Rappelabele toezeggingen Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024) (Rappel januari 2018)



Dit is het rappel tot 02-01-18.

 




Toezegging Voorhang ontwerp-AMvB die natuurwetgeving onder de Omgevingswet brengt (33.348) (T02194)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Schnabel (D66) en Verheijen (PvdA), toe dat het kabinet het ontwerp van de AMvB die de natuurwetgeving onder de Omgevingswet brengt, met de Kamer zal delen.


Kerngegevens

Nummer T02194
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2015
Deadline 1 juli 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Kamerleden Prof.dr. P. Schnabel (D66)
Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen aanvullingsbesluit
Algemene Maatregel van Bestuur
Omgevingswet
Kamerstukken Wet natuurbescherming (33.348)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.11, item 8, blz. 12-40

De heer Schnabel (D66):

(...)

En, zo zou ik de staatssecretaris willen vragen: mogen we behalve de Aanvullingswet Natuur ook het Aanvullingsbesluit Natuur in deze Kamer tegemoetzien?

De heer Verheijen (PvdA):

(...)

Ter zake van de inbouw van deze wet in de Omgevingswet heeft de regering aangekondigd in 2017 een Aanvullingsbesluit Natuur in procedure te brengen, waarin dan ook de eerste ervaringen met de uitvoering kunnen worden meegenomen.

Staatssecretaris Van Dam:

(...)

Er is in dit kader gevraagd of het aanvullingsbesluit natuur dat dan moet plaatsvinden ook bij de Kamer wordt voorgehangen. De heer Verheijen en de heer Schnabel vroegen hiernaar. Het kabinet zal het ontwerp van de AMvB die de natuurwetgeving onder de Omgevingswet brengt met de Kamer delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij het opstellen van de natuur-AMvB zal rekening worden gehouden met de ervaring die dan is opgedaan met de Wet natuurbescherming (33.348) (T02195)

De staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schnabel (D66), toe dat er bij het opstellen van de natuur-AMvB rekening zal worden gehouden met de ervaring die dan is opgedaan met de Wet natuurbescherming. De onderwerpen bejaagbare soorten en deelname van maatschappelijke organisaties aan faunabeheereenheden zijn daar onderdeel van. 


Kerngegevens

Nummer T02195
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2015
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Kamerleden Prof.dr. P. Schnabel (D66)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen aanvullingsbesluit
Algemene Maatregel van Bestuur
evaluaties
Wet natuurbescherming
Kamerstukken Wet natuurbescherming (33.348)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 11, item 8, blz. 12-40

De heer Schnabel (D66):

(...)

In de Initiatiefnota Mooi Nederland uit 2013 spreken PvdA, D66 en GroenLinks uit jacht uitsluitend te willen zien als een professionele activiteit in dienst van schadebestrijding en duurzaam populatiebeheer. In dat perspectief is er geen plaats voor vrij bejaagbare soorten, ook niet voor de vijf die nu in artikel 3 lid 20 van het voorstel van wet staan genoemd. De fractie van D66 heeft grote problemen met het hele idee van vrije bejaagbaarheid van dieren en betreurt het inderdaad dat daar nog plaats voor is in een wet die de naam "Natuurbescherming" draagt.

Ik zou daarom de staatssecretaris willen vragen in de evaluatie van de Wet Natuurbescherming in het bijzonder rekening te houden met de in de samenleving groeiende afkeer van het zonder noodzaak doden van dieren. De fractie van D66 zou het toejuichen wanneer bij de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet de artikelen met betrekking tot de vrij bejaagbare diersoorten zouden kunnen worden ingetrokken. Ik hoop dat de staatssecretaris hier al een toezegging op kan doen.

De heer Schnabel (D66):

Ten slotte denken wij bij dit punt dat het goed is dat nu wettelijk geregeld wordt dat ook andere maatschappelijke organisaties en wetenschappers door het bestuur van de faunabeheereenheden kunnen worden uitgenodigd om hun inbreng te hebben. Dat zou ook goed geëvalueerd moeten worden. Dat bleek wel uit de deskundigenbijeenkomst. De verschillende partijen voelden daarbij zeer verschillende meningen over het gewicht van die inbreng. Het is belangrijk dat in dit opzicht door de staatssecretaris bevorderd wordt dat de faunabeheereenheden een onafhankelijke voorzitter hebben. De wet regelt dit niet, maar ik wil de staatssecretaris graag in overweging geven om de provincies te vragen om te bevorderen dat bij voorkeur voorzitters gekozen worden die niet zelf als jager actief zijn en die ook in deze zin onafhankelijk zijn.

(...)

Staatssecretaris Van Dam:

(...)

De heer Schnabel vroeg ook welke elementen bij een evaluatie van de wet betrokken zullen worden bij de overgang naar de Omgevingswet. Zullen bijvoorbeeld ook de bejaagbare soorten en de deelname van maatschappelijke organisaties aan de faunabeheereenheden daarbij meegenomen worden? Het uitgangspunt is dat deze wet straks een-op-een overgaat in de Omgevingswet. Binnen het systeem van de Omgevingswet komen de meeste regels alleen in AMvB's van die wet en niet in de wet zelf. Dat is de systematiek van de Omgevingswet. Bij het opstellen van die natuur-AMvB zal ik rekening houden met de ervaring die dan is opgedaan met de Wet natuurbescherming. De onderwerpen bejaagbare soorten en deelname van maatschappelijke organisaties aan faunabeheereenheden zijn daar vanzelfsprekend onderdeel van. Dat is een geëigend moment om daar nog een keer naar te kijken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reactie op SER-rapport verduurzaming veehouderij (34.550) (T02366)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Koffeman (PvdD), toe binnen een maand te reageren op het rapport van de Sociaal-Economische Raad over verduurzaming van de veehouderij.


Kerngegevens

Nummer T02366
Status voldaan
Datum toezegging 1 november 2016
Deadline 1 juli 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Kamerleden drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen duurzaamheid
Sociaal-Economische Raad
veehouderijen
Kamerstukken Miljoenennota 2017 (34.550)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6 - blz. 10

De heer Koffeman (PvdD): Vorige week kwam de Sociaal Economische Raad met een indringend advies over de onhoudbaarheid van de wijze waarop wij in Nederland met dieren omgaan. De Sociaal Economische Raad is geen overlegorgaan dat bekend staat om zijn radicale oplossingen. Alleen daarom al moet de samenleving de voorstellen van de SER over een meer duurzame toekomst van de veehouderij met meer dan gemiddelde interesse beoordelen. Een breed samengestelde commissie van de SER kwam met een verstrekkend plan: Nederland moet alleen nog een topgroep van duurzame veehouderijbedrijven financieel blijven steunen, dit is ongeveer 30% van het totaal. 70% van het totaal voldoet dus niet aan die duurzaamheidseisen, en dat is stuitend.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6 - blz. 44-45

Minister Rutte: De heer Koffeman heeft een vraag gesteld over het follow-up geven aan de talrijke adviezen die er liggen op het terrein van de productiesystemen in de veehouderij. Die zouden niet houdbaar zijn. Mag ik op dat punt erop wijzen dat de Sociaal-Economische Raad op verzoek van de staatssecretaris van Economische Zaken onder leiding van de heer Nijpels op 25 oktober een advies heeft gepresenteerd waarin wordt ingegaan op de versnelling van de verduurzaming van de veehouderij? Die moet leiden tot betere maatschappelijke inbedding van de intensieve veehouderij. Wij zullen daar binnen een maand op reageren.

De heer Koffeman (PvdD): Als sinds de commissie-Wijffels in 2001 wordt gezegd: wij hebben een advies gekregen, wij gaan de veehouderij drastisch inperken en de aantallen dieren gaan drastisch naar beneden. Daar zijn wij dus 15 jaar mee bezig. Mijn vraag aan de minister-president nu is: wanneer gaan wij serieus de aantallen dieren terugbrengen? Wij hebben vorig jaar in dit huis een discussie gevoerd over de melkveestapel. Die zou ontploffen op het moment dat het melkquotum eraf zou gaan. Het kabinet deed daar heel nonchalant over, in de trant van: dat gaat niet gebeuren. Maar op dit moment zijn er 200.000 tot 400.000 koeien die geslacht moeten worden, gewoon omdat er te veel zijn gefokt. Dat zijn toch aantallen dieren. In de hele geschiedenis kwamen deze aantallen koeienoffers weinig voor, hoor. Ik zou dus van het kabinet willen weten wanneer het iets gaat doen, anders dan in de trant van: wij hebben weer een advies en gaan over een paar weken reageren. 15 jaar lang zijn die dieraantallen niet structureel teruggebracht.

Minister Rutte: Ik dacht dat de heer Koffeman blij zou zijn met het vorige antwoord. Er ligt nu een rapport van de Sociaal-Economische Raad. Binnen een maand komt er een reactie van de staatssecretaris. Dus wat wilt u meer?

De voorzitter: Mijnheer Koffeman, kort graag.

De heer Koffeman (PvdD): Ik wil het nog wel een keer herhalen. Er zijn al heel veel adviezen en kabinetsreacties geweest, maar die hebben de facto niet geleid tot een inkrimping van de veestapel. Ik wil dus graag van het kabinet weten of het feit dat het al vijftien jaar niet gebeurt, nu tot andere resultaten gaat leiden.

Minister Rutte: Wij komen binnen een maand met een reactie op het rapport van Nijpels. Laten wij het even stap voor stap doen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6 - blz. 52

De heer Koffeman (PvdD): Ik ben in ieder geval blij met zijn toezegging dat hij over enkele weken met een kabinetsreactie komt op het SER-rapport dat adviseert om zeven van de tien veehouderijen niet langer te subsidiëren, omdat ze geen toekomst hebben omdat ze niet duurzaam produceren. Ik ben ook blij met het feit dat die toezegging inhoudt dat het kabinet met een duidelijk standpunt komt, ruim voor de verkiezingen. Dat is belangrijk. We zien daarnaar uit.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over de fiscale afschrijving van de fosfaatrechten (34.295/34.532) (T02427)

De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden  Atsma (CDA) en Schaap (VVD), toe de Kamer te informeren over hoe invulling te geven aan de wens van de Tweede Kamer en de heer Atsma over de fiscale afschrijving op de rechten. 


Kerngegevens

Nummer T02427
Status voldaan
Datum toezegging 16 mei 2017
Deadline 1 juli 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Kamerleden J.J. Atsma (CDA)
prof. dr. ing. S. Schaap (VVD)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen afschrijvingen
fosfaatrechten
Kamerstukken Invoering stelsel van fosfaatrechten (34.532)
Wet grondgebonden groei melkveehouderij (34.295)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item 7 - blz. 4 en 15, en item 9, - blz. 13, 22, 31

De heer Atsma (CDA):

(...)

Sprekend over fosfaatrechten: wij vinden het terecht dat het een verhandelbaar stelsel wordt. Wij hebben niets kunnen terugvinden over de fiscale afschrijvingsmogelijkheden van fosfaatrechten, die logischerwijze wel gekoppeld zouden moeten zijn aan een productiemiddel. Daar waar er in de wet sprake is van een evaluatiebepaling, denk ik dat het stelsel van fosfaatrechten eindig zou kunnen zijn. Op enig moment zal er een alternatief of een ander systeem komen. Dan is het goed om het element van de afschrijving in fiscale zin beter te duiden. In die zin zijn wij benieuwd naar de visie van de Belastingdienst hierop. Dat is wat ons betreft een onmiskenbaar onderdeel van de wet.

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item 7, pagina 15.

De heer Schaap (VVD):

(...)

Ik heb nog een vraag over het stelsel van fosfaatrechten. Kunnen die rechten fiscaal worden afgeschreven? De heer Atsma stelde die vraag ook al. Wil de staatssecretaris daarover zekerheid geven?

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item 9, pagina 13.

Staatssecretaris Van Dam:

(...)

Tot slot was er een vraag van de heer Atsma en volgens mij ook van de heer Schaap en mevrouw Meijer over het afschrijven van de rechten. De Tweede Kamer heeft een amendement aangenomen waarmee wordt beoogd om de fosfaatrechten per 1 januari 2023 te laten vervallen en op basis daarvan de investeringen afschrijfbaar te maken. Ik heb de Kamer aangegeven dat het amendement als zodanig dit niet regelt, maar dat ik de wens van de Kamer begrijp. Ik overleg met mijn collega van Financiën over de manier waarop dit moet worden vormgegeven.

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item 9, pagina  22.

De heer Atsma (CDA):

(...)

Met betrekking tot de fiscaliteit is aangegeven dat de systematiek van afschrijven op de rechten inderdaad mogelijk zou moeten zijn. Ik vraag de staatssecretaris wel wanneer daar duidelijkheid over komt. Ik hecht er zeer aan dat het in elk geval aan de orde is voor de inwerkingtreding van de wet. Dat spreekt vanzelf. Maar als daar al eerder sprake van zou kunnen zijn, dus voor de eindstemming in deze Kamer, dan zou dat ons zeer wel gelegen komen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item 9, pagina 31.

Staatssecretaris Van Dam:

(...)

De heer Atsma vroeg ook om duidelijkheid over de fiscale afschrijving van de fosfaatrechten. Ik zal de Kamer informeren hoe ik invulling kan geven aan de wens van de Tweede Kamer en evident ook die van de heer Atsma. Ik heb daar nog enige tijd voor nodig. Het lukt mij niet om dat te doen voordat deze Kamer hierover stemt, maar ik heb eerder al gezegd dat het mijn voornemen is om die wens van de Kamer mogelijk te maken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over duidelijkheid rondom voermestcontracten (34.295/34.532) (T02428)

De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Atsma (CDA), toe de Kamer te informeren over duidelijkheid rondom voermestcontracten.


Kerngegevens

Nummer T02428
Status voldaan
Datum toezegging 16 mei 2017
Deadline 1 juli 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Kamerleden J.J. Atsma (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fosfaatrechten
voermestcontracten
Kamerstukken Invoering stelsel van fosfaatrechten (34.532)
Wet grondgebonden groei melkveehouderij (34.295)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item 7,  pagina 3.

De heer Atsma (CDA):

(...)

Over de mogelijkheden van mestverwerking horen wij weinig. Dat geldt ook voor de reactie op de voermestcontracten in het amendement-Geurts in de Tweede Kamer. Ook daar wil ik de staatssecretaris over horen.

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item  9, pagina 13-14.  22, 31.

(...)

De heer Atsma (CDA):

Ik heb de staatssecretaris gevraagd om in te gaan op de kringloopwijzer en het amendement-Geurts over de voermestcontracten. Daar heb ik niets over terug kunnen vinden in de verdere stukken. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris daar inhoudelijk op ingaat.

Staatssecretaris Van Dam:

Daar heeft de heer Atsma gelijk in. Over de voermestcontracten is in de Tweede Kamer een door de leden Geurts en Dik-Faber ingediend amendement aangenomen. Dat is nu dus ook een onderdeel van de wet en dat biedt een wettelijke grondslag om de definitie van "grondgebondenheid" te verbreden door voermestovereenkomsten mee te tellen bij het bepalen bij het melkveefosfaatoverschot. De mogelijkheid om van deze wettelijke grondslag gebruik te maken, hangt af van de uitvoerbaarheid. Ik heb de Tweede Kamer dus toegezegd om dat te bestuderen en daar onderzoek naar te doen en om de Kamer tijdig voor de inwerkingtreding van het fosfaatrechtenstelsel daarover te rapporteren.

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item  9, pagina 22.

De heer Atsma (CDA):

(...)

Met betrekking tot de fiscaliteit is aangegeven dat de systematiek van afschrijven op de rechten inderdaad mogelijk zou moeten zijn. Ik vraag de staatssecretaris wel wanneer daar duidelijkheid over komt. Ik hecht er zeer aan dat het in elk geval aan de orde is voor de inwerkingtreding van de wet. Dat spreekt vanzelf. Maar als daar al eerder sprake van zou kunnen zijn, dus voor de eindstemming in deze Kamer, dan zou dat ons zeer wel gelegen komen.

Dat geldt eigenlijk ook voor de verduidelijking van de voermestcontracten waar ik op heb gewezen. Het amendement daarover ligt er inmiddels geruime tijd. Ik zou me kunnen voorstellen dat de staatssecretaris voor de einstemming deze Kamer en uiteraard ook anderen laat weten wat hij daarmee voor ogen heeft.

Handelingen I 2016-2017, nr. 27, item  9, pagina 31.

Staatssecretaris Van Dam:

(...)

De heer Atsma vroeg verder om duidelijkheid over voermestcontracten. Dat vergt nog iets langer. Die duidelijkheid is er dus ook zeker niet op tijd voor de stemmingen. Hierover is uitvoerig gesproken in de Tweede Kamer. Het is een gecompliceerde vraag die het nodige onderzoek vraagt naar de uitvoerbaarheid van de wens die in de Tweede Kamer naar voren is gebracht.


Brondocumenten


Historie