Rappelabele toezeggingen minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (Vooruitblik september 2022)



Dit is het rappel vanaf 02-07-22 tot 02-01-23.

 




Toezegging Evaluatie quotumheffing (33.981) (T02130)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Elzinga, toe het instrument 'quotumheffing' twee jaar na de inwerkingtreding te evalueren en de Kamer over de uitkomsten ervan te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02130
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsbeperkingen
arbeidsparticipatie
quotumheffingen
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 6

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan is er een vraag van de SP, die ook breder leeft in de Kamer, namelijk of de regering bereid is om na een jaar of twee de gevolgen voor het gedrag van werkgevers te evalueren voor wat betreft de overige belemmeringen voor de toetreding tot het arbeidsproces. De Kamer zal op meerdere manieren worden geïnformeerd over het gedrag van werkgevers. Zo worden de ervaringen van cliënten, gemeenten en werkgevers met de in- en uitvoering van de participatiewet onderzocht, waaronder de ervaringen met de inzet en het gebruik van de nieuwe instrumenten en voorzieningen. Deze ervaringsonderzoeken komen beschikbaar in 2015, 2017 en 2019 in de monitor en in de evaluatie van de Participatiewet. Van het eventueel activeren van de quotumheffing zegt de SP: wij zouden het fijn vinden om twee jaar nadat die quotumheffing van start is gegaan, een evaluatie te hebben. Welnu, daar kan ik mij wel iets bij voorstellen. Zal ik het zo formuleren? Oké.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 11

De heer Elzinga (SP):

Dan kom ik bij de evaluatie van dit wetsvoorstel over twee jaar en de toezegging die daarover is gedaan. Ik dank de staatssecretaris voor die toezegging. De doelgroep en de mogelijke verdringing daarvan moeten de belangrijkste parameters zijn, maar ook de hoogte van de heffing in relatie tot het gewenste gedragseffect. Om zeker te weten dat wij het over hetzelfde hebben en dat wij hetzelfde willen evalueren, dien ik de volgende motie in. [...] verzoekt de regering vanwege bovengenoemde redenen om de onderhavige wet twee jaar na de inwerkingtreding van de quotumheffing te evalueren en daarbij een aantal aspecten te betrekken, zoals het aantal extra banen voorde doelgroep, het aantal heffingen, de hoogte van de heffing in relatie tot het gedragseffect en de mogelijke verdringing in relatie tot de doelgroepdefinitie, en de beide Kamers van de resultaten van deze evaluatie op de hoogte te stellen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 14

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan kom ik op de motie die is ingediend door de heer Elzinga c.s. Daarin wordt gevraagd om nadat het quotum in werking is getreden, na twee jaar te evalueren hoe dat heeft uitgewerkt. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik denk dat het inderdaad een goed idee is om dan te bekijken hoe dit instrument uitwerkt. Dat heeft gewoon meerwaarde. Ook ik vind dat het goede niet onder het betere moet lijden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tweejaarlijkse rapportages reductie kinderarmoede (34.775, D) (T02973)

De staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Kox (SP, mede namens CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie, PvdD, SGP en OSF), bereid te zijn een kwantitatief streefcijfer in het kader van de reductie van kinderarmoede vast te stellen en zegt toe de tweejaarlijkse rapportages hierover naar de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02973
Status openstaand
Datum toezegging 26 mei 2020
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen armoedebestrijding
kinderarmoede
reductiedoelstelling
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2019/2020, nr. 28, item 10, blz. 1-2

De heer Kox (SP):

Het terugbrengen van armoede onder kinderen in Nederland houdt deze Kamer al lange tijd bezig. Een daarover handelende motie werd in oktober 2018 hier aangehouden, omdat de minister-president ons toen verzekerde dat de regering bezig was met het formuleren van een reductiedoelstelling voor kinderarmoede waar de Kamer ook in 2017 al bij motie om had gevraagd, maar meer tijd nodig had. Die tijd heeft de Kamer aan de regering gegeven. Volgens onze systematiek moet er uiterlijk twee juni over de aangehouden motie uit 2018 door deze Kamer worden besloten. Daarom maken wij vandaag de balans op. Daarbij mag ik spreken namens de fracties van CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie, PvdD, SGP, OSF en mijn eigen SP. Als dat niet "boven de partijen" is, dan weet ik het niet meer. […]

De nu aan de orde zijnde motie en haar voorganger uit 2017 hebben een helder verzoek aan de regering: het formuleren van een kwantitatieve reductiedoelstelling opdat daaraan gekoppeld beleid ter terugdringing van de kinderarmoede beter beoordeeld kan worden en desgewenst bijgesteld. Het goede nieuws is dat het antwoord op die vraag inmiddels bevestigend luidt. […]

In haar brief van 9 april van dit jaar schrijft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ons, in vervolg op een mondeling overleg met deze Kamer begin dit jaar, dat de regering inmiddels wel bereid en in staat is om een kwantitatieve reductiedoelstelling vast te stellen, gelet op de breed levende wens in deze Kamer. Die doelstelling behelst een afname van het aantal kinderen in armoede met 9,2% in 2015 naar 4,6% in 2030. Doorvertaling van deze doelstelling, zo meldt de staatssecretaris, betekent dat het aantal kinderen in armoede aan het eind van deze kabinetsperiode afneemt naar 7,2%. De regering zal op basis van de nu vastgelegde kwantitatieve reductiedoelstelling via tweejaarlijkse rapportages de vinger aan de pols houden en bezien of de ontwikkeling van kinderarmoede de gewenste richting ingaat en of een eventuele bijstelling van het streefcijfer en/of de horizon waarbinnen dit cijfer moet worden bereikt, nodig is. De nu vastgestelde doelstelling betreft Europees Nederland.[…]

Nu de regering alsnog bereid is gebleken te doen wat wij als Kamer willen, is het aan de regering om die belofte in de begroting voor komend jaar concreet in te vullen. In die zin zijn we dus nog op tijd om onze wens verwerkt te krijgen in de beleidsvoornemens van de regering voor komend jaar. Het lijkt dan verstandig om de beoordeling van die concrete kwantitatieve doelstelling in eerste instantie over te laten aan onze collega's in de Tweede Kamer. Daarna kunnen wij er desgewenst ons licht over laten schijnen aan het eind van het jaar, bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen en de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan kunnen wij met de regering het inhoudelijke debat voeren over de concrete invulling van de reductiedoelstelling. Het is belangrijk dat de regering bereid is om, indien nodig, de doelstelling en het tijdpad bij te stellen. Het zal velen in deze Kamer plezieren als de reductie sneller verloopt dan de regering nu als doel stelt. […]

De Kamer ziet de rapportages van de regering en de voorstellen in de begroting met grote belangstelling tegemoet en zal nauwgezet volgen of de gestelde doelen ook gehaald worden en eventueel bijgesteld moeten worden. […] Indien de regering aldus gaat handelen — ik ga ervan uit dat de staatssecretaris dat vandaag, na haar schriftelijke bevestiging, ook nog mondeling toezegt — wordt de hier aangenomen motie uit 2017 deel van het regeringsbeleid en kan derhalve de hier aangehouden motie van 2018 ingetrokken worden. Maar namens de genoemde fracties zie ik natuurlijk eerst uit naar de reactie van de staatssecretaris.

Handelingen I 2019/2020, nr. 28, item 10, blz. 5

Staatssecretaris Van Ark

Maar ik wil vooral benadrukken dat ik heel graag mijn handtekening heb gezet onder wat ik in de brief heb geschreven en wat tot uitdrukking is gekomen in wat er nu voorligt, namelijk een streefcijfer om te laten zien hoe wij kwantitatief uiting gaan geven aan de reductie van kinderarmoede. […] Op heel veel fronten is er dus sprake van vraagstukken op het gebied van kinderarmoede. Dat betekent dus ook dat dit een breed door het kabinet gedragen brief is. Ik dank de heer Kox voor zijn opmerkingen. Misschien kan ik het in die zin kort houden door te zeggen dat ik de keuzes die gemaakt zijn en in de brief staan van harte onderschrijf.

[…]

Als je nergens een lat legt, is het vrij lastig om uiteindelijk te meten waar je staat. Daarom vind ik het van belang om een streefwaarde voor de langere termijn, voor 2030, neer te zetten, maar je moet ook terugrekenen om te kijken waar je staat. De heer Kox gaf al aan: dat gaat ook gebeuren bij de aankomende begroting. We zullen rapportages sturen, dus ieder Kamerlid kan dan kijken of de doelstellingen gehaald worden.

Handelingen I 2019/2020, nr. 28, item 10, blz. 6

De heer Kox (SP):

Na de schriftelijke toezegging en de bevestiging daarvan in de vergaderzaal van de Eerste Kamer, zodat het ook onderdeel wordt van de wetsgeschiedenis, wordt de wens van de Kamer deel van het beleid. Dat vind ik buitengewoon fijn, ook al heeft het wat lang moeten duren. Ik vind het buitengewoon fijn dat de staatssecretaris zegt dat het niet alleen deel wordt van haar beleid, maar ook van het regeringsbeleid. De strijd tegen kinderarmoede is een zaak die de hele regering en het hele parlement aangaat, zo voeg ik daaraan toe. Met de toezegging van de staatssecretaris kan de hele Kamer tevreden zijn. Ik stel voor om de aangehouden motie uit 2018 bij dezen in te trekken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren reactie Europese Commissie over standpunt Tozo-uitkering (35.542) (T03011)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe de Kamer te informeren als de Europese Commissie met reactie komt op het standpunt dat de Tozo-uitkering sociale bijstand betreft.


Kerngegevens

Nummer T03011
Status voldaan
Datum toezegging 10 november 2020
Deadline 1 juli 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen coördinatieverordening
sociale bijstand
tozo
zelfstandigen
Kamerstukken Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake steun- en herstelpakket (35.542)


Uit de stukken

De heer Essers (CDA):

Tot slot, voorzitter, vraag ik nog eenmaal aandacht voor de houding van Nederland ten opzichte van het toekennen van de Tozo aan in België en Duitsland wonende zelfstandigen met een bedrijf in Nederland. Ik heb dat ook al bij de vorige behandeling naar voren gebracht. Volgens Nederland is in casu sprake van een bijstandsuitkering waardoor deze ondernemers niet in aanmerking komen voor de Tozo. Daardoor dreigen deze ondernemers de dupe te worden van een meningsverschil tussen Nederland en de Europese Commissie en het Europees Parlement. Nou kun je natuurlijk gaan procederen, maar aan langdurige procedures hebben deze ondernemers niets in deze coronacrisis. Ik roep de regering dan ook op om haar standpunt in dezen nog eens te heroverwegen. We zijn benieuwd naar de reactie van de bewindslieden.

Staatssecretaris Van 't Wout:

Dan had ik als laatste een CDA-klassieker, zo mag ik wel zeggen, die in ieder debat naar voren komt. Zij maken zich lang druk over de grensondernemers en de Tozo. Daarover is meerdere malen met zowel de Tweede Kamer als uw Kamer gesproken. Het kabinet blijft het standpunt houden dat het uitgangspunt is dat de regels gelden van het land waarin je woont. Landen zijn zelf verantwoordelijk om voor hun inwoners te zorgen voor bijstand in levensonderhoud. We hebben hier al vaker over gewisseld. Ik heb wel in reactie op een aangenomen motie van collega Palland in de Tweede Kamer gezegd dat we blijven monitoren hoe het daarmee gaat. De motie is aangenomen en ik zal de Kamers hierover binnenkort informeren.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. De heer Essers.

De heer Essers (CDA):

Het mag dan om een CDA-klassieker gaan, maar het gaat ook om 3.500 ondernemers, 2.500 in België en 1.000 in Duitsland, die in Nederland hun bedrijf uitoefenen. Het gaat dus wel ergens over. Dit is exact de discussie die u net gevoerd heeft met de heer Kox. Is de Tozo nou een bijstandsuitkering of is het een werkloosheidsvoorziening? Bij een bijstandsuitkering mag Nederland zeggen dat het daar nu niet aan tegemoet hoeft te komen, maar bij een werkloosheidsvoorziening hoeft het dit wel. Daar komt bij dat de TVL, de uitstelregeling voor de belastingen, en de NOW van toepassing zijn. In dit geval zegt u dat het om een bijstandsuitkering gaat. Ik kom tot een vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Heel graag.

De heer Essers (CDA):

Dan is het exact dit punt waarop de wegen uit elkaar gaan lopen. Wij worden erin gesteund door het Europees Parlement. Ik geloof ook dat de Europese Commissie zich in onze richting heeft uitgelaten en dat men het in Europa ziet als een werkloosheidsuitkering. Dan kom je bij het punt van de partnertoeslag en ik noem ook graag de vermogenstoeslag, sorry, partnertoets en vermogenstoets. Die waren er eerst niet in opgenomen, omdat men het inderdaad eerder toch zag als een werkloosheidsvoorziening. Mijn vraag is of we toch op z'n minst mogen constateren dat er sprake is van twijfel. Je kunt er verschillende opvattingen over hebben en beide opvattingen zijn legitiem. In dit geval van crisis zou ik zeggen: in geval van twijfel moet je het voordeel geven aan de ondernemer.

Staatssecretaris Van 't Wout:

Sowieso zijn verschillende opvattingen goed. Daarom zitten wij in de politiek. Het kabinet houdt vol — dit is gebaseerd op de Participatiewet — dat het een bijstandsuitkering is. Ik zal even heel precies schetsen waar wij met Europa staan, want het klopt dat het Europees Parlement vragen heeft gesteld waarop de Commissie heeft gereageerd. De Commissie heeft vervolgens aan ons gevraagd om onze argumentatie toe te lichten. Dat hebben wij inmiddels gedaan. Dat ligt daar. Wij wachten nog op een reactie daarop. In sommige media is weleens gesuggereerd — ik hoor u dat zeker niet zeggen — dat de Commissie heeft gezegd dat wat wij doen, niet klopt. De Commissie heeft ons gevraagd om die toelichting te geven. Zo gaat dat in zo'n proces.

De heer Essers (CDA):

Stel dat de Commissie toch van mening is dat het een werkloosheidsvoorziening is, dan staat de weg naar de rechter nog open, maar daar hebben deze ondernemers heel weinig aan. Die zitten nu in een problematische situatie. Bent u dan van plan om de Europese Commissie te volgen?

Staatssecretaris Van 't Wout:

Les een in de politiek is om nooit op als-danvragen in te gaan. Laten we dit proces nou even rustig en ordentelijk aflopen. Als er wat terugkomt van de Commissie, dan zal ik dat tot me nemen en dan komt het ook tot u. Dan kunnen we daar altijd nog weer over verder praten.



Historie







Toezegging De Kamer spoedig te informeren over het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen en de lagere regelgeving (35.925 XV / 32.043) (T03367)

De Minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van in een commissiebrede brief gestelde vragen, toe de Kamer, met respect voor de staatsrechtelijke verhoudingen en de positie van de Tweede Kamer, zo goed en vroeg als mogelijk te informeren over het wetsvoorstel en de lagere regelgeving.


Kerngegevens

Nummer T03367
Status deels voldaan
Datum toezegging 11 maart 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Brief
Categorie brief/nota
Onderwerpen toekomst pensioenstelsel
Wet toekomst pensioenen
Kamerstukken Begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2022 (35.925 XV)
Toekomst pensioenstelsel (32.043)


Uit de stukken

Kamerstuk 35925 XV / 32043, H, pagina 3

Ik wil uw Kamer graag, met respect voor de staatsrechtelijke verhoudingen en de positie van de Tweede Kamer, zo goed en vroeg als mogelijk informeren over het wetsvoorstel en de lagere regelgeving. Zo zal ik uw Kamer direct informeren over de start van de internetconsultatie van de ontwerpbesluiten, zodat u daar tijdig kennis van kunt nemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Een extra analyse van het garantiebedrag uit te voeren in de monitorrapportage n.a.v. de Wet vereenvoudiging Wajong (35.213) (T03385)

De minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een commissiebrede brief op initiatief van het lid Van Pareren (Fractie-Nanninga), toe in de monitorrapportage een extra analyse te doen van het garantiebedrag.


Kerngegevens

Nummer T03385
Status voldaan
Datum toezegging 4 mei 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden J. van Pareren (Fractie-Nanninga)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Brief
Categorie evaluatie
Onderwerpen garantiebedrag
monitoringsrapportage
Wajong
Kamerstukken Verdere activering participatie jonggehandicapten en harmonisatie Wajongregimes (35.213)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2021/2022, 35213, Y p.4

In de brief van 15 maart 2022 stelt de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere vragen bij de implementatie van de Wet vereenvoudiging Wajong en geeft zij aan zich nog zorgen te maken over mogelijke achteruitgang bij Wajongers door inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong. Met deze brief probeer ik die zorgen weg te nemen door o.a. een extra analyse van het garantiebedrag aan te kondigen in de monitorrapportage. Daarnaast ga ik in op de overige vragen.

Met de Wet vereenvoudiging Wajong geldt er voor Wajongers vanaf 1 januari 2021 een nieuwe inkomensregeling die de oude inkomensregelingen vervangt. De oude regelingen konden zorgen voor een val in het inkomen als de Wajonger meer ging werken omdat hij zich op een zogenaamde ‘top’ van desbetreffende inkomensregeling bevond. Met de nieuwe inkomensregeling is (meer) gaan werken altijd bruto (inkomen uit werk en uitkering) lonend. Inherent hieraan is dat de nieuwe inkomensregeling niet zulke ‘toppen’ kent waarbij het inkomen daalt bij meer werken. Om te voorkomen dat werkende Wajongers er tijdens inwerkingtreding door de nieuwe inkomensregel op achteruit zouden gaan, is het garantiebedrag ingesteld. Dat bedrag is zo hoog als de inkomensondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering volgens de oude regels.

Begin 2021 heeft mijn ministerie samen met UWV een analyse gedaan naar achteruitgang door inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong ondanks het garantiebedrag. Hieruit bleek dat de berekening van het garantiebedrag door een onvoorziene samenloop van omstandigheden niet voor iedereen achteruitgang voorkwam. Daarop heeft de toenmalige minister aangekondigd voor elke Wajonger te controleren of de uitkering in januari 2021 lager was dan die in december 2020. Als dat veroorzaakt was door de nieuwe inkomensregeling én het garantiebedrag een achteruitgang niet voorkwam, paste UWV het garantiebedrag alsnog aan op basis van het inkomen en de uitkering in december 2020. Deze herstelactie is per 1 april 2022 afgerond. Door de manier waarop in de analyse individuele gevallen gecontroleerd en hersteld zijn, gaat er niemand direct op achteruit door inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong. Hiermee is tevens voldaan

aan de motie van Pareren. Met de monitorrapportage van na de zomer van 2022 stuur ik een procesomschrijving mee van de herstelactie om inzicht te geven in de zorgvuldigheid waarmee dat gebeurd is.

Daarnaast is SZW samen met UWV in gesprek over wat er mogelijk is aan analyse om eenmalig de uitwerking van het garantiebedrag en de herstelactie cijfermatig in beeld te brengen. Het voornemen is om in de monitorrapportage van 2022 inzicht te geven in de situatie na de herstelactie in relatie tot de Wajong-uitkering van voor inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong. In de opzet van de analyse wordt rekening gehouden met de wens om gedetailleerd te laten zien dat er geen sprake is van individuele achteruitgang door inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong. In 2023 geven we daarnaast inzicht in de garantiebedragen van zelfstandigen omdat die garantiebedragen in de loop van 2022 en 2023 nog vastgesteld worden. Ik rapporteer hierover in de monitorrapportage van 2023.


Brondocumenten


Historie