Rappelabele toezeggingen minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (Rappel maart 2024)



Dit is het rappel tot 02-01-24.

 




Toezegging Tijdelijke geschillencommissie permanent maken indien nodig (33.106 / 32.812) (T01575)

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Smaling (SP), toe om de tijdelijke geschillencommissie - voor geschillen tussen ouders en scholen - permanent te maken wanneer geconstateerd wordt dat deze nog nodig is.


Kerngegevens

Nummer T01575
Status voldaan
Datum toezegging 2 oktober 2012
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden prof. dr. ir. E.M.A. Smaling (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen geschillencommissie
passend onderwijs
Kamerstukken Passend onderwijs (33.106)
Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32.812)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 31

De heer Smaling (SP): Punten waarover verder conflict kan optreden, zijn het zorgprofiel van de school, het ontwikkelingsperspectief van het kind, toelating op speciaal onderwijs – vol is immers vol – en de school die door het samenwerkingsverband wordt gekozen. De ouders kunnen naar de klachtencommissie van de school, naar de Commissie Gelijke Behandeling en ten slotte naar de rechter. Hoeveel juridisering hebben wij in het verschiet? Is het dan toch geen optie om een permanente landelijke geschillencommissie in het leven te roepen?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 64

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Komt men er uiteindelijk niet met elkaar uit, dan heeft de ouder de mogelijkheid om naar de landelijke geschillencommissie te gaan. Deze geschillencommissie is tijdelijk, maar zoals ik in mijn beantwoording al heb toegezegd, mede naar aanleiding van vragen van de heer Flierman, ben ik bereid om haar zo lang in de benen te houden als wij met elkaar vinden dat het nodig is. In de loop der tijd merken wij vanzelf wel of het een beetje doodbloedt daaromheen of dat het nog steeds een welig tierend gebeuren is. Ik hoop natuurlijk dat het laatste niet het geval zal zijn, maar als het zo is, dan is het goed dat deze commissie er is. In de huidige situatie is er overigens helemaal geen geschillencommissie bij een verschil van mening. In die zin is de positie verbeterd.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 69-70

De heer Smaling (SP): Het punt van de ouders ging vrij snel. Ik heb gevraagd of de tijdelijke geschillencommissie niet een permanente kan worden. De minister zal misschien antwoorden dat er allerlei instanties zijn waar die ouders terechtkunnen, tot de rechter aan toe, maar dat ziet er toch wel erg bewerkelijk uit. Zou het voor ouders niet aangenamer zijn als de geschillencommissie permanent zou zijn?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 72

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Kan de tijdelijke geschillenregeling niet permanent worden? Ik heb al toegezegd dat zij permanent wordt als zij permanent moet worden. Ik heb dit ook aangegeven in de schriftelijke beantwoording, in de nota naar aanleiding van het verslag. Ik zit hier echt niet moeilijk in als wij met elkaar constateren dat de regeling nog nodig is. Afschaffing ervan moet plaatsvinden bij Koninklijk Besluit. Dat kan ik dus ook niet zomaar doen; dat is echt een formeel besluit.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wijzigen percentage onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal (34.031) (T02151)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Bijsterveld (CDA) en Kops (PVV), toe het percentage onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal pas te wijzigen na discussie met de Kamers over de resultaten van de evaluaties.


Kerngegevens

Nummer T02151
Status openstaand
Datum toezegging 22 september 2015
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA)
A. Kops (PVV)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen Duitse taal
Engelse taal
Franse taal
onderwijstijd
Kamerstukken Aanbieden van onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal voor het primair onderwijs (34.031)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 8 - blz. 2

Mevrouw Van Bijsterveld: In het verlengde van het voorgaande roer ik graag nog twee punten aan, ten eerste het maximum van 15%. Dat maximum is niet in het wetsvoorstel vastgelegd maar wordt in een Algemene Maatregel van Bestuur geregeld. In afwachting van de resultaten van de pilot die nu loopt, wordt al nagedacht over een verhoging tot maximaal 50%. 15% is al ongeveer een dagdeel. Dat is vrij veel voor het primair onderwijs. Met 50% verandert het karakter van het primair onderwijs echt. Mijn fractie acht dit alleen verantwoord als deze Kamer van tevoren over dat voornemen wordt ingelicht, onder gelijktijdige overlegging van de resultaten van de uitkomsten van het daaraan ten grondslag liggende onderzoek. Mijn fractie is niet alleen geïnteresseerd in de resultaten van de beheersing van het Engels door leerlingen, maar ook in de Nederlandse taalvaardigheid en de in inhoud van de vakken die in een vreemde taal worden aangeboden. Is de staatssecretaris bereid om dat toe te zeggen?

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 8 - blz. 16

De heer Kops (PVV): Het deel van de onderwijstijd dat scholen naast het Nederlands, of het Fries in Friesland, in het Engels, Duits of Frans mogen geven, wordt door de staatssecretaris vastgesteld in procenten in een Algemene Maatregel van Bestuur. In eerste instantie zal dat maximaal 15% zijn. Dat is een percentage dat voortkomt uit een advies van de Onderwijsraad en uit het proefproject 15% vroeg vreemdetalenonderwijs. Waarom is er voor een AMvB gekozen? Betekent dit dat de staatssecretaris dit percentage wanneer hij maar wil naar believen kan aanpassen? Ik heb immers begrepen dat de Kamer over een aanpassing van het percentage slechts geïnformeerd zal worden. Wat zijn de verwachtingen van de staatssecretaris? Verwacht hij dat dit percentage gaat stijgen, en hoeveel dan? Is het ook mogelijk dat dit in de toekomst gaat dalen? Met andere woorden, wanneer en op basis waarvan zal de staatssecretaris beslissen dat percentage aan te passen?

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 11 - blz. 6

Staatssecretaris Dekker: Waarom hebben we ervoor gekozen om die 15% niet in de wet vast te leggen, maar in een AMvB? De heer Kops van de PVV stelde deze vraag. Wij hebben dat gedaan om het toekomstbestendig te maken. Wij kunnen nu bijvoorbeeld afwachten hoe de tweede pilot loopt en dan bezien of dat eventueel om iets andere percentages vraagt. Anders zou iedere wijziging daarvan weer een enorm wetstraject vragen. Zoals bekend kost dat veel tijd. Tegelijkertijd hebben de heer Kops en mevrouw Van Bijsterveld gevraagd: als die pilot straks afgelopen is, lezen we dan in het staatsblad terug dat het verhoogd is? Ik zeg de Kamer graag toe dat we altijd eerst met de resultaten van de evaluatie zullen komen, zodat er ook ruimte voor discussie is in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, voordat we zo'n stap zullen zetten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Samenstelling groep nieuwkomers (36.373) (T03725)

De minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe om uit te zoeken om hoeveel kinderen van arbeidsmigranten en hoeveel kinderen van statushouders het gaat onder de nieuwkomers en dit mee te nemen in de contourenschets inzake de structurele bestendiging van het nieuwkomersonderwijs, die eind 2023 zal verschijnen.


Kerngegevens

Nummer T03725
Status openstaand
Datum toezegging 26 september 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsmigranten
nieuwkomersonderwijs
Nieuwkomersvoorzieningen
statushouders
Kamerstukken Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs (36.373)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 1, item 8, p. 12-23

De heer Van Apeldoorn (SP):

(…)

Ik vraag de minister: hoe staat het eigenlijk met het werken aan deze structurele oplossing, met de structurele bestendiging van het nieuwkomersonderwijs? Klopt het dat hier in het najaar aan gewerkt zal gaan worden en dat de contouren van deze oplossing voor het eind van het jaar geschetst zullen worden? Ik neem aan dat dit werk gewoon doorgaat op het ministerie, ook nu het kabinet demissionair is. Volgens mij kan dit ook in deze Kamer op brede steun rekenen.

Natuurlijk moet in deze context ook gesproken worden over hoe we grip krijgen op migratie. Ook dat is iets wat we volgens mij allemaal vinden in dit huis. Voor de SP-fractie geldt hierbij dat we vluchtelingen altijd fatsoenlijk moeten opvangen, maar ook dat we bijvoorbeeld arbeidsmigratie moeten reguleren. In dit verband vraag ik de minister: klopt het dat de regering eigenlijk geen idee heeft om welke aantallen het hier gaat? Hoeveel procent van de nieuwkomers die recht hebben op onderwijs bestaat uit kinderen van arbeidsmigranten en hoeveel procent bestaat uit kinderen van vluchtelingen of statushouders?

(…)

Minister Paul:

(…)

Tot slot een vraag van de heer Van Apeldoorn over de aantallen. Letterlijk was zijn vraag of het klopt dat de minister geen idee heeft van de aantallen kinderen om wie het gaat. Daarnaast vroeg hij naar de verhouding tussen het aantal kinderen van arbeidsmigranten en het aantal kinderen van statushouders. Het klopt niet dat ik geen idee heb van de aantallen, alleen weet ik niet precies hoe de verhouding is tussen het aantal kinderen van arbeidsmigranten en het aantal kinderen van statushouders. Uit de bekostigingsgegevens kan ik een goed beeld krijgen van het aantal nieuwkomersleerlingen dat onderwijs krijgt, maar dat gaat over totalen. Op 1 januari 2023 ging het om 35.708 leerlingen in het primair onderwijs voor wie scholen nieuwkomersbekostiging ontvingen en om 22.565 leerlingen in het voortgezet onderwijs.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Even voor de helderheid. De minister kan dus niet zeggen om hoeveel kinderen van arbeidsmigranten het gaat onder de nieuwkomers.

Minister Paul:

Nee.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat was precies mijn vraag. Daarop moet de minister het antwoord dus schuldig blijven.

Minister Paul:

Dat klopt. Dat onderscheid kan ik niet maken. Ik kan nog een keer checken of er een mogelijkheid is om dat te achterhalen, maar in ieder geval op dit moment heb ik die verschillen niet in zicht.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Zou de minister, net als de SP-fractie, dat niet willen weten als we het probleem in kaart willen brengen? Nogmaals, wij vinden dat alle kinderen die hier zijn en die daar recht op hebben, goed onderwijs moeten krijgen, dus ook de kinderen van arbeidsmigranten. Maar als je wilt inschatten hoe het probleem zich de komende jaren zal ontwikkelen, zodat we weten dat de huidige wet daarin kan voorzien, dan wel dat we uiteindelijk tot een structurele oplossing kunnen komen waarbij de tijdelijke voorziening voor nieuwkomersonderwijs niet meer nodig zal zijn, dan zijn dit soort cijfers toch relevant?

Minister Paul:

Ik kan me heel goed voorstellen dat dit onderdeel kan zijn van de verdere verkenning die we doen om te komen tot een structurele oplossing voor het nieuwkomersonderwijs. Daar zou ik naar moeten kijken.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, tot slot. Misschien kan de minister dan toezeggen dat zij in ieder geval haar best zal doen om te kijken of het mogelijk is om die cijfers te achterhalen en die mee te nemen in de toekomstvisie of de contourenschets die eraan zit te komen voor het eind van het jaar. Nogmaals, dat lijkt me relevante informatie.

Minister Paul:

Zeker. Die toezegging wil ik wel doen. Ja.

(…)

De heer Van Apeldoorn (SP):

(…)

Ik ben blij met de toezegging die de minister heeft gedaan als het gaat om het achterhalen van de cijfers om te zien waaruit die groep van nieuwkomers nou eigenlijk bestaat. Dat lijkt me toch van belang. We hebben het veel over asiel en de asielinstroom. We hebben het ook over de oorlog, de Russische agressieoorlog, die ons is overkomen en over de Oekraïense ontheemden. Dat zet druk op het systeem. Maar stel dat dat straks allemaal weer afneemt en dat ook de asielinstroom, waar nota bene een heel kabinet over gevallen is, weer afneemt, maar het aantal nieuwkomers dat onderwijs nodig heeft en dat niet krijgt even groot blijft? Dan zouden wij wel willen weten waar dat aan ligt en hoe we daarmee om moeten gaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Herziene inrichting asielprocedure en asielketen (36.373) (T03726)

De minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Meenen (D66), toe om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te verzoeken om een schriftelijke reactie te geven op de (aangehouden) motie van het lid Van Meenen c.s. (36373, E) over een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen in verband met het maximaal reduceren van gedwongen verplaatsingen van kinderen.


Kerngegevens

Nummer T03726
Status openstaand
Datum toezegging 26 september 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden drs. P.H. van Meenen (D66)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen asielketen
asielprocedures
nieuwkomersonderwijs
Nieuwkomersvoorzieningen
Kamerstukken Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs (36.373)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 1, item 8, p. 4-24

De heer Van Meenen (D66):

(…)

Voorzitter. D66 vindt het belangrijk — de andere fracties namens wie ik hier spreek ook overigens, mag ik hier gerust zeggen — dat de uitvoering van dit wetsvoorstel goed verloopt en dat kinderen niet vaak van school hoeven te wisselen. Ik ben daarom blij te lezen dat het COA zich inzet om het aantal verhuisbewegingen van kinderen te minimaliseren. Mijn vraag is of de minister hierop zal blijven toezien, zeker wanneer er straks mogelijk meer nieuwkomers zijn in Nederland. Mijn vraag is ook of hier een inspanningsverplichting van het COA volstaat. Het is immers de overheid zelf die door de inrichting van het asielstelsel zorgt voor het gezeul met gezinnen, waardoor kwetsbare kinderen telkens weer uit hun vertrouwde sociale omgeving en ook hun schoolomgeving gerukt worden. Dat is slecht voor kinderen, ook psychisch.

Voorzitter. Dat is onaanvaardbaar. Ik wil de minister de toezegging vragen om samen met haar collega's in het kabinet voor het eind van 2023 te komen tot een asielstelsel dat dit soort ongewenste bewegingen tot een minimum beperkt, het absolute minimum. Zo nodig overwegen wij een motie van deze strekking. Is de minister van plan om, naast het doen van een dringende oproep aan gemeenten om geen doelgroepbeperkingen meer op te stellen, een ander middel in te zetten of landelijk beleid in te stellen waardoor deze beperkingen niet meer mogelijk zijn?

(…)

Minister Paul:

(…)

Dan ga ik door naar de vragen van de heer Van Meenen. Hij had een aantal vragen. Ze gingen over het minimaliseren van verhuisbewegingen van kinderen en eigenlijk over een algehele herziening van het asielstelsel. Tot slot deed hij een dringend beroep om geen doelgroepbeperkingen meer op te stellen. Het korte antwoord daarop is dat het hele kabinet zich inzet om die verhuisbewegingen te verkleinen en een aantal andere zaken in het asielstelsel te verbeteren. Ik moet daaraan toevoegen dat ik niet de bewindspersoon ben die daar primair over gaat. Ik kan zou allerlei mooie bespiegelingen kunnen houden en allerlei beloftes kunnen doen. Ik realiseer me dat dit ons eerste contact is, maar de mensen die mij kennen — en de heer Van Meenen kent mij langer dan vandaag — weten dat ik geen knollen voor citroenen ga verkopen. Hierin is er werk aan de winkel. Ik weet dat er binnen het kabinet stappen worden gezet, maar dit is niets iets waar ik verder grote uitspraken over kan doen.

(…)

De heer Van Meenen (D66):

(…)

Voorzitter. Op één punt ben ik nog niet geheel tevreden. Dat is op het punt van de hele asielprocedure, de hele asielketen, die er nog steeds toe leidt dat er allerlei gedwongen verplaatsingen van kinderen van gezinnen plaatsvinden. Dat moet stoppen. Ik zou een extra signaal aan de regering willen geven en ik heb een vraag. Dat vertaal ik in de volgende motie.

De voorzitter:

Door de leden Van Meenen, Roovers, Perin-Gopie, Belhirch, Van Apeldoorn en Schalk wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wettelijk vastgelegde deugdelijkheidseisen voor het onderwijs voorschrijven dat kinderen een ononderbroken ontwikkelingsproces dienen te kunnen doorlopen;

constaterende dat de inrichting van de asielprocedure en de asielketen meermalige verplaatsing van gezinnen, en daarmee van kinderen inhoudt;

overwegende dat deze verplaatsingen in het bijzonder de betrokken kinderen sociaal en psychisch schaden en daarnaast hun ontwikkeling en hun onderwijs ernstig belemmeren;

van mening dat in het belang van deze kinderen een einde moet komen aan deze gedwongen verplaatsingen;

verzoekt de regering voor het eind van 2023 te komen tot een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen, die het aantal gedwongen verplaatsingen van kinderen tot maximaal één reduceert,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (36373).

(…)

Minister Paul:

(…)

Dan ben ik aanbeland bij de motie van de heer Van Meenen, medeondertekend door een heel aantal andere leden. Daarvoor moet ik een beetje herhalen wat ik in het debat al aangaf. Het is ontzettend belangrijk om te werken aan een stabielere situatie en aan een asielsysteem of asielstelsel dat ons beter equipeert om om te gaan met de situatie zoals die nu is, maar het is niet aan mij om uitspraken te doen over die bredere vraagstukken, die raken aan het bredere migratiedebat. Omdat dit het terrein is van mijn collega, staatssecretaris Van der Burg, stel ik voor om hem te vragen om schriftelijk te reageren op de motie, als de heer Van Meenen daarmee kan instemmen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik beluister dat als een verzoek om de motie aan te houden. Dat wil ik ook graag doen, in afwachting van die reactie. Dat begrijp ik heel goed. Om de meest adequate reactie te krijgen is het wellicht goed om eraan toe te voegen dat ik natuurlijk wel begrijp dat een demissionair kabinet niet voor het einde van dit jaar het stelsel kan herzien. Mijn vraag is om te komen tot een herziening in de zin van een ontwerp van een stelsel waarin het aantal verhuisbewegingen van kinderen gereduceerd wordt, zodat we niet op onze handen gaan zitten totdat er opvolgers voor dit kabinet klaarstaan. Dat is de exacte vraag van deze motie. Maar ik houd de motie dus aan.

De voorzitter:

Ik beluister dit als een verzoek van de heer Van Meenen aan de Kamer om te besluiten om de motie aan te houden. Ik kijk even of de Kamer zich in dat verzoek kan vinden. Dat is het geval.

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor zijn motie (36373, letter E) aan te houden. Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord weer aan de minister.

Minister Paul:

Dank, voorzitter, en dank aan de heer Van Meenen voor zijn flexibiliteit. Ik denk dat een aantal zaken die de heer Van Meenen in zijn motie vraagt, heel goed kunnen dienen als nadere input voor de verdere uitwerking, dus dank daarvoor.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verstrekken van woningen aan leraren (36.373) (T03727)

De minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Walenkamp (BBB), toe om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te spreken over of zij kansen ziet bij en creatieve ideeën heeft over het met voorrang verstrekken van woningen aan leraren.


Kerngegevens

Nummer T03727
Status voldaan
Datum toezegging 26 september 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden drs. P.V.A. Walenkamp MA (BBB)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen leraren
nieuwkomersonderwijs
Nieuwkomersvoorzieningen
VNG
Kamerstukken Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs (36.373)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 1, item 8, p. 2-25

De heer Walenkamp (BBB):

(…)

De achtste vraag. Is de minister het met ons eens dat er veel meer werk gemaakt moet worden om die docenten met spoed woningen te verstrekken? In sommige gemeenten gebeurt dit juist wel, en in andere juist niet. Er zijn heel wat gemeentes die die mogelijkheden wel hebben, omdat er woningen leegstaan. Daar kan iets mee gedaan worden, bijvoorbeeld aan de hand van deze wet. Ziet u die mogelijkheden ook? Of wilt u dit juist niet faciliteren?

De negende vraag: waarom moeten gemeenten een woonvisie schrijven voordat ze deze voorrang mogen invoeren, terwijl er overal woningnood is? Het wordt daarmee nodeloos moeilijk gemaakt. Wij maken ons zorgen over de rechtmatigheid van deze tijdelijke wet. U gaf eerder aan dat u de juridische opties, onder andere de aanwijzingsbevoegdheid, zo beperkt mogelijk wilt inzetten, alleen na toestemming. Kan de minister dan ook garanderen dat er geen onteigening van panden plaatsvindt, en onder welke exacte voorwaarden wel of niet? Daar leven enige zorgen over.

(…)

Minister Paul:

(…)

Dan ga ik door op het onderwerp arbeidsvoorwaarden en leraren. De vraag was of de arbeidsvoorwaarden in orde zijn en of er niet meer werk gemaakt moet worden van het met spoed verstrekken van woningen aan docenten. Dat was de vraag van de heer Walenkamp. Laat ik vooropstellen dat het werk dat leraren en mensen in het onderwijs verrichten ongelofelijk mooi, belangrijk en verantwoordelijk werk is, en dat het ook op een goede manier beloond moet worden, met een goed salaris en andere arbeidsvoorwaarden. Dit kabinet heeft bijna een miljard geïnvesteerd om ervoor te zorgen dat leraren in het primair en voortgezet onderwijs evenveel verdienen. Daarmee is de loonkloof gedicht die er vanuit het primair onderwijs was. Heel recent is in de cao-akkoorden voor p.o. en vo ruim 10% salarisverhoging afgesproken per 1 juli 2023. Daarnaast is door dit kabinet geïnvesteerd in de professionalisering en het verlagen van de werkdruk in het vo, om zo te zorgen voor een aantrekkelijk beroep en uitdagende loopbaanpaden. Daar is dus in de afgelopen periode behoorlijk wat aan gedaan. En terecht, zeg ik erbij. Dat is ook wat moet gebeuren.

Zoals de heer Walenkamp aangaf, is huisvesting aan de gemeenten. Een aantal gemeenten voert inderdaad beleid waarbij aan leraren voorrang wordt gegeven bij de toewijzing van huizen, zoals in Amsterdam en Rotterdam. Dat is bij uitstek iets wat ik daar zou willen laten. Ik voel geenszins de drang om op de stoel van die gemeenten te gaan zitten en om dat van rijkswege te gaan regelen, ook omdat er grote verschillen zijn.

(…)

De heer Walenkamp (BBB):

(…)

U gaf aan dat u, c.q. uw voorganger, de afgelopen jaren veel heeft gedaan aan de loonkloof. En u gaf aan dat u rond woningen wat heeft gedaan. Ik zou u toch willen verzoeken de toezegging te doen om richting de VNG serieus werk te maken van een duidelijke suggestie. Ik houd namelijk niet zozeer van aanwijzingen. Ik ben al heel lang leraar. Heel veel leraren moeten van plek a naar plek b en ze verdienen vaak niet zo veel of ze hebben andere problemen. Ik hoop toch echt dat u de VNG zover krijgt een bepaalde urgentieregeling te organiseren, zeker voor leraren die nog niet bevoegd zijn, maar wel bekwaam. Zij zitten vaak in een lagere schaal en hebben nog geen vaste baan, maar een tijdelijk contract. Zij zitten dus vaak in een veel mindere arbeidspositie. Ik zou u willen vragen om op dat punt een toezegging te doen.

(…)

De heer Walenkamp (BBB):

In eerste en tweede termijn heb ik een punt aangekaart dat hier breed leeft. Nogmaals dank voor uw toezeggingen, en ook voor de uitleg dat u alleen iets gaat uitvoeren na die vijf jaar, omdat het dan nog een keer terugkomt. Maar ik heb nog een specifiek punt genoemd, als u mij toestaat dat nogmaals aan te kaarten, meneer de voorzitter, namelijk het punt van verhuizingen van leraren. De minister heeft dat meerdere malen gehoord. Heel veel leraren of mensen die in opleiding zijn, hebben een tijdelijk contract en hebben dus heel veel moeite om ergens op een nieuwe plek te komen en te gaan werken. U gaf eerder aan dat u bereid bent erover na te denken en in gesprek te gaan. Ik heb net in tweede termijn gevraagd of u zo vriendelijk zou willen zijn om de VNG ertoe op te roepen hier iets aan te doen. Die toezegging heb ik gevraagd aan de minister.

Minister Paul:

Ik kan natuurlijk in gesprek gaan met de VNG, maar ik zou daarbij het volgende willen aantekenen. Ik vind dat een lastige discussie, want waar wij de zaak bepleiten van leraren, van mensen in het onderwijs, kun je net zo goed een zaak, een case, maken voor verpleegkundigen, mensen die bij de politie werken en allerlei andere hardwerkende Nederlanders die op dit moment misschien ook moeite hebben met het vinden van een huis. Ik wil daar dus verder niet in treden. Volgens mij heb ik aangegeven dat dat bij gemeenten ligt en dat gemeenten daarin hun beleid kunnen ontwikkelen. Natuurlijk kan ik daarover met de VNG van gedachten wisselen. Maar het zal van mijn kant geen hard verzoek zijn om daar specifiek voor het onderwijs beleid op te maken.

De heer Walenkamp (BBB):

Erkent de minister dat het een zeer groot probleem is?

Minister Paul:

Volgens mij zien we allemaal dat er op dit moment problemen zijn op de woningmarkt, maar mijn punt is dat dat breder gaat dan leraren of het onderwijs. Ik vind het lastig om dan een dergelijk verzoek op te leggen of daar op een dwingende manier mee om te gaan, omdat ik zie dat in ieder geval een aantal gemeenten daar aan de ene kant al prima beleid op maakt. In andere gemeenten speelt dat aan de andere kant helemaal niet. Het is dus ook nog eens heel erg afhankelijk van de situatie. Ik vind het ook lastig — nu verval ik een beetje in herhaling, maar ik zeg het toch — omdat er een heleboel andere beroepsgroepen zijn waarvoor dit ook geldt. Ik vind het dus niet aan mij om daar dan een zaak van te maken.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Walenkamp.

De heer Walenkamp (BBB):

We spreken nu met de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, vandaar dat ik dit nu hier bespreek. Dit is echt een punt van aandacht. Bent u in algemene zin bereid om dat alstublieft serieus bij VNG aan te kaarten?

Minister Paul:

In algemene zin ben ik daar zeker toe bereid. Als daar kansen liggen en VNG daar creatieve ideeën over heeft; prima.


Brondocumenten


Historie