T02114

Toezegging Erkenning Palestijnse staat (33.694)



De Minister van Buitenlandse Zaken zegt, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Schrijver (PvdA) en Kox (SP), toe de Eerste Kamer te informeren over de ontwikkelingen in het proces van erkenning van de Palestijnse staat door de Nederlandse regering.


Kerngegevens

Nummer T02114
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Prof.mr. N.J. Schrijver (PvdA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen erkenning
Palestijnse staat
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25, item 8, blz. 9-10

Minister Koenders:

In de eerste plaats wordt de rol van Europa meer dan vroeger geaccepteerd, zowel door Israël als door de Arabische wereld en de Verenigde Staten. In de tweede plaats is mede op initiatief van Nederland aan mevrouw Mogherini gevraagd een plan te maken om direct na de vorming van een nieuw kabinet in Israël te helpen om partijen weer bij elkaar te krijgen. Dat is uiteraard niet alleen met Europa, maar met de Arabische wereld en waar mogelijk ook met de Verenigde Staten, die toch een kernspeler zullen blijven en die daar in toenemende mate wat kritischer tegenover staan, gezien het bezoek van premier Netanyahu aan het Amerikaanse Congres. In de derde plaats speelt de erkenning een grote rol. Daar kunnen we heel lang over praten en dat zou ook wat tijd vergen, maar de Nederlandse regering heeft gezegd haar positie te veranderen: zij ziet erkenning niet meer als slotstuk van de onderhandelingen, maar gaat dit strategisch inzetten. Ik kan niet zeggen wanneer dat zal zijn. We zijn nu in de mainstream van het Europese beleid. Frankrijk, Italië, Engeland, Duitsland en Spanje zitten op precies dezelfde lijn, behalve Zweden. Zweden heeft gezegd nu te erkennen. Ik vind dat geen goed beleid. Er zijn best redenen aan te geven om dat wel te doen, maar naar mijn mening moet dat onderdeel van de onderhandelingen zijn. Dat kan en het heeft ook meer kans van slagen als het op een strategisch moment gezamenlijk met de Europese landen wordt gekozen, ook al is het een nationale verantwoordelijkheid.

Er zijn dus een aantal ingrediënten om misschien tegen alle naïviteit in, maar vanwege de urgentie van de situatie en het feit dat Israël nu in een andere verhouding tot de Arabische landen staat, nu opnieuw een initiatief te nemen. Dat moet je heel precies nemen, niet te vroeg en niet te laat.

Dat staat los van allerlei elementen en vragen die aan de Nederlandse regering zijn gesteld over bijvoorbeeld de tweestatenoplossing. Daar zijn wij voor en daar moet ook niet van worden afgeweken. In de tweede plaats is het wellicht mogelijk dat we eindelijk een resolutie van de Verenigde Naties kunnen krijgen waarin geen veto van één land bestaat en waardoor de grondlijnen van een overeenkomst die we eigenlijk al twintig jaar kennen, in een of andere vorm vastgelegd zouden kunnen worden. Maar daar is onderhandeling voor nodig. Of je het nu leuk vindt of niet, maar als je vrede sluit, sluit je ook altijd vrede met je vijand. Je moet ook weer echt vertrouwen tussen die partijen organiseren. Op die wijze zal de Nederlandse regering in de richting van Israël en de Palestijnse gebieden opereren. Daarover zijn we uiteraard in nauw contact met beide partijen, inclusief premier Abbas en minister van Buitenlandse Zaken Al-Maliki van de Palestijnse Autoriteit, die over tien dagen bij mij op bezoek zal komen om dat verder te bespreken.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik volg het verhaal helemaal en we hebben uit de verschillende bijdragen van de woordvoerders hier gemerkt dat wij dat strategische moment steeds dichterbij vinden komen. De minister benoemt het zelf, maar het blijft maar verschuiven als je niet oppast. Mijn zorg is dat volgend jaar Obama en Kerry weg zijn en we nog helemaal niet weten welk presidentschap er in Amerika gaat komen. Ik werd gisteren niet heel erg gelukkig van de eerste kandidaat die in het verlengde van het Republikeins congres juichend riep dat de oorlog met Iran weer terugkwam en dat het afgelopen moest zijn met al die contacten, inclusief alle afluisterpraktijken over en weer. Ziet de minister dat strategische moment voor de nieuwe presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten of daarna? Laten we nu eens een tijdshorizon benoemen of gaat de minister daar ook niet in mee?

Minister Koenders:

Als u het niet erg vindt, ga ik niet in op wat goede en slechte kandidaten zijn voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. De benadering van de Nederlandse regering is niet dat we lekker vooruitschuiven. Zij heeft juist gezegd het niet meer als sluitstuk te willen zien, waardoor je automatisch weet dat dan één land het vetorecht heeft. Het is een vrij essentiële verandering, waardoor we in de mainstream van Europa zitten. Een strategisch moment is het moment waarop je weet dat het bijdraagt aan het succes van het vredesproces. Ik hoop dat dit zo snel mogelijk is. Wat mij betreft, is dat ook zo snel mogelijk. Ik wil daar ook niet op wachten; the sooner the better. Ik geloof echter niet dat het zinnig is om het nu te doen. Ik heb daarvoor mijn argumentatie gegeven. Daar kan je van mening over verschillen, want er zijn heel legitieme redenen — ook juridische — waarom je kan zeggen dat het nu wel kan. In juridische zin zal zich daar ook niet heel veel tegen verzetten. Daarover heb ik al eerder een discussie met de heer Schrijver gehad. Daar hadden we nog een tijd langer over kunnen doorpraten, maar er zijn elementen waardoor je de redenering kunt volgen dat het juridisch weinig problematisch is. Ik formuleer het politiek, want een paar elementen zijn daarbij nog wel van belang. Het blijft echter een politiek keuzemoment, ook voor de Nederlandse regering. Europa kan ons daar niet op vastleggen, maar ik zou dit het liefst gezamenlijk doen nu er in Europa eigenlijk ook geen verschil van mening over bestaat. Los van het feit dat Zweden dit nu eenzijdig heeft erkend en er nog een aantal andere landen zijn die dat al gedaan hebben in de tijd dat zij nog deel uitmaakten van het Warschaupact, is er geen verschil van mening dat er een pakket instrumenten is en dat de Hoge Vertegenwoordiger nu haar beleid gaat bepalen, waarbij ze geen taboes heeft. Dat steunen wij dus, maar om daar nu eenzijdig op vooruit te lopen lijkt mij onhandig, overigens ook nog om een aantal andere redenen.

De heer Schrijver (PvdA):

Ik kan een heel eind meegaan met de redenering van de minister en ik ben ook blij dat hij gemarkeerd heeft dat erkenning niet het sluitstuk van de vredesonderhandelingen is, maar onderdeel van het proces zal uitmaken. De minister zegt dat er een strategisch momentum wordt gekozen. Maar wat gaat hij dan precies doen? Ziet hij zichzelf in de oude theorie als een midwife, een verloskundige, om met zijn allen de nieuwe staat Palestina ter wereld te helpen? Kan hij een reactie geven op de theorie van mijn fractie, breed aangehangen in het volkenrecht, dat Palestina allang bestaat en dat het eigenlijk een vertraagde erkenning van de bestaande situatie is, een normalisering van de rechtsbetrekkingen tussen bijvoorbeeld Nederland en de Palestijnse Autoriteit, waarvan we er al zovelen hebben? We sluiten contracten, we wisselen diplomaten uit en we zitten met hen aan tafel.

De voorzitter:

Mijnheer Kox aansluitend daarop?

De heer Kox (SP):

Wij zullen de minister niet van het pad af brengen dat hij aangeeft. Daar zit logica in. Wat wel van belang is, is dat wij op de hoogte worden gehouden van de gang van zaken. Anders is de vraag van collega Schrijver terecht wanneer het dan gaat gebeuren. Dat de minister dat nu niet kan zeggen, is goed, maar ik wil wel graag dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden. Ik zag het eerste optreden van mevrouw Mogherini in de Gazastrook; veel complimenten daarvoor, want we zetten Europa inderdaad weer vooraan in de discussie. Hoe denkt de regering deze en de andere Kamer te informeren over de ontwikkelingen in het proces? Zoals de minister zegt, zijn we nu mainstream met deze houding, maar dat is een tijdelijke zaak. Wat Zweden gedaan heeft, kan Spanje namelijk ook zomaar aan het einde van het jaar doen, net als Ierland. We moeten dus wel op de hoogte gehouden worden van de ontwikkeling van het proces. Kan de minister daarover iets toezeggen of zeggen?

Minister Koenders:

Ja. In de eerste plaats verwacht ik het niet direct, al kan ik dat ook niet precies voorspellen aangezien het een bilaterale verantwoordelijkheid is. Ik denk dat geen van de Europese landen die nu deze positie inneemt, erkenning als doel in zich ziet. Ik heb niets tegen die erkenning, maar het gaat erom dat die erkenning leidt tot datgene wat de Palestijnen echt willen, namelijk een eigen staat die levensvatbaar is. Alles wat dat doel nabij kan brengen, daar gaat het wat ons betreft om. We komen dan toch een beetje in een juridische discussie terecht, die ik best met de Kamer wil voeren. Dan gaan we naar de Montevideocriteria: een permanente bevolking, afgebakend grondgebied, effectief gezag en bekwaamheid om internationale betrekkingen te onderhouden. Volgens sommige juristen — dan kom ik al in de gevarenzone — hoort daar ook nog de afwezigheid van onrechtmatige handelingen bij de totstandkoming bij. Het is zeker niet zo dat alle landen met een gebied automatisch erkend worden. Denk aan de Zuid-Afrikaanse thuislanden van destijds, aan Zuid-Rhodesië en aan de Turkse republiek op Noord-Cyprus. Er zijn allerlei voorbeelden die het nog wel iets gecompliceerder maken. Dat neemt niet weg dat ik de problemen over het algemeen daar niet zie zitten; dat ben ik eens met de heer Schrijver. De focus ligt voor ons primair op opportuniteit en erkenning, ter bevordering van de tweestatenoplossing. Ik ben zeer bereid, beide Kamers hiervan op de hoogte te houden, omdat wij dat in Europa regelmatig bediscussiëren.


Brondocumenten


Historie