T03024

Toezegging Evaluatie Wvggz en Wzd (35.370 / 32.399, C)



De minister en staatssecretaris van VWS zeggen de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Bruijn-Wezeman (VVD) en Gerkens (SP), toe bij de evaluatie van de gedwongen zorgwetten, eind 2021, te bezien hoe de Wet zorg en dwang en de WGBO zich tot elkaar verhouden en hoe de schadevergoeding door de klachtencommissie wordt toegekend.


Kerngegevens

Nummer T03024
Status voldaan
Datum toezegging 9 juni 2020
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Langdurige Zorg en Sport
Kamerleden R.G. de Bruijn-Wezeman (VVD)
A.M.V. Gerkens (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen evaluaties
schadevergoedingen
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
Kamerstukken Zorg en dwang (35.370)
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Opmerking

Zie ook Toezegging T02547

Uit de stukken

Kamerstukken I 2019/20, 35370 / 32399, C, p. 4

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Hebben wij in die beide wetten geen dingen gedaan die in de WGBO, maar bijvoorbeeld ook in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, al op een goede manier geregeld waren? Hebben wij er in deze wetten een schepje bovenop gedaan, waarvan we zeggen: kunnen we dat met de wijsheid van nu nog wel goed beargumenteren? Leidt dat ook niet tot onnodige onduidelijkheid voor de hulpverleners, in de trant van: aan welke regeling moet ik me nu houden? Dan kunt u zeggen «de ene is een algemene wet en de andere is een lex specialis», maar dit soort zaken hadden we gewoon goed geregeld in de WGBO. Waarom hebben we gemeend om dat in de Wet zorg en dwang blijkbaar op een andere manier te moeten regelen? Er komt nu reparatiewetgeving, dus op zich kan ik dat wel volgen.

Kamerstukken I 2019/20, 35370 / 32399, C, p. 9

Mevrouw Gerkens (SP):

De vraag is of een van de bewindspersonen meer duidelijkheid kan geven over schadevergoeding bij onterecht separeren. Onder de BOPZ was dat € 50 à € 75 per dag. Wij horen dat cliënten nu maar € 5 per dag krijgen. Kan daar opheldering over komen?

Kamerstukken I 2019/20, 35370 / 32399, C, p. 14

Minister De Jonge:

Mevrouw De Bruijn vraagt of dat niet al op een goede manier was geregeld in de WGBO en hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Ik wil met name de juridische kant daarvan graag meenemen bij de wetsevaluatie. Die suggestie doet u zelf eigenlijk ook al. Vooralsnog zeg ik: laten we het vooral praktisch houden. Er is een handreiking gemaakt over de samenloop met de WGBO. Die bestaat al. Volgens mij moeten we het gewoon op die manier doen. Deze extra verplichting die was opgenomen in de Wzd, wordt geschrapt met het reparatievoorstel. Laten we de meer principiële vraag hoe die wetten zich tot elkaar verhouden inderdaad meenemen bij de evaluatie. Dat wat betreft de meer wetstechnische aangelegenheden.

Kamerstukken I 2019/20, 35370 / 32399, C, p. 23

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Gerkens over schadevergoedingen bij onterecht separeren. Klopt het dat die veel lager zijn dan onder het BOPZ-regime? Dat signaal herkennen we niet. Het is zo geregeld dat de klachtencommissie zelf een schadevergoeding kan toekennen. Dat is in de nieuwe wetten geregeld. Er is dus een lager drempelbedrag geregeld. Het is te vroeg om te zeggen of de klachtencommissie anders omgaat met die schadevergoeding dan de rechter deed onder het BOPZ-regime. Wij gaan natuurlijk kijken hoe dat vorm krijgt. De klachtencommissie is onafhankelijk. Zij bepaalt zelf naar redelijkheid de hoogte van de vergoeding. Ik denk dat de vraag hoe zo’n zaak loopt een belangrijk onderwerp is bij de evaluatie.


Brondocumenten


Historie