De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van de Ven (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Ganzevoort (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie) toe, de Eerste Kamer nog voor de zomer 2019 te zullen informeren over de voortgang van de uitwerking van de zzp-maatregelen, onder meer ten aanzien van de aard van de arbeidsrelatie, het voorkomen van schijnzelfstandigheid en het beschermen van zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Tevens zal hij, in het kader van de bescherming van de onderkant van de zzp-markt, de Kamer dan informeren over een alternatieve maatregel in de vorm van een minimumtarief.
Nummer | T02734 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 mei 2019 |
Deadline | 1 juli 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA) Mr. M.P.M. van de Ven (VVD) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | arbeidsrelatie schijnzelfstandigheid Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties ZZP'ers |
Kamerstukken | Wet arbeidsmarkt in balans (35.074) |
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, blz. 15
De heer Van de Ven:
De VVD-fractie constateert dat de WAB geen flankerende maatregelen kent om de verschuiving van flexcontracten naar uitzendcontracten of zzp-contracten te vermijden. Mijn fractie bereiken berichten dat de markt van de flexibele arbeid al gestart is om invulling te geven aan het waterbedeffect. Dit is geschreven voordat het NRC-bericht vandaag werd gepubliceerd. Mijn fractie vraagt de minister om uitgebreid in te gaan op de vraag of de WAB als een maatregel met een beperkte werking voor de flexmarkt, ertoe dwingt om thans reeds alle voorstellen in te voeren — dat betreft dan met name de voorgestelde maatregelen tegen payrolling — en niet te wachten totdat de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie regulering van werk, de commissie-Borstlap, over een halfjaar, in november, bekend zijn. De VVD-fractie verzoekt de minister derhalve om in zijn reactie in te gaan op alternatieven om het wetsvoorstel op onderdelen te laten ingaan met uitzondering van de maatregelen voor payroll.
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, blz. 1
De heer Ester:
Voorzitter. Dit is het eerste grote wetsvoorstel van dit kabinet en van deze minister op het terrein van de arbeidsmarkt. Helaas is er daarbij geen sprake van een integrale beleidsvisie en aanpak. En dat wreekt zich. Zo ontbreekt doortastend beleid voor de omvangrijke en gestaag groeiende groep van zzp'ers, een groei die kenmerken van een stille revolutie op de arbeidsmarkt vertoont. We kunnen beleid om flexibele contractvormen minder aantrekkelijk te maken voor werkgevers, niet ontkoppelen van beleid om zzp-ontwikkelingen in goede banen te leiden, al was het alleen maar om waterbedeffecten te voorkomen tussen beide groepen. Ook de Raad van State uitte deze zorg. We schieten er weinig mee op dat werkgevers als gevolg van het duurder maken van flexibele arbeidscontracten hun toevlucht nemen tot het outsourcen van personeel via zzp-schijnconstructies. Lager opgeleide, kwetsbare werknemers worden dan in verhevigde mate slachtoffer van op zich goed bedoelde separate arbeidsmarktmaatregelen. De ChristenUnie-fractie heeft behoefte aan een stevige reflectie van de minister op deze vraag: hoe denkt hij via zijn nieuwe arbeidsmarktwet dit soort waterbedeffecten te vermijden? Hoe voorkomen we dat we van de regen in de drup raken?
Mijn fractie vraagt al jaren om gericht beleid voor de uitdijende groep van zzp'ers, en de commissie voor Sociale Zaken van dit huis verzocht met regelmaat dit en het vorige kabinet om meters te maken in dit nijpende dossier. De minister beroept zich nu op Europese wetgeving die het werken met minimumtarieven voor zzp'ers, zoals overeengekomen in het regeerakkoord, bemoeilijkt. Maar dat kan op zich toch geen reden zijn om verdergaand beleid achterwege te laten, om niet verder na te denken? Ik denk aan voorzieningen om zzp'ers te beschermen tegen arbeidsongeschiktheid: 1 miljoen slecht verzekerde zzp'ers is een maatschappelijke angstdroom. Ik denk aan goede pensioenvoorzieningen; ik denk aan scholing in kerncompetenties. Mijn fractie wil hier graag meer urgentie zien, meer dadendrang. Het duurt allemaal te lang. De zzp'er heeft recht op helderheid. Graag een reactie hierop.
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, blz. 19, 20
Mevrouw Oomen-Ruijten:
Voorzitter. Wij zien dat de regering met betrekking tot de zzp'ers wel aankondigt met nieuw beleid te komen, maar dat dit nieuwe beleid vooralsnog geen definitieve horizon krijgt, noch door een datum, noch door voorstellen. Bovendien wordt verwezen naar de commissie-Borstlap, die nog dit jaar zou moeten komen met onderzoek naar en een advies over fundamentele vragen over de toekomst van de regulering van werk. Maar de minister geeft in zijn antwoord aan dat dit advies er is voor de lange termijn. Als wij naar de analyse van de arbeidsmarktproblematiek kijken, dan zien wij dat toch gezocht moet worden naar meer fundamentele oplossingen, die verder gaan dan ingrijpen op contracten en in sectoren.
(…)
Mevrouw de voorzitter. Is een extra vlucht naar zzp voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt niet ongewenst? Zouden we daarom nu niet eerst grote vaart moeten zetten achter de oplossing van de zelfstandigenproblematiek, die al veel te lang sleept?
(..)
Voorzitter. De Raad van State heeft kritiek op het waterbedeffect van deze wet. Die kritiek heeft de minister niet onweersproken gelaten, maar toch moeten wij die serieus nemen. Wat de CDA-fractie betreft moet het op zijn minst zo zijn dat we niet alleen voornemens te berde brengen voor de lange termijn, maar dat we nu echt concreet iets gaan doen aan de rechtspositie van zelfstandigen. Het groeiend aantal zelfstandigen, mogelijk als gevolg van deze wet, noopt tot actie om deze arbeidsongeschiktheidsproblematiek van de zzp'er op te lossen.
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, blz. 22
De heer Ganzevoort:
Voorzitter. Het is duidelijk dat vast wat minder vast wordt, maar wordt flex nu ook minder flex? Dat brengt ons bij de zzp'ers. Het duurder maken van flexwerk om daarmee het geven van een vast dienstverband aantrekkelijk te maken kan werken, maar alleen als werkgevers niet kunnen vluchten in schijn-zzp-constructies. Maar maatregelen op dat punt ontbreken en betere zzp-wetgeving is uitgesteld. We kunnen hier dan ook een groot waterbedeffect voorspellen — sterker nog, dat doen wij niet; dat is al voorspeld — waardoor de arbeidsmarkt juist niet in balans wordt gebracht, maar de tweedeling tussen kansrijk en kwetsbaar wordt vergroot.
Vorige week maakte het CBS bekend dat het aantal zzp'ers met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is gedaald van 23% in 2011 naar 19% in 2016. Nederland telt zo'n 1,2 miljoen zzp'ers. ING voorspelde dat dit aantal nog met enkele honderdduizenden zal toenemen. Volgens onderzoek van ESB zal de welvaartscreatie in Nederland als gevolg hiervan onder druk komen te staan. De minister weet dat. Hij beloofde daarom een pakket maatregelen in de toekomst, maar wij vinden dat wel een groot risico. We moeten maar zien of dat pakket maatregelen — hoe het er ook precies uit gaat zien, want dat weten we natuurlijk niet — op dat moment een Kamermeerderheid krijgt. Bovendien zullen de negatieve effecten van de WAB dan al zijn ontstaan. Het juiste moment zou nu zijn geweest, want dan zouden we een integrale benadering kunnen bespreken. Welke garanties kan de minister geven dat het zzp-pakket aan maatregelen tijdig en effectief zal zijn? Hoe gaat hij het waterbedeffect voorkomen? Een afdoend antwoord op deze vraag is voor mijn fractie van groot belang bij de weging van dit wetsvoorstel, precies omdat — politiek of niet in de afweging, zoals mevrouw Oomen net zei — de uitwijkmogelijkheden een belangrijk deel zijn van de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van deze wet.
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 5, blz. 1, 2, 3
Minister Koolmees:
(…) Ik ga ook uitgebreid in op een stap waar ik parallel mee bezig ben, namelijk de uitwerking van de zzp-maatregelen. (…)
Ook ben ik samen met de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken bezig om de zzp-maatregelen uit te werken, juist ook om de duidelijkheid over de aard van de arbeidsrelatie te vergroten en schijnzelfstandigheid te voorkomen. De heer Ester, de heer Van de Ven, mevrouw Oomen en de heer Ganzevoort vroegen daarnaar, ook vanwege de vrees van een waterbedeffect. Die vrees erken ik. In de memorie van toelichting heeft het kabinet geschetst dat we in deze kabinetsperiode deze drie trajecten — de Wet arbeidsmarkt in balans, het zzp-pakket en loondoorbetaling bij ziekte — tegelijkertijd willen invoeren, juist om te voorkomen dat er een waterbedeffect ontstaat. Op 26 november van het vorig jaar hebben de staatssecretaris van Financiën en ik, samen met mevrouw Keijzer, een tweede voortgangsbrief met de stand van zaken rondom de uitwerking van de zzp-maatregelen aan uw Kamer gestuurd. Dan gaat het met name om de uitwerking van de maatregelen ter bescherming van de onderkant en ruimte voor ondernemers aan de bovenkant.
Voordat ik daarop inga, wil ik het ongemak dat ik vandaag in de eerste termijn in uw Kamer proef adresseren. De wet ligt niet tegelijkertijd voor maar ik kan vandaag wel de contouren schetsen van waar we vandaag mee aan de slag zijn en ook aangeven wat de beoogde inwerkingtredingsdatum is van deze wet. Nogmaals, al deze trajecten moeten in deze kabinetsperiode, dus per 1-1-2020, dan wel per 1-1- 2021 worden ingevoerd, juist om het waterbedeffect te voorkomen. De hoofdlijnen van het zzp-pakket kent u uiteraard uit het regeerakkoord en uit de voortgangsbrieven. Er is voor deze maatregelen een heel brede steun, zo proef ik ook in deze Kamer maar ook in de Tweede Kamer. Het gaat dan met name over het beter beschermen van de onderkant, over het handhaven van het tegengaan van schijnzelfstandigheid, met name in de middencategorie, en van oneerlijke concurrentie, en over meer vrijheid voor ondernemers aan de bovenkant.
Ik merk ook dat in de samenleving, in de maatschappij er ook steeds meer steun is voor die richting. We hebben de afgelopen tijd een aantal sessies gehad met zzp-partijen, om die uitwerking te bespreken. Dus aan steun voor deze maatregelen ontbreekt het niet. We zijn ook hard aan het werk om dit uit te voeren. Het is alleen een ingewikkelde, complexe materie. Dat hebben we ook gezien bij de Wet DBA. Het is een ingewikkelde arbeidsrechtelijke, juridische maar ook uitvoeringstechnische materie. Voor de zomer komen we met de volgende voortgangsbrief en de uitwerking van deze maatregelen. We beogen later dit jaar de conceptwetgeving ook bij uw Kamers te kunnen indienen.
Zoals ik eerder heb gemeld in de Tweede Kamer, stuit de maatregel aan de onderkant als het gaat om de zzp naar verwachting op Europeesrechtelijke bezwaren, want werkenden die volgens Europees recht zzp'er zijn, zouden dan volgens Nederlands recht werknemer worden. Het betreft hier dan het omslaan van de aard van de werkzaamheden. Dat is een vrij stevige inbreuk op de Europese vrijheid van dienstverlening en ook met een groot risico op staatsaansprakelijkheid daarin. Daarom heb ik eind november aangekondigd dat ik naast deze maatregelen ook een alternatief ga uitwerken in de vorm van een minimumtarief. Een dergelijk minimumtarief bereikt hetzelfde doel als de maatregel uit het regeerakkoord, want die maatregel voorkomt dat zelfstandigen langdurig op een te laag tarief worden ingehuurd en voorkomt daarmee ook dat er een groep werkende armen ontstaat. Deze maatregel is bovendien naar verwachting beter passend binnen de Europeesrechtelijke kaders. Daar wordt dus op dit moment hard aan gewerkt. Daar zal ik u dus nog voor de zomer over informeren. De invoeringsdatum van de nieuwe wetgeving is 1-1-2021.
(…)
Samen moeten deze maatregelen er dus gefaseerd voor gaan zorgen dat er meer zekerheid en meer duidelijkheid komt voor alle werkenden, ook richting de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, met name als het gaat om het beter beschermen van de onderkant van de zzp-kant en de vrijheid aan de bovenkant
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 5, blz. 31
Mevrouw Oomen-Ruijten:
Voorzitter. Mijn kritiek in de eerste termijn was dat het gepresenteerde pakket ook veel ontwijkingen met zich mee zou brengen, met name in de zzp-sfeer. Wij hebben getracht om de minister met de nu voorliggende motie te bewegen om te komen met een snelle en adequate oplossing van de problematiek van met name de mensen aan de onderkant. Ik hoop dat de minister de toezegging gaat doen dat hij dat wil.
Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 5, blz. 35
Minister Koolmees:
Dan de motie-Van de Ven/Oomen, de motie met de letter I. Die motie is breed ondertekend en heeft ruim draagvlak in deze Kamer. Ik onderschrijf het belang, en dat heb ik vanavond in mijn inbreng ook proberen te betogen, van een parallelle uitwerking van verschillende trajecten, ook als het gaat over zzp, over loondoorbetaling bij ziekte en over een leven lang ontwikkelen. Dus ik vind het zeer van belang dat die aparte trajecten in samenhang worden uitgewerkt. Ik zie ook het belang van de maatregelen ten aanzien van de onderkant van de zzp-markt. Het is dus noodzakelijk om het risico op een waterbedeffect te beperken. Ik begrijp dan ook de indringende oproep om voor de zomer met nadere voorstellen te komen ten aanzien van de bescherming van de onderkant van de zzp-markt en het voorkomen van schijnzelfstandigheid. Ik ben voornemens om voor de zomer met deze voorstellen te komen. Ik zal dan ook een tijdpad van de voorstellen schetsen, zoals in de motie is verzocht. Daarom geef ik de motie graag oordeel Kamer.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 29, item 5
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 29, item 3
-
-
9 juli 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 juni 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën over de voortgang van de uitwerking van maatregelen inzake werken als zelfstandige
Op 9 juli 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie SZW.
EK 35.074, M
-
-
20 mei 2019
toezegging gedaan