T00391

Toezegging Belastingplan 2007



De minister geeft toe dat er onderwerpen in het Belastingplan zijn opgenomen die eigenlijk apart als wetsvoorstel ingediend hadden moeten worden en zal zijn ambtsopvolger erop wijzen dat dit niet wenselijk is.


Kerngegevens

Nummer T00391
Oorspronkelijke nummer tz_FIN_2007_1
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2006
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden mr. G.J.J. Biermans (VVD)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Kamerstukken Belastingplan 2007 (30.804)
Wijzigingsplan «Paarse krokodil» (30.577)


Opmerking

Voldaan middels invoering Belastingplan 2007

Uit de stukken

Handelingen Eerste Kamer 2006 – 2007, 13, blz. 516 e.v.

Blz. 519

Biermans (VVD):

[…]De leden van de VVD-fractie sluiten zich aan bij de kritiek van de Raad van State en enkele fracties in de Tweede Kamer dat het Belastingplan wederom en in weerwil van eerdere toezeggingen een aantal inhoudelijk niet bij een belastingplan passende maatregelen bevat. Ik wijs op de maatregelen op het terrein van stages en scholing, alsmede de voorstellen voor een tijdsevenredige bpm. Op zich zijn dat uitstekende en

gewenste maatregelen; zij horen echter niet in een belastingplan thuis. De motivatie van de regering om ze wel in het Belastingplan 2007 op te nemen, overtuigt deze leden nog steeds niet. Derhalve doen zij weer een beroep op de regering om belastingplannen slechts voor budgettaire maatregelen te gebruiken. Wellicht kan deze minister dit weer toezeggen.

blz. 522-523

Essers (CDA):

Tot slot stellen wij met de Raad van State de vraag aan de orde of een aantal van de thans in het Belastingplan 2007 opgenomen voorstellen niet beter in afzonderlijke wetsvoorstellen had kunnen zijn opgenomen. […] Daarbij merk ik op dat, anders dan de minister in onder andere de nota naar aanleiding van het verslag lijkt te suggereren, deze discussie niet gaat over het al dan niet spoedeisende karakter van noodzakelijke reparatiewetgeving, maar over de vraag of deze spoedeisende onderwerpen niet beter in afzonderlijke wetsvoorstellen kunnen worden ondergebracht dan in het belastingplan. De opmerking in het nader rapport dat ’’om redenen van wetgevingseconomie’’ geen afzonderlijke wetsvoorstel is ingediend, doet geen recht aan de ook in de motie-Boorsma (1993) vermelde constitutionele taak van deze Kamer, die het recht van amendement ontbeert.

Kox (SP): Ik voel mij daarom gesteund door de opmerkingen van de Raad van State over de noodzaak om het belastingplan in ieder geval in de toekomst zo veel mogelijk te beperken tot de zaken die er echt in thuishoren.

blz. 531-532

Minister Zalm van Financiën: De heren Biermans, Essers en Kox hebben gesteld dat ik toch weer stout ben geweest door twee onderwerpen in het belastingplan te frommelen die ik er niet in had mogen opnemen en die ik apart had moeten indienen. Dat hebben wij weloverwogen gedaan. De motie-Boorsma is mij natuurlijk niet ontgaan. […] Wij wisten dat het druk zou worden met de behandeling van wetsontwerpen en dat het aantal vergaderdagen voor de verkiezingen beperkt zouden zijn. Onder normale omstandigheden zouden wij tot en met december hier terecht kunnen. Nu dit onderwerp niet besmet is verklaard, kan het ook na de verkiezingen worden behandeld. Toen wij het voorstel opstelden, waren wij nog zo naïef dat wij dachten dat alles voor 22 november moest worden behandeld. Wij meenden dat als wij de bpm en de maatregelen op grond van het arrest-Charles en Charles-Tijmens hier niet zouden regelen, deze zouden sneuvelen. Althans, dat het er niet meer van zou komen. De bpm achtten wij absoluut noodzakelijk om niet een hele industrie tot stand te laten komen van mensen die hier allemaal in een Luxemburgse auto gaan rondrijden ter ontduiking van de bpm. Dat was de achterliggende reden. In mijn overdrachtsdossier zal ik aan mijn ambtsopvolger nog eens duidelijk maken dat de Eerste Kamer helemaal niet houdt van dit soort vermengingen en dat hij echt netjes de splitsing zal moeten aanhouden zoals wij dat ook de afgelopen twee jaar hebben gedaan.

blz. 538

Biermans (VVD): Ik dank de minister ook voor de toezegging dat hij zijn opvolger wederom zal wijzen op de wens van deze Kamer om geen vreemde eenden in de bijt van het Belastingplan te stoppen. Wat de ab-verlaging (aanmerkelijk belang) laat ik het er maar bij dat wij ons best hebben gedaan om het ongerichte en het onvolkomene van tafel te halen. Dat is niet gelukt. Wij hebben geen recht van amendement. Verder hebben wij aan dat verhaal helemaal niks.  

blz. 539

Essers CDA): Ik heb gesproken over de motie-Boorsma. In zijn antwoord zegt de minister: wij zijn weer een beetje stout geweest, wetgevingseconomie, wij waren bang dat bepaalde voorstellen toch niet in 2006 zouden worden aangenomen. Er is meer aan de hand. Het is niet alleen een kwestie van wetgevingseconomie – je kunt ook een spoedwet indienen en deze Kamer is nooit te beroerd om daaraan mee te werken – maar het gaat om meer. De motie-Boorsma heeft betrekking op de constitutionele taak van de Eerste Kamer. Wij hebben geen recht van amendement, maar wij moeten wel de mogelijkheid hebben om delen van een belastingplan zoals die nu in het Belastingplan zijn opgenomen en die wetssystematisch grote betekenis hebben, afzonderlijk te wegen. Wij moeten ook de mogelijkheid hebben om die eventueel af te wijzen. Dit is het probleem. Als je alles maar in een belastingplan stopt, kunnen wij onze constitutionele taak niet goed uitvoeren. Ik heb goed genoteerd dat de minister dit punt onder de aandacht zal brengen van zijn ambtsopvolger, want ik vind dit een wezenlijk punt.  

blz. 541

Zalm: Het is goed dat de motie-Boorsma werd geaccentueerd; ik heb daar ook begrip voor. Ter verontschuldiging van de gang van zaken in dit jaar, moet ik zeggen dat ik echt de gedachte had dat deze Kamer niet bereid zou zijn om belastingwetsontwerpen met een budgettair belang nog te behandelen na de verkiezingen, met een demissionair kabinet. Ik ben heel gelukkig dat dit wel het geval is geweest, maar de gedachte dat alles vóór 22 november erdoor moest, was wel de aanleiding om de twee gewraakte aspecten nog in het plan op te nemen. In de toekomst zal het adagium moeten gelden dat spreker heeft verwoord.


Brondocumenten


Historie

  • 4 april 2007
    Voortgang:
    documenten:
  • 12 december 2006
    toezegging gedaan