De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Kluit (GroenLinks), Rietkerk (CDA) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet met de provincies de ervaringen die zij hebben met de omzetting van het stelsel wat betreft natuur, te bespreken. Het expliciete punt van de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie wordt daarin meegenomen, ook met betrekking tot de vormvereisten.
Nummer | T03002 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 30 juni 2020 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister voor Natuur en Stikstof Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Kamerleden | J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Aanvullingswet natuur Omgevingswet natuur natuurvisie omgevingsvisie Omgevingswet |
Kamerstukken | Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34.985) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 4, blz. 2
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Dan de uitvoerbaarheid. Wij maken ons zorgen over een dreigende inhoudelijke verwatering van het thema natuur in de omgevingsvisies. Ik noem allereerst de vormvereisten voor de natuurvisie die zijn vervangen door zelfbindende en vormvrije regels voor omgevingsvisies. In het rapport Decentraal natuurbeleid onder de Wet natuurbescherming blijkt bij meerdere provincies sprake van een sterke verwatering van het natuurthema wanneer de natuurvisie daadwerkelijk wordt omgezet in een omgevingsvisie. Wij horen graag een reactie van de minister op dit rapport. Hoe wil de minister hierop reageren richting de praktijk?
Koppelt men deze informatie aan eerdere informatie van bijvoorbeeld de commissie voor de m.e.r. over de gebrekkige toepassing van de MER bij het ontwikkelen van omgevingsvisies of leest men het rapport van Arcadis over de ontbrekende informatie over natuur- en milieukwaliteiten in de MER's die worden voorgelegd aan de commissie voor de m.e.r., dan ontstaat een beetje het beeld dat belangrijke sturende informatie op decentraal niveau letterlijk buiten beeld aan het raken is. In de wet Natuurbescherming is dit nu goed en gedetailleerd geregeld. Onze vraag aan de minister is dan ook: is zij bereid, gezien al deze signalen, om alsnog inhoudsvereisten voor natuurvisie om te zetten naar de aanvullingswet natuur? Graag een antwoord op deze vraag.
Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 12, blz. 9-44
De heer Rietkerk (CDA):
Dan monitoring en toezicht, voorzitter. Ik ben bij mijn op een na laatste blokje. Het monitoren van Natura 2000 — andere fracties hebben daar al eerder over gevraagd — vraagt ook aandacht als het gaat om de kwaliteiten van Natura 2000-gebieden. Op welke wijze heeft de monitoring tot nu toe plaatsgevonden? Op welke wijze worden de kwalitatieve ontwikkelingen en de investeringskosten maatschappelijk afgewogen? En betrekt de minister de uitkomsten ook bij het strategisch lokaliseren? En het monitoren is een rijksverantwoordelijkheid als het gaat om Natura 2000. Dan zijn de provincies verantwoordelijk voor het nationaal natuurnetwerk. Hoe monitoren de provincies aansluitend op de monitoring van het Rijk, zodat wij een integraal overzicht hebben van het nationaal natuurnetwerk? En dan hebben we ook nog het Netwerk Ecologische Monitoring. Wie houdt daar toezicht op? Dan gaat het over het terreinbeheer en de organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Hoe is dat de laatste vijf jaar gegaan? En hoe houdt de minister van LNV beide Kamers hiervan op de hoogte?
(…)
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
(…)
Voorzitter. De regels die betrekking hebben op de bescherming van de natuur, komen op diverse plaatsen in de Omgevingswet terecht. Dat heeft tot gevolg dat de verschillende afspraken en regels met betrekking tot de natuurbescherming, niet duidelijk en in samenhang met elkaar in de wet bekeken kunnen worden. Je zou kunnen concluderen dat door deze versnippering het belang van natuurbescherming niet meer helder in de wet verankerd is en dat, bij de afweging van belangen, het natuurbelang over het hoofd gezien kan worden. Een andere zienswijze is dat, doordat op meerdere plaatsen in de wet het belang van natuurbescherming naar voren komt, de natuur juist beter in de wet geïntegreerd is en een duidelijker rol zal spelen in de integrale afweging. Dezelfde twee zienswijzen zijn ook mogelijk bij de natuurvisie die opgaat in de omgevingsvisie. Is dat een versterking of een verzwakking van het aandeel van de natuur?
Mijn fractie kan beide gedachtegangen volgen. Op dit punt geven wij het wetsvoorstel het voordeel van de twijfel, maar wij dringen erop aan dat bij de monitoring en bij de evaluatie, waar ik al eerder naar verwees, expliciet naar dit punt gekeken wordt. Wordt het natuurbelang voldoende meegenomen? Wordt de natuur voldoende beschermd?
(…)
Minister Schouten:
(…)
Mevrouw Kluit vraagt naar de natuurvisie in relatie tot de omgevingsvisie. Zij is bang dat het omzetten van de natuurvisie in de omgevingsvisie tot een soort verwatering van de positie van de natuur leidt; zo heb ik haar woorden maar geïnterpreteerd. De natuurvisie wordt onderdeel van de omgevingsvisie. Daarmee borg je het integrale onderdeel in het stelsel voor de leefomgeving. De Omgevingswet regelt expliciet de doorwerking van de algemene milieubeginselen in de natuurvisie, zoals het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Dit zijn heel belangrijke beginselen om de kwaliteit en instandhouding van de natuur te borgen. Het is belangrijk dat dit goed gebeurt, omdat wij met elkaar de staat van instandhouding moeten verbeteren waar deze nog niet op orde is.
Ik proef bij mevrouw Kluit dat zij daar niet helemaal zeker van is. Ik kan een toezegging doen. Net noemde collega Ollongren ook al het punt over de monitoring in opmaat naar de evaluatie. Zij gaf aan dat zij de onafhankelijke evaluatiecommissie expliciet zal vragen om op het onderdeel natuur na te denken over hoe zij de monitoring kan vormgeven in opmaat naar de evaluatie. Ik wil hier nog wat aan toevoegen. Wij monitoren al periodiek de staat van de natuur. Maar ik zal ook een jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een rondje langs de provincies maken om te horen wat hun ervaringen zijn met de omzetting van het stelsel. Dan kunnen de provincies zelf aangeven wat werkt en wat niet werkt. Misschien zien ze nu zelf al zaken waar het in de praktijk niet helemaal goed loopt. Ik zal ze dan ook expliciet vragen om te reflecteren op het omzetten van de natuurvisie in de omgevingsvisie. Dan kan ik de Kamer rapporteren of de natuur in de provincies de plek in de omgevingsvisie krijgt die die hoort te krijgen. Dat hebben we ook expliciet benoemd. Deze vraag kwam van diverse leden. Mevrouw Kluit had er een vraag over. De heer Rietkerk stelde een expliciete vraag over de monitoring en de borging. Ik zeg toe dat ikzelf, of mijn opvolger, dat rondje langs de velden zal maken om de ervaringen op te halen, los van alle monitoring met betrekking tot de staat van de natuur, die de Kamer toch al krijgt. Het expliciete punt van de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie neem ik daarin mee.
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik wil de minister graag om de bevestiging vragen dat er ook expliciete aandacht kan zijn voor de vormvereiste: hoe werkt dat door? Dan kunnen we dat later ook koppelen, bijvoorbeeld aan wat er gebeurt in de natuurwaarden in die gebieden. Zijn er provincies die dat wat globaler doen? Wellicht is er ook wat te zien in wat daar wordt gerealiseerd aan natuurkwaliteit. Ik vraag dit specifiek omdat deze minister dit ongetwijfeld heel goed gaat doen, maar er komen verkiezingen aan. Het is dus goed om dat even vast te leggen.
(…)
Minister Schouten:
(…)
Ik heb een aantal specifieke vragen gekregen. Mevrouw Kluit vraagt of ik ook naar de vormvereisten kan kijken op het punt waar de natuurvisie in de omgevingsvisie wordt omgezet. Ik zal daar aandacht aan besteden. Er moet natuurlijk ook een zekere duidelijkheid zijn over hoe je de resultaten die in de rapportages staan precies toepast. Ik zal kijken hoe dit in de praktijk werkt. We hebben overigens ook BIJ12. Dit bureau van de provincies kan ook hier een faciliterende rol in vervullen. Maar ik zeg toe dat ik aandacht zal besteden aan dit punt als wij het rondje langs de velden gaan maken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 4
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Natuur en Stikstof -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
20 september 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand -
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
21 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor VRO over inwerkingtreding van de Omgevingswet
Voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2023.
EK 33.118 / 34.986, EW
-
-
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Natuur en Stikstof -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
30 juni 2020
toezegging gedaan