T02778

Toezegging Kijken naar het verschil in kosten voor kinderopvang tussen eenoudergezinnen en gezinnen met paren (35.010)



De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Bruijn-Wezeman (VVD) en Oomen-Ruijten (CDA), toe bij het onderzoek naar alleenstaande ouders en de reallocatie van beschikbare middelen binnen de kindregelingen ook te kijken naar het verschil in kosten voor kinderopvang tussen eenoudergezinnen en gezinnen van paren.


Kerngegevens

Nummer T02778
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 oktober 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden R.G. de Bruijn-Wezeman (VVD)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
eenoudergezinnen
reallocatie
Kamerstukken Verhoging van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren (35.010)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 2-3

De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik heb even zo'n proefberekening gemaakt via de website van de Belastingdienst. Dat is best handig, kan ik u zeggen. Daaruit blijkt dat de alleenstaande ouder met twee kinderen

en een inkomen van €40.000 per jaar circa €4.200 per jaar kindgebonden budget ontvangt. Voor een paar met twee kinderen, met een gezamenlijk inkomen van eveneens

€40.000 wordt het kindgebonden budget straks ongeveer €2.100 per jaar. Het verschil in gezinsinkomen is €2.000; onder de huidige wetgeving is dat nog €3.000, ten nadele

van het gezin met twee ouders en twee kinderen, dit terwijl dit gezin ook nog eens uit een persoon extra bestaat voor wie in het levensonderhoud moet worden voorzien.

Met dergelijke verschillen is het dan ook niet verwonderlijk dat paren met kinderen extra op achterstand zijn gekomen. Naar aanleiding van vragen van mijn fractie over deze

onbalans in de kindregelingen verwijst de staatssecretaris in de memorie van antwoord naar een onderzoek naar de mogelijkheden tot herallocatie van de beschikbare middelen

binnen de kindregelingen.

De VVD vraagt de staatssecretaris om bij dit onderzoek ook inzichtelijk te maken wat het verschil is tussen in de kosten voor de kinderopvang tussen eenoudergezinnen en paren. Wij kunnen ons voorstellen dat een alleenstaande werkende ouder hieraan meer geld kwijt is, alhoewel bij paren werktijden ook kunnen samenvallen en het verschil in kinderopvangkosten mogelijk minder groot is dan verondersteld.

Kan de staatssecretaris toezeggen ook de Eerste Kamer te informeren over de uitkomsten van het herallocatieonderzoek?

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 17

Staatssecretaris Van Ark:

De VVD had nog gevraagd om bij het onderzoek naar alleenstaande ouders en de reallocatie van beschikbare middelen binnen de kindregelingen ook te kijken het verschil

in kosten voor kinderopvang tussen eenoudergezinnen en gezinnen van paren. Dat zal ik ook doen. Het onderzoek is namelijk een vervolg op de beleidsdoorlichting kindregelingen. Daarin kwamen we achter die grote verschillen, die niet altijd stroken met het beeld dat er is en met resultaten uit andere onderzoeken. Daarom hebben we een vervolgonderzoek aangekondigd dat op deze twee regelingen toeziet. Daarbij is inderdaad ook een thema hoeveel personen er in een huishouden zijn. Daar vroeg de VVD ook aandacht voor. Er wordt deels al rekening gehouden met de omvang van het huishouden, bijvoorbeeld met het aantal kinderen. Daar is het kindgebonden budget onder andere van afhankelijk. Maar verder is het inderdaad zo dat een alleenstaande ouder een kop krijgt die maakt dat er veel meer ontvangen wordt dan een ouderpaar met hetzelfde huishoudinkomen. Dit wetsvoorstel neemt dat verschil niet weg, maar maakt het wel kleiner.

De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor dit antwoord. Richt het onderzoek zich ook op de vraag waar dat grote verschil tussen eenoudergezinnen en gezinnen met twee ouders zit? Nogmaals, het gaat om €2.000 per jaar in het voorbeeld dat ik heb gebruikt. Dat is een fors bedrag. Ik weet dat dit verschil uit het verleden komt door de alleenstaandeouderkop en de motivatie om als alleenstaande ouder te gaan werken. Ik ken de historie, maar is een dergelijk groot verschil nog rechtvaardig? Wordt dit ook in het onderzoek meegenomen?

Staatssecretaris Van Ark:

Ja, dat zal ik doen.

Oomen-Ruijten (CDA):

In aanvulling op de opmerking van mevrouw De Bruijn, vraag ik of u bereid bent om dat verschil weg te nemen. Wilt u daar onderzoek naar doen met het doel om het gelijk

te trekken?

Staatssecretaris Van Ark:

Het is lastig om dat zo in één keer te zeggen. Het begint met het zoeken naar waar het verschil in zit. Vervolgens zul je moeten duiden of dat verschil nodig is. Die vragen zijn

door de Kamer zojuist gesteld. Als er een verklaring voor is, dan is die er. Als die er niet is, dan moeten we daarnaar kijken. Het begint bij het onderzoeken van het verschil.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Het verschil is er. Mevrouw De Bruijn had het over €2.000 verschil tussen alleenstaande ouders en tweeoudergezinnen. Bent u bereid om dat verschil in de komende periode

weg te nemen?

Staatssecretaris Van Ark:

In de afgelopen jaren is er om verscheidene politieke redenen verschil gemaakt in inkomsten tussen groepen. Alleenstaande ouders in de bijstand worden anders benaderd dan andere groepen. Ik kan dus niet zomaar zeggen dat ik alle verschillen zal opheffen. Een belangrijke stap is om te kijken waar de verschillen zitten. Tegelijkertijd geldt

ook hier weer: je moet naar het totaalplaatje kijken. Uit de doorlichting van de kindregeling blijkt bijvoorbeeld dat voor bepaalde posten 165% van de daarvoor bedoelde kosten

wordt berekend. Dan is het inderdaad de vraag of je zo'n post maar gewoon moet terugschroeven tot 100%, want ook hier geldt dat je naar het totaalplaatje moet kijken. Als

op andere posten bijvoorbeeld een tekort is, middelt het misschien wel uit. Ik kan hier niet zomaar ja op zeggen. Ik geef wel aan dat we niet voor niets een vervolgonderzoek

hebben ingesteld. Er zijn echter ook veel politieke overwegingen geweest om bepaalde groepen anders te benaderen, zo ook in dit wetsvoorstel. Er is juist ingezet op alleenverdieners, omdat die in voorgaande jaren waren achtergebleven. Dit wetsvoorstel biedt daar juist weer een extra mogelijkheid voor.

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 21

Oomen-Ruijten (CDA):

Voorzitter. Mevrouw de staatssecretaris blijft voor mij te vaag als het gaat over de problematiek van de alleenstaanden en de tweeoudergezinnen met hetzelfde inkomen. Daarop moet u niet alleen reageren met de opmerking dat dit destijds een politieke keuze is geweest. Mevrouw De Bruijn heeft hier ook naar gevraagd. Ik weet dat die politieke keuze ooit gemaakt is. Ik denk echter dat het een foute keuze was. We zouden gelijke gevallen ook gelijk moeten behandelen. Wilt u op dat punt een toezegging doen? Wilt u ons een brief schrijven om ons nader te informeren over de wijze waarop u dit gaat oplossen of ons nader informeren over de reden waarom u het niet wilt oplossen?

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 24

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik had een aantal aanvullende vragen, maar ik was ondertussen al druk aan het kijken wat ik eventueel nog kon comprimeren in het licht van wetgeving, waardoor het mogelijk is dat ik er een enkele heb gemist. In ieder geval vroeg mevrouw Oomen: kunt u het verschil opheffen tussen verschillende gezinsvormen? Het is niet aan mij om dat hier en nu te doen. Het is wel aan mij om te zeggen: er zitten een aantal verschillen tussen die ik nader in kaart wil brengen. Dat is ook de reden voor het vervolgonderzoek. Soms worden er een aantal maatregelen ingezet op een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld alleenstaande ouders in de bijstand of alleenverdieners. […]

Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb gevraagd of de staatssecretaris bereid is om in een brief helder neer te zetten, ook voor deze Kamer, waarom het verschil wordt gemaakt bij hetzelfde inkomen tussen een- en meerverdieners.

Staatssecretaris Van Ark:

Wat mij betreft is dat ook wat ik met het onderzoek beoog, want dat moet dat verschil ook inzichtelijk maken. Ik zal een voorbeeld noemen. Uit de doorlichting van de kindregelingen blijkt dat voor alleenstaande ouders bij een bepaalde kostencomponent 165% van de kosten wordt vergoed, wat anders is dan in een andere gezinsvorm. Dat is op zijn minst de vraag waard hoe dat komt. Dat is ook waarom ik het vervolgonderzoek heb gedaan. Ik heb de vraag zo verstaan: is er hier en nu een eind te maken aan het verschil tussen de behandeling van bepaalde groepen? Dat is niet iets wat ik hier en nu kan doen. Maar in antwoord op deze specifieke vraag: dat is waarom ik dat vervolgonderzoek heb gedaan, en uiteraard ben ik heel erg bereid om dat ook naar de Eerste Kamer te sturen.

Oomen-Ruijten (CDA):

Op welke termijn komt het?

Staatssecretaris Van Ark:

Oei. Ik kijk even naar mijn ambtenaren. September.

Oomen-Ruijten (CDA):

Dan wachten wij graag uw brief af.


Brondocumenten


Historie