Rappelabele toezeggingen minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (2022-2024) (Vooruitblik maart 2023)



Dit is het rappel vanaf 02-01-23 tot 02-07-23.

 




Toezegging Arbeidsparticipatie kwetsbare groepen (34.775) (T02495)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (GroenLinks), toe het dictum van de gewijzigde motie Strik c.s. over te nemen en maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden van de effecten van de maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van deze groepen.


Kerngegevens

Nummer T02495
Status openstaand
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsparticipatie
evaluaties
inkomenseffecten
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 3 - blz. 24

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik zal het komende uurtje goed besteden. Ik wil toch graag iets zeggen voordat u overgaat naar het volgende kopje. Ons viel vooral op dat u vast meer flex gaat maken en dat u in die zin dus meer gelijkheid gaat creëren. Ik denk dat dit niet de juiste richting is, maar het kabinet gaat zich daar nog verder over buigen. Ik wil het nu over het volgende hebben. U heeft het over een uitgebalanceerd pakket met het streven om juist iedereen actief te kunnen maken op de arbeidsmarkt. Wat ons opvalt — ik heb daar in de eerste termijn ook aan gerefereerd — is dat juist de mensen die al moeite hebben om mee te komen, in hun inkomen worden geraakt. De ziektewetuitkering wordt gekort. De Wajonguitkering wordt verlaagd. De WIA-uitkering wordt aangescherpt. Mensen met een handicap komen onder het minimumloon terecht, omdat er loondispensatie wordt gegeven en het minimumloon niet meer geldt. De minister-president geeft aan dat dit participatiemaatregelen zijn. Omdat wij zorgen hebben over de wijze waarop dit hun inkomenspositie raakt en over de vraag of dat daadwerkelijk iets gaat opleveren voor hun participatie in positieve of negatieve zin, zou ik de premier willen vragen of hij bereid is om, zeg over twee jaar, met een soort effectrapportage te komen voor deze groepen. Dan kunnen wij zien wat het met hun inkomenspositie en met hun arbeidsparticipatie heeft gedaan. Ik zie dat de minister-president nu al van een deskundig advies wordt voorzien.

Minister Rutte: Ik fluisterde even met de heer Koolmees. Wij zeggen net tegen elkaar dat over twee jaar te snel is daarvoor. Laten we afspreken dat wij eens even kauwen op die gedachte, maar dat we daar in dit debat nog niet op terugkomen. We moeten eerst even zien wat dat toevoegt aan het beleid dat we al voornemens zijn te maken. Zoals de heer Koolmees nu ook zegt, vindt een deel van die grote hervormingen plaats in 2019 en vooral in 2020. Over twee jaar heb je dan nog geen effecten. Ik denk dat het dus goed zou zijn om hier eerst even naar te kijken. In de wetsvoorstellen die komen — voor zover dat nieuwe wetten zijn; de Wajongverlaging is al besloten, maar een aantal andere dingen komt er nog aan — zullen wij uw woorden laten meewegen bij de opstelling van de memorie van toelichting. Sowieso zitten er in de meeste van die wetten ook evaluatiebepalingen. We zullen het op de een of andere manier daarbij betrekken, maar ik voel niets voor een soort megaevaluatie op datum X. Ik denk dat dat weinig toevoegt.

De voorzitter: Mevrouw Strik, kort op dit punt.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik zou willen voorkomen dat het juist weer wordt gefragmenteerd in afzonderlijke maatregelen. Het gaat om een bepaalde groep, om de kwetsbaarste mensen op de arbeidsmarkt. Ik zou toch graag zien dat er in ieder geval over een jaar of drie, wanneer het al in werking is getreden, wordt gemonitord en gerapporteerd op welke wijze dat uitpakt voor hun inkomen en participatie.

Minister Rutte: Ik snap uw verzoek. U merkt enige terughoudendheid als het gaat om megaevaluaties, zeker als de invoeringstermijnen zo verschillend zijn. We kijken dadelijk tijdens de lunchpauze even of we hier nu al inhoudelijk op kunnen reageren en anders doen we het later. Zullen wat dat zo doen? De bewindspersoon van Sociale Zaken en ik zullen dan even op uw suggestie kauwen. Als het niet vandaag lukt, komen we daar later op terug. De onderliggende gedachte zullen we steeds voor ogen houden. Ik weet dat dit niet voldoende is voor u, mevrouw Strik, maar dat onderdeel nemen we in ieder geval mee. Bij het opstellen van wetsontwerpen zullen we rekening houden met evaluatiebepalingen et cetera. Maar u wilt meer en we gaan kijken of dat zou passen in onze aanpak.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 7-8

Mevrouw Strik (GroenLinks): Onze zorg gaat het meest uit naar de meest kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt. We hebben bedenkingen bij de effecten van de maatregelen van het kabinet. We zijn blij met de toezegging van de minister-president om daarop toe te zien. Hij zou dit nog nader vormgeven in zijn tweede termijn, maar voor de zekerheid dient mijn fractie hierover een motie in. Die kunnen we altijd nog intrekken als er alsnog langs deze lijnen een toezegging volgt.

De voorzitter: Door de leden Strik, Kox, Teunissen, Koffeman, Ten Hoeve en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet zegt in te zetten op een inclusieve samenleving en dat onder meer vertaalt in maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers;

overwegende dat beoogde maatregelen in het regeerakkoord veelal neerkomen op minder financiële zekerheden voor mensen in een kwetsbare positie, zoals in elk geval door:

  • de aanscherping van het schattingsbesluit waardoor meer mensen hun WIA-uitkering verliezen;
  • de vervanging van de loonkostensubsidie door loondispensatie waardoor mensen met een arbeidsbeperking onder het wettelijk minimumloon betaald kunnen worden;
  • het schrappen van het recht op arbeidskorting en IACK voor mensen in de ziektewet;
  • het verlagen van de Wajong-uitkering;

verzoekt de regering om over maximaal drie jaar een evaluatie te houden naar de effecten van de maatregelen op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van de genoemde groepen, en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (34775).

Mevrouw Strik (GroenLinks): Voorzitter. Wij achten dit van belang, omdat een individuele wetsevaluatie nog steeds niet het totaaloverzicht geeft van de effecten voor kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 15-16

Minister Rutte: Dan de motie met letter G van mevrouw Strik over de evaluatie. Het gaat om de Wajong. Bij de invoering van de Participatiewet in 2015 is besloten 5% te korten. Het gaat om Wajongers van wie na herindeling blijkt dat zij arbeidsvermogen hebben. Wajongers voor wie dat geldt, kunnen wij stimuleren om aan de slag te gaan. Dan moet er wel kans zijn op werk en daarom is er extra ondersteuning van het UWV. Er is een banenafspraak gemaakt en begin volgend jaar komt er een beleidsdoorlichting Wajong, zodat wij kunnen zien welke verbetermogelijkheden er zijn om het werken vanuit de Wajong te stimuleren. In het regeerakkoord van dit kabinet spelen er twee dingen. Eén: meer prikkels in de arbeidsongeschiktheidsregelingen richting werk inbouwen en de kans op het vinden van een baan voor WIA-gerechtigden vergroten en daarmee het beroep op de WIA verminderen. Twee: de loonkostensubsidie in de Participatiewet vervangen voor een loondispensatie voor nieuwe gevallen en de middelen die dat oplevert inzetten om de al genoemde 20.000 extra plekken voor beschut werk te kunnen financieren.

Dat is de kern van dit regeerakkoord voor deze twee trajecten: de WIA en de loondispensatie, in combinatie met die plekken voor beschut werk. De timing is dat beide trajecten het grootste effect hebben vanaf 2020/2021. Voor de extra beschutte werkplekken is in 2019 15 miljoen beschikbaar, in 2020 42 miljoen en in 2021 69 miljoen. Dat bouwt op en dat kost tijd. Dat is ook logisch, want het moet zorgvuldig gebeuren. In beide gevallen betrekken wij in het wetgevingstraject uiteraard ook beide Kamers. Elk wetgevingstraject kent ook consultaties voor alle belanghebbenden, bijvoorbeeld ook voor Cedris, de koepel voor sociale diensten. Beide trajecten zullen evaluatiebepalingen bevatten. Daarmee komen wij denk ik al een heel eind. Ik zei het al in eerste termijn.

Dan kan ik mij nog steeds voorstellen dat het interessant zou kunnen zijn om de maatregelen in onderlinge samenhang te bezien. Dat is wellicht ook voor een komend kabinet nuttig. Maar dat zou dus pas kunnen over een aantal jaren, bijvoorbeeld in het jaar 2025, omdat je eerder simpelweg geen meetbare gegevens hebt. Het lijkt mij ook niet iets wat het kabinet zelf moet doen. Dat zal dan een externe partij moeten oppakken. Dat alles gezegd hebbend, zou ik de motie zoals die nu voorligt, willen ontraden.

Mevrouw Strik (GroenLinks): De motie vraagt om twee dingen: het monitoren van de inkomensontwikkeling en de participatieontwikkeling. De premier ging net alleen in op het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Eigenlijk wordt hier inkomensbeleid gevoerd als instrument om de arbeidsmarktparticipatie te bevorderen. Juist dat willen wij monitoren: wat betekent het voor het inkomen en wat betekent het voor de arbeidsparticipatie? De premier geeft aan dat de beschutte werkplekken pas na 2020 worden ingevoerd. Mijn vraag is hoe het dan zit met die loonkostensubsidie. Gaat die dan ook pas worden afgeschaft of wordt die wel meteen afgeschaft?

Minister Rutte: Dat schetste ik net; die bouwt op. Dat gaat ook in een geleidelijk traject. Het geldt alleen voor nieuwe gevallen.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Dus die inkomensgevolgen vinden niet meteen plaats?

Minister Rutte: Nee.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Dan zou ik aan de premier willen vragen of het een optie is dat in de motie komt te staan: drie jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Minister Rutte: Dat is wat ik net zei: dan zit je op 2025. Dat kunnen we toch doen? Dan is het nuttig. Ik kan mij voorstellen dat een volgend kabinet dat wil weten. Ik vind het helemaal niet verkeerd, ook die samenhang niet. Ik vind uw verzoek logisch, alleen de timing is een probleem.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Het gaat ons om het totaaloverzicht. Als de andere indieners het goedvinden dat er in de motie komt te staan "drie jaar na de invoering van de wetsvoorstellen", zie ik brede steun van het kabinet.

Minister Rutte: Dat wordt dan 2024/2025. Misschien is dan de beste formulering "drie jaar na invoering". Daarmee wordt het jaar nog even in het midden gelaten. Klopt dat? Bij de Tweede Kamer wordt de motie dan gewijzigd. Gaat dat hier mondeling? Ja? Het gaat hier veel praktischer, heel goed. Dan hoeft de motie ook niet opnieuw te worden rondgedeeld, mooi.

(...)

De voorzitter: Mag ik nog één ding vragen over de motie op letter G van het lid Strik over maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren? Is het nu: verzoekt de regering om over maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden?

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ja.

De voorzitter: Drie jaar na invoering een evaluatie. En de minister-president laat de motie oordeel Kamer?

Mevrouw Strik (GroenLinks): Hij ondersteunt de motie.

Minister Rutte: Nee, wij kunnen er goed mee leven.

De voorzitter: U ondersteunt de motie.

Minister Rutte: Ja hoor, we nemen haar over, of hoe heet dat? Ik weet …

De voorzitter: Aha, u neemt haar over.

Minister Rutte: Aan de overzijde hebben ze het allemaal veranderd, voorzitter. Ik weet niet of u dat ook gedaan hebt.

De voorzitter: Nee, ik heb het nu even met de pen veranderd.

Minister Rutte: Nee, maar ook de advisering vanuit de regering is daar veranderd.

De voorzitter: O, nee, maar daar doen wij niet aan. Wij doen het heel simpel. U vindt de motie goed of niet goed.

Minister Rutte: Het punt is wel dat er één overweging in staat waar we niet blij mee zijn, maar het dictum zoals dat is aangepast, kunnen we overnemen. Het dictum is dus akkoord, maar ik zeg er even bij — want je interpreteert de motie ook samen — dat dit niet betekent dat de regering blij is met alle overwegingen. Maar ik denk dat mevrouw Strik dat prima vindt zolang het dictum maar tot overeenstemming leidt.

De voorzitter: Oké, het dictum is akkoord, met de woorden "drie jaar na invoering", en u neemt de motie dus over. Dat is duidelijk. Dank u wel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgangsrapportage sociaal minimum Caribisch Nederland (35.000 IV / CXIX, A) (T02659)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer toe de voortgangsrapportages over de uitvoering van het pakket maatregelen inzake het ijkpunt voor de bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland, die aan de Tweede Kamer zijn toegezegd, ook aan de Eerste Kamer toe te zenden, om te beginnen voor de zomer van 2019.


Kerngegevens

Nummer T02659
Status openstaand
Datum toezegging 16 oktober 2018
Deadline 1 juni 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie legisprudentie
Onderwerpen bestaanszekerheid
Caribisch Nederland
ijkpunt
sociaal minimum
Kamerstukken Werkbezoek Caribisch deel Koninkrijk april 2016 (CXIX)
Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2019 (35.000 IV)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35000 IV / CXIX, A, p.12:

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb ook in de Tweede Kamer gezegd: ik aarzel omdat ik liever van de afdeling underpromise en overdeliver ben dan andersom. Ik aarzel om heel hard te juichen over het pakket dat we nu hebben samengesteld, maar het is wel degelijk een heel relevant pakket, zeker ook in combinatie met de werkgeversruimte die is vrijgevallen, met wat dat betekent voor het wml en de uitkeringen op dit moment. Tegelijkertijd zie ik ook dat het op dit moment nog niet mogelijk is óm dat te doen, maar ik vind het wel van belang dát we dat gaan doen. De Tweede Kamer heeft gezegd: oké, maar we willen niet wachten op de evaluatie in 2020; we willen al eerder geïnformeerd worden. Dat betekent dat ik voor het zomerreces van 2019 ga laten zien welke stappen ik heb gezet. U mag best weten dat ik in de overleggen met de organisatie vraag hoe die voortgangsrapportage er dan uitziet, want zo zit ik er ook persoonlijk in: kan ik straks de informatie leveren die de Tweede Kamer graag wil?

Ik herken de betrokkenheid in deze Kamer met het vraagstuk heel erg en ben dan ook van harte bereid om deze rapportage ook naar de Eerste Kamer te sturen. Maar omdat ik dezelfde vragen heb gehad als u, en mij inmiddels ook duidelijk is geworden dat alles met alles samenhangt, zou mijn waarschuwing zijn dat ik vanwege de fragiele situatie in de regio – dan heb ik het over de open economie daar – niet anders kan dan stapsgewijs handelen. Anders ben ik bang dat ik te veel dingen kapotmaak. Daarmee voeg ik me ook in de coördinatie van BZK, die ook op die kostenkant drukt. Ik kan u verzekeren dat collega Knops buitengewoon disciplinerend kijkt naar de collega’s, dus die coördinatie is er. Ik ga soms met liefde een stap verder, maar ik hecht eraan om het in samenspraak te bekijken.

Kamerstukken I 2018-2019, 35000 IV / CXIX, A, p.16:

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ben het ook eens met de heer Van Kappen, die zegt: dat ijkpunt moet er zijn. Daar kun je politiek van alles van vinden, maar daar moet ik naartoe onderweg. Dus dat is ook mijn doelstelling, maar ik ga geen dingen beloven die niet kan waarmaken. Als ik zou kunnen, dan zou ik hier een planning geven. Dat kan ik niet. Ik heb altijd geleerd dat, als je niet kunt zeggen wanneer je iets weet, je moet zeggen wanneer je de volgende stap zet. De volgende stap is wat mij betreft de voortgangsrapportage voor de zomer. Die stuur ik heel graag aan uw Kamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland en jaarlijks informeren gezamenlijke inzet verbetering situatie inwoners Caribisch Nederland (35.000 IV / CXIX, N) (T02784)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer in het verlengde van toezegging T02659 toe:

  • 1. 
    het in de voortgangsrapportage vastgestelde ijkpunt voor de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland jaarlijks te monitoren;
  • 2. 
    onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de ruimte om het wettelijk minimum loon op de BES in de toekomst verder te verhogen, daarover in gesprek te gaan met de werkgevers op de eilanden en daarover te rapporteren in de voortgangsrapportage die voor de zomer van 2020 aan de Kamer wordt toegezonden;
  • 3. 
    de eilandsbesturen de gelegenheid te geven om formeel te reageren op de voortgangsrapportage; en,
  • 4. 
    de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de gezamenlijke inzet, alsmede van het hierop gerichte overleg van het kabinet en van de openbare lichamen om de situatie van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren.

Kerngegevens

Nummer T02784
Status openstaand
Datum toezegging 12 juli 2019
Deadline 1 juni 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Brief
Categorie legisprudentie
Onderwerpen BES
bestaanszekerheid
Caribisch Nederland
ijkpunt
sociaal minimum
Kamerstukken Werkbezoek Caribisch deel Koninkrijk april 2016 (CXIX)
Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2019 (35.000 IV)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.4

Het ijkpunt voor het sociaal minimum monitor ik de komende vijf jaar jaarlijks. Dit omdat de kosten voor een aantal noodzakelijke kosten van levensonderhoud nog in beweging zijn.

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.5

Vanwege de mogelijke negatieve gevolgen voor de economie en de arbeidsmarkt moet het tempo en de mate van een verdere verhoging van het wettelijk minimumloon zorgvuldig afgewogen worden. Het kabinet zal daarom onafhankelijk onderzoek laten doen naar de ruimte om het wettelijk minimumloon in de toekomst verder te verhogen. Daarnaast is van belang dat verhogingen van het wettelijk minimum door de werkgevers op de eilanden worden opgebracht. Dit is vooral op Bonaire een punt van aandacht. De Staatssecretaris van BZK en ik zullen daarom met de partijen in de Centraal Dialoog in gesprek gaan over de uitkomsten van het onderzoek en de verdere ruimte om het wettelijk minimumloon in de toekomst te verhogen. De relatie met het verlagen van de kosten voor levensonderhoud zal hierbij ook betrokken worden. Het streven is om de uitkomsten van het onderzoek en de gesprekken mee te nemen in de voortgangsrapportage van 2020.

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.7

Een structurele verbetering van de situatie van inwoners in Caribisch Nederland vergt gezamenlijke inzet van het Rijk en de openbare lichamen. Samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik met de eilandbesturen constructieve gesprekken gevoerd over het ijkpunt sociaal minimum en de stappen die nog gezet moeten worden. Ik ben verheugd dat de eilandbesturen in eerste reactie positief hebben gereageerd op de gekozen aanpak en op de stappen die al zijn gezet. Ik geef de eilandbesturen graag de kans om ook nog formeel op de voortgangsrapportage te reageren.

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.8

Met het ijkpunt voor het sociaal minimum en de bijbehorende maatregelen zet het kabinet een volgende stap om bestaanszekerheid van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren. Het is een doelstelling waar we stap voor stap naar toe werken. Ik ben heel blij dat ik, samen met mijn collega’s in het kabinet en met de openbare lichamen, betekenisvolle stappen kan zetten om het leven op Bonaire, Saba en Sint Eustatius beter te maken. Ik ben doordrongen van de noodzaak om de ontwikkelingen nauwgezet te monitoren. De komende vijf jaar zal ik u daarom jaarlijks informeren over de voortgang van de gezamenlijke inzet van het kabinet en de openbare lichamen om de situatie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren.

Toezegging T02659 (openstaand)

Toezegging T02383 (voldaan)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Indien nodig bereidheid tot het nemen van extra maatregelen halveren kinderarmoede per 2025 (36.200) (T03508)

De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat indien nodig, aanvullend op de maatregelen in het regeerakkoord, extra maatregelen worden genomen om de halvering van kinderarmoede per 2025 te verwezenlijken.


Kerngegevens

Nummer T03508
Status openstaand
Datum toezegging 18 oktober 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen aanvullende maatregelen
kinderarmoede
regeerakkoorden
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 4 item 12 - blz. 58

De heer Janssen (SP):

“Ik had de indruk dat we al aan het eind waren van het blokje inkomen en energie. Dan ga ik even helemaal terug naar het begin van het blokje inkomen. De minister-president stond toen op het punt om mij een toezegging te doen over de halvering van de kinderarmoede. Toen mevrouw Vos naar voren liep voor een interruptie, heeft de minister-president dat briefje volgens mij per abuis terzijde gelegd. Dus hij deed een aanzet, maar er is geen antwoord gekomen.”

Minister Rutte:

“Klopt. Ik ga hem terugzoeken. Als de volgende vraag gesteld kan worden, kan ik intussen het antwoord over kinderarmoede terugzoeken. De kern van het antwoord gaat zijn dat die ambitie volledig staat, maar dat het een heel, heel zware inspanningsverplichting is en dat wij het resultaat niet voor 100% kunnen garanderen, omdat het van heel veel dingen afhankelijk is. Dat is eigenlijk de korte samenvatting. Maar de inspanningsverplichting voelen wij als een opdracht.”

De heer Janssen (SP):

“Als dat al het antwoord was, heb ik nog een vraag. Het dictum van de eventuele motie had ik al in mijn spreektekst verwerkt, namelijk: indien noodzakelijk, extra maatregelen te nemen om die halvering per 2025 te realiseren. Ik zei "whatever it takes", maar dat gaat meer om de houding dan dat ik mensen aan het onmogelijke wil houden. Het gaat mij erom dat er niet door het kabinet gezegd wordt: we hebben nu eenmaal maatregelen bedacht, die zetten we door en dat is het. Als het nodig is, wil ik dat er een extra inspanning wordt gedaan, omdat kinderarmoede en het halveren ervan een dusdanig belangrijk punt is, dat we zeggen: vanuit de houding moet het echt iets zijn als "whatever it takes".

Minister Rutte:

“Daar is die motie niet voor nodig. "Whatever it takes" vind ik altijd iets te spannend. We hebben een aantal zaken opgenomen in het regeerakkoord om kinderarmoede te bestrijden, maar je ziet bij de Miljoenennota al dat we verdere stappen zetten. Waar kinderarmoede heel erg leek te stijgen, zie je nu gelukkig dat die ook weer een dalende trend laat zien, althans in de prognose als gevolg van alle plannen in de Miljoenennota. Je ziet daar al in dat we bereid zijn om meer te doen als dat nodig is. Dat betekent nog niet dat je kunt garanderen dat je het helemaal onder controle hebt in 2025. Die garantie is er niet.”

De heer Janssen (SP):

“Nee, maar het waren eigenlijk streefcijfers. Wat dat betreft zijn garanties sowieso al niet te geven. Daarmee wil ik niet mijn eigen argumenten ontkrachten, maar ik zeg "whatever it takes" als houding. Gaan we echt ons uiterste best doen om ervoor te zorgen om die stappen vooruit te zetten, ook als daar extra maatregelen voor nodig zijn? We moeten niet te snel weer afschalen, want het kan ook weer tegenvallen. We moeten met elkaar afspreken, ook in de Kamer, dat we er echt alles aan gaan doen om datgene te doen wat nodig is om ervoor te zorgen dat we de halvering in 2025 gaan halen. Nogmaals, niemand wordt gehouden aan het onmogelijke, maar we moeten niet alleen maar doen wat we opgeschreven hebben, maar ook opschalen als dat nodig is.”

Minister Rutte:

“Ja, zo doen we het.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Motie-Van Rooijen over een nieuw wetsvoorstel om de IOAOW weer in te voeren (36.202, Q) mee terug te nemen naar het kabinet voor een reactie (36.202) (T03509)

De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe de aangenomen motie-Van Rooijen over een nieuw wetsvoorstel om de IOAOW weer in te voeren (36202, Q) mee terug te nemen naar het kabinet en op termijn van een reactie te voorzien.


Kerngegevens

Nummer T03509
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inkomensondersteuning AOW'ers
IOAOW
Motie-Van Rooijen
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 12 - blz. 4.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

“Voorzitter. Nu de motie onder Q is aangenomen, wil ik de minister vragen hoe zij deze motie gaat uitvoeren en of zij de Kamer voor 15 januari wil informeren.”

De voorzitter:

“Ik kijk even of de minister in de gelegenheid is om te antwoorden. Zo niet, dan kan het misschien op een later moment. Als u in de gelegenheid bent om kort te antwoorden, gaan we de katheder naar u toe brengen.”

Minister Schouten:

“Voorzitter. Ik zal deze motie mee terug nemen naar het kabinet, zoals gebruikelijk. Wij zullen zien op welke termijn we daar een reactie op kunnen gaan geven. Ik neem aan dat er nog wel een stemming gaat plaatsvinden over het wetsvoorstel dat hier voorligt, dus ik wil dat ook wel graag in samenhang met elkaar bezien.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 23 - blz. 2

De heer Van Rooijen (50PLUS):

“Voorzitter. Het is fijn om te horen dat de minister mijn teleurstelling begrijpt. Maar ik begrijp niet waarom het kabinet drie moties van mijn fractie, gesteund door de hele oppositie, niet uitvoert. We wachten uiteraard op wat de minister gaat doen met de motie met letter Q, die vandaag is aanvaard, om alsnog met een wetsontwerp te komen om de IO-AOW weer te doen herleven. In dat kader past natuurlijk ook het verhogen van dan weer de IO-AOW naar €28,00. Maar de motie die nu voorligt, vraagt om hoe dan ook uitvoering te geven aan die verhoging per 1 juli binnen de bestaande wet, omdat de IO-AOW pas eind 2024 verdwijnt. Mijn vraag aan de minister blijft of zij de motie wil uitvoeren.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 23 - blz. 3

Minister Schouten:

(…)

“Ik heb al eerder aangegeven dat ik de hier vanmiddag aangenomen motie mee terug zal nemen naar het kabinet om daarover te spreken.”


Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 12 - blz. 4.


Brondocumenten


Historie