Toezegging Uitzoeken reglement J&V rondom structuur/onafhankelijkheid geschillencommissie (36.067) (T03634)
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Oomen-Ruijten (CDA), toe voor het instellen onafhankelijke geschillenbeslechting te bekijken hoe dat in andere reglementen is opgenomen en vormgegeven (structuur en voorwaarden), zoals van het ministerie van Justitie en Veiligheid, SKGZ en Kifid.
Nummer | T03634 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen |
Kamerleden | M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Klachteninstituut Financiële Dienstverlening onafhankelijkheid pensioenen Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen Wet toekomst pensioenen |
Kamerstukken | Wet toekomst pensioenen (36.067) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 32, item 3 - blz. 70.
Mevrouw Oomen-Ruijten:
(…)
“Daarom zegt de wetgever dan: we gaan nu een onafhankelijke geschillenbeslechting instellen. Dat is wat mij betreft oké. De Pensioenfederatie is bezig met het opzetten van die geschillenbeslechting, maar u, de minister, wijst de commissie aan. U hebt daarmee ook ervaring. Ik breng u vanuit uw LNV-verleden de oprichting van de commissie oneerlijke handelspraktijken in herinnering onder de geschillencommissie. Wanneer ik naar uw antwoorden op de CDA-vragen kijk, zie ik niet hoe de onafhankelijkheid echt is geborgd wanneer u als minister instemt met het reglement en de benoemingen. Ik ben van mening dat onafhankelijkheid juist geborgd is wanneer er geen inmenging is van de overheid. Vergelijk het maar eens met de rechtspraak. Ik begrijp helemaal dat u bevoegdheden in de wet wil hebben voor de oprichting van een instituut, maar wilt u alstublieft bevestigen dat de door u benoemde commissie zich totaal niet bemoeit met de inhoud van het geschil, noch qua vaststellen van het reglement, noch wat betreft de benoeming van personen?
Voorzitter. We hebben als CDA-fractie ook echt zorgen over de inrichting van de geschillenbeslechting, want wij zijn van mening — ik heb dat al vanaf het begin gezegd — dat de gekozen structuur te log en te duur is, en niet bijdraagt aan een adequate oplossing van de problemen van de deelnemer. We zijn het erover eens dat er een snelle, eenvoudige, laagdrempelige en zo goedkoop mogelijke voorziening moet komen. Maar wat doet de Pensioenfederatie? Men kiest voor aansluiting bij Kifid. Als eigenstandige commissie begrijp ik het goed, omdat ook verzekeraars en PPI's voor de geschillenbeslechting zijn aangesloten. Maar, vraag ik de minister, heeft de solidaire premieregeling niet een totaal ander karakter, en zullen die geschillen dan ook niet totaal anders zijn?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 33, item 2 - blz. 22-23.
Minister Schouten:
(…)
“Ik zal hierna nog ingaan op een aantal specifieke vragen over de geschilleninstantie, waaronder de bindendheid van de uitspraken en de onafhankelijkheid.
Zo vraagt mevrouw Oomen naar de bevoegdheden die ik heb ten aanzien van de geschilleninstantie. De minister is verantwoordelijk voor de aanwijzing van een geschilleninstantie voor de pensioensector. Ook het aanwijzen van meerdere instanties is mogelijk. Voor de duidelijkheid: de minister is niet verantwoordelijk voor de oprichting daarvan. Er kunnen immers ook een of meer al langer bestaande instanties worden aangewezen. Een onafhankelijke geschilleninstantie dient straks te beschikken over statuten, een bestuur en een procesreglement. De instantie gaat daar zelf over. De minister kan vervolgens deze instantie aanwijzen op grond van de Wet toekomst pensioenen. Bij die aanwijzing geeft de minister goedkeuring voor het procesreglement, de samenstelling van het bestuur en de voorzitters van de organen die belast zijn met de geschillenbeslechting. De goedkeuring is ook nodig als hierin iets verandert. Het is nodig om te toetsen of de instantie aan de eisen voldoet die in de wet- en regelgeving zijn vastgelegd, bijvoorbeeld als het gaat om het waarborgen van deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Zo is het ook vastgesteld in het conceptbesluit toekomst pensioenen. We hebben daarmee aangesloten bij de structuur van andere bestaande geschilleninstanties, zoals Kifid en SKGZ. Zowel de minister als het bestuur van de geschilleninstantie zal zich niet bemoeien met de inhoud van geschillen. Dat is aan de organen die belast zijn met de geschillenbeslechting.”
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
“Met de minister betreur ik dat er heel veel werk verricht is door de Pensioenfederatie zonder te spreken met de belangrijkste geschillenbeslechtingsorganisatie die er is. We zijn op een aantal punten op het verkeerde been gezet, niet alleen over de contacten. Ik betreur dat zeer. Ik vind dat erg jammer. Het gaat mij erom dat er een onafhankelijke, gemakkelijk toegankelijke geschilbeslechting komt die ook goedkoop is. Ik verschil alsnog met de minister van mening over de aanwijzing van personen en het reglement. Als u zou kijken naar het ministerie van Justitie en Veiligheid, dan ziet u dat dat op dat punt weliswaar de geschilleninstantie onder zich heeft, maar niet de mensen aanwijst. Ik denk dat, om absoluut mogelijk te maken dat deze organisatie onafhankelijk is en vertrouwd wordt, u daar ver van weg moet blijven. Gaat u nu eens kijken hoe JenV het georganiseerd heeft. Bent u bereid om die regeling dan op u te nemen? Ik ga ervan uit dat de Pensioenfederatie op haar schreden terugkeert en het niet allemaal zelf wil doen, want dat gaat ten koste van de deelnemer, die het uiteindelijk allemaal moet betalen.”
Minister Schouten:
“Ik vind het prima om te kijken wat de minister van JenV in de reglementen heeft. Ik wil wel benadrukken dat wij ons ervan moeten vergewissen dat de instantie aan de eisen voldoet die in de wet- en regelgeving zijn opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Dat zijn zaken die in de wet staan. Die moeten wij ook kunnen vaststellen. Ik noem maar even wat. Als ik dat niet controleer en er zit bijvoorbeeld iemand in die ook een functie heeft in een pensioenfondsbestuur, dan wordt het een ingewikkeld verhaal rond de onpartijdigheid bij een geschil ten aanzien van pensioenen. Ik moet daar wel goed naar kunnen kijken, juist om te zorgen dat er geen partijdigheid of schijn van partijdigheid kan ontstaan.”
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
“Het enige wat ik van u vraag, is dat u kijkt naar de structuur en de voorwaarden die het ministerie van Justitie stelt aan de onafhankelijkheid van de geschillencommissie, en dat u zich er zelf niet mee bemoeit.”
Minister Schouten:
“Het is niet zo dat ik mij inhoudelijk bemoei met wie wel en wie niet, maar ik moet wel kunnen toetsen of wordt voldaan aan de criteria in de wet. Dat is de volgorde der dingen. Ik zal kijken hoe dat bij JenV geregeld is. Ik zal ook kijken hoe dat bijvoorbeeld bij Kifid en SKGZ is geregeld. Dat zijn allemaal diverse modellen die ik ook bij elkaar zal pakken, maar nogmaals, ik moet wel op basis van de wet- en regelgeving instaan voor de deskundigheid, de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid. Dan is het niet zo dat ik zeg: jij wel en jij niet. Maar omgekeerd, als er bestuursleden zijn die daar niet aan voldoen, moet ik ook de mogelijkheid hebben om dat te benoemen.”
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
“Voorzitter, tot slot. De minister schrijft de geschillencommissie voor. Justitie en Veiligheid doet toch aan rechtspraak, althans, het draagt zorg voor de rechtspraak, en heeft ook te maken met zelfregulering. Dit is ADR. Dit is zelfregulering. Zij zien daarop toe. Dat hoeft u dus niet te doen. Dat moet u niet willen.”
Minister Schouten:
“Maar in de wet staat wel dat ik een instantie aanwijs en dat die voorwaarden ook daaraan zijn verbonden. Nogmaals, we moeten dat wel kunnen vaststellen, maar ik heb al toegezegd dat ik ook ga kijken hoe dat in andere reglementen is opgenomen en vormgegeven. Dat wil ik toezeggen aan mevrouw Oomen, maar ik moet mij er wel van vergewissen dat er ook sprake is van deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid.”
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
“Als je naar JenV kijkt, dan zou dat opgelost kunnen worden. Maar misschien is dat in de wet nog nodig en kunt u bij de toezeggingen die u doet toch nog eens naar dit punt kijken.”
Minister Schouten:
“Ik ga eerst vaststellen of dat nodig is.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 33, item 2
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 32, item 3
-
23 april 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 april 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 maart 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister voor APP over een aantal pensioenonderwerpen voorjaar 2024
Voor kennisgeving aangenomen op 23 april 2024.
EK, BN
-
-
28 november 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging Delen plan van aanpak evaluatie rol en positie verschillende belanghebbenden in de fondsen (36.067) (T03635)
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Oomen-Ruijten (CDA), toe het plan van aanpak van het evaluatieonderzoek naar de rol en positie van verschillende belanghebbenden in de fondsen (waaronder het verantwoordingsorgaan), ook met de Eerste Kamer te delen.
Nummer | T03635 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen |
Kamerleden | M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | evaluaties pensioenen Wet toekomst pensioenen governance |
Kamerstukken | Wet toekomst pensioenen (36.067) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 32, item 3 - blz. 71.
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
(…)
“Een ander thema is het uitzicht op een waardevast pensioen. Waardevastheid betekent dat op z'n minst de inflatie bijgehouden zal moeten worden. De CDA-fractie heeft de volgende vraag: zou het voor het compenseren van de inflatie niet prima passen als het rendement prioritair gebruikt zou kunnen worden voor het compenseren van de inflatie? De parameters die gehanteerd worden, gaan uit van een inflatie van 2%, waarbij de markt de verwachting heeft dat deze inflatie de komende jaren flink hoger zal zijn. De argumentatie van de minister om deze keuzemogelijkheid voor het collectief niet mogelijk te maken, is dat er een herverdelingsvraagstuk gaat ontstaan tussen oud en jong. Dat vinden wij bijzonder jammer, want ook in een solidair contract zou het collectief niet onderschikt moeten zijn aan het individu. De kracht van het solidaire contract van het pensioenfonds zou juist moeten zijn om binnen de langetermijnoriëntatie een dergelijke inflatiebescherming aan te bieden. Fondsen kunnen zelf kiezen in welke mate dat als evenwichtig wordt gezien. De interne governance is daartoe uitgerust. Dat zou toch uitstekend passen in de belofte van een koopkrachtig pensioen?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 33, item 8 - blz. 18.
Minister Schouten:
(…)
“Mevrouw Oomen vraagt naar de governance en de positie van de verantwoordingsorganen. Zij zegt: moet die eigenlijk niet versterkt worden en zijn de wettelijke taken niet te mager? Ik heb bekeken hoe de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel het best vormgegeven kan worden met de borging van belangen van alle belanghebbenden. Het verantwoordingsorgaan krijgt daarbij een adviesrecht op het invaarbesluit en de inzet van vermogen. Daarnaast ontstaat op het moment dat het nieuwe pensioenstelsel is ingevoerd een natuurlijk moment om de rol en de positie van de verschillende belanghebbenden in de fondsen, waaronder het verantwoordingsorgaan, te evalueren. Dit onderzoek heb ik toegezegd bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Tweede Kamer. Wij zullen daarvoor dus nog een plan van aanpak opstellen. Als u dat wenst, zal ik dat ook naar deze Kamer sturen. Ik hoor een "ja", dus hierbij zeg ik toe dat dit ook naar deze Kamer wordt gestuurd.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 33, item 8
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 32, item 3
-
28 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gesprek sociale partners beeld pensioenopbouw 18- en 19-jarigen in relatie tot franchise (36.067) (T03636)
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Gurp (GroenLinks), toe met sociale partners in gesprek te gaan om te vragen naar het beeld ten aanzien van de pensioenopbouw van 18- en 19-jarigen in relatie tot de franchise. Als daar opvallende zaken uitkomen, wordt daar naar gekeken.
Nummer | T03636 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen |
Kamerleden | drs. R. van Gurp (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | franchise nulfranchise pensioenen Wet toekomst pensioenen |
Kamerstukken | Wet toekomst pensioenen (36.067) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 32, item 3 - blz. 3.
De heer Van Gurp (GroenLinks):
“Veel meer mensen pensioen laten opbouwen — daar gaat mijn verhaal over — is voor GroenLinks dus een belangrijke doelstelling bij het verbeteren van het pensioenstelsel. Het liefst zouden wij dat geregeld zien in een algemene pensioenplicht. Dat is politiek helaas nog een aantal bruggen te ver, maar wij blijven ons daarvoor inzetten. Maar dat wij ons blijven inzetten voor een verbetering, wil niet zeggen dat we een kleine verbetering nu niet ook wenselijk vinden. We gaan niet wachten op een pensioenplicht.
Dus wij willen dat er in de vormgeving van de nieuwe pensioenwet in de komende jaren concreet stappen worden gezet op een aantal terreinen. Eén stap is de verlaging van de leeftijd vanaf welke je pensioen gaat opbouwen. In de meeste gevallen is die nu nog 21 jaar, maar die zou naar 18 moeten. Wij willen dat de wachttijd voor pensioenopbouw voor uitzendkrachten geschrapt wordt. Wij willen een harde, meetbare, afrekenbare inzet op het verminderen van het aantal werkenden in loondienst die geen pensioen opbouwen. Ook willen wij dat veel actiever wordt gefaciliteerd dat zzp'ers pensioen in de tweede pijler opbouwen. Als we met deze ogen naar de voorliggende wetgeving kijken, dan zien we daarin veel van onze wensen terug. Dat maakt dus integraal onderdeel uit van de wet die we vandaag bespreken. Wij vinden dat grote winst. Soms komt dat doordat de minister en sociale partners de bal zelf goed hebben opgepakt, soms door interventie van onze fracties en andere fracties in de Tweede Kamer.
Dat wij zien dat die wensen ingewilligd worden, neemt niet weg dat onze fractie nog wel een aantal belangrijke vragen heeft. Een vraag gaat over de verlaging van de leeftijd waarop pensioen wordt opgebouwd, naar 18 jaar. Daar zijn wij blij om. Een risico dat wij daarin nog wel zien, betreft de lonen van de jonge mensen die aan het werk gaan. Dit betekent immers vooral een vooruitgang voor werkende jongeren tussen de 18 en 21, ofwel met een praktische opleiding ofwel werkende studenten. Zolang die lonen onder de AOW-leeftijd blijven, vallen ze in de meeste pensioenregelingen onder de franchise. Franchise is in feite een drempelbedrag waar je boven moet zitten om pensioen op te gaan bouwen. Daarmee loop je het risico dat voor de lagerbetaalden die verlaging van de pensioenleeftijd niet daadwerkelijk ook tot pensioenopbouw leidt. Dat is weer belangrijk, omdat in het nieuwe systeem het accent van de pensioenopbouw juist op jongere leeftijd ligt. Onze vraag aan de minister is dus of zij nog eens heel goed wil kijken of er met name voor de lagere inkomens niet een meer gedifferentieerde franchise of franchiselose regeling mogelijk is, waarmee het ook daadwerkelijk voor 18-jarigen, ook met een lager inkomen, mogelijk wordt om aan pensioenopbouw te doen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 33, item 8 - blz. 29-30.
De heer Van Gurp (GroenLinks):
“Een korte vraag over de pensioenopbouw van 18-jarigen. U weet dat wij daar een groot voorstander van zijn. Ik ben blij te horen dat u dat ook een positieve ontwikkeling vindt. Dat geldt zeker in een stelsel met een degressieve opbouw, waarbij het zwaartepunt van de opbouw op jonge leeftijd ligt. Ik heb u in mijn eerste termijn gevraagd om toch nog eens goed en creatief te kijken naar de mogelijkheden om wat te variëren met de franchise. Jongelui die weinig verdienen, hebben formeel dan wel pensioenopbouw, maar feitelijk niet. Die vraag lijkt mij temeer van belang daar, als ik het allemaal goed begrijp, jongeren tussen 18 en 21 jaar wel volledig zullen meebetalen aan een nabestaandenpensioen, veelal nog geen vaste partner hebbende, dan wel pensioengerechtigd zijn, terwijl zij onder de franchise vallen en geen pensioen opbouwen. Zij betalen wel voor het nabestaandenpensioen en gaan er dus netto op achteruit. Dat lijkt mij geen wenselijk effect. Het lijkt mij ook voor het draagvlak niet wenselijk. Ik vraag geen pasklare oplossing, maar meer om het agenderen van dat thema in de verdere uitwerking. Anders krijgt het toch iets van een paard achter de wagen.”
Minister Schouten:
“Laat ik helder zijn. Sociale partners hebben zowel in het huidige als in het nieuwe stelsel de mogelijkheid om een lagere franchise af te spreken, ook in combinatie met lagere opbouwpercentages. Het fonds mag zelfs met een nulfranchise werken. Daarbij moet wel worden aangetoond dat de pensioenopbouw van elke deelnemer binnen de fiscale ruimte blijft. Op macroniveau moet je dat dus goed kunnen berekenen. Als het loon lager is dan de AOW-franchise kent de eerste pijler een vervangingsratio van ten minste 75%. Een aanvulling in de tweede pijler is dan niet nodig voor de beoogde pensioenambitie. In dat geval is er ook geen fiscale ruimte om dat pensioen op te bouwen.
Los daarvan lijkt het niet in het voordeel van deze deelnemers om geen franchise te hanteren voor de lage inkomens. Is het bijvoorbeeld wenselijk dat een 18- of 19-jarige met een lager loon dan de AOW-franchise verplicht wordt om een pensioenpremie af te dragen? Dat is de wedervraag die hierbij kan worden gesteld. Voor een 18-jarige is het minimumloon zo'n € 1.000 per maand. Bij een werknemersbijdrage voor het pensioen van bijvoorbeeld 8% moet die 18-jarige € 80 per maand afdragen aan de pensioenuitvoerder als er geen franchise is, terwijl dat niet nodig is voor de beoogde pensioenambitie. Los van het feit dat dit fiscaal niet mogelijk is, lijkt me dat ook niet helemaal wenselijk. De fiscale wet- en regelgeving biedt mogelijkheden om te werken met verschillende regimes voor verschillende inkomenscategorieën, waardoor, indien dat wenselijk wordt geacht, ook voor 21-plussers gewerkt kan blijven worden met een nulfranchise. Het is dus een wat gevarieerd beeld, laat ik het zo zeggen. Het is natuurlijk ook altijd weer afhankelijk van het loon dat de 18-jarige op dat moment verdient.”
De voorzitter:
“Tot slot, meneer Van Gurp.”
De heer Van Gurp (GroenLinks):
“Ik begrijp dat en ik weet ongeveer hoe het technisch zit. Ik zeg "ongeveer", want ik heb het niet zo precies op een briefje als u. Ik denk wel dat ik het snap. Dat dit over de hele linie gaat gebeuren, is natuurlijk nieuw. Bij een nieuw ding moet je soms ook nieuwe oplossingen verzinnen en kom je ook nieuwe knelpunten tegen. Eigenlijk is mijn belangrijkste vraag of u of de mensen die hier namens u over spreken in de overleggen met sociale partners de maximale creativiteit aan de dag willen leggen om ervoor te zorgen dat de geest van de regeling — namelijk om jonge mensen die werken ook pensioen te laten opbouwen — zo veel mogelijk tot zijn recht komt, en dat de knelpunten die er hier en daar zullen zijn waar mogelijk uit de weg geruimd worden. Ik vraag geen blanco cheque. Ik vraag ook niet om het heel concreet zus of zo te gaan doen. Ik vraag er wel maximale aandacht voor, omdat dit voor iedereen nieuw is. Het moet zich allemaal nog een beetje uitkristalliseren.”
Minister Schouten:
“Ik kan toezeggen dat ik gewoon eens met de sociale partners in gesprek ga om te vragen wat hun beeld nou eigenlijk is ten aanzien van de opbouw van 18- en 19-jarigen in relatie tot de franchise. Als daar zaken uitkomen die heel opvallend zijn, gaan we daar eens naar kijken. Nogmaals, ik denk dat er op dit moment al ruimte is om een lagere franchise af te spreken. Tegelijkertijd moet je altijd kijken of dat in het belang van de deelnemers is. Dat is een weging die op fondsniveau wordt gemaakt. Ik zal eens het gesprek met de sociale partners aangaan om te vragen wat het beeld op dit punt is.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 33, item 8
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 32, item 3
-
14 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister voor APP over een aantal pensioenonderwerpen najaar 2023
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie SZW.
EK 32.043 / 36.067, BI
-
-
23 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gesprek met de pensioensector om telefonische ondersteuning in gedragslijn op te nemen (36.067) (T03637)
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe dat zij met de sector in gesprek zal gaan om het beschikbaar maken van telefonische ondersteuning in een gedragslijn op te nemen.
Nummer | T03637 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen |
Kamerleden | J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | communicatie pensioenen Wet toekomst pensioenen |
Kamerstukken | Wet toekomst pensioenen (36.067) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 32, item 3 - blz. 86-87.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
(…)
“De nieuwe pensioenwet geeft heel veel mogelijkheden en keuzes. Op de sociale partners rust een grote verantwoordelijkheid om de juiste keuzes te maken en de juiste doelen te stellen. Voor veel deelnemers en pensioengerechtigden zijn de regels voor het vullen van hun pensioenpot en van de daarop gebaseerde uitkering een black box. Zij zullen ook bij de overstap naar een andere werkgever en een ander pensioenfonds niet altijd begrijpen wat de effecten kunnen zijn op hun eigen pensioenvoorziening of die van hun nabestaanden. Voor mijn fractie maakt de wet de belofte van meer transparantie daarom niet waar. Het nieuwe stelsel vraagt veel vertrouwen van de deelnemers in de pensioenfondsen en in de sociale partners. Een goede monitoring door de minister van de transitie en heldere en begrijpelijke communicatie van het pensioenfonds zullen zeker behulpzaam zijn bij het versterken van dat vertrouwen.”
(…)
“Voorzitter. Wij maken ons zorgen over de implementatie van deze wet. Velen die betaald werk doen of dat ooit gedaan hebben, krijgen ermee te maken. Ondanks de belofte van meer transparantie zal het voor veel deelnemers ondoorzichtig zijn hoe hun persoonlijke pensioenpot is berekend, laat staan hoe na te gaan of die juist is berekend. Dat zal tot veel vragen leiden, vooral bij gepensioneerden en bijna-gepensioneerden. Het is niet helder of alle pensioenfondsen hun data op orde hebben en er zullen bij zo'n grote operatie natuurlijk altijd fouten worden gemaakt. Al deze zaken zullen naar de inschatting van onze fractie leiden tot veel vragen en onrust, en tot drukte door vragen en klachten bij de pensioenfondsen. Hoe kijkt de minister hiernaar? Ziet zij een rol voor zichzelf om afspraken te maken met de pensioenfondsen over bereikbaarheid voor het publiek en over voldoende capaciteit om vragen en klachten op tijd te beantwoorden? Uit de beantwoording van de vragen maakt onze fractie op dat de minister tot nu toe geen afspraken met de pensioenfondsen heeft gemaakt over hun bereikbaarheid voor het publiek tijdens de transitie. Wil de minister toezeggen dat zij dit op gaat pakken?”
Handelingen I 2009-2010, nr. 33, item 8 - blz. 26.
Minister Schouten:
(…)
“Voorzitter. Dan kom ik op het blokje communicatie. Daar hebben veel leden terecht aandacht voor gevraagd. Hoe zorgen we ervoor dat alles goed over het voetlicht komt? Er zijn een aantal suggesties gedaan. De heer Van Gurp en mevrouw Huizinga hebben bijvoorbeeld gevraagd of een persoonlijk pensioengesprek geen goed idee zou zijn. Zij vinden dat pensioenfondsen goed bereikbaar moeten zijn. Ik ben het met de heer Van Gurp en mevrouw Huizinga eens dat goede informatie aan deelnemers van cruciaal belang is. De wet biedt daar extra handvatten voor. De norm keuzebegeleiding of de norm dat informatie moet aanzetten tot relevante actie zijn daar voorbeelden van. Ik zie in de sector dat er goede initiatieven zijn voor het verbeteren van de communicatie en het bevestigen van het belang daarvan.
(…)
Voor de goede orde zeg ik het volgende aan mevrouw Huizinga toe. Bij veel pensioenfondsen is het al gebruikelijk dat deelnemers en pensioengerechtigden kunnen bellen met een medewerker. Ik heb zelf onlangs bij een callcenter gezeten en meegeluisterd. Ik kan mevrouw Huizinga toezeggen dat ik met de sector in gesprek zal gaan om het beschikbaar maken van telefonische ondersteuning in de gedragslijn op te nemen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 33, item 8 - blz. 56.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
(…)
“De zorgen over de transitie en implementatie zijn breed gedeeld. Het zal een enorme operatie zijn. De minister erkent dat. Haar toezegging voor een regeringscommissaris en een flexibele einddatum voor de transitie waardeert onze fractie. Dat geldt ook voor haar toezegging aan onze fractie om de telefonische bereikbaarheid op te nemen in de gedragslijn. Het is een klein punt, maar wij denken dat het toch belangrijk kan zijn.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 33, item 8
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 32, item 3
-
23 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister voor APP over de stand van zaken van de moties en toezeggingen inzake de Wet toekomst pensioenen
Voor kennisgeving aangenomen op 30 januari 2024.
EK, BJ herdruk
-
-
28 november 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
toezegging gedaan