T01186

Toezegging Definitie van het begrip "objectieve onderneming" (31.930)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van het Lid Biermans toe het begrip ″objectieve onderneming″ in een brief uiteen te zetten.


Kerngegevens

Nummer T01186
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2009
Deadline 1 juli 2010
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden mr. G.J.J. Biermans (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen BOR
objectieve onderneming
Kamerstukken Wijziging Successiewet 1956 inzake vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur (31.930)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 460

Staatssecretaris De Jager: […] De heer Biermans vraagt waarom in de BOR formele eisen worden gesteld aan bedrijfsopvolging maar waarom met de BOR niet alle vormen van financiering van ondernemingen worden gefaciliteerd. De BOR is een echte faciliteit en ook een flinke faciliteit. Deze regeling is alleen gerechtvaardigd als zij terechtkomt in situaties waarvoor zij is bedoeld, namelijk bij een bedrijfsopvolging. Dan gaat het om een materiële regeling. Iedereen spreekt hier over de verbreding van de BOR, maar zij wordt  tegelijkertijd veel meer toegespitst op echte materiële ondernemingen, omdat kasgeld-bv’s, waarop een en ander werd geconstrueerd, eruit vallen. Financiering door andere personen dan ondernemers valt buiten de faciliteit. Ik kom op het begrip ″objectieve onderneming″ en de concernbenadering. De indieners van het amendement hebben duidelijk aangegeven – dit is terug te lezen in de Handelingen van de Tweede Kamer – dat met name de wijziging van het amendement is bedoeld om de BOR voor kleinere ondernemingen te verruimen en ook dat het amendement budgetneutraal diende te zijn. In overleg tussen de indieners van het amendement en het ministerie van Financiën is dat op concernniveau berekend. Gelet op de wetgevingsgeschiedenis hebben wij hierbij een juist standpunt ingenomen dat de grens ligt op 1 mln. per objectieve onderneming. Daarbij is sprake van de concernbenadering.

De voorzitter: De heer Biermans heeft een heel dringende vraag.

De heer Biermans (VVD): Ja, mijn vraag is uitermate kort. Ik heb gevraagd naar het begrip ″objectieve onderneming″. Ik heb gevraagd of de staatssecretaris kan bevestigen dat het in de jurisprudentie ontwikkelde begrip voor hem ook de leidraad is.

Staatssecretaris De Jager: Wij hebben hier natuurlijk een nieuw begrip. Ik kan dat niet zo toezeggen, omdat het begrip ″objectieve onderneming″ hier wellicht een andere context heeft gehad dan de jurisprudentie waar de heer Biermans op doelt. Om alle misverstanden uit te sluiten, het gaat hierbij om een concernbenadering. Wij sluiten aan – en dat vind ik ook heel redelijk – bij een iets andere benadering dan wellicht in het verleden het geval was, omdat wij hier ook een nieuwe situatie hebben, namelijk bij dat concern waar ook de faciliteit van de BOR voor geldt. Zoals bekend hebben wij daarbij het concernbegrip  verruimd. Ook indirecte aanmerkelijke belangen kwalificeren voor de faciliteit van de bedrijfsopvolgingsregeling. Die concernbenadering geldt ook voor de benadering die ik hier aangeef, die 1 mln. Volgens mij is het een heel redelijke benadering dat je zegt: ik zie dit voor de faciliteit als een concern in deze nieuwe wet. Dan geldt ook voor het bepalen van die 1 mln. dat dat de concernbenadering is. Dat is dus een iets andere situatie dan in de vroegere jurisprudentie. Wij hebben immers een nieuwe situatie.

De heer Biermans (VVD): Ik begrijp dat ik de staatssecretaris overval met dit thema. Ik wil hem graag de gelegenheid geven – dat is voor de wetsgeschiedenis erg van belang – dat hij het begrip ″objectieve onderneming″ in een brief uiteenzet.

Staatssecretaris De Jager: Dat zeg ik toe.

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 478

Staatssecretaris De Jager: […] De heer Biermans vraagt: waarom niet één vrijstellingspercentage van 100. De 90% in het wetsvoorstel was genoeg om de problemen weg te nemen; dat heb ik met de familiebedrijven ook zo besproken. Het is geen 100% geworden, omdat het niet de bedoeling was om per se een belastingvrijdom te gunnen, maar om knelpunten in de praktijk op te lossen. Die 90% was in ieder geval voldoende voor de situaties die wij kenden in de praktijk. Het amendement luidt nu 100% voor kleine ondernemingen en 83% voor het merendeel. Bij ministeriële regeling zal ik er meer duidelijkheid over geven wat een objectieve onderneming is, zodat problemen zo veel mogelijk worden weggenomen. Dat heb ik al toegezegd. Ik zal bij de evaluatie meenemen of het amendement problemen oplevert ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet.


Brondocumenten


Historie