T03746

Toezegging Informeren over gebruik TAM's en moment uitfasering (33.118/34.986)



De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB), Moonen (D66) en Rietkerk (CDA), toe in de voortgangsbrieven in te gaan op het gebruik van de tijdelijk alternatieve maatregelen (TAM’s) en in nauwe samenspraak met bevoegd gezagen te bezien wat het juiste moment is om deze uit te faseren.


Kerngegevens

Nummer T03746
Status deels voldaan
Datum toezegging 24 oktober 2023
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Kamerleden drs. A. van Langen-Visbeek (BBB)
Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Omgevingswet
tijdelijke alternatieve maatregelen
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)
Omgevingsrecht (33.118)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 6-7

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

(…)

“Als een organisatie of een gemeente nu onvoldoende geoefend heeft met het DSO-LV, kan het bevoegd gezag terugvallen op tijdelijke alternatieve maatregelen, ofwel TAM. Dit zal echter op termijn extra inzet vragen van diezelfde organisatie. Kunt u een indicatie geven van de extra tijd die bij bijvoorbeeld gemeentes gemoeid is met het omzetten van TAM naar STOP of TPOD? Is STAM straks op tijd helemaal gebruiksklaar? Gaat de tijd die gemoeid is met het omzetten hiervan niet ten koste van -- ook een ambitie van deze minister -- het bouwen van woningen? Is het mogelijk de tijdelijke alternatieve maatregelen niet één jaar, maar twee jaar in te zetten, zodat gemeenten meer tijd en ruimte hebben voor de omschakeling naar de Omgevingswet?”

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 9

Mevrouw Moonen (D66):

(…)

“Er zijn te veel gemeenten die op dit moment nog onvoldoende voorbereid zijn om te kunnen werken met zowel het Toepassingsprofiel Omgevingsdocumenten als met de standaard voor officiële publicaties. Die publicaties zijn ontzettend belangrijk. Ook hebben veel gemeenten nog geen structuur waarbinnen ze deze aanvragen digitaal goed kunnen verwerken. Dan is er ook nog eens een groot aantal gemeenten dat zowel die standaarden voor officiële publicaties niet af heeft, maar ook die toepassingsprofielen voor de omgevingsdocumenten niet. Als ze ook die structuur niet hebben, dan blijft er maar één ding voor hen over, namelijk de tijdelijke alternatieve maatregel en het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening. Dat Informatiemodel Ruimtelijke Ordening hebben we al; dat is eigenlijk de huidige praktijk. Ik was zelf natuurlijk al veel langer bezorgd over die technische uitvoering. Dat is een van de redenen waarom ik er in eerdere debatten steeds aandacht voor heb gevraagd om die tijdelijke alternatieve maatregel langer in stand te houden. Zolang als nodig is, heb ik zelfs in het debat gezegd. Je mag er helemaal geen eindtijd op zetten als je zelf als overheid als het gaat om je dienstverlening niet levert. We kunnen toch wel zeggen dat daar sprake van is en dat er op een aantal punten technisch onvoldoende wordt geleverd. De gebruikers, de bedrijven en de burgers mogen daar uiteindelijk niet het slachtoffer van zijn. Daarom vind ik dat er geen enkele eindtijd mag zitten op die tijdelijke alternatieve maatregel. Dat is namelijk hun enige ankerpunt om nog op een ordentelijke manier de burgers en bedrijven te helpen bij hun vergunningaanvraag.”

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 11-12

De heer Rietkerk (CDA):

(…)

“In het verlengde van de vraag van mevrouw Moonen: hoe staat het met de tijdelijke alternatieve maatregelen, die nu voor twee jaar mogelijk zijn, dacht ik, even los van bestemmingsplannen die nog tot 2029, dus nog een hele tijd, van kracht kunnen zijn? Is het nodig om nu of wellicht bij de jaarlijkse evaluatie, bij de reflectie, de mogelijkheid te hebben om daar goed naar te kijken? Het is immers niet een soort big bang, zoals Co Verdaas duidelijk aangaf. Het is een proces waar we middenin zitten. Tot slot monitoring en evaluatie.”

(…)

De heer Rietkerk (CDA):

(…)

“De motie-Rietkerk c.s. over een in te stellen evaluatiecommissie is aangenomen. Daar staat ook in dat er een jaarlijkse reflectie is, een jaarlijks moment. Jaarlijks wordt deze Kamer geïnformeerd. Kan de minister aangeven of daar ook de voortgang rondom de tijdelijke alternatieve maatregelen in zit, net als de personeelskrapte?”

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 28

Minister De Jonge:

(…)

“Werken al die TAM's? Nou, ik heb de heer Rietkerk geantwoord: ja dus, behalve dat projectbesluit. Althans, dat werkt wel, maar het moet echt nog één keer getest worden om ook de laatste bevindingen er goed doorheen te helpen. We blijven dat natuurlijk monitoren.

Ik verwacht overigens het volgende. Dit was een andere vraag van mevrouw Moonen en het was volgens mij ook een vraag van mevrouw Kluit. Hoelang mogen gemeenten die tijdelijke alternatieve maatregelen gebruiken? Dat mag van mij heel lang, maar ik denk dat gemeenten dat zelf niet willen. Als je namelijk een tijdelijke alternatieve maatregel gebruikt om bijvoorbeeld een omgevingsplan te maken, dan maak je dat eigenlijk in de software van het huidige systeem. Daarvan weet je hoe het werkt en dat is voor nu even makkelijk. Maar dat betekent ook dat je ooit een keer de overstap naar die nieuwe programmeertaal moet maken. Ik zeg dus even met verschrikkelijke afkortingen: als je voor de tijdelijke alternatieve maatregel van het omgevingsplan IMRO gebruikt, dan weet je dat je ooit over moet gaan op STOP/TPOD. Ja, dit is allemaal verschrikkelijk. Ik heb die term ook niet bedacht. IT'ers weten precies waar het over gaat. De gemeenten weten ook precies waar het over gaat. Die weten: het gaat ons later meer tijd kosten als we onszelf te veel tijd gunnen om te lang met die tijdelijke alternatieve maatregelen bezig te zijn. Ik heb dus met de gemeenten afgesproken dat het in beginsel een jaar is. In de loop van dat jaar, namelijk ook weer na dat tweede kwartaal, gaan we bekijken of ze nog meer tijd nodig hebben. Ik zeg nu alvast, zoals ik ook in maart heb gezegd, dat ik daar niet vóór ga liggen. Ik vind het namelijk niet erg als het langer nodig zou zijn. Ik denk alleen dat gemeenten er zelf voor gaan liggen, omdat ze weten: dit kost ons later alleen maar meer implementatietijd. Die gaan daar dus zelf niet voor kiezen, is mijn overtuiging.”

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 35

De heer Rietkerk (CDA):

(…)

“Tot slot. De tijdelijke maatregelen -- ik kort het even niet af -- zijn voor één jaar. Ik denk dat we dan ook in de kwartaalbrief of in de voortgangsbrief zicht krijgen op hoe het werkt. Ik zie het dilemma bij gemeentebestuurders en ook provinciale bestuurders, van: we willen geen dubbele kosten maken en we willen wat druk houden op het tempo. Maar ik heb de minister ook horen zeggen: ik ga er niet dwars voor liggen. Als de medeoverheden dit dan toch nog willen verlengen -- wat we niet hopen, omdat dat dubbele kosten met zich meebrengt -- en als dat nodig is, dan is het nodig. Dan is de enige vraag nog: wanneer krijgen we dat in beeld? Volgens mij is dat voor de uitvoeringspraktijk en ook voor de duidelijkheid, de rechtszekerheid en de kenbaarheid van belang.”

Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 37

Minister De Jonge:

(…)

“Dan de tijdelijke alternatieve maatregelen. Ik denk dat het eigenlijk zo is -- de heer Rietkerk en ook mevrouw Van Langen vatten dat zo samen -- dat ik zelf geen religieuze opvattingen heb over hoelang die tijdelijke alternatieve maatregelen zouden mogen worden gebruikt. We hebben nu de praktische afspraak gemaakt om dat voor een jaar te doen. Waarom? Een jaar is lekker lang en een jaar is ook weer kort genoeg om te voorkomen dat we eindeloos dubbel werk creëren voor daarna. Maar laten we in de loop van dit jaar kijken of het eigenlijk wel kan dat we het maar een jaar doen. Als het langer nodig is, ben ik niet degene die daarvoor gaat liggen. Dat zeg ik nu alvast. Dat heb ik ook gezegd in het debat in maart. Dat gaan we gewoon met elkaar bekijken.

Daarbij ga ik heel goed luisteren naar de uitvoeringspraktijk, naar de gemeenten. Dat zijn niet alleen de grote gemeenten. Als de VNG, die alle gemeenten vertegenwoordigt, zegt "geef ons nou nog een jaar langer", dan ga ik daar niet voor liggen, zeg ik op voorhand. Ik weet alleen niet of ze dat zullen zeggen, want misschien zeggen ze wel: joh, laten we maar een punt zetten achter die tijdelijke alternatieve maatregelen, want het levert later alleen maar dubbel werk op. Laten we dat besluit nemen als we ook de eerste observaties hebben opgedaan. Misschien zijn er op enkele fronten nog tijdelijke alternatieve maatregelen mogelijk, maar op een aantal andere fronten niet meer. Ik zou bijna willen zeggen dat ik als was ben in de handen van de uitvoeringspraktijk. Ik ga daar gewoon heel goed naar kijken. Volgens mij zit u daar ook zo in en is dat ook uw aanmoediging.”

Kamerstukken I 33 118/34 986, FQ, p. 1-2

“Tijdens het mondeling overleg van 24 oktober heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet. Ik hecht er waarde aan om deze toezeggingen helder op papier te zetten, zodat voor de Kamer duidelijk is welke acties ik zal verrichten om de Kamer tot aan 1 januari alsook na 1 januari 2024 goed te blijven informeren over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet.

Toezeggingen ten aanzien van de monitoring en rapportage implementatie Omgevingswet

Samen met de bestuurlijke partijen heb ik intensief overleg over de monitoring op de voortgang van de implementatie. Ik heb de bouwblokken waarlangs wij dit in gezamenlijkheid doen benoemd. Het gaat om: hoe staan de bevoegde gezagen ervoor, in hoeverre is het DSO gereed, zijn de financiële afspraken op orde, en zijn de serviceketen en de calamiteitenorganisatie ingericht. Voor de monitoring over de uitvoeringspraktijk is door mij een evaluatie-commissie ingesteld die jaarlijks de monitoring voorziet van een onafhankelijk oordeel en daarnaast brengt de commissie na 5 en 10 jaar ook een gedegen evaluatierapport uit. Omdat ik de zorgvuldigheid en tijdigheid om bij te sturen met mevrouw Kluit deel, zal ik in aanvulling op de al voorziene voortgangsbrieven die per kwartaal worden opgesteld, de volgende zaken additioneel inregelen:

(…)

  • – 
    In de voortgangsbrieven zal ik ingaan op het gebruik van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s) door bevoegd gezagen en in overleg met de bestuurlijke partners bezien wat het juiste moment is om de TAM’s uit te faseren. Ik hecht eraan te herhalen dat het langer dan nu voorzien in de lucht houden van deze TAM’s een negatief effect heeft op de te realiseren maatschappelijke baten en ook op de werklast voor de bevoegde gezagen.

(…)”


Brondocumenten


Historie