De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe bij de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Van Dijkhuizen de door mevrouw Sent voorgestelde verlaging van de belasting op arbeid en haar voorstellen voor financiering van deze maatregel mee te nemen.
Nummer | T01956 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | belastingherziening Commissie Van Dijkhuizen |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 37-38
Mevrouw Sent (PvdA):
[...]
Graag vraagt mijn fractie allereerst aandacht voor de belastingmix in het algemeen. In het fiscale beleid kunnen de fundamenten voor de arbeidsmarkt verder worden versterkt, in het belang van structurele versterking van de economie. Een groot deel van de belastingopbrengsten drukt op de factor arbeid. De onaanvaardbaar hoge werkloosheid van nu en de reële dreiging van structurele uitstoot van arbeid in de toekomst maken het noodzakelijk om te bezien hoe een radicale verlaging van belasting op arbeid zou kunnen worden bereikt. Hoezeer ook in dit verband netto lastenverlichting zou helpen, een structurele verandering van betekenis vereist allereerst te bezien op welke manier lastenverlichting op arbeid zou kunnen worden gefinancierd door middel van lastenverschuiving naar categorieën die, om redenen van maatschappelijk belang, zwaarder zouden moeten worden aangeslagen. Is de staatssecretaris bereid om in deze richting te bewegen?
Mogelijk vraagt hij zich af hoe dit gefinancierd kan of moet worden. Het beste zou natuurlijk zijn: in de vorm van lastenverlichting uit economische groei. Die groei is nu echter juist het probleem. Er zijn belangrijke financieringsbronnen die vanuit diverse oogpunten – economisch, ecologisch, rechtvaardigheid en efficiëntie – het bredere maatschappelijke belang zouden kunnen dienen en samen de grondslag voor een zeer forse arbeidsimpuls zouden kunnen leveren. Samen met andere initiatieven zou deze impuls een zodanige groei van inkomsten kunnen genereren, dat de neerwaartse spiraal van afnemende groei en toenemende schuld kan worden omgezet in duurzame groei en inkomsten. Zo ontstaat er ook ruimte voor schuldvermindering en lastenverlichting.
Op de korte termijn is er laaghangend fruit te plukken. Dat zou moeten leiden tot een vermindering van werkgeverslasten door een steiler oplopende lastenstructuur die het tarief voor het in dienst nemen van laaggekwalificeerde werknemers bij voorkeur op of net boven nul zou stellen. Dit kan in eerste instantie gebeuren door de grondslag voor de vennootschapsbelasting te verbreden – minder aftrekposten – en daarmee samenhangend de franchise – vaste korting per werknemer – in de grondslag voor werkgeverslasten te verhogen zodat bedrijven met meer werknemers een relatief voordeel genieten ten opzichte van kapitaalintensieve bedrijven. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze mogelijkheid?
Met het oog op de middellange termijn bepleit de PvdA een verkenning van een zevental mogelijkheden die ieder afzonderlijk, maar zeker bij elkaar opgeteld, een aanzienlijke ruimte zouden kunnen scheppen voor een breed gespreide lastenverlichting op arbeid.
Ten eerste: maximalisering van de opbrengsten uit heffingen op milieuwaardengebruik. Ik kom daar later op terug.
Ten tweede: geleidelijke verschuiving naar en versimpeling van belasting op consumptie, hoewel dit vanuit sociaaldemocratisch denken een lastige optie is. Mocht deze weg worden opgegaan, dan zou Nederland, ter mitigering van grenseffecten die al eerder onder de aandacht zijn gebracht, er goed aan doen om breder draagvlak te zoeken bij de buurlanden en in EU-verband in termen van beleidsrichting en bandbreedtes.
Ten derde: herziening en verbreding van vermogensbelasting. Ook daarop kom ik zo dadelijk terug.
Ten vierde: financiële transacties belasten.
Ten vijfde: herziening van aftrekposten. Met het oog op de gewenste verschuiving van lastendruk op arbeid naar andere categorieën, is het zinvol belangrijke aftrekposten regelmatig tegen het licht te houden. Meer in het algemeen bepleit mijn fractie dat aftrekposten zo veel mogelijk worden omgezet in voor iedereen gelijke heffingskortingen. Ook leidt de ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen – rente aftrekbaar, winsten belast – tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een gelijke aftrek voor zowel eigen als vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg.
Ten zesde: arbeidsmarkt verstorende regels herzien om, bijvoorbeeld, grotere arbeidsparticipatie van vrouwen financieel aantrekkelijker te maken.
Tot slot: internationale coördinatie voor rechtvaardige belastingheffing en voorkoming van belastingontwijking versterken. Over dit laatste punt komen we binnenkort met de staatssecretaris te spreken. Ik vraag de staatssecretaris om de overige punten separaat te voorzien van een schriftelijke reactie voor 1 april 2014, dan wel deze mee te nemen in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie inkomstenbelasting en toeslagen, de commissie-Van Dijkhuizen.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 37-38
Staatssecretaris Weekers:
Ik heb nog wat laatste opmerkingen over belastinghervormingen. Ik wil hierop vandaag niet al te diep ingaan, want de tijd ontbreekt om goed te discussiëren over diverse elementen. Mevrouw Sent, de heer Essers en de heer Bröcker hebben enkele zaken aangedragen. De vraag kwam pregnant aan de orde of ik voor of tegen een verdere verlaging van de lasten op arbeid ben. Ik ben natuurlijk voor een verdere verlaging van de lasten op arbeid. Ik ben ook voor het verkleinen van de wig, het verschil tussen de brutoloonkosten en datgene dat de werknemer netto overhoudt. De wig leidt immers tot een verstoring en is er de oorzaak van dat vraag en aanbod niet optimaal bij elkaar komen. Tegelijkertijd moet ik natuurlijk ook kijken naar een aantal economische noties die eigenlijk op vrij veel consensus kunnen rekenen in de internationale wereld van economen. Ik moet kijken naar de vraag wat het meest en wat het minst verstorend werkt. Belasting op consumptie is minder verstorend dan belasting op arbeid. Die werkt vervolgens weer minder verstorend dan belasting op kapitaal, zoals de vennootschapsbelasting. Als er een pleidooi komt – ik meende dat tussen de regels door te beluisteren in het betoog van mevrouw Sent – om de vennootschapsbelasting te verhogen, dan ben ik daar geen voorstander van. Economisch werkt dat immers verstorend. Het leidt ertoe dat bedrijven die zich gemakkelijk kunnen verplaatsen, dat uiteindelijk ook zullen doen. Per saldo is de welvaart in Nederland daarmee niet gediend. Wij zullen dus moeten kijken naar de vraag of mensen of bedrijven kunnen stemmen met de voeten. Stel dat bepaalde belastingen verhoogt, wat tot kapitaalvlucht leidt, schiet je dan jezelf niet in de eigen voet? Dat vereist voortdurend een afweging.
Mevrouw Sent (PvdA):
Wij hebben inderdaad gepleit voor een verschuiving, weg van de belasting op arbeid. In plaats daarvan hebben wij niet alleen gepleit voor een verhoging van de vennootschapsbelasting. Wij hebben zeven specifieke mogelijkheden aan de staatssecretaris voorgelegd. Kan hij hierop vandaag plenair ingaan of ziet hij andere manieren om deze mogelijkheden te bespreken?
Staatssecretaris Weekers:
Ik zal nog een andere mogelijkheid benutten om hierop wat uitvoeriger in te gaan. De tijd ontbreekt vanochtend, helaas. Ik zou immers graag de discussie aangaan met mevrouw Sent. Bij gelegenheid van de kabinetsreactie op Van Dijkhuizen zal ik deze elementen meenemen. Laat ik nog een ander voorbeeld geven, iets wat mevrouw Sent heeft aangedragen. Ik heb zojuist de verhoging van de franchise in de grondslag voor werkgeverlasten genoemd en de aftrekposten vpb. De franchise voor de premie voor het Algemeen werkgeversfonds, de Awf-premie, is in het kader van de uniformering loonbegrip afgeschaft. Dat is gebeurd met het oog op vereenvoudiging. Bepaalde zaken kunnen botsen. Je wilt eigenlijk de banen met een wat kleiner loon tegemoetkomen door wat met de franchise te spelen. Dat botst dan weer met de wens om te vereenvoudigen. Ik denk dat het goed is om in het kader van een kabinetsreactie op Van Dijkhuizen deze elementen mee te nemen. Ik waardeer het uiteraard zeer dat ook de Kamer goed meedenkt en mogelijke oplossingen aandraagt. Tegelijkertijd constateer ik op basis van de bijdragen dat de Kamer hier heel verschillend over denkt. Het verzwaren van bijvoorbeeld de vermogensrendementsheffing in box 3 kan bij mevrouw Sent en haar fractie goed liggen, maar ik meen dat ik de heer Bröcker en ook de heer Essers iets anders heb horen zeggen. Het voorstel van de een overnemen, leidt ertoe dat ik meteen ruzie heb met de ander.
Brondocumenten
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 13, item 3, blz. 16-40
-
7 april 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 december 2013
toezegging gedaan