Rappelabele toezeggingen minister voor Medische Zorg en Sport (2017-2021) (Rappel voor juli 2018)



Dit is het rappel tot 02-07-18.

 




Toezegging Onderzoek nabestaanden (34333, C) (T02403)

De minister van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Oomen-Ruijten, informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar nabestaanden die als gevolg van het overlijden van de partner niet meer verdragsgerechtigd zijn, omdat zij een niet-wettelijk nabestaandenpensioen ontvangen. 


Kerngegevens

Nummer T02403
Status voldaan
Datum toezegging 14 februari 2017
Deadline 1 juli 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Kamerleden M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie brief/nota
Onderwerpen nabestaanden
nabestaandenpensioen
verdragsgerechtigden
Kamerstukken Grensoverschrijdende zorg (34.333)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2016/2017, 34 333, C, p. 5

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor de situatie van nabestaanden. Het komt voor dat een verdragsgerechtigde als gevolg van het overlijden van de partner de status van verdragsgerechtigde verliest. Dit gebeurt als de nabestaande een niet-wettelijk nabestaandenpensioen ontvangt. Niet-wettelijke nabestaandenpensioenen zijn namelijk niet opgenomen in Bijlage XI van Verordening (EG) nr. 883/2004. Bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd herkrijgt de nabestaande de status van verdragsgerechtigde. De leden van het CDA vragen of het nabestaanden-/bedrijfspensioen ter voorkoming van deze ongewenste switch ook kan worden opgenomen in Bijlage XI.

De regering is bereid de wenselijkheid van dit verzoek nader te onderzoeken. Aangezien dit onderwerp buiten de orde van het voorliggende wetsvoorstel valt, zal uw Kamer separaat over de uitkomst van dit onderzoek worden geïnformeerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Regie eerstelijnszorg (34.775) (T02504)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth (PvdA), toe een brief over regie en coördinatie in de eerstelijnszorg naar de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02504
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister voor Medische Zorg en Sport
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen coördinatie
eerstelijnszorg
regie
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 6

Mevrouw Barth (PvdA): Dan de eerste lijn in de gezondheidszorg. We naderden elkaar heel dicht, maar ik hoorde net niet de paar toverwoorden waar ik echt blij van zou zijn geworden, namelijk: regie, coördinatie en een heel proactieve houding. Ik heb er even aan gedacht om daarover een motie in te dienen, maar dat zou weer geen rechtdoen aan de mate waarin de minister-president mij in de eerste termijn tegemoetgekomen is. Daarom vraag ik de minister-president of hij ons hierover een brief zou willen sturen, waarin hij zou kunnen aangeven hoe de regie in, en de coördinatie op die eerste lijn in de zorg eruit gaat ziet. Dan geef ik de minister-president ook maar even mee: ik heb hem in zijn eerste termijn drie, vier, misschien wel vijf keer horen zeggen dat hij geen brieven aan ons wil sturen, want dat zou het ambtelijk apparaat te veel belasten. Ik moet eerlijk bekennen dat ik dat een storend vlekje op de hoge kwaliteit van de beantwoording van de minister-president vond. Want zeker hier in de Eerste Kamer zijn wij voor onze informatievoorziening toch echt voor een groot deel afhankelijk van het kabinet. En de ambtelijke ondersteuning die het kabinet heeft, is toch echt vele, vele, vele malen groter dan de ambtelijke ondersteuning die wij in de Eerste Kamer hebben. Dus ik hoop dat de minister-president bereid is om die brief over de coördinatie in de eerste lijn naar ons te sturen.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 13

Minister Rutte: Dan heeft mevrouw Barth ook gevraagd, net in de tweede termijn, om een brief over de coördinatie, c.q. regie op de eerste lijn. Zij heeft gewezen op het belang van samenwerking in de eerste lijn, het bij elkaar brengen van partijen als huisartsen, gemeenten, GGZ-aanbieders et cetera en hoe dit te doen. Zij verzoekt daarbij om een brief. En alhoewel zij volkomen gelijk heeft dat ik geen groot liefhebber ben van het sturen van brieven ga ik hier door de knieën en kan ik toezeggen dat mijn collega's van VWS zo'n brief gaan sturen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kwaliteitsstandaard (33.506) (T02591)

De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Don en Nooren, toe met het veld in gesprek te gaan over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de positie van nabestaanden en artsen, teneinde te komen tot een kwaliteitsstandaard. Het gebruik van de kwaliteitsstandaard zal worden verankerd in een AMvB.


Kerngegevens

Nummer T02591
Status voldaan
Datum toezegging 13 februari 2018
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen artsen
kwaliteitsstandaarden
nabestaanden
orgaandonaties
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 37

Minister Bruins:

Dan de volgende vraag van de SP-fractie. De minister zegt dat de ervaring van nabestaanden een rol krijgt in de veldnorm. Heeft de minister een idee welke plek nabestaanden krijgen in die veldnorm? Gehoord het debat denk ik dat het goed is om nabestaanden bij het formuleren van die veldnorm te betrekken. Ik wil nog even langer nadenken over de vraag wie dat dan precies moeten zijn, na het debatje met mevrouw Nooren. Maar ik denk dat het goed is dat we de nabestaanden daarin een rol geven als de Kamer het wetsvoorstel aanneemt.

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 38

Minister Bruins:

Dan nog een opmerking over de motie. Daar zitten twee verzoeken in. Het ene is, in overleg te treden met het veld. Eigenlijk heeft mevrouw Dijkstra in haar brief naar aanleiding van het debat in eerste termijn een passage opgenomen over wat VWS gaat initiëren, namelijk overleg met het veld. Daaruit komt een resultaat. Als de wens is om dat resultaat in een kwaliteitsstandaard te verankeren, lijkt mij dat een goed idee. Mevrouw Dijkstra zegt nog preciezer dan ik het nu doe dat het belang van het overleg met het veld wel vooropstaat, dat moet eerst. Uiteindelijk leidt dat tot een resultaat, welk resultaat we zouden kunnen verankeren.

[...]

In eerste termijn ging het met name over het begrip "veldnorm", waarbij het veld nogal eng werd gedefinieerd als "de professionals in het veld". Ik begrijp naar aanleiding van deze tweede termijn goed dat het begrip "kwaliteitsstandaard" beoogt om niet alleen het professionele veld, de artsen, maar ook andere partijen daarbij te betrekken. Dat lijkt mij een prima idee, voorzitter

Handelingen I 2017-2018, nr. 19- item 7, blz. 1

Mevrouw Nooren (PvdA):

De Kamerleden hebben er kennis van kunnen nemen dat er in de afgelopen week contact is geweest tussen de griffier en mij over de motie die in tweede termijn is ingediend. Dat is voor mijn fractie aanleiding geweest om de motie aan te passen teneinde volstrekt duidelijk te laten zijn dat wij met de motie beogen om via artikel 23, lid 3 te bewerkstelligen dat de minister met het veld in overleg gaat om een kwaliteitsstandaard op te stellen, die relevant is voor de uitvoeringspraktijk in het kader van de Wet op de orgaandonatie.

Handelingen I 2017-2018, nr. 19- item 7, blz. 13

Minister Bruins:

De oorspronkelijke motie strekte ertoe om in de kwaliteitsstandaard te laten opnemen dat een arts niet overgaat tot orgaandonatie als er geen nabestaanden zijn of als nabestaanden ernstige bezwaren tegen donatie hebben. Ik constateer dat de aangepaste motie nu verzoekt de rolverdeling tussen arts en nabestaanden vast te leggen. De aangepaste motie sluit aan bij mijn eerdere toezegging in de Eerste Kamer. Ik heb daarbij benadrukt dat ik over het ontwikkelen van een kwaliteitsstandaard graag in overleg ga met het veld. Naar mijn mening zijn de wijzigingen niet van dien aard dat het eerdere oordeel over de motie moet worden gewijzigd. Het kabinet laat het oordeel over de motie dus over aan uw Kamer.

Handelingen I 2017-2018, nr. 19- item 7, blz. 14/15

Minister Bruins:

Over de kwaliteitsstandaard zullen we gaan spreken met de artsen, met patiënten, met zorgverzekeraars. Om dat nog eventjes rond te maken: uiteindelijk wordt de kwaliteitsstandaard verwerkt in de ziekenhuisprotocollen. Dus er is een wet. Die geeft aan dat er een AMvB is en de AMvB geeft aan dat er een kwaliteitsstandaard komt. Dat ligt vast. Ik zie wel dat in de toekomst, maar ik wil niet op de zaken vooruitlopen, een kwaliteitsstandaard door de jaren heen kan worden ontwikkeld.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorlichting kwetsbare groepen (33.506) (T02595)

De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Nooren en Strik, toe om in het kader van de voorlichting aan mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden de pilots met een individuele benadering te blijven volgen en bij de ontwikkeling van de voorlichting ook de mensen die de kwetsbare groepen vertegenwoordigen, te betrekken.


Kerngegevens

Nummer T02595
Status voldaan
Datum toezegging 6 februari 2018
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Kamerleden Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen informatievoorziening
kwetsbare groepen
orgaandonaties
voorlichting
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 3, blz. 12

Mevrouw Nooren (PvdA):

Graag een toelichting van de minister hoe hij aankijkt tegen de aanbevelingen uit het WRR-rapport. Is hij bijvoorbeeld bereid het voorstel dat daarin gedaan wordt om mensen actief en persoonlijk te benaderen, over te nemen? Zou er niet — in lijn met de adviezen uit het WRR-rapport — voor de invoering van het wetsvoorstel nader onderzoek, c.q. een pilot nodig zijn om beter zicht te krijgen op de vraag welke manier van voorlichten, informeren en begeleiden effectief is?

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 14

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter, dan nog zal schriftelijke informatie, zelfs als ze wordt aangevuld met audiovisueel materiaal, niet altijd leiden tot een besef van de gevolgen en de mogelijkheid om te kiezen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau, waar al eerder naar verwezen is, waarschuwde onlangs nog voor nieuwe scheidslijnen in onze samenleving.

Niet iedereen begrijpt overheidssystemen en -regelingen, niet iedereen is in staat tot zelfregie en zelfredzaamheid. In sommige situaties zal die bewustwording pas plaatsvinden bij een individuele benadering, bijvoorbeeld een gesprek. Daarin is nu niet expliciet voorzien. Hoe kijken de minister en de initiatiefneemster hiertegen aan en welke beroepsgroep zou hier een rol in kunnen spelen? Zou de huisarts wellichtmensen kunnen bijstaan waarvan hij het vermoeden heeft dat ze de gevolgen van een keuze niet zomaar overzien?

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 56

Minister Bruins:

Er is gevraagd of, in lijn met de adviezen uit het WRR-rapport, voor de invoering van het wetsvoorstel nader onderzoek of een pilot nodig zou zijn om beter inzicht te krijgen in effectieve manieren van voorlichten, informeren en begeleiden. Mijn antwoord zou zijn: voor bepaalde doelgroepen kan een persoonlijke benadering een goede werkwijze zijn, maar om in deze fase een pilot te starten, past niet bij de bij de fase waarin het wetsvoorstel zich bevindt.

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 57

Minister Bruins:

De fractie van GroenLinks, mevrouw Strik. [...] Dan de tweede vraag. Erkent de minister dat individuele benadering, zoals een gesprek, van belang is en welke beroepsgroepen kunnen hierin een rol spelen? Ik heb mij laten vertellen dat die individuele benadering al in pilotvorm in Den Bosch plaatsvindt. Dat gaat voorlopig via de Nederlandse Transplantatie Stichting. Daar heb ik nog geen resultaten van. Maar ik volg dat nauwgezet, want zo'n individuele benadering kan vruchtbaar zijn.

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 5

Mevrouw Nooren (PvdA):

Wat betreft de kwaliteit van de voorlichting heeft mijn fractie nog een vraag aan de minister over de informatieverstrekking aan en ondersteuning van mensen met verminderd "doenvermogen". Voor mensen met een lichtverstandelijke beperking, psychische problemen en/of schulden is in de voorlichting een aanpak op maat nodig, evenals voor de mensen die — zoals de minister in de eerste termijn al aangaf — laaggeletterd zijn of een zintuiglijke beperking hebben. Wij zijn blij met de toezegging van de minister dat deze mensen, indien nodig, individueel benaderd worden en ondersteuning krijgen bij het vastleggen van hun wens wat betreft het donorschap in het Donorregister.

We vinden het goed dat hij bij het ontwikkelen van de voorlichting partijen als Pharos en de Stichting Lezen & Schrijven betrekt, die ervaring hebben met gezondheidsvoorlichting aan mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Het lijkt mijn fractie goed dat ook mensen die de kwetsbare groepen zelf vertegenwoordigen en er dagelijks mee werken, erbij betrokken worden. Mijn fractie denkt daarbij bijvoorbeeld aan Ieder(in), het Landelijk Platform GGZ, de Oogvereniging en MEE NL. Graag een reactie van de minister op dit punt

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 35

Minister Bruins:

Dan de vraag van mevrouw Nooren over de groep met een beperkt doenvermogen. Zij stelt voor om naast partijen zoals Pharos en de Stichting Lezen & Schrijven ook de Landelijke vereniging POH-GGZ erbij te betrekken. Dat lijkt mij prima.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprek nabestaanden (33.506) (T02596)

De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nooren, toe na te gaan welke andere (neutrale) partijen dan artsen een rol kunnen spelen in het gesprek met nabestaanden over het donorschap.


Kerngegevens

Nummer T02596
Status voldaan
Datum toezegging 6 februari 2018
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Kamerleden Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen communicatie
nabestaanden
orgaandonaties
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 7

Mevrouw Nooren (PvdA):

Mijn fractie heeft in de eerste termijn de vrees uitgesproken dat er een situatie kan ontstaan waarin mensen die wel goed in staat zijn om te verwoorden wat zij belangrijk vinden en te onderbouwen wat zij noodzakelijk vinden, de ruimte krijgen om af te wijken van wat opgenomen is in het Donorregister, terwijl mensen met verminderd "denk- en doenvermogen" daar niet toe in staat zijn. Op onze vraag welke waarborgen getroffen kunnen worden om dit te voorkomen, hebben wij nog geen afdoende antwoord gekregen van de initiatiefneemster en de minister. In de zorg kennen we maatschappelijk werkenden en cliëntvertrouwenspersonen die voor patiënten en hun naasten desgewenst beschikbaar zijn om hen voor te bereiden op en bij te staan bij lastige gesprekken met artsen en andere hulpverleners. Het leidt geen twijfel dat een gesprek over donorschap te kwalificeren is als zo'n lastig gesprek. Hoe kijken de minister en de initiatiefneemster aan tegen de optie om in de landelijk op te stellen standaarden en protocollen op te nemen dat er altijd gezorgd moet worden dat er voor de nabestaanden een cliëntvertrouwenspersoon, maatschappelijk werker of een daartoe geëquipeerde verpleegkundige beschikbaar is die de nabestaanden desgewenst kan bijstaan in de gesprekken over het donorschap?

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 35

Minister Bruins:

Dan de vraag over de waarborgen voor mensen met een minder denk- en doenvermogen om af te wijken van het Donorregister. Daarvoor hebben wij overleg met het veld nodig. Daar is mevrouw Dijkstra uitgebreid op ingegaan. Daarbij zullen wij ook de patiëntenorganisaties betrekken. De Nederlandse Transplantatie Stichting werkt met vrijwilligers waar wij misschien ook een beroep op kunnen doen.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Het gaat mij er om dat het belangrijk is dat bij zo'n gesprek— daar ging het over — iemand aanwezig is die er neutraal in zit. Als er mensen van de Nederlandse Transplantatie Stichting of transplantatieverpleegkundigen bij zitten, dan heeft de familie toch het idee dat die mensen een bepaald soort vooringenomen doel hebben. Ik kijk even naar hoe dat is geregeld bij de langdurige zorg. Daar wordt met cliëntvertrouwenspersonen gewerkt, personen die alleen luisterend naast iemand staan en vragen wat die persoon heeft overgehouden van het gesprek, of hij het begrepen heeft en wat hij zou willen vragen. Die personen horen niet bij de club die bezig is om te kijken of mensen bereid zijn tot transplantatie. Dan neem je echt een andere positie in het gesprek in.

Minister Bruins:

Daar ben ik het mee eens. Aan de hand van het debat zojuist met mevrouw Dijkstra zit ik na te denken over welke andere partijen dan artsen een rol zouden kunnen spelen bij zo'n gesprek. Het lijkt mij dat dit de Patiëntenfederatie Nederland of de patiëntenorganisaties zouden kunnen zijn. Misschien is de vrijwilliger van de NTS dan geen goed voorbeeld in alle opzichten. Dit hoort voor mij bij de goede communicatie over het onderwerp. Als de Kamer het wetsvoorstel aanneemt, zal ik moeten zoeken naar hoe wij de informatie goed bij mensen krijgen, ook bij degenen met een beperkter denk- en doenvermogen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoring informatievoorziening (33.506) (T02597)

De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bredenoord, toe door middel van monitoring na te gaan of de informatiecampagne effectief is.


Kerngegevens

Nummer T02597
Status voldaan
Datum toezegging 30 januari 2018
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Kamerleden Prof.dr. A.L. Bredenoord (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen effectiviteit
informatievoorziening
monitoring
orgaandonaties
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 19

Mevrouw Bredenoord (D66):

In het wetsvoorstel staat dat de minister voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet zorgt voor adequate voorlichting. In Wales is voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet een achttien maanden durende campagne geweest met de nadruk op laaggeletterden. Tevens werden wordt voorzien in regelmatige steekproeven door een onafhankelijk en erkend instituut, die laten zien dat 80% van de bevolking voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet goed op de hoogte bleek te zijn van de wetswijziging. Dit zou een manier kunnen zijn om ook in Nederland te peilen of verschillende bevolkingsgroepen voldoende op de hoogte zijn van het voorgestelde ADR. Zo niet, dan zouden de informatiecampagnes nog bijgestuurd kunnen worden zodat daadwerkelijk zo veel mogelijk mensen een bewuste keuze kunnen maken. Graag een reactie van de minister.

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 35

Minister Bruins:

Als de Kamer het wetsvoorstel aanneemt, dan is communicatie niet even het uitrollen en een postertje ophangen. In de periode naar juli 2020 — als dat de invoeringsdatum wordt — zullen wij de communicatie op vele momenten en in vele verschijningsvormen moeten doen. We zullen ook meten wat het effect en wat het resultaat van de voorlichting is.

Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 37

Minister Bruins:

Dan een vraag van mevrouw Bredenoord van de D66-fractie over Wales. Daar werd tijdens de campagne regelmatig een steekproef uitgevoerd die laat zien dat 80% van de bevolking voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet voldoende op de hoogte bleek te zijn van de wetswijziging. Zou zoiets — ik neem aan dat u doelt op monitoring — in Nederland kunnen worden gedaan? Het lijkt mij een goed punt, als u het wetsvoorstel aanvaardt, dat dan die monitoring plaatsvindt, niet alleen tot aan de invoering van de wet, maar ook als de wet is ingevoerd.


Brondocumenten


Historie