormeringen zijn, vanuit rijksbelang, dan betekent dat ook dat voor een doelmatige uitvoering van taken het Rijk de handreiking in financiële zin moet doen. Want daar gaat het uiteindelijk om.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Het CDA en de VVD maakten een punt over taak en geld. Het is misschien goed om even te verduidelijken dat artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet stelt dat altijd moet worden onderzocht of er extra geld mee gemoeid is als er nieuwe taken worden overgedragen. Dat doen wij dus altijd. Dat geldt ook voor nieuwe taken in deze context die zouden worden overgedragen. Dan vindt dat onderzoek altijd plaats. Ik herhaal dat wij in de context van het Uitvoeringsprogramma Convenant Bodem en Ondergrond momenteel afspraken maken met de koepels over de periode vanaf 2021, mede gelet op de nieuwe problematiek die zich heeft aangediend. Eerst dachten we dat we rond 2020 wel klaar zouden zijn met de spoedlocatie en dat alles zou zijn afgefinancierd, maar inmiddels is er weer een problematiek ontstaan. Ik heb aangegeven dat ik zal proberen om het parlement voor de zomer te informeren over de bestuurlijke afspraken met de koepels. Ik heb ook al middelen op de begroting van IenW gereserveerd voor die afspraken. De gezamenlijke conclusie kan zijn dat een deel van die middelen misschien moet worden besteed aan het ontwikkelen van kennis die voor iedereen vervolgens beschikbaar is. Een deel van de middelen die het Rijk inzet, kan van belang zijn om te voorkomen dat iedereen het wiel apart uitvindt. Het gaat om een versterking van de kennisbasis en de kennisdeling. We hebben voor deze problematiek dus middelen op de begroting van IenW beschikbaar. Dat waren volgens mij de vragen. Uiteraard zal ik de Kamer informeren over de uitkomst van de gesprekken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 4
-
9 april 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 maart 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van I&W over bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond
Op 9 april 2024 voor kennisgeving aangenomen.
EK, Q
-
-
13 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
10 mei 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Effecten van piekgeluiden overdag op de gezondheid betrekken bij de brief inzake het rapport over de WHO-normen (35.054) (T02892)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe de effecten van piekgeluiden overdag op de gezondheid te betrekken bij de brief over het rapport over de WHO-normen die wordt gestuurd ter uitvoering van de motie-Schonis.
Nummer | T02892 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 februari 2020 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
Kamerleden | Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | piekgeluiden wereldgezondheidsorganisatie |
Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3, blz. 6.
Mevrouw Moonen (D66):
(…)Deze mensen werken 's nachts en willen overdag dus graag uitrusten en slapen. Maar nu zijn de geluidsnormen overdag eigenlijk vogelvrij verklaard, waardoor ze er in mijn optiek als bewoner van een woning — dat zijn de mensen met nachtdiensten meestal; zij hebben een dak boven het hoofd — dus erg op achteruitgaan zonder dat ze de mogelijkheden hebben om hier iets aan te doen. Mijn fractie en ik maken ons dus zorgen over die piekgeluiden overdag en het verdwijnen van normen daarvoor. Mijn vraag aan de minister is dan ook: waarom is er eigenlijk voor piekgeluiden niet expliciet iets geregeld in deze aanvullingswet, zeker gelet op het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie?
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 4-5.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Mevrouw Moonen vroeg specifiek aandacht voor mensen die overdag slapen. In het Besluit kwaliteit leefomgeving is bepaald dat het geluid van activiteiten aanvaardbaar moet zijn. Dat geldt ook voor piekgeluiden overdag. Over het algemeen leiden piekgeluiden overdag niet tot hinder of slaapverstoring. Maar goed, mevrouw Moonen vroeg specifiek aandacht voor mensen die overdag slapen. Gemeenten kunnen op een bijzondere locatie maatwerkvoorschriften opstellen. De regels staan dat niet in de weg. We komen naar aanleiding van de motie-Schonis (35000 A, nr. 60) met een brief over het rapport over de WHO-normen. Ik zal kijken of ik in die brief dan ook nog nader iets kan zeggen over die pieknormen in relatie tot slaapverstoring, voor mensen die overdag daarvan afhankelijk zijn. Ik heb daar nu geen nadere dingen over te zeggen dan dat de gemeente het kan doen, maar het is misschien wel aardig om toch nog eens wat nader te bestuderen of er reden is om er nog nader naar te kijken.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 3.
Mevrouw Moonen (D66):
Dank, minister, voor de beantwoording van alle vragen. Voor D66 zijn in het bijzonder de volgende antwoorden en toezeggingen van belang. Alle geluidniveaus die bevoegde gezagen vaststellen, passen binnen kaders die gebaseerd zijn op gezondheidseffecten. De effecten van piekgeluiden overdag op de gezondheid worden meegenomen bij de uitvoering van de motie-Kröger/Smeulders (35054, nr. 16), zo begreep ik de minister. Dat is een motie waarin juist het onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie wordt betrokken. Dat is voor ons een belangrijke toezegging.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
16 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van I&W over effecten van piekgeluiden overdag op de gezondheid
Op 16 januari 2024 voor kennisgeving aangenomen.
EK, O
-
-
14 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
10 mei 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Handhaving geluidproductie brommers onder aandacht van de VNG brengen (35.054) (T02898)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (PvdA), toe het punt van handhaving van geluidproductie van brommers en andere lawaai makende mobiliteit in gesprekken met VNG onder de aandacht te brengen.
Nummer | T02898 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 februari 2020 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
Kamerleden | drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | geluid Omgevingswet |
Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 4.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Crone had een vraag over de brommers. We kennen allemaal wel de situatie dat je een knetterende brommer of motor voorbij hoort komen die even flink optrekt terwijl je echt lekker ligt te slapen. Ik woon ook in zo'n straat. Het zou mooi zijn als we al dat soort dingen met deze wet konden uitbannen, maar ik ben bang dat ik dat niet kan beloven. Handhaving gebeurt wel op klachten of geconstateerde hoge geluidsniveaus. Wat opvoeren betreft: als je door de politie gepakt wordt, krijg je natuurlijk een fikse boete. Dat is daarbij zeker van belang. Ik ben dus bang dat we toch daarvan afhankelijk zijn.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 4-5.
De heer Crone (PvdA):
(…)
Ik ben met de heer Verkerk blij over de toezeggingen over het blije autorijden, dat veel stiller zal zijn. Maar ik ben teleurgesteld dat er nog niets is toegezegd over het handhaven op alles waar mensen zich zo aan ergeren: de brommers, de motorfietsen en de andere lawaaimobiliteit, overigens ook het andere bronbeleid. Ik hoop dat u nog wilt toezeggen om samen met uw collega's Handhaving daar harder op te gaan letten, want ik denk dat u daar een quick win mee heeft voor de burgers en voor het geluidsbeleid.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 6.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Dan vroeg de heer Crone naar een toezegging om harder te handhaven op brommers. Als brommers zich niet aan de regels houden, kan de politie ingrijpen. De prioriteiten van de politie worden in de regio natuurlijk in de driehoek bepaald, dat weet de heer Crone zelfs nog veel beter dan ik. Ik ben graag bereid om in de context van alle gesprekken die we met VNG hebben ook dit punt onder de aandacht te brengen. Want als we het hebben over piekgeluid, hebben we er hier een mee te pakken, denk ik.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
31 oktober 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
6 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
10 mei 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 mei 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Vliegverboden en handhaafbaarheid quarantaineplicht (35.808) (T03147)
De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Nicolaï, toe rekening te zullen houden met het advies van het OMT/RIVM over de vliegverboden in relatie tot de wettelijke quarantaineverplichting, mocht daaruit blijken dat de quarantaineplicht onvoldoende handhaafbaar is.
Nummer | T03147 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 25 mei 2021 |
Deadline | 1 september 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | handhaafbaarheid luchtvervoer personenvervoer quarantaineplicht COVID-19 |
Kamerstukken | Quarantaineplicht voor inreizigers uit hoogrisicogebieden (35.808) |
Handelingen I 2020/21, nr. 38, item 8, p. 9
De heer Nicolaï (PvdD):
Nu de naleving van de quarantaineplicht onvoldoende verzekerd is, hebben we, zo zegt toch het OMT, niks aan dit ontwerp en moeten vliegverboden en het tegengaan van niet-essentiële reizen worden gehandhaafd. Mijn vraag aan de minister is hoe de regering in het licht van het OMT-advies het opheffen van vliegverboden kan rechtvaardigen nu de VNG waarschuwt dat de handhaving op de naleving van de quarantaineverplichting spaak zal lopen en bovendien de bewijslast praktisch ondoenlijk is. Dit kabinet wil de quarantaineplicht invoeren om de vliegverboden te kunnen opheffen, terwijl het OMT juist adviseert om dat niet te doen in de situatie waarin naleving niet voldoende kan worden verzekerd. En die laatste situatie doet zich voor. Er is dus noch sprake van een deugdelijk gemotiveerde regeling noch van een uitvoerbare regeling. Twee redenen reeds om dit wetsvoorstel af te wijzen. Of ziet onze fractie dit verkeerd? Gaarne een reactie van de minister.
Handelingen I 2020/21, nr. 38, item 8, p.55
De heer Nicolaï (PvdD):
De tweede vraag gaat over de volgende kwestie. Als het niet handhaafbaar is, zit je met het OMT-advies waarin staat dat vliegverboden eigenlijk gewoon moeten worden gehandhaafd als de naleving van het quarantainebeleid niet verzekerd is. Ook daarop heb ik eigenlijk geen reactie van de minister gehoord.
Handelingen I 2020/21, nr. 38, item 8, p. 62-63
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Allereerst de algemene vraag wat de afweging is geweest tussen de vliegverboden versus de quarantaineplicht. Een aantal van uw leden vroeg of het niet effectiever zou zijn om vliegverboden te handhaven. Het belangrijkste punt dat ik daarbij wil maken, is dat het zeker effectiever is om de quarantaineplicht te hebben, al was het maar omdat vliegverboden — het woord zegt het al — alleen voor vliegtuigen gelden. Natuurlijk zijn er heel veel andere modaliteiten waar mensen ook mee inreizen. Voor de boten hadden we nog wel de aanmeerverboden, maar minimaal 80% van de reizigers komt met de auto Nederland binnen. Afhankelijk van het onderzoek en de periode van het jaar waar je naar kijkt, loopt dit percentage zelfs op tot 97%. […]
In het debat in de Tweede Kamer kwam ook uitdrukkelijk aan de orde dat het toch niet zo kan zijn dat het instrument vliegverbod hiermee verdwijnt. Ik kan ook u geruststellen: dat is zeker niet het geval. Er is in de Tweede Kamer ook een motie aangenomen — die heb ik overigens oordeel Kamer gegeven — waarbij we zeggen: als we de quarantaineplicht met elkaar hebben aangenomen, dan gaan we eerst wederom advies vragen aan het RIVM/OMT over al onze huidige vliegverboden. Dat is een lange lijst. Heel Zuid-Amerika valt daar bijvoorbeeld nog onder. Wij vragen hen om daar opnieuw naar te kijken. De motie vroeg ook om dat te doen in overleg met de buurlanden. Dat doen we uiteraard ook. […]
De heer Nicolaï had wat zorgen over de effectiviteit en of het RIVM/OMT de tekst misschien anders bedoeld zou hebben. Als dat het geval is, dan zal dat vanzelf blijken uit hun herbeoordeling van alle vliegverboden die we nu hebben.
Handelingen I 2020/21, nr. 38, item 8, p. 65
De heer Nicolaï (PvdD):
De minister zei: anders vragen we weer een nieuw OMT-advies. Maar er ligt natuurlijk een OMT-advies, het 102de. Daarin staat dat zolang de naleving van het quarantainebeleid in Nederland te wensen overlaat, de vliegverboden dienen te worden gehandhaafd. Dat is het nu geldende OMT-advies. Nou blijkt bijna 80% zich niet aan de quarantaineverplichting te houden. We zijn erop gericht om dat strafbaar te stellen en daar een bestuurlijke boete op los te laten, maar stel nou eens dat de handhavers zeggen dat het hen niet lukt om dat naar — pak 'm beet — 40% handhaving toe te brengen. Vindt u dan niet gewoon dat u in dat geval het vliegverbod op grond van het OMT hoort te handhaven?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De heer Nicolaï heeft het er terecht over dat het OMT/RIVM zegt dat het effectief moet zijn. Nu is het niet effectief, maar we hebben nu ook nog geen verplichting. Wij gaan ervan uit dat het een heel stuk effectiever wordt dan nu — het is nu vrijwel niet effectief — als we die verplichting wel hebben. Bij het vliegverkeer kan het in ieder geval heel goed afgedwongen worden. Het werkt in zijn algemeenheid zo dat Nederlanders wet- en regelgeving vrij getrouw volgen. Mocht het OMT tot de conclusie komen dat de wettelijke verankering volstrekt onvoldoende is, dan zal het ons dat zeker laten weten. Daarom dacht ik ook dat het in uw richting geruststellend was dat we, zodra wij de wettelijke verplichting met u allen hebben afgezegend, al met de Tweede Kamer hebben afgesproken dat we over al onze vliegverboden opnieuw advies vragen, tegen het licht van deze quarantaineverplichtingwet. We zullen dan dus horen of de vliegverboden eraf kunnen. Dat stemmen we ook nog af met de andere landen. Ik kan daarbij overigens melden dat alleen Duitsland extra strenge eisen heeft, maar bijvoorbeeld de Belgen op dit moment ook geen vliegverboden hebben. […] Ik weet niet of u positief gaat stemmen, maar dat zullen we helemaal actualiseren op het moment dat een quarantaineplicht wettelijk ingaat.
De heer Nicolaï (PvdD):
Kan de minister dan toezeggen dat de vliegverboden weer geactiveerd worden als de wettelijke quarantaineverplichting gaat werken en dan blijkt dat er eigenlijk onvoldoende gehandhaafd kan worden? Dat is overigens naar mijn oordeel nu al gebleken.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb denk ik al toegezegd dat we degenen die ons hebben verzekerd dat een effectieve quarantaineplicht wat hen betreft gelijkwaardig is, steeds om advies zullen vragen. Wanneer zij tot de conclusie komen dat het voor hen onvoldoende is, zullen wij ons daar zeker rekenschap van geven. Dat zeg ik u graag toe.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 38, item 8
-
-
7 juni 2022
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
19 april 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VWS ter aanbieding van de Regeling van 6 juli 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met vaststellen van de veilige afstand op nul meter, het Besluit in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter en de stand van zaken COVID-19
Op 13 juli 2021 voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.526 / 25.295, BS
-
-
25 mei 2021
toezegging gedaan
Toezegging Meervoudig landgebruik (35.626) (T03204)
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Raven (OSF), toe om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van meervoudig landgebruik bij de productie van biobrandstoffen.
Nummer | T03204 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 29 juni 2021 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat |
Kamerleden | A.C.M. Raven (OSF) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | hernieuwbare energie klimaat meervoudig landgebruik |
Kamerstukken | Implementatie Richtlijn ter bevordering gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en ter uitvoering van het Klimaatakkoord (35.626) |
Handelingen I 2020/21, nr. 43, item 3, P. 4
De heer Raven (OSF):
Het ontbreken van bloemetjes leidt er inmiddels toe dat insecten over de hele wereld steeds meer bedreigd worden. Het dubbel gebruik van nutteloze ondergrond van zonneparken zou ook zeer positief kunnen bijdragen aan de versterking van de biodiversiteit indien op deze gronden biodiverse beplanting zou worden toegepast, zoals bijvoorbeeld koolzaad. Zo snijdt het mes aan meerdere kanten: de bijen worden er beter van, het milieu wordt minder belast door CO2-neutrale biobrandstoffen, de gronden worden efficiënter gebruikt, biobrandstoffen zijn een effectieve manier van energieopslag, en er is geen concurrentie voor de voedselsector, want er is sprake van dubbel grondgebruik. Deze genoemde positieve indicatieve cijfers voor dubbel gebruik van nutteloze grond geven ons aanleiding om het systeem van meervoudig grondgebruik tot versnelling van de transitie naar duurzame-energiebronnen voor de vervoerssector onder de aandacht te brengen van de staatssecretaris.
We realiseren ons dat dit wellicht iets buiten het beleidsterrein van de staatssecretaris ligt of zelfs op meerdere terreinen van collega-bewindslieden zit, maar in het kader van de ontschotting van beleid zou ik de staatssecretaris toch willen vragen om een integrale reactie van de regering. Daarom heb ik mijn bijdrage gisteren al gedeeld met uw assistent. Misschien kunt u in uw beantwoording ook betrekken wat het zou betekenen als we deze vorm van meervoudig grondgebruik zouden toepassen in de hele wereld. Dat zou een enorme potentiële capaciteit voor vergroting van de productie van biobrandstoffen zijn. Als we beginnen in Europa, of eventueel beginnen in Nederland en Europa zo gek krijgen om mee te doen, zou dat een forse stap voorwaarts zijn. Afhankelijk van uw antwoord overweeg ik om hierover in tweede termijn een motie in te dienen.
Handelingen I 2020/21, nr. 43, item 3, P. 11
Staatssecretaris Van Veldhoven: Er was nog een laatste vraag over meervoudig landgebruik. Daarna heb ik nog één blokje, voorzitter. Dan zal ik de vraag van de heer Dessing graag beantwoorden. Het is heel goed dat u hier aandacht voor vraagt, want we willen allemaal de schaarse ruimte zo optimaal mogelijk inzetten. Het is mooi dat u een berekening heeft gemaakt die de potentie laat zien, want anders zou je misschien denken: wat levert het op? Op al die velden, op al die hectares, en in de bijmenging kan het absoluut heel wat opleveren. Ik zal uw suggestie dan ook onder de aandacht brengen bij mijn collega's van LNV en EZK. De Europese Commissie kijkt ook naar tussenteelten als grondstof voor biobrandstoffen. Deze mogen dan niet als hoofdproduct worden aangemerkt, maar het helpt natuurlijk wel in het stimuleren van de combinatie. Ik zeg u graag toe dat ik samen met de collega's van EZK en LNV in kaart wil brengen wat de kansen zijn. Wij zullen u daar dan gezamenlijk een brief over sturen, want dit soort ideeën moet ook eens worden uitgewerkt en op papier gezet. Dan kunnen ze ook worden meegenomen in de afweging. Dat zeg ik u dus graag toe.
Handelingen I 2020/21, nr. 43, item 3, P. 14-15
De heer Raven (OSF): Dank, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris. Dank ook voor de toezegging om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van meervoudig grondgebruik in dit kader. Natuurlijk ben ik daar heel tevreden over. Ik had een motie voorbereid met dezelfde tekst die u uitgesproken heeft — die motie heb ik net opgesteld en die had u misschien zelfs al gelezen — maar ik ga die motie niet indienen, want dat is niet nodig. Alleen zou ik wel willen vragen om nog een viertal elementen daarbij te betrekken. In de eerste plaats ging het mij en de fractie erom dat wij een versnelling willen toepassen. Ik hoorde u zeggen dat er best ruimte is voor 2030 om 14% te bereiken als doelstelling, maar wij willen graag versnellen. We hebben er het afgelopen weekend nog kennis van kunnen nemen dat het allemaal wat tegenvalt op het gebied van duurzame ontwikkelingen, dus eerder versnellen dan verlangzamen. Daarvoor zou dit systeem kansen kunnen bieden. Graag dit in dat onderzoek meenemen.
Een tweede element hierin is met name verbetering van de biodiversiteit, waar ik het even over heb gehad. Ook dat is natuurlijk een element dat wij tot nu toe niet bij de realisatie van bijvoorbeeld zonneparken hebben betrokken. Zo'n zonnepark betekent gewoon een aanslag op je op zich dure landbouwgrond, zonder dat daar iets voor terugkomt in het kader van de biodiversiteit. Dat zou in elk geval ook een kans kunnen zijn die je hierbij moet betrekken.
Uiteraard ben ik ook benieuwd naar de termijn. We hebben een demissionair kabinet, dus ik kan me voorstellen dat u zegt: we hebben andere dingen aan ons hoofd. Welke termijn zou u eraan willen koppelen dat het onderzoek daadwerkelijk gerealiseerd is, en dan met name in de richting van die versnelling?
Als laatste punt zou ik u willen meegeven dat meervoudig grondgebruik tot nu toe eigenlijk helemaal geen issue is in de transitie naar duurzame energie. Dat vind ik vreemd. We bouwen windmolens en dan zetten we er een stuk of tien bij elkaar, maar daar zie je niks bij. We bouwen zonneparken, dat zijn elementen op zichzelf, en daar zie je niks bij. Maar je zou dit op meerdere terreinen ook kunnen koppelen, bijvoorbeeld met energie uit grond, energie uit biomassa, noem maar op. Kunnen we niet de gedachte ontwikkelen dat we daar een hub van maken, met meervoudig grondgebruik als thema? Dus er zijn volgens mij heel wat kansen. Die zou u in beeld kunnen brengen als u dat onderzoek gaat opstarten.
Handelingen I 2020/21, nr. 43, item 3, P. 16
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer: De heer Raven vroeg mij om een aantal punten te betrekken bij het onderzoek. Daar ben ik graag toe bereid. Hij wil dat ik de mogelijkheden voor versnelling in kaart breng. Dat is precies de reden waarom het interessant is om dit onderzoek te doen, omdat we dan kunnen kijken welke bijdrage dat zou kunnen leveren. Ik denk dat ook het aspect van de biodiversiteit kan worden meegenomen in de beoordeling van de kansen die het meervoudig grondgebruik biedt. Dat kan dan worden meegenomen in de afweging tegen andere opties. Ik zal dit samen moeten doen met een aantal collega's, bij LNV en EZK. Als het mogelijk is, hopen we uw Kamer daarover nog dit jaar te informeren. Dat zal dan waarschijnlijk wel tegen het einde van het jaar zijn. Anders wordt het wellicht begin volgend jaar, maar dat is ongeveer de termijn die we hopen te kunnen realiseren.
De heer Raven vroeg ook: zou er ook op andere terreinen niet moeten worden nagedacht over meervoudig landgebruik? Het is misschien goed om te zien dat hierover in het kader van de NOVI wordt nagedacht. Denk bijvoorbeeld aan zonnepanelen op daken van distributiebedrijven of zonnepanelen die op het water drijven, waarbij dat water meteen benut wordt als klimaatadaptatiebuffer. Zo wordt hier breder over nagedacht. Het is heel terecht dat u daar aandacht voor vraagt.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 43, item 3
-
31 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 juni 2021
toezegging gedaan