De minister van OCW zegt de Kamer na een specifiek verzoek daartoe van de leden Lokin-Sassen en Sörensen en mede in reactie op de vragen en opmerkingen van de leden Backer, Dupuis, Ganzevoort, Kuiper, Linthorst en Smaling toe - na aanvaarding van onderhavig wetsvoorstel en vóór het zomerreces 2012 van de Tweede Kamer - een veegwet aanhangig te maken bij de Tweede Kamer die ziet op de in het debat precies beschreven aanpassing van het voorgestelde artikel 14, vierde lid van de Wet op de medezeggenschap (WMS) en een gelijkluidende formulering in de bepaling over de inhoud van de schoolgids.
Nummer | T01560 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 juni 2012 |
Deadline | 11 september 2012 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) prof.dr. H.M. Dupuis (VVD) Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie) drs. M.Y. Linthorst (PvdA) Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA) prof. dr. ir. E.M.A. Smaling (SP) Drs. R. Sörensen (PVV) |
Commissie | commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | instemmingsrecht medezeggenschap Veegwet |
Kamerstukken | Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs inzake onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32.640) |
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.2.
Mevrouw Linthorst (PvdA):
Voorzitter. Ik kom op het derde bezwaar van mijn fractie: het instemmingsrecht voor de medezeggenschapsraad op de vraag wat voor soort maatwerk meegeteld mag worden als onderwijstijd. Mijn fractie meent dat dit oordeel niet bij ouders en leerlingen thuishoort, omdat het bij het professionele domein van de leerkrachten behoort. Wat is volgens de minister de meerwaarde die met name ouders hieraan kunnen toevoegen? Het oorspronkelijke wetsvoorstel kon al niet op groot enthousiasme rekenen onder leerkrachten, al ging de VO-raad akkoord, maar na de wijzigingen die in de Tweede Kamer zijn aangebracht, is het draagvlak nog verder afgebrokkeld.
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.4.
De heer Backer (D66):
Ik ben toe aan het tweede punt van de wetstechnische punten: het instemmingsrecht van de medezeggenschapsraad. De gedachte om leerlingen, ouders en docenten een rol te geven is sympathiek, maar – vergeef me dat ik het zeg – het is toch een product van slordig denken. Dat blijkt ook uit het voorstel. De minister laat in het midden of er door de MR een bevoegdheid is gecreëerd om mee te beslissen over de inhoud van het onderwijsprogramma. Er wordt uitgelegd dat het niet zo is, maar in de nadere memorie van antwoord staat toch ook weer een beetje dat het wel zo is. Mij dunkt dat het wel degelijk een bevoegdheid is die er niet was, waarmee onderwijstijd kan worden beïnvloed. Het beoordelingskader van de inspectie is immers geen limitatieve lijst.
Het begint eigenlijk ook al in de memorie van toelichting. Daarin staat het volgende. "Het wetsvoorstel brengt ouders en leerlingen in de positie om de school bij de les te houden daar waar de kwaliteit van het onderwijs onderdruk komt te staan doordat er bijvoorbeeld te weinig uren worden gerealiseerd."
Voorzitter. Deze tekst zou er bij Nescio niet doorkomen. Waarom zouden wij dat als wetgever wel doen? Ik begrijp de gedachte wel, maar op deze wijze is de bevoegdheidsafbakening onhelder. Dan gaan er dus in organisaties problemen ontstaan op die grensvlakken van bevoegdheden. Men heeft wel andere dingen te doen. Er kan ook rechtsongelijkheid ontstaan. Bij de ene school wordt het wel onderwijs en moet het naar de inspectie en bij de andere school niet. Ik denk dat dit helemaal geen verbetering is. Het verbaast ook, want nog geen maand of twee maanden geleden hebben wij een brief ontvangen van de minister waarin de pilots met de medezeggenschap worden geëvalueerd. De bestaande situatie blijkt goed en gunstig. Welk probleem zijn wij nou eigenlijk aan het oplossen?
Ik vat dit blokje even samen. Het gaat om een verdere inperking van de rol van de professionals. Het is een aanmoediging van de ouders om zich te bemoeien met de lesinhoud en een aanmoediging om bij ongelijk krijgen te eisen dat uren worden ingeroosterd. Dat lijkt mij geen verstandige wetgeving.
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.7.
De heer Smaling (SP):
Punt 3 betreft het voorstel dat tot doel heeft, de zeggenschap van ouders en leerlingen te vergroten. De Raad van State raadt dit af. Verder geeft de recente evaluatie van de Wet medezeggenschap op scholen daartoe niet de minste aanleiding. Als adviesrecht verandert in instemmingsrecht, betekent dat een forse wijziging van de machtsverhoudingen in de medezeggenschap. Los van de informatieachterstand die ouders en leerlingen doorgaans hebben in de medezeggenschapsraad, staat dat je simpelweg niet mag verwachten dat ze altijd een gemeenschappelijk belang voor ogen hebben. De memorie van antwoord stelt dat de wettelijke borging van de "horizontale dialoog" naar de mening van de regering nodig is om te voorkomen dat in scholen gewoontes kunnen "groeien", waardoor de "horizontale dialoog" geleidelijk aan onderdruk komt te staan. Ik moet dan echt denken aan dr. Clavan, het typetje van Van Kooten en De Bie. Het is in ieder geval een verschrikkelijk jargon. Bij "horizontale dialoog"heb ik heel andere associaties en het is een nietszeggende zin. Om welke gewoontes gaat het hier? Hoe groot is die druk en wat wordt verstaan onder geleidelijke druk?Waarom moet die dialoog geheel horizontaal zijn en is dat al niet het geval?
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.11.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Mijn laatste punt is medezeggenschap ofwel "horizontale verantwoording", zoals dat in het wetsvoorstel heet. Ik moet erkennen dat ik daarbij sinds de bijdrage van de heer Smaling, de komende tijd allerlei bijgedachten ga hebben. Medezeggenschap is een belangrijk punt in de kwaliteitszorg, vooral omdat de rol van de inspectie is teruggebracht tot risicogericht toezicht. Dat betekent dat meer en meer verwacht wordt van de professionals zelf en van de inbreng van leerlingen en ouders. Ook wat dit betreft ontstaat echter onmiddellijk onduidelijkheid. Kennelijk heeft deze medezeggenschap slechts betrekking op de soorten onderwijsactiviteiten en dus niet over de inhoud. Het laatste zouden we overigens problematisch vinden vanwege de professionele verantwoordelijkheid van de leraar. Ook als het echter gaat over de soorten onderwijsactiviteiten, is het niet zo eenvoudig. De Raad van State noteert diverse struikelblokken in het goed functioneren van deze medezeggenschap en volgens ons zijn die niet weggenomen. Die struikelblokken zijn: individuele belangen, informatieachterstand bij ouders en leerlingen, beperkte bereidheid om in medezeggenschapsradenplaats te nemen en gebrekkige afstemming tussen medezeggenschapsraadsleden en hun achterban. Dat betekent om te beginnen dat zeer de vraag is of deze horizontale afstemming wel biedt wat gewenst en nodig is. Daarnaast blijft een lastige vraag of deze afstemming met de medezeggenschapsraad geen inbreuk maakt op de professionele autonomie van de leraar. Ook op dit punt heeft de beantwoording van de minister ons niet overtuigd, maar wellicht kan ze een aanvulling geven.
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.12.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Onze fractie heeft ook zeker bedenkingen bij de organisatie van de medezeggenschap met betrekking tot de onderwijskwaliteit. Wij sluiten ons op dit punt aan bij de bedenkingen van de Raad van State. Waarom is het nodig dat ouders en leerlingen via de medezeggenschapsraad grotere zeggenschap krijgen over de inrichting van het onderwijs: de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de onderwijstijd? Ouderbetrokkenheid is een groot goed, maar de inspraak van ouders moet vooral worden vormgegeven door scholen zelf en laat de eindverantwoordelijkheid over het onderwijs bij het bevoegd gezag en de onderwijsprofessionals.
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.15-16 en 17.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
De ouder- en leerlinggeledingen van de medezeggenschapsraad krijgen instemmingsrecht op de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de onderwijstijd, de eerder genoemde horizontale verantwoording. Deze ruime formulering heeft ook bij mijn fractie tot de nodige onrust geleid, reden waarom wij onze reserves tegen dit voorstel hebben uitgesproken. Dit is immers een fundamenteel punt. De professionals en het bevoegde gezag gaan over de inhoud van het onderwijs, uiteraard binnen de kaders van de wet, en niemand anders. Dat wil zeggen: zeker niet de ouder- en leerlinggeleding. De formulering in de wet lijkt de medezeggenschapsraad echter een instemmingsrecht te geven, ook met betrekking tot de inhoud van het onderwijs. Ik citeer: "de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld".
Inmiddels heeft mijn fractie uit de memorie van antwoord en de nadere memorie van antwoord begrepen dat dit nimmer de bedoeling van de regering is geweest,maar dat het instemmingsrecht nu juist een extra waarborg geeft dat bijvoorbeeld ophokuren niet aan worden gemerkt als onderwijstijd. Ophokuren worden daardoor onmogelijk, aangezien de ouder- en leerlinggeleding van de medezeggenschapsraad het totaal aantal uren en de verschillende soorten activiteiten die als onderwijstijd gelden, moeten goedkeuren. Ouders en leerlingen hebben hier door dus een extra waarborg tegen ophokuren in handen gekregen.
Leraren hoeven niet bevreesd te zijn dat er aan hun professionaliteit en hun verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke invulling van het onderwijs wordt getornd. Voor de inhoud van het onderwijs zijn en blijven zij verantwoordelijk, uiteraard in overeenstemming met het bevoegd gezag en binnen de door de wet gestelde kaders.
De, naar mijn fractie inmiddels heeft begrepen, onbedoeld te ruime formulering in het wetsvoorstel heeft inderdaad tot veel misverstand aanleiding gegeven. Mijn fractie pleit er dan ook met klem voor dat de tekst van de wet opnieuw zo wordt geformuleerd dat hieromtrent geen enkel misverstand meer kan ontstaan.
Is de minister bereid middels een veegwet dan wel een novelle artikel 24c van de Wet op het voortgezet onderwijs zo te herformuleren dat daaruit ondubbelzinnig blijkt dat het instemmingsrecht van de ouder- en leerlinggeleding niet ziet op de inhoud van het onderwijsprogramma, maar slechts op het totaal aantal uren en de verschillende soorten activiteiten die als onderwijstijd worden geprogrammeerd? Afhankelijk van het antwoord van de minister op deze vraag zal mijn fractie bezien of zij haar goedkeuring aan het voorstel kan geven.
[...]
Met betrekking tot het instemmingsrecht van de verschillende geledingen van de medezeggenschapsraad dient in de tekst van de wet een nieuwe, scherpe formulering te worden opgenomen, waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de te verkrijgen instemming van de ouder- en leerling-geleding slechts ziet op de verschillende vormen van onderwijstijd en de verdeling van de totale onderwijstijd, en niet op de inhoud van het onderwijs. Leraren behouden dus hun volledige bevoegdheid over de inhoud van het onderwijs, uiteraard in samenwerking met het bevoegd gezag en binnen de kaders van de wet.
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.18
De heer Sörensen (PVV):
Ik had geen spreektijd aangevraagd, om de eenvoudige reden dat ik dit onderwerp al zo ontzettend uitgekauwd vind. Er zijn tientallen vragen gesteld, het is de minister aan één stuk door moeilijk gemaakt. Dat is natuurlijk ook heel terecht. Daarom ga ik er verder inhoudelijk niet meer op in. Ik ben het eigenlijk inhoudelijk volkomen met collega Lokin eens, ook als het gaat om haar verzoek met betrekking tot de medezeggenschapsraad. Er moet heel duidelijk worden gesteld dat die zich niet zal bezighouden met de inhoud van het onderwijs.
Handelingen I 2011/12, 33-2, p.21
Mevrouw Dupuis (VVD):
Ten slotte is er de kwestie van de medezeggenschap. Hierover heeft de fractie in beide voorlopige verslagen zeer kritische opmerkingen gemaakt. Ons punt is dat het door ouders en leerlingen in de medezeggenschapsraad laten meebeslissen over kwaliteit en kwantiteit van het onderwijs, een regelrechte uitholling oplevert van de professionaliteit van de leraar. Blijkens de talrijke brieven van lerarenorganisaties, schooldirecties, besturen en individuele leraren is het zo inderdaad bij het veld over gekomen. Wij kunnen ons de woede indenken. Eerder in een voorlopig verslag merkten wij al op dat artsen toch ook niet geconfronteerd worden met cliëntenraden van ziekenhuizen,die oekazes uitdelen over diagnostiek en therapie? Dit is lachwekkend, inderdaad. Maar waarom dan wel bij leraren? Wij begrijpen het ministerie niet. Hoe kun je zo'n regeling maken? Het is toch terecht dat de leraren hier woedend over zijn? Dit is toch ook een bewijs dat de minister heel weinig met leraren op heeft? Ook wij zijn heel ontevreden hierover. Overigens geldt ook hier weer dat het functioneren van de medezeggenschapsraden blijkens recente rapportages geen enkele aanleiding geeft tot grote zorg.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):De vergelijking van een leraar met een arts gaat hier volkomen mank. Ik vraag mij af of mevrouw Dupuis eigenlijk wel het verschil weet tussen klokuren, lesuren, onderwijstijd et cetera. Alles wordt op één grote hoop gegooid. Je moet daarin wel een scherp onderscheid maken. Dat is het ingewikkelde van het wetsontwerp.
Mevrouw Dupuis (VVD):Ik denk dat ik dat onderscheid goed ken, maar ik vind het juist in het wetsontwerp zo onduidelijk. Als wij het al onduidelijk vinden, hoe zit het dan met de scholen? Er is dus reden voor zorg, lijkt mij.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):Ik heb in de beantwoording van de minister duidelijkheid gekregen over al deze verschillen. Zij heeft uitgelegd hoe het precies zit. Wij hebben het grondig gelezen.
Mevrouw Dupuis (VVD):U hebt het grondig gelezen.
Blijkens recente rapportages geeft het functioneren van de medezeggenschapsraden geen aanleiding tot zorg. De noodzaak van aanvullende wetgeving is ons inziens dan ook nul. Het huidige wetsvoorstel op dit punt lost geen enkel probleem op, maar creëert er veel en tast de professionaliteit van de leraar aan. Dit is onaanvaardbaar voorde VVD-fractie.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.50
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
De zorgen en vragen over het instemmingsrecht zijn het vijfde punt, dat buitengewoon pregnant is neergezet door mevrouw Dupuis. Ook de heer Sörensen en mevrouw Lokin hebben daar zorgen over geuit en hebben gevraagd naar oplossingen.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.57-58
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Ik kom bij de medezeggenschap, want daarover is veel gezegd. Ik begrijp die zorg. Die is in de Tweede Kamer overigens nauwelijks aan de orde geweest. Voor de Tweede Kamer was dit een heel belangrijk punt van checks-and-balances in dit wetsvoorstel. Men zei: als wij het aan de ene kant goed regelen, moeten wij het ook voor de ouders en leerlingen aan de andere kant goed regelen, want daar ging het mis met de ophokuren, om maar een voorbeeld te noemen. De WMS kent op dit moment al een instemmingsrecht van het ouders-leerlingdeel op het vaststellen van onderwijstijd. Dat zit op dit moment al in de wet. Daarmee staat dus de instemming met het totaal aantal uren dat wordt geprogrammeerd al in de wet. Dit onderdeel komt terug in het voorgestelde artikel 14, vierde lid, van de WMS, als kwalitatieve invulling van het onderwijsprogramma. In het wetsvoorstel is sprake van een herformulering omdat dit element nu onderdeel uitmaakt van een breder instemmingsrecht. Het instemmingsrecht van het ouders-leerlingdeel is verbreed om te voorkomen dat onderwijsactiviteiten worden aangeboden die niet voldoen aan de criteria voor onderwijstijd. Ophokuren waren daarvan een heel goed voorbeeld.
Daarom zijn er twee nieuwe elementen toegevoegd. Het eerste is instemming op het lesuitvalbeleid. Dit is heel belangrijk om te voorkomen dat je zomaar op straatstaat. Daarover krijgen vaak ouders, maar ook Kamerleden klachten. Het tweede is instemming op de kwalitatieve invulling van het onderwijsprogramma. Daarmee wordt het soort activiteiten bedoeld.
Ik heb het idee dat het woord "kwaliteit" heel veel misverstanden oproept. Ik heb dit gezien bij de vragen die zijn gesteld. Ik heb gepoogd die te beantwoorden, maar ik ben daarin niet voldoende geslaagd. Hier ligt nog steeds die kritiek op tafel. Ik denk dat mevrouw Dupuis die het scherpst verwoordde, maar ook anderen, waaronder mevrouw Lokin, vroegen of ik dit op een goede manier kon oplossen. Ook andere Kamerleden hebben dat punt naar voren gebracht. Allereerst is het belangrijk om aan te geven dat heel veel activiteiten in het toetsingskader van de inspectie staan. Dat is het geaccepteerde toetsingskader waarbinnen de inspectie, die bij een school kijkt of men voldoet aan de urennorm, dit altijd zal meenemen. Onderneemt een school er andere activiteiten naast, dan dient daarover overeenstemming te bestaan met de ouders. De grote baaierd van activiteiten ligt allang vast in het toetsingskader van de inspectie. In die zin kent het instemmingsrecht ook zijn beperkingen en heeft ook een MR er zich aan te houden dat er al een uitgekristalliseerde lijst van activiteiten ligt, waarvan de inspectie heeft gezegd:dat is onderwijstijd.
Er blijft echter toch een zorg bestaan over die brede formulering, de zorg of wij niet treden in de professionele verantwoordelijkheid van leerkrachten. Daarom wil ik het voorbeeld van mijn geachte collega, minister Opstelten, volgen door met de Kamer af te spreken dat ik, zodra dit wetsvoorstel is vastgesteld, een veegwet zal maken,waarin ik heel nadrukkelijk de formulering uit de memorie van toelichting letterlijk in de wet zal vastleggen om misverstanden volledig te voorkomen. Ik lees haar voor de Handelingen op. Dan zou de tekst als volgt worden. In het voorgestelde artikel 14, vierde lid, van de WMS komt de zinsnede "de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma" te vervallen. Deze wordt vervangen door "het totaal aantal uren" – dat nu reeds inde WMS staat – "en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 6f, eerste lid, van de WVO wordt geprogrammeerd". Daarnaast dient een gelijkluidende formulering te worden opgenomen in de bepaling over de inhoud van de schoolgids, want het instemmingrecht geldt ook voor de inhoud van de schoolgids. Dan heb ik scherp gemaakt wat ik in de memorie van toelichting wel, maar in de wet niet voldoende heb gezegd, zoals mevrouw Dupuis aangaf. Ik hoop dat ik daarmee voldoende tegemoetkom aan de zorg die is geuit. Ik heb op dit moment een variawet over een aantal punten binnen het onderwijs liggen. Ik zou dit onderdeel kunnen toevoegen,zodat dit punt met gezwinde spoed wordt behandeld. Zo is het beoogd, en niet anders, en zo kan het zijn aangepast voordat dit wetsvoorstel in werking treedt.
[...]
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):Bedoelt de minister niet de memorie van antwoord wanneer zij spreekt over memorie van toelichting? De formulering die zij net heeft opgelezen, heeft zij wel in de memorie van antwoord gebruikt, als ik het goed heb.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:Dat zou kunnen. Mijn beeld was dat ik deze ook in de memorie van toelichting heb gegeven, maar als dit niet het geval is, behoor ik hier te zeggen "memorie van antwoord". Dank u wel. [...]
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.59
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Daarin heeft mevrouw Linthorst absoluut gelijk. Dat is gewoon waar. Wel ontstaat er meer ruimte om op de school met elkaar discussie te hebben binnen de medezeggenschap, die overigens, zoals velen al gezegd hebben, goed functioneert. De medezeggenschap is de manier om die discussie op een verantwoorde manier in te bedden. Gelukkig zijn er heel weinig conflicten in Nederland; volgens mij is er uiteindelijk slechts één zaak bij de rechter gekomen. Prima, des te beter. Dit geeft ook aan dat verantwoordelijkheid breed gedragen kan worden binnen de schoolgemeenschap, maar wel begrensd en niet voormisverstand vatbaar. Dat is mooi. Om die reden ben ik bereid een veegwet te maken, om tegemoet te komen aan de zorg die door mevrouw Dupuis, maar ook door anderen naar voren is gebracht.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.60
Mevrouw Dupuis (VVD):Voorzitter. Wij willen graag een korte schorsing na de eerste termijn van de regering. Wij vragen tevens de tekst van het voorstel van de minister ter wijziging van de Wet op de medezeggenschap. Dan kunnen wij er even goednaar kijken. Ik neem aan dat het niet moeilijk is om dat even te regelen.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:Voorzitter. Dat is geen probleem. De tekst is er. Ik kijk even naar boven naar mijn ambtenaren. Ik wil graag dat de tekst direct wordt uitgedraaid voor alle fracties.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.62
De heer Backer (D66):Voorzitter. Voordat ik het vergeet en het formeel niet gezegd heb: ik waardeer natuurlijk de uitgestoken hand ten opzichte van de medezeggenschap, maar dat maakt het voor mijn fractie niet anders, want wij hebben meerdere gebreken geconstateerd.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.62
De heer Smaling (SP):
Ik waardeer het zeer dat in een veegwet tegemoet wordt gekomen aan een deel van de bezwaren, maar dat is voor mijn fractie helaas toch te weinig.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.63
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
Ik heb ook genoteerd dat er een redactionele wetswijziging komt via een veegwet, waardoor ieder misverstand over de verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderwijs, die uiteraard bij het bevoegd gezag en bij de leraren zelf moet blijven, wordt uitgesloten. Ik zou graag willen weten op welke termijn de minister het voorstel voor die veegwet denkt te kunnen indienen. Wij willen heel graag dat dit nog voor het reces gebeurt.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:Ik kan toezeggen dat het voorstel voor de veegwet nog vóór het reces zal worden ingediend.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.64
Mevrouw Dupuis (VVD):Voorzitter. Mijn fractie is iets minder negatief dan de eerdere sprekers. Wij hebben wel een aantal zaken gehoord die wij niet mooi en niet ideaal vinden, maar wellicht kan het zo wel. Dat betreft natuurlijk vooral het punt dat ik onaanvaardbaar vond. De tekst over de medezeggenschap was voor ons echt het hevigste pijnpunt. Ik moet zeggen dat ik de aanpassing van die tekst nog niet echt goed heb kunnen bestuderen. Ik moet dus nog enige slagen om de arm houden totdat ik heb gezien wat daar precies in staat,maar dit maakt het voor ons wel iets minder ernstig.
[...]
De kritiek was fundamenteel en richtte zich vooral op de medezeggenschap. We moeten bezien of dat pijnpunt voldoende is opgeheven.
Handelingen I 2011/12, 33-8, p.66-67
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Ik weet niet of ik de streefdatum heb genoemd. Ik hoop dat iemand mij daarover nog even een briefje kansturen, zodat ik de Kamer aan het eind van mijn bijdrage kan aangeven wanneer de veegwet komt.
[...]
Terwijl wij wachten op een briefje met de datum waarop ik de veegwet zal aanmelden, wil ik graag een mooi gedicht voorlezen.
[...]
Voorzitter, tot zover Gerrit Komrij. Wij doen ons best om de veegwet vóór het reces bij de Tweede Kamer te hebben.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 33, item 8, blz. 47-67
-
behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 33, item 2, blz. 2-21
-
16 april 2013
nieuwe status: voldaan
Voortgang:
Opmerking: In wetsvoorstel 33.336 is in de artikelen 1.16 (onderdelen A, B en C) en 1.17 (onderdelen A, C, E en G) de volgende wijziging opgenomen: de zinsnede "de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma" is vervangen door "het totaal aantal uren" alsmede "en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 6f, eerste lid, van de WVO wordt geprogrammeerd". -
19 juni 2012
toezegging gedaan