De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de Eerste Kamer te betrekken bij het proces van monitoring van de effecten van de Wet studievoorschot hoger onderwijs, in het bijzonder voor wat betreft studie-uitval en extra-curriculaire activiteiten.
Nummer | T02055 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 januari 2015 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
Kamerleden | prof. dr. J.A. Bruijn (VVD) |
Commissie | commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | monitoring studievoorschot |
Kamerstukken | Wet studievoorschot hoger onderwijs (34.035) |
Kamerstukken I 2014/15, 34 035, D, p. 16
Kan de regering aangeven waar voor haar de toelaatbare grens ligt van uitval ten gevolge van deze wet en welke maatregelen zij in voorkomend geval zal treffen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Ook vragen zij of de regering bij haar evaluatie ook kan monitoren wat de effecten van het wetsvoorstel zijn op studie-uitval en in hoeverre de mogelijke «afhakers» diegenen zijn die zouden zijn uitgevallen als zij toch aan de studie waren begonnen. Is het mogelijk om bij de evaluatie ook de effecten van de wetswijziging op de participatie van studenten in extra-curriculaire activiteiten te betrekken, zoals bestuursjaren, verenigingsleven en onderzoek en zo ja, is ze bereid dit toe te zeggen, zo vragen deze leden.
De regering ziet met de leden van de VVD-fractie het belang van een goede monitoring, die inzicht biedt in alle relevante elementen. De regering zal na invoering van het wetsvoorstel de effecten op de toegankelijkheid goed blijven monitoren, zodat zo nodig tijdig bijgestuurd kan worden. Vanuit deze overweging zullen de breed gesteunde moties van de Tweede Kamerleden Slob c.s,18 Klaver c.s,19 en Van Meenen c.s.20 worden uitgevoerd. Daarin wordt de regering opgeroepen de gevolgen van de maatregelen voor studenten in kaart te brengen, met name voor degenen die afkomstig zijn uit gezinnen met lage inkomens (motie Slob), wordt de regering verzocht om na vier jaar een tussentijdse monitoring uit te voeren en daarbij de onderwijsinstellingen en studentenbonden actief te betrekken (motie Klaver) en om studenten een rol te geven in het vaststellen van de opzet en wijze van uitvoering van de monitoring (motie Van Meenen). Dit zal de regering onder andere doen aan de hand van instroom-, doorstroom- en uitvalcijfers, en door leengedrag, studievoortgang en studietempo te monitoren.
De regering wil conform de voorstellen van de leden van de VVD-fractie ook in kaart brengen in hoeverre de mogelijke uitvallers diegenen zijn, die ook zouden zijn uitgevallen als zij toch aan de studie waren begonnen. Ook wil de regering de effecten onderzoeken op de participatie van studenten in extra-curriculaire activiteiten. Dit ziet de regering als een doorlopend proces bij de invoering van de voorstellen. Of, hoe en wanneer zal worden bijgestuurd, hangt af van de effecten die optreden en de vraag waarop zal moeten worden bijgestuurd. De regering zal na invoering van het studievoorschot starten met een effectmeting onder de eerste studenten die onder het studievoorschot gaan vallen. Dit zal onderdeel zijn van de jaarlijkse beleidsmaatregelenmonitor van ResearchNed. Dit zal na studiejaar 2015/2016 kunnen leiden tot een eerste inzicht in de effecten van het studievoorschot. Dit is dan echter pas een eerste stap; structurele effecten zijn pas op langere termijn zichtbaar, zo blijkt uit ervaringen uit andere landen.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 17, item 3 - blz. 7
De heer Bruijn (VVD): Het CPB heeft op basis van internationale ervaringen een tijdelijke daling van de deelname geraamd van rond de 2%, ofwel voor hbo en wo samen 2.700 per jaar. Als de door het CPB genoemde studenten die tijdelijk niet meer zullen instromen vallen binnen de groep van 13.000 hbo- en 2.000 wo-studenten die toch al in het eerste jaar zouden zijn uitgevallen — en dat is niet uitgesloten, ook niet door het CPB — dan wordt met dit wetsvoorstel een belangrijke stap gezet naar een meer bewuste studiekeuze. Dit is alleen achteraf vast te stellen. Je kunt natuurlijk niet gaan enquêteren met de vraag of iemand later een uitvaller wordt. De VVD-fractie dankt de minister dan ook voor haar toezegging in de memorie van antwoord dat zij dit in kaart zal brengen, alsmede wat de effecten zijn op de participatie in extracurriculaire activiteiten zoals bestuursjaren. Mijn fractie verzoekt de minister, deze Kamer van de bevindingen ter zake op de hoogte te stellen. Graag een toezegging.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 17, item 3 - blz. 8
De heer Bruijn (VVD): Graag zouden de leden van mijn fractie willen weten of de minister bereid is ook deze Kamer op de hoogte te houden van ten eerste haar bevindingen uit het monitoren en de diverse aangekondigde effectmetingen van het studievoorschot, zoals aangekondigd in de memorie van antwoord, inclusief de opbrengst ervan.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 17, item 8 - blz. 28
Minister Bussemaker (PvdA): Het CPB heeft veel mogelijkheden, maar ook beperkingen. Het CPB werkt met een economisch model, een rekenregel. Wij hebben al die onderzoeken — het was meer dan een halve meter aan rapporten — gezamenlijk op ons laten inwerken. Wij hebben daarvan gezegd dat wij het niet beter zullen weten dan dit. Wij moeten het hiermee doen en wij moeten nu goed gaan monitoren. De Tweede Kamer heeft dit ook gevraagd, blijkens de moties van Slob c.s., Klaver c.s. en Van Meenen. Ik neem deze zeer serieus. Met name de motie-Klaver c.s. vraagt om direct te monitoren, ook na de instroom en de doorstroom en ook van kwetsbare groepen. Wij gaan dat doen door de huidige instroom op basis van een nulmeting te vergelijken met de instroom na de invoering van het wetsvoorstel. Ik zeg er echter direct bij dat een paar maatregelen die ik net noemde, ook in 2015 ingaan. Wij moeten daarmee rekening houden. Ik breng in kaart in welke mate de opbouw van de populatie verandert en welke factoren hiervoor verantwoordelijk zijn.
Conform de moties van de leden Slob en Klaver zal ik in ieder geval kijken naar de sociaaleconomische achtergrond, de vooropleiding — mavo, havo of vwo — de instroom van studenten in tweejarige mastertrajecten en studenten met een functiebeperking. Ik ga het beroep op en de effectiviteit van maatregelen monitoren, zoals de opgehoogde aanvullende beurs en de tegemoetkoming voor studenten met een functiebeperking.
Naast dit kwantitatieve deel van de monitoring zal ik ook kwalitatief onderzoek optuigen: wat zijn de motieven van niet-doorstromende mensen met een mbo-, havo- of vwo-diploma? Ik denk dat dit erg belangrijk is om meer zicht te krijgen op de argumenten. Liggen deze in de organisatie van het leenstelsel of in het bieden van gebrekkige informatie? In dit laatste geval heb ik een extra taak in de voorlichting. Als ze liggen in het niet goed verlopen van de overgang van mbo naar hbo, dan moeten we de schakelprogramma's intensiveren.
Ik kan nu niet zeggen bij welk percentage ik dat ga doen. Ik kan wel zeggen dat ik heel intensief jaarlijks een beleidsreactie naar de Tweede Kamer zal sturen, zoals ik de Tweede Kamer al heb toegezegd, en dat ik met studenten, instellingen en het parlement in gesprek zal gaan over de feiten die te zijner tijd uit de monitoring blijken. Die monitoring zal dus intensief zijn. Ik zeg de heer Bruijn toe dat ik bereid ben om ook de Eerste Kamer bij dit proces te betrekken.
(...)
Handelingen I 2014-2015, nr. 17, item 8 - blz. 58
De heer Bruijn (VVD): Ik dank de minister voor de toezegging om de Eerste Kamer te betrekken bij de serieuze monitoring.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 17, item 8
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 17, item 3
-
3 november 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
19 oktober 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van OCW over toegankelijk hoger onderwijs: selectie en beleidsreactie Monitor beleidsmaatregelen 2019-2020
voor kennisgeving aangenomen op 3 november 2020
EK, K
-
-
22 september 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 september 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van OCW inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die door de minister aan de Eerste Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 22 september 2020
EK, J
-
-
14 april 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 maart 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 14 april 2020
EK, H
-
-
24 september 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
18 september 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
5 september 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van OCW inzake toezeggingen die door de bewindspersonen aan de Eerste Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 2 oktober 2018
EK, F
-
-
13 juni 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 juni 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
1 juni 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
29 november 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
4 november 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 29 november 2016
EK, A
-
-
7 juni 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 juni 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 7 juni 2016
EK, D
-
-
20 januari 2015
toezegging gedaan