T01833

Toezegging Mogelijkheden voor investeringsfonds (33.819)



De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Duivesteijn (PvdA), Essers (CDA), Kuiper (ChristenUnie), Ruers (SP) en De Boer (GroenLinks), toe dat het kabinet vanaf 1 januari 2014 de ervaringen met de investeringsaftrek bedoeld voor gerichte investeringen actief zal volgen, en tegelijk de mogelijkheden zal onderzoeken voor het instellen van een investeringsfonds gericht op de woningmarkt, mochten de ervaringen met de investeringsaftrek aanleiding geven om tot een dergelijke herziening van het instrumentarium te komen.


Kerngegevens

Nummer T01833
Status voldaan
Datum toezegging 17 december 2013
Deadline 1 juni 2016
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
A. Th. Duivesteijn (PvdA)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
mr.dr. R.F. Ruers (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen investeringsfonds
verhuurderheffing
Kamerstukken Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (33.819)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 40

De heer Essers (CDA): Zowel wat betreft het creëren van een additioneel investeringsfonds als wat betreft het opnemen van een horizonbepaling in de wet zullen we, afhankelijk van de beantwoording door de minister, in tweede termijn moties indienen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 62

De heer Duivesteijn (PvdA): Als we de verhuurderheffing een tweeledige doelstelling zouden geven, waarbij een deel ervan in de sector blijft, blijft er financiering voor bijzondere investeringen in de Nederlandse woningvoorraad. Naar analogie van het Stadsvernieuwingsfonds kan er een nationaal investeringsfonds voor de woon- en leefomgeving worden opgericht. Jaarlijks zou aan de hand van een kwaliteitskaart voor het wonen kunnen worden bezien wat de verhouding is tussen de voeding van het fonds en de afdracht aan de rijkskas.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 65

De heer Duivesteijn (PvdA): De tweede motie zou gaan over het feit dat in de eerste jaren een nadelig verschil zal ontstaan tussen de te derven extra huurinkomsten en de op te brengen verhuurderheffing, wat van invloed kan zijn op noodzakelijke investeringen in de Nederlandse woningvoorraad. De heffing zou naar onze overtuiging een tweeledig doel moeten dienen, te weten de rijksfinanciën en de voeding van een nationaal investeringsfonds voor woningen en leefomgeving. We willen graag dat dit in de wet wordt vormgegeven.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 71-72

De heer Kuiper (ChristenUnie): In verband met die heffingsvermindering is ook het woord "investeringsfonds" gevallen, dus het gaat wel om wat meer. Zou de minister daarop kunnen ingaan? Ik proef wel sympathie voor de gedachte dat je dat instrument gebruikt om in de toekomst datgene wat door meerdere fracties wordt gevraagd – om een deel van het geld dat je met de verhuurderheffing afroomt, weer in de sector terug te stoppen – op die manier vorm te geven.

Minister Blok: Wij hebben eigenlijk om een heel pragmatische reden voor de heffingsvermindering gekozen. Er staat een zekere tijdsdruk op de wet. In deze Kamer en ook in de Tweede Kamer leeft de wens om in die heffing toch een aantal investeringsimpulsen aan te brengen. Dat kwam duidelijk naar voren in vorige debatten. De snelste manier om dat te realiseren is door een heffingsvermindering. Wij hebben aan de ene kant de heffing verhoogd met 70 miljoen per jaar en aan de andere kant creëren wij de mogelijkheid voor een vermindering tot een gelijk bedrag in enkele specifieke gebieden. Natuurlijk is het ook denkbaar dat je die 70 miljoen en mogelijk ook andere bronnen in een fonds stort. Dat vraagt wel een aanpassing van de wet. Puur vanwege de spoed hebben wij voor deze wijze gekozen.

De heer Ruers (SP): Als ik het goed zie, is de heffing van de 70 miljoen in het huidige systeem een verschuiving binnen de sector. Het geld wordt opgebracht door de sector en verschuift van zwakke naar sterkere regio's. De minister zei daarna iets interessants, namelijk dat het ook denkbaar is om de heffing in een apart fonds te stoppen. Betekent dit dat de minister bereid is om een bepaald bedrag in een investeringsfonds te stoppen, zoals de heer Duivesteijn opperde?

Minister Blok: Bijvoorbeeld de 70 miljoen die nu extra geheven wordt, wordt teruggegeven via heffingsvermindering. Het is heel goed mogelijk om dit niet via een heffingsvermindering, maar via een fondsconstructie te doen. Dat kon echter niet zo snel in de uitwerking.

De heer Essers (CDA): De minister zegt dat hij hier niet aan toe is gekomen vanwege de tijdsdruk, maar dat een fondsconstructie heel goed denkbaar zou zijn geweest als hij meer tijd had gehad. Er zijn dus geen principiële bezwaren tegen een fondsconstructie.

Minister Blok: Nee hoor.

De heer Essers (CDA): Dan kunnen wij de discussie dus beperken tot de omvang van het fonds.

Minister Blok: Dat is vaak de realiteit in de politiek, dat het uiteindelijk gaat om de vraag wie het gaat betalen.

De heer Essers (CDA): Wie gaat het betalen?

Minister Blok: Nogmaals, er is nu geld gereserveerd in de vorm van de opslag die via de heffingsvermindering wordt uitgekeerd. Dat is een potentiële bron.

De heer Essers (CDA): Het gaat om de vraag of u bereid bent om meer dan die 70 miljoen per jaar in het fonds te stoppen.

Minister Blok: Dit roept onmiddellijk de vraag op waar dit geld vandaan komt. Zoals u weet, heeft de overheid geen geld. Die heeft alleen maar schulden. De politieke vraag is dus waar je de middelen vandaan haalt.

De heer Essers (CDA): Het antwoord is dus dat u er niet toe bereid bent.

De voorzitter: Mijnheer Essers, dit is uw laatste korte interruptie op dit punt.

De heer Essers (CDA): Ja. De minister zegt dat hij geen rekening mag houden met inverdieneffecten en dat hij geen andere middelen heeft. Ik constateer dat er dus geen extra geld is om in zo'n fonds te stoppen.

Minister Blok: Ik schets nu de mogelijkheden binnen het budget dat wij binnen deze wet hebben. Ik heb niet zomaar even geld in mijn achterzak. Dat zal de heer Essers niet verrassen.

De heer Duivesteijn (PvdA): Ik wil hier even op doorredeneren. Ik heb vrij indringend aan de orde gesteld dat het in feite om het zelfregulerend principe van het woonstelsel gaat. Het geld dat in de sector aanwezig is, zou in beginsel aangewend kunnen of moeten worden voor het herstel van de woningvoorraad. Dat zou kunnen door fondsvorming, maar dit betekent ook dat de heffing zelf een tweeledig doel krijgt. Het is niet alleen voor de staatskas, maar er moet ook jaarlijks worden afgewogen of er meer geld nodig is ten behoeve van interventies die gepleegd worden. Als het slechts gaat over de 70 miljoen die vervolgens weer door de verhuurders zelf betaald wordt, is dat wel de meest magere interpretatie die ik mij kan voorstellen.

Minister Blok: De dubbele doelstelling is er nu in feite. De heffing is hoger door de opslag die beschikbaar komt door de heffingsvermindering. Daarom heb ik gezegd dat ik mij kan voorstellen dat wij de thermometer nog eens grondig in de ervaringen met de verhuurderheffing steken. Daarna kunnen wij bekijken of dit de efficiëntste manier van heffingsvermindering was en of wij niet beter kunnen overstappen op een fondsconstructie. Vervolgens krijg je de politieke vraag hoe je het fonds naast de 70 miljoen opvult.

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Volgens mij hebben wij een term voor dit soort toezeggingen, iets met sigaren en dozen. Ik begrijp dat de minister nu zegt: ik wil wel nadenken over een andere vormgeving van die 70 miljoen; niet als heffingskorting maar om in een fonds te stoppen. Hij zegt dat blijkbaar om tegemoet te komen aan mensen die om een fonds vragen. Wat is volgens de minister de werkelijk andere functie van zo'n fonds? Ik neem aan dat degenen die om een fonds gevraagd hebben, dat niet doen omdat een fonds nu eenmaal leuker klinkt dan een heffingskorting. Wat verandert er wezenlijk aan de regeling als die 70 miljoen niet als heffingskorting wordt uitbetaald maar in een fonds wordt gestort, anders dan het tevreden stellen van mensen die blijkbaar een fonds willen?

Minister Blok: Ik kan me voorstellen dat als je voor een fonds kiest – we zijn nu hardop aan het nadenken, want ik sta hier met een wetsvoorstel dat om pragmatische reden is ingevuld zoals het is ingevuld – de uitkering niet plaatsvindt in de vorm van een heffingsvermindering maar ook aan een ander doel gekoppeld kan zijn. Daarover moet je het dan ook met elkaar eens worden, maar dat geeft wel iets meer speelruimte dan als het puur als heffingsvermindering wordt toegepast.

De voorzitter: Ik geef de heer Ruers nog even kort gelegenheid om een vraag te stellen, maar daarna bied ik de minister gelegenheid om zijn eigen betoog te vervolgen.

De heer Ruers (SP): Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik heb een heel korte vraag. Waarom zou het fonds niet 1,7 miljard kunnen zijn? Dan zijn we eruit.

Minister Blok: Een fonds kan 1,7 miljard zijn als wij 1,7 miljard bij elkaar kunnen schrappen in deze financieel lastige tijd.

(...)

Kamerstukken I 2013/14, 33 819, I, p. 2

Het kabinet zal vanaf 1 januari 2014 de ervaringen met de investeringsaftrek bedoeld voor gerichte investeringen actief volgen, en tegelijk de mogelijkheden onderzoeken voor het instellen van een investeringsfonds gericht op de woningmarkt, mochten de ervaringen met de investeringsaftrek aanleiding geven om tot een dergelijke herziening van het instrumentarium te komen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 81

De heer Essers (CDA): Volgens ons kan er alleen sprake zijn van een verhuurderheffing als deze samengaat met de invoering van een nationaal investeringsfonds, waarin een substantieel deel van de beoogde opbrengst ervan wordt ondergebracht. Dat fonds zou moeten worden benut om investeringen als zodanig te stimuleren en te financieren. Met een substantieel deel bedoelen wij niet die 70 miljoen die in deze wet zijn voorzien, maar echt ettelijke honderden miljoenen euro's. Dat laten we over aan de minister, in zijn antwoord, maar dat is wel wat wij verstaan onder een nationaal investeringsfonds. Wat ons betreft is dat ook een heel belangrijke voorwaarde om überhaupt met deze wet te kunnen instemmen. We hebben daarover een motie voorbereid, die ik graag zou willen indienen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 84

De heer Kuiper (ChristenUnie): Verder wordt er in de brief gesproken over een investeringsfonds. Dat is belangrijk, maar de vraag is hoe dat fonds wordt gevuld. Daar is zo-even ook al naar gevraagd. Die vraag herhaal ik namens onze fracties, want wij vinden niet dat dat weer een extra last moet leggen op de rijksbegroting. Een van de redenen waarom deze maatregel hier ligt, is ook de financiële situatie van de rijksoverheid.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 85

Mevrouw De Boer (GroenLinks): Over het investeringsfonds geeft hij in zijn mondelinge antwoord aan dat hij de heffingskorting van 70 miljoen zou kunnen herlabelen, maar in zijn brief komt dat niet meer voor en staat alleen dat mogelijk na de evaluatie besloten wordt tot instelling van een investeringsfonds. Ik constateer dat de minister geen horizonbepaling en geen substantieel investeringsfonds toezegt.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 87

De heer Duivesteijn (PvdA): Over het investeringsfonds staat een en ander in de brief. De minister heeft aangegeven dat hij bereid is om naast de Wet verhuurderheffing een wettelijk kader te creëren voor een investeringsfonds. Dat investeringsfonds zal inderdaad op den duur gevuld moeten worden. Ik deel de opvatting dat het een veel groter deel zou moeten zijn dan we op dit moment hebben. Nu is het te marginaal. Daarom ben ik blij dat de minister bereid is te kijken naar verdere opties ten aanzien van het voeden van een investeringsfonds.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, item 11 - blz. 89-91

De heer Ruers (SP): Ik heb de brief van de minister hier voor mij en citeer die even, want anders snappen wij het misschien niet. Daarin staat: "Het kabinet zal vanaf 1 januari 2014 de ervaringen met de investeringsaftrek bedoeld voor gerichte investeringen actief volgen, en tegelijk de mogelijkheden onderzoeken voor het instellen van een investeringsfonds gericht op de woningmarkt, mochten de ervaringen met de investeringsaftrek aanleiding geven om tot een dergelijke herziening van het instrumentarium te komen." Ik hoorde van de heer Duivesteijn dat hij tevreden was met de toezegging van de minister – maar toen ging hij draaien – omdat er een investeringsfonds komt. Komt dat er nu? Hoeveel honderd miljoen komt daar volgend jaar en het jaar daarna in?

Minister Blok: Zoals ik in mijn eerste termijn heb aangegeven en dus ook in de brief schrijf, hebben wij om heel praktische redenen gekozen voor de heffingsvermindering. Die kon snel ingevoerd worden. Ik gaf echter ook aan dat het technisch heel goed mogelijk is om deze bedragen of, als je elders nog bedragen weet te vinden, andere bedragen in een fondsconstructie vorm te geven. Ik zei verder dat je dan de uitkering op een andere manier kunt laten plaatsvinden. Een logische vraag bij de evaluatie lijkt mij inderdaad: is zo'n heffingsvermindering in de praktijk goed werkbaar of wil je uiteindelijk toch naar een fondsconstructie, omdat je dan op een andere manier kunt uitkeren? Dat lijkt mij een heel logisch onderdeel van zo'n evaluatie met open mind, zoals ik die voor mij zie.

De heer Ruers (SP): Mijn vraag was of er per 1 januari komend jaar een investeringsfonds is. Zo ja, hoeveel honderd miljoen komt daar dan volgend jaar en het jaar daarna in?

Minister Blok: 1 januari komend jaar kan ik niet halen. Wij zitten al vlak voor de kerst.

De heer Ruers (SP): Nou goed, twee maanden later mag ook.

Minister Blok: Nee, ik heb gezegd dat voor de heffingsvermindering is gekozen omdat dat de snelst in te voeren manier was. Ik heb verder aangegeven dat ik geen enkel principieel bezwaar heb tegen een fonds, maar dat ik goed wil bekijken op welke wijze de heffingsvermindering in de praktijk werkt. Dat zal ik delen met de Kamer. Dan wil ik bezien of de fondsconstructie wellicht toch een betere constructie is. Ik denk niet dat daar nu een groot politiek verschil van inzicht over zou moeten zijn.

Ik was bij de beantwoording van de vragen van de heer Kuiper.

De heer Duivesteijn (PvdA): Ik denk niet dat het een groot verschil is, maar volgens mij is het wel relevant om daar duidelijk over te zijn naar elkaar toe. Wij hebben in onze bijdrage heel nadrukkelijk gesproken over het feit dat de verhuurderheffing een tweeledig doel zou moeten dienen in de toekomst. Het eerste doel is de staatskas. Het tweede doel is de zelfregulerende volkshuisvesting. Verder dacht ik begrepen te hebben – en dat vind ik erg belangrijk, anders dien ik daar een motie over in – dat de minister de bereidheid heeft om inderdaad een fondsconstructie te maken op basis waarvan telkens opnieuw bepaald kan worden wat de inhoud daarvan is en dat het fonds een vergelijkbare werking zal krijgen als ooit het stadsvernieuwingsfonds.

Minister Blok: In de huidige wet zit een tweeledig doel. Dat heb ik in eerste termijn reeds gezegd. De heffing wordt namelijk deels gebruikt voor investeringen. Ik heb gezegd en blijf die mening toegedaan, dat een fondsconstructie heel goed kan werken, maar dat ik om praktische redenen voor de heffingsvermindering heb gekozen. Ik zal dus heel graag op basis van de eerste ervaring met de heffingsvermindering met de Kamer bekijken of zo'n fondsconstructie die voordelen biedt. Nogmaals, ik heb geen bezwaar tegen een fondsconstructie.

De heer Duivesteijn (PvdA): Ja, maar ik wil een toezegging hierop hebben. Ik wil gewoon weten dat de minister niet alleen hiertoe bereid is, maar dat hij letterlijk wil komen tot de instelling van een dergelijk nationaal fonds. Verschillende fracties hier hebben aangegeven dat dit betekenisvol is. Dan hebben wij het nog niet over de vulling, maar over het instituut zelf en het feit dat wij dat in de toekomst betekenis gaan geven. De minister schrijft in zijn brief over de mogelijke voeding van dat fonds, maar dat moet er dan wel zijn. Dat vind ik echt een belangrijk punt.

(...)

De heer Kuiper (ChristenUnie): In de motie-Essers wordt gesproken over de instelling van een nationaal investeringsfonds per direct. Dat gaat natuurlijk wel heel snel. Ik zou zeggen – en dat was ook de strekking van mijn bijdrage – kijk nu of die heffingvermindering een instrument kan zijn zodat je dit kunt uitbouwen naar zo'n fonds. Er moet dus wel iets van een geleidelijkheid in zitten, maar het is natuurlijk belangrijk dat je nu aan die voorziening denkt. In die zin vind ik het belangrijk dat hierover duidelijkheid komt.

Minister Blok: Ik prees de heer Kuiper al eerder voor de manier waarop hij nuchtere feiten benoemt. Ik beluister in zijn woorden hetzelfde als ik aangaf. Wij starten per 1 januari met die heffingvermindering. Wij gaan daar ervaring mee opdoen. Het zou natuurlijk raar zijn om die ervaringen niet te gebruiken als wij met elkaar om de tafel zitten om te praten over de manier waarop wij zo'n fonds willen invullen.


Brondocumenten


Historie