Rappelabele toezeggingen minister voor Rechtsbescherming (2017-2024) (Rappel september 2021)



Dit is het rappel tot 02-07-21.

 




Toezegging Rechtspositie jeugdigen bij toepassing vrijheidsbenemende maatregelen (30.644) (T00969)

De minister van Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van de motie Quik-Schuijt c.s., toe dat voor de lacunes in de rechtspositieregelingen van jeugdigen een aanvullende regeling zal worden getroffen. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij de beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in afwachting van de harmonisatie van de rechtspositieregeling in de gesloten jeugdzorg, de BOPZ en de LVG, zoals reeds toegezegd in de motie Çörüz in de Tweede Kamer.


Kerngegevens

Nummer T00969
Status voldaan
Datum toezegging 16 december 2007
Deadline 1 juli 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Jeugd en Gezin (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Veiligheid en Justitie (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Justitie
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gesloten jeugdzorg
rechtspositie
Kamerstukken Jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugzorg) (30.644)


Uit de stukken

Handelingen I 2007-2008, nr. 15 - blz. 663

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Het enige punt dat voor mij resteert, is de motie. In de motie wordt een punt aan de orde gesteld, waaraan de regering ook zelf in de komende tijd aandacht wil schenken en wel de rechtspositie en rechtsbescherming van jeugdigen en anderen in een gesloten setting. Wij werken hieraan met de minister van VWS en de staatssecretaris van Justitie. Ik verzeker de Kamer dat wij het vullen van de leemtes en het harmoniseren van de rechtspositieregelingen, in de motie toegespitst op jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, voortvarend ter hand zullen nemen. Samen met minister Klink werk ik naar aanleiding van de evaluatie van de wet Bopz aan de gevolgen die deze wet heeft voor rechtspositionele vragen. Daarbij zullen wij zeker ook aandacht besteden aan de verhouding tussen kwaliteitswetgeving en de regeling van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Dat laatste betreft uiteraard de vrijwillige setting. Ik wijs hierop, omdat het belangrijk is te weten dat wij dit onderwerp vanuit een aantal oogpunten ter hand hebben genomen. In de motie wordt geconstateerd dat er sprake is van verschillende regimes voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. De indieners verwijzen naar de wet Bopz. Ik maakte mede naar aanleiding daarvan melding van de herziening en vervanging van de wet Bopz, die ik samen met mijn collega Klink ter hand heb genomen. Verder verwijzen zij naar de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en wat er in het wetsvoorstel is neergelegd. Men noemt het voorliggende wetsvoorstel terecht, want er wordt wel een aantal aspecten van de rechtspositie in geregeld, ook al is er geen paragraaf opgenomen over de rechtspositie. Ik noem het verlof, de verschillende onderdelen van het hulpverleningsplan, waarbij sprake kan zijn van dwang, en de procedure voor het tot stand brengen van zo'n hulpverleningsplan. Het gaat de indieners dus kennelijk niet om het ontbreken van een rechtspositionele regeling, maar om de vermeende onvolledigheid ervan. Het is de bedoeling van minister Rouvoet en mij om resterende lacunes door middel van een richtlijn van de inspectie van een regeling te voorzien. Dat is ons inziens goed mogelijk. In de motie wordt terecht gesuggereerd om daarbij aansluiting te zoeken bij de bepalingen van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Wij kunnen ook overwegen om een aantal elementen als een standaardverzekering of waarborg onder te brengen in de procedure van het behandelingsplan. Dat betekent dat wij hebben gekozen voor de weg van een inspectierichtlijn. Daarbij willen wij aansluiten op de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en vooruitlopen op de wetgeving die wij samen met onze collega's Klink en Albayrak tot stand zullen brengen. Ik hoop dat ik de indieners uit deze toezeggingen over wat wij doen en nog gaan doen, concluderen dat voldoende is tegemoetgekomen aan het dictum van de motie. Het lijkt mij belangrijk dat ik dit aan het eind van de behandeling van het wetsvoorstel uitspreek.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): Voorzitter. Ik bedank de ministers hartelijk voor hun toezegging en trek de motie in.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bezien of een aanvullende bevoegdheid van de rechter noodzakelijk is betreffende verplichte aanwezigheid van de verdachte bij de uitspraak (34.082) (T02308)

De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Markuszower (PVV), toe te bezien of er een aanvullende bevoegdheid van de rechter noodzakelijk is wat betreft de aanwezigheid van de verdachte bij de uitspraak.


Kerngegevens

Nummer T02308
Status voldaan
Datum toezegging 5 april 2016
Deadline 1 januari 2021
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. G. Markuszower (PVV)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen slachtofferspreekrecht
terechtzitting
uitspraak
verplichte aanwezigheid
Kamerstukken Aanvulling spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces (34.082)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 26 - blz. 9-10

De heer Markuszower(PVV): De PVV in de Tweede Kamer heeft middels een tweetal moties geprobeerd om de geconstateerde gebreken te repareren. In de eerste motie stelde de PVV voor dat verdachten een verschijningsplicht ter zitting opgelegd krijgen als het slachtoffer of de nabestaanden gebruikmaken van hun spreekrecht en de aanwezigheid van de verdachten wensen. De tweede motie die de PVV in de Tweede Kamer indiende, wenste de rechter te verplichten om daadwerkelijk rekening te houden met de inbreng van het slachtoffer of van de nabestaande. Beide moties beogen zowel de verdachte als de rechter tot luisteren te bewegen. Horen is niet genoeg. Naar het slachtoffer moet ook echt gelúísterd worden. Het slachtoffer wil niet alleen maar spreken om te spreken. Het slachtoffer of de nabestaanden van het slachtoffer willen natuurlijk dat er daadwerkelijk iets gedaan wordt met hun inbreng ter zitting. Beide moties hebben het in de Tweede Kamer niet gehaald. De minister ontraadde de moties ook. Hij zegde echter wel toe met de Raad voor de rechtspraak over deze twee punten te overleggen. Kan de minister aangeven wat uit dat overleg met de Raad voor de rechtspraak is gekomen?

Handelingen I 2015-2016, nr. 26 - blz. 19

Minister Van der Steur: De PVV-fractie vroeg naar de verplichte aanwezigheid van de verdachte op de terechtzitting en bij de uitspraak. Daar heb ik ook met de PVV-fractie in de Tweede Kamer uitvoerig over gesproken. Het OM heeft de handelwijze en het beleid op dit punt aangepast naar aanleiding van de debatten met de fractie van de PVV. In de gesprekken met slachtoffers en nabestaanden besteedt het OM aandacht aan de wenselijkheid van de verschijning van de verdachte ter zitting, geeft ook uitleg over de mogelijkheden en onmogelijkheden en vraagt naar de specifieke wensen van het slachtoffer of de nabestaanden ten aanzien van de verschijningsplicht van verdachte. Dat is ook omdat wij hebben vastgesteld dat heel veel slachtoffers en nabestaanden in een aantal gevallen liever niet hebben dat de verdachte aanwezig is bij de zitting, want dan worden ze nog een keer geconfronteerd met betrokkene. Dat belemmert hen in het afleggen van hun verklaringen. Juist omdat niet iedereen dat wil, hebben wij er nooit een verplichting van willen maken. De rechter kan er wel toe besluiten. Dat doet de rechter in de praktijk ook in een aantal gevallen. Het OM kan erom verzoeken. Daarom is het van belang dat het OM dit punt in het contact met het slachtoffer aanroert en vervolgens aan de rechter kan vragen om de verdachte, als dat wordt gewenst, aanwezig te laten zijn.

Of de aanwezigheid bij de uitspraak ook door de rechter kan worden bepaald, daarover bestaat onduidelijkheid, laat ik zeggen enige twijfel. Ik ben bereid om te bezien of er een aanvullende bevoegdheid van de rechter noodzakelijk is wat dit betreft. Als dat het geval is, dan kunnen wij dat meenemen in de herziening van het Wetboek van Strafvordering.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek naar signalen van stijging aantal verstekvonnissen waar zittingslocaties zijn opgeheven (34.775 VI) (T02609)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Baay-Timmerman en Van Bijsterveld, toe onderzoek te laten verrichten naar signalen dat het aantal verstekvonnissen is gestegen waar zittingslocaties zijn opgeheven.


Kerngegevens

Nummer T02609
Status voldaan
Datum toezegging 22 mei 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS)
prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen rechtspraak
Staat van de rechtsstaat
verstekvonnissen
Wet herziening gerechtelijke kaart
zittingslocatie
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2017/2018, nr. 30, item 3, pg. 15

Mevrouw Baay-Timmermans (50PLUS):

Naast het project KEI werd de reorganisatie HGK ingevoerd (herziening gerechtelijke kaart) hetgeen inhield dat het aantal van negentien arrondissementsparketten werd teruggebracht tot tien arrondissementsparketten. De onvoldoende budgetten voor HGK en KEI drukten dusdanig op het totale budget dat veel te weinig geld overbleef voor de daadwerkelijke rechtspraak.

Wat hebben deze ontwikkelingen betekend voor de burgers? Is toegang tot het recht voor iedereen die dat nodig heeft nog voldoende geborgd? Betekent de vermindering van het aantal arrondissementsparketten ook een fysieke belemmering voor de kwetsbare burger om zijn of haar recht te halen? Zorgt verdere digitalisering van procederen niet voor nog meer onbegrip bij de burger? We hebben een groep van 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland en ook grote groepen ouderen die niet gewend zijn om met computers om te gaan. Voor hen vormt deze digitalisering een nog grotere drempel om hun recht te halen, zo blijkt uit de praktijk. Het oorspronkelijke doel om via digitalisering te komen tot eenvoudiger toegang tot de rechter blijkt illusionair. Voor de burger is het niet makkelijker en veroorzaakt het veelal een tegengesteld effect van hetgeen ermee werd beoogd.

Handelingen I 2017/2018, nr. 30, item 6, pg. 1

Van Bijsterveld (CDA):

Voorzitter. De zelfstandige, goed functionerende kantongerechten, laagdrempelige, dicht bij de burger staande, bereikbare voorzieningen met een vlotte afhandeling van zaken, zijn ondergebracht bij de rechtbanken en buitenlocaties zijn opgeheven. Juist waar zittingsplaatsen zijn opgeheven, is het aantal verstekvonnissen sterk gestegen. Nu zijn of worden allerlei pilots uitgezet, zoals de buurtrechter of de vrederechter. Hoe wil de minister bereiken dat deze laatste rechters weer geografisch en wat toegankelijkheid betreft dicht bij de burger komen te staan, met dezelfde waarborgen van een onafhankelijke en onpartijdige rechter?

Handelingen I 2017/2018, nr. 30, item 6, pg. 29-30

Minister Dekker:

Voorzitter, nog twee laatste vragen als het gaat om de herziening gerechtelijke kaart. Mevrouw Baay-Timmerman en mevrouw Van Bijsterveld vroegen of met de herschikking van locaties gewaarborgd was dat iedereen nog steeds toegang heeft. De evaluatie heeft niet uitgewezen dat bijvoorbeeld het aantal verstekvonnissen is gestegen waar zittingslocaties zijn opgeheven, dus dat de mensen niet meer naar de zaak toe zouden kunnen komen. De evaluatiecommissie doet wel de aanbeveling om daar naar aanleiding van signalen in die richting nader onderzoek naar te doen. Ik kan u toezeggen dat ik dat ook ga doen. Het onderzoek is van belang omdat meer verstekken erop kunnen wijzen dat een meer gespreid aanbod van laagdrempelige rechtspraak nodig is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In kaart brengen van de effecten van micro targeting in relatie tot specifieke waarden en individuele vrijheden (34.775 VI) (T02711)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Duthler, toe in kaart te brengen wat de effecten zijn van micro targeting en daarbij te kijken naar de kansen, maar vooral ook naar de risico’s die dat oplevert voor specifieke waarden en individuele vrijheden, alsook daarbij de internationale dimensie te betrekken.


Kerngegevens

Nummer T02711
Status voldaan
Datum toezegging 19 februari 2019
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen digitalisering
informatiefiltering
micro targeting
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 9, p. 19-20

Mevrouw Duthler:

[…]

Ik begin met het onderwerp van de digitale transformatie. Dat onderwerp raakt de positie van de burger in het hart van de rechtsstaat. Ik licht dat toe. Ik heb dat in de eerste termijn van dit debat uitvoerig toegelicht en ik zal dat nog wat nader toelichten. Mijn fractie heeft zich afgevraagd of nadere normering nodig zou zijn, de regering naar een visie daarop gevraagd en de regering gevraagd om na te gaan of, en op welke wijze, zo nodig in internationaal verband, de hieruit voortvloeiende acties kunnen worden opgepakt. In eerste termijn heeft mijn fractie gesproken over onder meer vraagstukken van misbruik van data, manipulatie van data en hun invloed op onze rechtsstaat. Een democratie en rechtsstaat moeten het immers hebben van gelijke kansen op informatie en gelijke toegang tot informatie. Regulering van gebruik van persoonsgegevens is in Europa met de AVG reeds in gang gezet. Kern is dat burgers zelf de regie moeten kunnen houden over hun eigen gegevens en daarmee over hun eigen leven. Regulering van het aanbod van informatie zodat gelijke kansen op informatie en gelijke toegang tot informatie mogelijk wordt, staat echter nog niet zo scherp in het vizier van de Europese wetgever. En dan formuleer ik het eigenlijk nog heel ouderwets. Wat er daadwerkelijk gebeurt, gaat verder dan kansen op en toegang tot informatie. Want wat er daadwerkelijk gebeurt, wordt ook wel met de term "perceptiecontrole" aangeduid. Met deze term wordt de mogelijkheid bedoeld om te controleren wat anderen denken en willen en hoe zij zich zullen gedragen. Dit gebeurt met behulp van gedachten en gedragsturende algoritmen. De betreffende technologie houdt ons in de gaten, verzamelt gegevens over ons, slaat ze op en gebruikt ze.

In dat verband is de recente handhavingsactie van het Duitse Bundeskartellamt van afgelopen donderdag 6 februari opmerkelijk. Deze Duitse mededingingsautoriteit heeft Facebook beperkingen opgelegd bij het verzamelen van data van gebruikers. Facebook combineert die gegevens namelijk met eigen gegevens en heeft met de enorme dataverzameling die daardoor ontstaat een dominante marktpositie. De Duitse mededingingsautoriteit vindt dat Facebook zijn dominante marktpositie misbruikt door ook buiten het eigen platform data van gebruikers te verzamelen en te combineren. De schade die gebruikers lijden is niet zozeer financieel van aard, maar zit 'm erin dat zij onvoldoende controle hebben op hun eigen datastromen. Er dreigen boetes die kunnen oplopen tot maximaal 10% van de jaaromzet als het bedrijf geen gehoor geeft aan de uitspraak wanneer deze definitief is, zegt de autoriteit. Vorig jaar zette Facebook bijna 50 miljard euro om. Opmerkelijk is — daarom haal ik deze uitspraak aan, althans deze handhavingsactie — dat het gegevensbeschermingsrecht en het mededingingsrecht hier bij elkaar komen, en het gegevensbeschermingsrecht behoort tot de portefeuille van de minister voor Rechtsbescherming.

Voordat ik inga op de brief van de minister van 9 juli 2018 nog een enkel woord over technologie en de rechtsstaat. Jamie Susskind betoogt in zijn boek dat recent is verschenen en dat als titel draagt Future Politics: Living Together in a World Transformed by Tech, dat technologie het mogelijk maakt om te controleren wat iedereen denkt en verlangt. Niets nieuws onder de zon, dat weten we al jaren. Ik heb dat zojuist aangeduid met de term perceptiecontrole. Susskind stelt dat we ons laten leiden en controleren door digitale systemen waarop we steeds minder vat hebben, maar dat we tegelijkertijd nog geen piketpaaltjes hebben geslagen voor de mate waarin en de voorwaarden waaronder we dat wenselijk vinden. Als dat blijvend achterwege blijft, zo betoogt Susskind, zullen de grote techbedrijven de toekomst van de democratie en de rechtsstaat bepalen. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe weren we ons tegen de perceptiecontrole? Wie controleert de bedrijven die dit mogelijk maken? Hoe dwingen we openheid, verantwoordelijkheid en terughoudendheid af? Graag een reactie van de regering op deze vragen.

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 11, p. 25

Minister Dekker:

Voorzitter. Dan wilde ik door met digitalisering. Misschien kan dat iets korter, want daar zijn eigenlijk twee grote thema's in te onderscheiden. Om te beginnen is digitalisering natuurlijk heel breed. Net als bij internationalisering hebben we een coördinerend bewindspersoon voor internationale zaken, de minister van Buitenlandse Zaken, maar je ziet toch dat iedere collega en ieder departement ermee bezig is. Dat is bij digitalisering niet anders. Toch zei mevrouw Duthler: bedankt voor het overzicht van alle lopende onderzoeken, maar ik mis eigenlijk één ding, namelijk een verkenning van of een visie op het punt van wat zij mooi "perceptiecontrole" noemde, het fenomeen waarbij toch in toenemende mate de informatie, het nieuws wat ons wordt toegediend wordt bepaald door algoritmes en filters, en hoe we op subtiele manieren worden genudget. Verder noem ik een fenomeen als micro targeting, gericht op gedragsbeïnvloeding en informatiefiltering of manipulatie, als je het negatief wilt uitleggen. Je zou kunnen zeggen dat dat anders is dan de traditionele manier van nieuwsgaring, of de traditionele manier waarop producenten van producten je met advertenties proberen te benaderen. Want het gaat eigenlijk veel subtieler en het is veel meer gericht op individuele personen. Het kan daarmee ook raken aan fundamentele waarden en vrijheden. Denk aan het gelijkheidsbeginsel, het principe van de vrije media, de soevereiniteit van het individu.

Ik ben, omdat zij daarop aandringt, wel bereid om in kaart te brengen wat de effecten van dit soort ontwikkelingen nou zijn en daarbij te kijken naar de kansen, maar vooral ook naar de risico's die dat oplevert voor specifieke waarden en individuele vrijheden. Als je dan risico's identificeert, wat zou je dan eventueel in de toekomst moeten doen om die te mitigeren, dus om te kijken of je daar op het gebied van regels of overheidstoezicht iets in kunt betekenen. Heel in het kort denk ik dat dat op het uitvoerige betoog van mevrouw Duthler misschien in essentie is wat ik in de aanbieding kan doen.

Mevrouw Duthler:

Ik dank de minister voor deze toezegging, zoals ik haar opvat. Kan de minister ook aangeven dat hij daarbij ook de internationale dimensie betrekt, dus niet alleen kijkt naar wat er in Nederland of Europa gebeurt, maar ook wereldwijd? Is hij bereid om daarbij ook de positie van de digitale platforms en de quasi-monopolies te betrekken, eventueel ook in samenwerking met andere ministers? Ik zie de minister knikken.

Minister Dekker:

Voor de Handelingen: het antwoord is ja, omdat dit natuurlijk een fenomeen is dat niet ophoudt bij de grenzen van Nederland en inherent internationaal is.

Mevrouw Duthler:

Hartelijk dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijks informeren inzake het aantal afgegeven vergunningen, het aantal spelers, de ontwikkeling van de markt en reclame (33.996) (T02765)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dercksen (PVV), toe de Kamer jaarlijks te informeren inzake het aantallen spelers, het aantallen afgegeven vergunningen, de ontwikkeling van de markt en het effect van reclame.


Kerngegevens

Nummer T02765
Status voldaan
Datum toezegging 5 februari 2019
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden R.G.J. Dercksen (PVV)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen kansspelautoriteit
kansspelen
onlinegokken
Kamerstukken Organiseren van kansspelen op afstand (33.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 17 item 8 - blz. 7

De heer Dercksen (PVV):

Ik heb wel oog voor wat de minister zegt als hij betoogt dat we moeten laten zien dat we nieuwe, legale aanbieders hebben. Aan de andere kant begrijp ik de zorgen wel van de collega's Strik, Van Dijk en Gerkens, dat reclame uiteindelijk in andere landen tot problemen blijkt te leiden. Gaan we ook een keer evalueren? Ik zou wel willen voorstellen om daar heel nadrukkelijk naar te kijken. Is er niet misschien ook een moment op kortere termijn denkbaar? Dan kunnen we zeggen: we hebben nu een gesettelde markt en we moeten eens kijken hoe we nu verder met reclamemaken omgaan.

Minister Dekker:

Wij hebben gezegd dat we deze wet na drie jaar gaan evalueren. Het lijkt mij inderdaad onverstandig om het straks helemaal vrij te laten en dan pas voor het eerst na drie jaar de peilstok erin te steken. Als het gaat om het aantal vergunningen dat wordt afgegeven, het aantal spelers, vind ik dat die monitoring veel strakker zou kunnen zijn. Ik kan me voorstellen dat ik de beide Kamers jaarlijks informeer over de stappen die daarin worden gezet. Ik denk dat we nu een goede balans in het wetsvoorstel hebben gevonden, maar de knoppen waar je ook nog aan kunt draaien om te finetunen gedurende het hele proces, zitten er ook in. Als je nog iets extra's zou willen doen op reclame, dan kan dat ook na verloop van tijd. Als we zien dat de afdrachten aan goede doelen zich toch iets anders ontwikkelen dan wij verwachten, zit er een knopje in om daar een extra opslag in te doen. Veel van die dingen zijn uitgewerkt in lagere regelgeving. Dat kan dus ook sneller ingevoerd dan pas nadat ik terug zou moeten komen naar u om de wet aan te passen.

De heer Dercksen (PVV):

Mag ik dat interpreteren als een toezegging dat we op een jaarlijkse basis kijken hoe die rol van de reclame hier onderdeel is van de problematiek?

Minister Dekker:

Ik zou het eigenlijk breder willen trekken. Ik zou niet alleen maar naar reclame willen kijken, maar ook breder naar aantallen spelers, aantallen afgegeven vergunningen en de ontwikkeling van de markt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoring hoe de kanalisatie zich gaat ontwikkelen, hoe spelersaantallen zich gaan ontwikkelen, of er sprake is van werving, en het effect op probleemgevallen (33.996) (T02771)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Strik (GroenLinks) en Van Dijk (SGP), toe de ontwikkelingen inzake werving door middel van reclame en het effect hiervan op probleemgevallen in de gaten te houden.


Kerngegevens

Nummer T02771
Status voldaan
Datum toezegging 12 februari 2019
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. D.J.H. van Dijk (SGP)
A.M.V. Gerkens (SP)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen kansspelen
kansspelverslaving
reclameverbod
Kamerstukken Organiseren van kansspelen op afstand (33.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 17 item 6 - blz. 15

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ook het aanbieden van gratis speeltegoed kan de SGP niet anders zien dan als een vorm van werving voor deelname. Op geen enkele wijze wordt hiermee aan gokpreventie gedaan. Reclame voor roken is vrijwel verboden, juist om verslaving tegen te gaan. Bij drugs geldt een volledig reclameverbod voor hasj en wiet. Waarom moet er dan wel reclame voor gokken kunnen worden gemaakt? Waarom stelt het kabinet ook geen verbod voor op reclame voor gokken, waaronder online gokken? Zou dat geen logische gedachte zijn als we serieus speelzucht willen tegengaan? Het kabinet geeft aan dat reclame voor gokken niet op jongvolwassenen gericht mag zijn. Is hiermee gegarandeerd dat reclameactiviteiten verboden zijn in de buurt van onderwijsinstellingen of andere plaatsen waar veel jongvolwassenen komen? Bij roken wordt een waarschuwende bijsluiter gevoegd. Is de minister bereid om dit in ieder geval ook te vereisen voor reclame voor gokken? Bijvoorbeeld: "Zet uw gezin niet op het spel". Of: "Gokken is spelen met vuur". Of: "Gokken: hét recept voor maatschappelijk isolement". Voorzitter. Ik wacht de antwoorden van de minister met interesse af, maar wedden dat ik niet tevreden ben?

Handelingen I 2018-2019, nr. 17 item 6 - blz. 17

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Deze cijfers zijn schrikbarend. Kent de minister deze cijfers? België wil het gokbeleid nu gaan aanscherpen. Er zijn plannen om de reclame hiervoor op een ander platform dan het eigen platform te verbieden. Ook in Italië is er een algeheel verbod op reclame voor het gokken. Wat is de mening van de minister hierover? Is het voorgestelde beleid wel streng genoeg om de problemen waarin de Belgische collega's zijn beland, te voorkomen? En waarom heeft hij niet een reclameverbod ingesteld?

Handelingen I 2018-2019, nr. 17 item 8 - blz. 6

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De minister zei eerder al: we gaan het anders doen dan andere landen. We hebben geleerd van hoe het in andere landen is gegaan, dus we hebben een steviger beleid. Kan de minister dan uitleggen waarom hij niet tegelijkertijd ook voorstelt om een advertentieverbod in te voeren? Je ziet juist in België en Italië tot wat voor praktijken dat leidt, die vrijwel zeker een opstuwend effect in gebruik hebben. Waarom leren we die les dan ook niet en gaan wij het anders doen?

Handelingen I 2018-2019, nr. 18 item 7 - blz. 19

Minister Dekker:

Wat ik zelf ingewikkelder vind, zijn de moties van de heer Van Dijk en van mevrouw Strik, omdat die eigenlijk een algeheel reclameverbod afkondigen. Ik denk echt, ook op basis van wat we elders in Europa zien, dat daarmee de kanalisatie ernstig in gevaar wordt gebracht. Als de kanalisatie ernstig in gevaar wordt gebracht, dan komt ons hele verhaal van het handhaven van het hopelijk kleinere restant illegalen ook op de helling te staan. Ik zou de Kamer willen meegeven, zowel de heer Van Dijk als mevrouw Strik en alle andere ondertekenaars van deze motie, dat ik er heel strak op zal zitten. Ik wil kijken hoe de kanalisatie zich gaat ontwikkelen, hoe ook spelersaantallen zich gaan ontwikkelen, of er inderdaad sprake is van werving, en zo ja, hoeveel. We willen toch vooral inzetten op het wegtrekken van mensen bij het illegale aanbod naar het legale aanbod toe. Ik wil ook een vinger aan de pols houden — dat kan straks ook, als we meer kunnen doen op het gebied van verslavingspreventie — wat dat betekent voor probleemgevallen. Dat betekent dan ook dat als we zeggen "dit gaat niet goed, reclame is toch netter werven dan we van tevoren hadden gedacht", je aan die knoppen kan draaien. Dat beloof ik de Kamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkoppeling over de privacy van slachtoffers in de media (35.300 VI) (T02937)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de 50PLUS-fractie, toe om een terugkoppeling te geven van de gesprekken met journalistieke organisaties en het symposium dat wordt georganiseerd door het Fonds Slachtofferhulp om aandacht te vragen voor de privacy van slachtoffers in de media.


Kerngegevens

Nummer T02937
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Brief
Categorie brief/nota
Onderwerpen media
slachtoffers
privacy
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2020 (35.300 VI)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2019/20, 35 300 VI, AR, p. 2.

De leden van de 50PLUS-fractie:

[…]

Wat betreft de bescherming van privacy van slachtoffers buiten het strafproces, specifiek als het gaat om de bescherming van hun privacy in de media, merkt u op dat, zodra de coronacrisis dit weer mogelijk maakt, een symposium wordt georganiseerd door het Fonds Slachtofferhulp en gesprekken zullen worden gevoerd met diverse journalistieke organisaties. Is het mogelijk om hierover een terugkoppeling te krijgen?

Kamerstukken I 2019/20, 35 300 VI, AR, p. 3.

Minister Dekker:

[…]

Tevens vragen de leden van uw Kamer om een terugkoppeling van de gesprekken die zullen worden gevoerd met diverse journalistieke organisaties en het symposium dat wordt georganiseerd door het Fonds Slachtofferhulp om aandacht te vragen voor de privacy van slachtoffers in de media. Ik zal aan dit verzoek gehoor geven en u te zijner tijd informeren over de uitkomsten. Vanwege de corona-maatregelen is de planning van dit traject voorlopig nog onzeker.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verdragen en constitutionele toetsing (35.300 VI) (T03033)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker, toe om, zodra er een kabinetsvoorstel over constitutionele toetsing komt, expliciet in te gaan op de aanbevelingen van de commissie-Remkes over constitutionele toetsing en internationale verdragen.


Kerngegevens

Nummer T03033
Status voldaan
Datum toezegging 10 maart 2020
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen constitutionele toetsing
Staat van de rechtsstaat
Staatscommissie parlementair stelsel
verdragen
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2020 (35.300 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 32.

Minister Dekker:

[…]

Mijn punt is dus: als wij ons eenmaal internationaal aan bepaalde afspraken committeren, moeten we er niet gek van opkijken dat we daar door nationale rechten aan worden gehouden. Mijn punt is dat het bij Urgenda niet alleen maar ging om een meer of minder extensieve uitleg van het EVRM. Er kwam iets heel wezenlijks bij. De rechter hield ons aan klimaatdoelstellingen waarop we onszelf in internationaal verband hadden vastgelegd. Dat is misschien ook een belangrijk verschil met heel veel andere uitspraken en arresten die er zijn geweest. De vraag is wat dit nu betekent voor heel veel andere zaken. Dat is nog maar zeer de vraag. Het kabinet kijkt daarnaar, maar het zou te voorbarig zijn om daar nu op vooruit te lopen. De Urgenda-uitspraak is weer een andere dan de stikstofuitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State of bijvoorbeeld de recente uitspraak van de rechter in de SyRI-zaak.

Voorzitter, ik rond dit onderdeel af. Een gesprek over de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat is goed, maar wel op inhoud, zakelijk en respectvol.

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 34.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Waardering richting de minister voor zijn heldere toon en ook de heldere stellingname die hij heeft ten aanzien van de rechtspraak en zijn verdediging daarvan, ook waar met allerlei kwalificaties wordt gesmeten die de rechtsstaat niet bouwen maar ondermijnen, om een linkje te maken naar de vorige afdeling. Maar de minister heeft wel een aantal dingen gezegd die tot nadenken stemmen. Die zien op rechterlijke toetsing van internationale verdragen. Tegelijkertijd is het kabinet aan het onderzoeken op welke wijze het gevolg zal geven aan de aanbevelingen van de commissie-Remkes, ook inzake constitutionele toetsing. Wil de minister toezeggen dat op de noties die hij hier maakt, specifiek zal worden ingegaan bij de afweging die het kabinet maakt rondom constitutionele toetsing en dat we die ook terugzien?

Minister Dekker:

Zeker, zonder op die uitkomst vooruit te lopen, want dit is een ingewikkeld debat en ik weet ook dat partijen hier verschillend in zitten. Ook voor mij persoonlijk is het wikken en wegen: waar doe je verstandig aan. Ik denk dat we dat debat ook hier uitvoerig zullen hebben zodra er een voorstel komt van het kabinet, want ik voorzie zomaar dat dat hierop grote belangstelling kan rekenen. Ik zal deze punten daarin meenemen en zorgen dat ze daarin aan de orde komen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 46.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

[…]

De waarde van de grondbeginselen van onze rechtsstaat, en daarmee ook de trias, kan niet genoeg worden onderstreept. Mijn waardering voor de inzet van het kabinet in dezen en de heldere taal die daarin geklonken heeft, vanavond en ook eerder. Dank voor de toezegging om bij constitutionele toetsing, de bespreking daarvan in het licht van het rapport van de commissie-Remkes, expliciet in te gaan op de positie daarin van verdragen in de Grondwet en de effecten die constitutionele toetsing kan hebben. De minister heeft met bevlogenheid betoogd hoe kostbaar en kwetsbaar de rechtsstaat kan zijn en verwees naar Polen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging WODC-rapport Geschilbeslechtingsdelta 2020 (35.300 VI) (T03034)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker, toe om de Kamer het WODC-rapport ‘Geschilbeslechtingsdelta’ te sturen met daarin het verloop van juridische problemen van burgers in de afgelopen vijf jaar.


Kerngegevens

Nummer T03034
Status voldaan
Datum toezegging 10 maart 2020
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen griffierechten
Staat van de rechtsstaat
toegang tot de rechter
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2020 (35.300 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 3, p.17.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

[…]

Bij het bestuderen van de begroting zijn er een aantal elementen opgekomen waar mijn fractie ook graag over van gedachten wisselt met de ministers. Ik begin met de toegang tot het recht. Deze Kamer heeft de motie-Backer aangenomen, in welk kader de stelselwijziging van de gefinancierde rechtsbijstand het geëigende wetgevingstraject zal doorlopen. De minister heeft toegezegd die motie uit te voeren. Ik ben daar blij mee, maar het zal nog wel even duren voordat we zover zijn. In de tussentijd lopen de pilots, zoekt de minister naar het meest passende stelsel en heeft hij met de inzet van 73 miljoen gepoogd de ergste nood voor de sociale advocatuur te lenigen. De fractie van de ChristenUnie onderstreept het belang van een goed werkend stelsel en ziet van een heel aantal pilots de meerwaarde. Maar wij missen in de huidige studies een belangrijke vraag. Is er nu goed zicht op wie belemmerd wordt in de toegang tot het recht, en op welke terreinen zich dat afspeelt?

Neem bijvoorbeeld de daling van het beroep op de rechter in ontslagzaken. Komt dat door wetgeving, door de eigen bijdrage, door de conjunctuur of door belastingzaken, waar de daling ook fors was in de afgelopen jaren? Aan de proceshouding van de overheid lag dat helaas niet. Als er financiële maatregelen worden getroffen door het kabinet, is iedereen er altijd snel bij met allerhande koopkrachtplaatjes. Voor de toegang tot het recht zou mijn fractie een soortgelijk terugkerende scan wenselijk vinden, ook om in beeld te krijgen waar nu echt de belemmeringen zitten. Bij bijvoorbeeld mensen die net niet in aanmerking komen voor rechtsbijstand, zoals de lagere middenklasse. Een groep waarvan het al wel zeker is, is die van kleine ondernemers binnen het mkb. Dan gaat het om de kleinere vorderingen. Ik weet dat de minister ten aanzien van de griffierechten voor burgers en de kleinere vorderingen van ondernemers een verschuiving voorstelt die de toegang tot het recht bevordert. Maar heeft hij in beeld hoe ons stelsel uitwerkt voor bedrijven in het mkb, voor kleine ondernemers? Neem bijvoorbeeld het griffierecht in de Yukoszaak. Dat staat in het geheel niet in verhouding tot de inzet die ermee gemoeid was. Maar andersom blijven kleine ondernemers op dit moment nog weg, vanwege de hoogte van het griffierecht. Ik zie kansen voor de minister om de toegang tot het recht te verbeteren op dit punt. Maar ook hier begint het met de feiten op orde brengen, die analyseren en zo voldoende scherp te hebben waar ondernemers, consumenten en burgers in andere zaken te veel worden belemmerd bij het zoeken naar recht. Ik hoop dat toekomstige wetsvoorstellen op dit punt een passende oplossing bieden en sterk zijn onderbouwd. Ik zou van de minister graag een toezegging krijgen over dat inzichtelijk krijgen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 36, 37.

Minister Dekker:

Mevrouw Bikker vroeg — daarom beantwoord ik dit even helemaal aan het begin — of ik nu een beeld heb van waar de belemmeringen zitten als het gaat om de toegang tot het recht. Zij vraagt eigenlijk om een soort "toegang tot recht"-scan. Op dit moment weten wij het wel voor een aantal deelterreinen. Er is onlangs een recent onderzoek verricht door het WODC naar de toegang tot het recht voor het midden- en kleinbedrijf. Daar valt echt nog wel een wereld te winnen. Op een aantal andere onderdelen zal dat ook wel het geval zijn. Het WODC brengt elke vijf jaar in beeld hoe mensen met juridische geschillen omgaan, welke wegen ze bewandelen of juist niet, wat daarvoor de achterliggende redenen zijn en tot welk resultaat dat heeft geleid. Dit onderzoek is eind dit jaar gereed. Normaal gesproken sturen we dat altijd naar de Tweede Kamer, maar ik kan me voorstellen dat dat onderzoek ook bij u tot veel interesse leidt. Ik zal het dus ook aan uw Kamer toesturen. Dat onderzoek wordt iedere vijf jaar gedaan. We doen het nu en we doen het weer in 2025. Dat biedt ook kansen om te kijken of een aantal van de grote stelselherzieningen waarmee we bezig zijn, een positief effect hebben.

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 46.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

[…]

Dan de toegang tot het recht. De ChristenUnie-fractie wil precies weten waar het knelt. Ik ben er blij mee dat er een vijfjaarlijks WODC-rapport komt dat dat inzichtelijk maakt. Dat onderstreept nog maar eens het betoog van de heer Rombouts dat het ertoe doet dat mensen hier langer zitten, want ik wist niet dat dat WODC-rapport eens in de vijf jaar kwam en voor een volgende vijf jaar ben ik gewaarschuwd. Ik heb dat rapport, de oude studie uit 2014, er wel even bij gepakt. De Geschilbeslechtingsdelta heet het. Als ik het goed zie, gaat dat alleen over burgers. Dat is belangrijk, want dat zijn de allereerste rechtszoekenden. Nu is er net een studie naar het mkb gedaan, dus ik hoef nu geen nieuwe studie voor alles. Maar voor een volgende ronde, en dat is pas in 2025, zou ik, ook al hechten we aan de woorden van de heer Rombouts dat we niet weten waar we dan staan met z'n allen, toch de minister willen vragen om dan ook te betrekken hoe voor ondernemers en met name het mkb de toegang tot het recht nou precies uit werkt. Ik zie de inzichten van deze studies graag, voor zover mogelijk, al bij het wetsvoorstel ten aanzien van de griffierechten.

Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 58.

Minister Dekker:

[…]

Mevrouw Bikker vroeg naar de WODC-onderzoeken. Ja, zeker, dat zijn nu aparte, maar ze worden wel allemaal herhaald. Dat betekent dat die twee onderzoeken over vijf jaar weer terugkomen. We kunnen altijd kijken of we die kunnen samenpakken. Ik ga daarover in gesprek met het WODC.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rapporteren aan de Eerste kamer over de structurele inzet van vrijwilligers (35.122) (T03092)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat hij binnen een redelijke termijn zal rapporteren aan de Eerste kamer over de structurele inzet van vrijwilligers.


Kerngegevens

Nummer T03092
Status voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Dienst Justitiële Inlichtingen
Vrijwilligers
vrijwilligerswerk
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 17

De heer Dittrich (D66):

Een korte vraag nog over het vrijwilligerswerk. In het regeerakkoord is specifiek opgenomen dat er gestructureerd vrijwilligerswerk geregeld moet worden in dit kader. Is dat er ook bij de dienst DJI of andere aanpalende organisaties, zodat vrijwilligers beter en gestructureerder ingezet kunnen worden?

Minister Dekker:

Ja, dat is er. Een prachtig initiatief overigens. Onlangs was ik bij een van de instellingen in Capelle waar ondernemers uit de buurt bij toch wel relatief zwaar gestraften zeggen: kom je laatste jaar maar alvast bij mij werken; dan neem ik je onder mijn vleugels. Echt prachtig mooi. En als iets de kans op herhaling verkleint, dan weten we dat het de structuur is die werken en een baan biedt aan het einde van een straf. Dat is heel erg op basis van vrijwilligheid. Dus dat zijn initiatieven die ik heel graag voortzet. We hebben ook het subsidiekader dat wij voor dit soort vrijwilligersinitiatieven hebben dusdanig aangepast dat het heel goed past in de lijn van dit wetsvoorstel, zodat zij een bijdrage kunnen leveren aan die re-integratie en aan die persoonsgerichte aanpak.

De heer Dittrich (D66):

Weten organisaties en bedrijven dan ook dat dit bestaat? Hoe is de communicatie vanuit de overheid om dit breder bekend te maken?

Minister Dekker:

De instellingen die hier actief op zijn of zouden kunnen zijn, weten hiervan. Ik zie dat ook aan de aanvragen die bij ons binnenkomen. Ik zal nog eens kijken of we een bredere groep van instellingen weten te bereiken die zegt: ik wil best wel wat doen voor deze doelgroep, die maatschappelijk misschien toch iets van een vlekje of een stempeltje heeft. Want als deze mensen een beetje hulp kunnen krijgen bij hun terugkeer, dan helpt dat natuurlijk enorm.

De voorzitter: De heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter, kort. Om dat concreter te maken, kan de minister dan toezeggen dat hij daarover aan de Kamer rapporteert binnen een redelijke termijn?

Minister Dekker:

Ja, dat zal ik doen. Ik kom daar straks ook nog op terug. Dit wetsvoorstel vloeit voort uit de visie op het gevangeniswezen, maar er zit ook heel veel beleid in dat niet in regelgeving kan worden gevat. Ik zeg uit mijn hoofd: vóór de zomer? Na de zomer? Ik kijk even. Er wordt geknikt bij "vóór de zomer". Dan bericht ik de Tweede Kamer erover, maar ik kan u natuurlijk daarvan een afschrift sturen. Of liever, dubbele verzending; ik zal u op de hoogte stellen. Dan weet u hoe ook dit wetsvoorstel past in een breder verhaal rond onder andere naar herstel en vrijwilligerswerk gaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Eerste Kamer informeren over de implementatie van de wet (35.122) (T03093)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe dat hij Eerste Kamer informeert over de implementatie van de wet en zoals die eruit zal gaan zien.


Kerngegevens

Nummer T03093
Status voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 mei 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen implementatie
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Uit de stukken

Handelingen II 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 18

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Een korte vraag over de implementatie. Ik heb gisteren ook in mijn bijdrage aangegeven dat de reclassering wel zorgen heeft over die datum van 1 mei omdat mede door de coronacrisis wat vertraging is opgelopen bij de aansluiting van systemen, hoe de verloven eruit gaan zien, et cetera, et cetera. Kunt u daar iets over zeggen? En kunt u ook toezeggen dat u de Kamer informeert over de implementatie en zoals die eruit zal gaan zien?

Minister Dekker:

Dat laatste zeg ik onmiddellijk toe. En wat dat eerste betreft, we zitten met z'n allen om de tafel. Voor mij is het belangrijk dat dit goed loopt. Als daar iets meer tijd voor nodig is of als we er achter komen dat het in de komende maanden toch wat begint te knellen: het is niet in beton gegoten, maar ik vind het wel goed dat we ook een beetje tempo erin houden. Daarom houden we nu vast aan die 1 mei. Weet, ik heb nog twee toetsen, twee reviews, staan waarmee we, voordat we de omslag gaan maken, kijken of we daar klaar voor zijn. Dus er zijn ook nog mogelijkheden, als we toch zeggen dat er nog grote knelpunten zijn, dat we dan even aan de rem trekken. Dat doe ik overigens ook in goed overleg met deze organisaties.

In de richting van mevrouw Veldhoen en de heer Dittrich zeg ik, ook als het gaat om lagere regelgeving, dat AMvB's en regelingen nu allemaal in de maak zijn. Die moeten klaar zijn voor 1 mei, dus dat moet ook goed op de rit staan.

Dan waren er vragen over hoe het nou zit met de di-component, in samenwerking met onder andere reclassering en gemeenten. De heer Rietkerk vroeg daarnaar, mevrouw Bikker overigens ook. We hebben dat bestuurlijk akkoord gemaakt. Ik vind het gewoon heel goed dat verschillende instanties niet alleen maar de intentie uitspreken maar ook een aantal concrete afspraken daarin maken. Daarin worden bijvoorbeeld handreikingen gedaan hoe je hiermee omgaat. Daarin wordt gewerkt met regionale teams om zo lokale ondersteuning te bieden. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken of de verstrekking van ID-bewijzen kan worden vereenvoudigd omdat we weten hoe belangrijk dat is. Zonder IDbewijs kan je ook geen woning krijgen. Zo zijn we bezig met al die instanties om dat beter te maken. In de voortgangsrapportage die ik voor het zomerreces aan de Tweede Kamer stuur, maar dus nu ook aan uw Kamer, zal ik er ook nader op ingaan hoe het daarmee staat.

Er werd gevraagd hoe het dan zit met de financiële paragraaf die daarbij hoort. De heer Jansen maakte daar geloof ik een opmerking over. Er zijn de zogeheten Van der Staaijmiddelen in gestopt, 2,5 miljoen euro per jaar structureel. Daarnaast zijn er gelden die in het kader van de Wmo kunnen worden ingezet, even los natuurlijk van de reguliere taken die gemeenten bijvoorbeeld hebben om te voorzien in goede schuldhulpverlening, bijstandsverlening en noem maar op. Dit is niet alleen maar een kwestie van iets wat geld kost. Als je het goed doet, en als we hiermee een hoop ellende kunnen voorkomen — dat houd ik ook iedere keer gemeenten weer voor — dan besparen we daarmee maatschappelijke kosten en een hoop ellende.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer ingaan op de financiering van de keten (35.122) (T03094)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA), toe dat hij de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer zal ingaan op de financiering van de keten.


Kerngegevens

Nummer T03094
Status voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen financiering
voortgangsrapportage
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 18-19

Minister Dekker:

(…)

Dan waren er vragen over hoe het nou zit met de di-component, in samenwerking met onder andere reclassering en gemeenten. De heer Rietkerk vroeg daarnaar, mevrouw Bikker overigens ook. We hebben dat bestuurlijk akkoord gemaakt. Ik vind het gewoon heel goed dat verschillende instanties niet alleen maar de intentie uitspreken maar ook een aantal concrete afspraken daarin maken. Daarin worden bijvoorbeeld handreikingen gedaan hoe je hiermee omgaat. Daarin wordt gewerkt met regionale teams om zo lokale ondersteuning te bieden. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken of de verstrekking van ID-bewijzen kan worden vereenvoudigd omdat we weten hoe belangrijk dat is. Zonder IDbewijs kan je ook geen woning krijgen. Zo zijn we bezig met al die instanties om dat beter te maken. In de voortgangsrapportage die ik voor het zomerreces aan de Tweede Kamer stuur, maar dus nu ook aan uw Kamer, zal ik er ook nader op ingaan hoe het daarmee staat.

(…)

De heer Rietkerk (CDA):

Kan de minister bij die voortgangsrapportage juist op dit element ingaan, dus de financiering van de keten, niet alleen omdat de programma's toch anders zijn. Dus de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering, maar ook gemeenten en woningbouwcorporaties, omdat die ook in een bepaalde financiële situatie zitten, anders dan toen het bestuursakkoord werd ondertekend. En kan de minister ook in het voortgangsbericht op de inverdieneffecten ingaan?

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Ik zal kijken tot op welk niveau. Er zitten heel veel raakvlakken, de wereld is inderdaad veranderd en ik ken de ingewikkelde financiële situatie van gemeenten. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat we ook als kabinet extra hebben geïnvesteerd in schuldenproblematiek en dat we onlangs nog extra hebben geïnvesteerd in huisvesting, juist ook voor kwetsbare groepen, voor dak- en thuislozen. In principe ben je dat als je uit de gevangenis komt en je geen dak boven je hoofd hebt. Dus ik zal daarop ingaan, maar dan trek ik het even breder naar wat we, ook los van justitie, op verschillende terreinen doen, waar we juist een impuls hebben gegeven op dit soort zaken.

Handelingen I, nr. 32, item 9, blz. 6

Minister Dekker:

(…)

De heer Rietkerk vroeg naar het bestuursakkoord en de voortgangsrapportage. Ik zal daarop ingaan. Het is een beetje puzzelen; die komen beide ergens binnen nu en twee à drie weken. Volgens mij kunnen zijn wensen daar goed in verweven worden. Wij kunnen ook even laten zien hoe het financieel uitpakt, niet alleen maar in de afspraken, maar ook in wat het vraagt van organisaties.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging De uitkomst van het overleg met de minister van BZK inzake ketensamenwerking en nazorg delen met de Eerste Kamer (35.122) (T03095)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker, toe dat hij de uitkomst van het overleg met de minister van BZK in het kader van ketensamenwerking en nazorg, en dan met name de problematiek van het gebrek aan geschikte woonruimte, zal delen met de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03095
Status deels voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ex-gedetineerden
ketensamenwerking
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
nazorg
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Opmerking

Zie ook het nader memorie van antwoord, p. 11-12.

Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 18-19

De heer Rietkerk (CDA):

Kan de minister bij die voortgangsrapportage juist op dit element ingaan, dus de financiering van de keten, niet alleen omdat de programma's toch anders zijn. Dus de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering, maar ook gemeenten en woningbouwcorporaties, omdat die ook in een bepaalde financiële situatie zitten, anders dan toen het bestuursakkoord werd ondertekend. En kan de minister ook in het voortgangsbericht op de inverdieneffecten ingaan?

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Ik zal kijken tot op welk niveau. Er zitten heel veel raakvlakken, de wereld is inderdaad veranderd en ik ken de ingewikkelde financiële situatie van gemeenten. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat we ook als kabinet extra hebben geïnvesteerd in schuldenproblematiek en dat we onlangs nog extra hebben geïnvesteerd in huisvesting, juist ook voor kwetsbare groepen, voor dak- en thuislozen. In principe ben je dat als je uit de gevangenis komt en je geen dak boven je hoofd hebt. Dus ik zal daarop ingaan, maar dan trek ik het even breder naar wat we, ook los van justitie, op verschillende terreinen doen, waar we juist een impuls hebben gegeven op dit soort zaken.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank aan de minister voor zijn uitleg ten aanzien van het bestuurlijk akkoord. De minister had schriftelijk al de toezegging gedaan om in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Wonen. Ik had de minister ook gevraagd om de uitkomst van dat overleg ook met deze Kamer te delen. Dat zou ik op prijs stellen omdat dat juist heel erg raakt aan wat de heer Rietkerk net zei en wat ik met hem deel.

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Voor een deel is dat de minister van BZK, maar ook de staatssecretaris van VWS, die natuurlijk vanuit de kwetsbare groepen betrokken is.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging In de voortgangsrapportage aan de TK die ook aan de EK wordt gestuurd meer feitelijke informatie verstrekken over Tweede Kamermotie nr 21 Van Nispen / Van den Berge (35.122) (T03096)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen, toe dat hij in de voortgangrapportage aan de TK die ook aan de EK wordt gestuurd meer feitelijke informatie zal verstrekken over de motie nr 21 Van Nispen/ Van den Berge inzake het jaarlijks rapporteren over de resultaten van de voorgestelde verbeteringen bij het werken aan re-integratie.


Kerngegevens

Nummer T03096
Status voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Herstelactiviteiten
slachtofferbegeleiding
slachtoffers
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Uit de stukken

Handelingen I, nr. 31, item 3, blz. 19

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. Wat is dat toch bij die wetsvoorstellen — zoals de afgelopen jaren wel vaker gebeurd is — dat de naam blijkbaar daadkracht en stoerheid moet uitstralen? Straffen en beschermen: vooral straffen vooropstellen. Maar we spreken hier toch met de minister voor Rechtsbescherming? Beschermen wat beschermd moet worden, moet wat de SP betreft vooropstaan als doel en straffen kan daarbij een middel zijn om dat doel te bereiken. Wij vragen ons oprecht af: vanwaar toch steeds dat geveinsde stoer doen door ook in dit wetsvoorstel in naam het straffen weer voorop te stellen? Deelt de minister de mening van de SP-fractie dat beschermen het doel is en dat straffen daar een middel bij kan zijn?

Voorzitter. Recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen. Dit adagium van de SP zal de minister bekend in de oren klinken: beschermen doet voorkomen. En misschien was dat ook wel een betere naam geweest voor dit wetsvoorstel: beschermen en voorkomen. Daar gaat het immers om. En wat naadloos aansluit bij het wetsvoorstel beschermen en voorkomen — zo noem ik het maar even voor mezelf — is het streven van de minister om vanaf dag één met gedetineerden aan re-integratie te gaan werken. Goed dat de minister van deze langgekoesterde en uitgesproken wens van de SP nu werk zegt te gaan maken. Ik denk dat de aangenomen moties en amendementen in de Tweede Kamer het wetsvoorstel aanzienlijk hebben kunnen verbeteren.

Over het punt van de moties wil ik nog wel opmerken dat de minister wat zuinig overkomt met de wijze van uitvoering van de aangenomen moties, getuige zijn brief van 18 december 2019 over de uitvoering van de aangenomen moties, terwijl die uitvoering juist zo cruciaal is. Laat ik er twee moties uitlichten en om een nadere toelichting vragen. Als eerste de motie van SP en GroenLinks, Van Nispen/Van den Berge, onder nr. 21. In die motie wordt gevraagd om jaarlijks te rapporteren over de voortgang inzake de genomen maatregelen ter verbetering van de re-integratie van gedetineerden en om daarbij — heel belangrijk — ook het draagvlak onder het personeel te betrekken.

Het antwoord van de minister is, ik citeer: "Aan dit verzoek voldoe ik door hierover te rapporteren in de jaarlijkse, voor de zomer te verzenden voortgangsrapportages over mijn visie op gevangenisstraffen en dit onderwerp mee te nemen in de onderzoekprogrammering van het WODC." Dat doet mij een beetje aan mijn bestuurderstijd denken.

Maar, zo zeg ik tegen de minister: in de motie wordt om feitelijke informatie uit de praktijk gevraagd en niet om de visie van de minister daarop. Dat kan een misverstand zijn, maar mijn vraag is toch of de minister de gevraagde informatie ook gaat leveren en dan ook op een duidelijke wijze, dus als een apart punt, duidelijk terug te vinden en voldoende feitelijk. Kan de minister toezeggen dat dit zo zal gaan gebeuren? Mijn volgende vraag is waar deze motie dan een plaats vindt in het onderzoeksprogramma van het WODC. Alleen de evaluatie na vijf jaar afwachten is wat ons betreft geen optie. Als er eerder ingegrepen moet worden, moet dat eerder kunnen.

Dan als tweede de motie van SP en CDA, de motie-Van Nispen/Van Toorenburg, onder nr. 23. In die motie wordt de regering opgeroepen erop toe te zien dat aan alle gedetineerden arbeid wordt aangeboden en dat arbeid in beginsel een wezenlijk deel uitmaakt van het dagprogramma, gelet op de voorgenomen wijziging van het recht op arbeid.

In reactie op de aangenomen motie zegt de minister dat in ieder p.i.-complex werk voorhanden is. Dat vind ik belangrijk, maar dan vraag ik een nadere duiding. Begrijp ik het goed dat de minister schrijft: in ieder p.i.-complex is werk voorhanden, zodat iedere gedetineerde ook arbeid kan verrichten? Dit behoudens op medische gronden of gedetineerden in arrestantenregime, zoals de minister zelf aangeeft. Dat gedetineerden moeten werken om weer een arbeidsritme te krijgen staat voor de SP buiten kijf. Zo gaat dat in de gewone wereld buiten ook, dus het is zaak dat dit goed geregeld is. Daarom graag een duidelijk antwoord van de minister op dit punt: op ieder p.i.-complex kan arbeid worden verricht.

(…)

Handelingen II, nr. 32, item 2, blz. 21

Minister Dekker:

(…)

Ik doe de volgende vraag nu toch, want anders komt de heer Janssen daar zeker op terug. Hij noemde specifiek twee moties. De ene hebben we gehad. De andere, de motie op stuk nr. 21, gaat over de voortgang. Hij wil echt feitelijke informatie hebben. Ik zeg dat toe. Dat komt in de voortgangsrapportage waarvan inmiddels is toegezegd dat die ook naar de Eerste Kamer wordt gestuurd.


Brondocumenten


Historie