T01231

Toezegging Onderzoek naar gelaagdheid Vreemdelingenrecht (32.052)



De minister van Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid van de Beeten, toe een onderzoek te laten verrichten door het WODC naar de gelaagdheid en het historisch perspectief van het vreemdelingenrecht en daarbij de rechtsvergelijking met andere EU-lidstaten te betrekken.


Kerngegevens

Nummer T01231
Status voldaan
Datum toezegging 5 juli 2010
Deadline 1 januari 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gelaagdheid vreemdelingenrecht
onderzoek
WODC
Kamerstukken Wet modern migratiebeleid (32.052)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 35 - blz. 1544

De heer van de Beeten (CDA): "Gelet op de bijzondere aard van het vreemdelingenrecht wil ik de minister vragen om daar door het WODC een analyse van te laten maken. Ik heb de stellige indruk dat de gelaagdheid van het vreemdelingenrecht mede een gevolg is van het feit dat de overheid in de jaren tachtig te maken had met de toepassing van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM, waarbij als het ware de bewijslast dat een asielzoeker geen dreiging ondervond in het land waar hij vandaan kwam bij de overheid kwam te liggen. Er is voortdurend een soort strijd geweest tussen de uitvoerende en de rechtsprekende macht over de interpretatie van die bepalingen. Dat heeft geleid tot aanpassingen van die bepalingen om in de praktijk toch een restrictief beleid te kunnen voeren. Dat is allemaal begrijpelijk, maar dat heeft ook geleid tot een wetgevingscultuur rondom het vreemdelingenrecht die weer geleid heeft tot deze bijzondere gelaagdheid, waardoor voortdurend ingespeeld moest worden op veranderende omstandigheden en veranderende jurisprudentie, et cetera. De vraag is of dat nu nog zo actueel is. Mijn verzoek aan de minister is om het WODC te vragen binnen twee jaar een onderzoek te doen, een analyse te maken van die gelaagdheid van de wetgeving, dat te plaatsen in een historisch perspectief en ook enige rechtsvergelijking toe te passen door te zien hoe de normstelling in een aantal andere lidstaten van de Europese Unie heeft plaatsgehad. Ik heb in de schorsing gemerkt dat andere woordvoerders dat wel ondersteunen. Ik vraag hem dat rapport binnen twee jaar te laten uitbrengen, zodat wij het kunnen betrekken bij onze discussie over hetgeen is geadviseerd door de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken en bij onze discussie, die wij met de regering willen voortzetten, over het verschijnsel delegatie in de wetgeving."

Handelingen I 2009-2010, nr. 35 - blz. 1546

Minister Hirsch Ballin: "Ik begrijp dat de zorg van de heer Van de Beeten zich toespitst – mevrouw Quik ondersteunde dat net expliciet – op de manier waarop de wetgeving vorm heeft gekregen in de verhouding van wet, Vreemdelingenbesluit en circulaire. Ik zal daar straks graag nader op ingaan, maar ik wil alvast zeggen dat ik graag zal voldoen aan de wens om er nader onderzoek naar te laten doen of dat zo moet blijven en wat de voor- en nadelen daarvan zijn."

Handelingen I 2009-2010, nr. 35 - blz. 1547

Minister Hirsch Ballin: "Ik neem dus de suggestie c.q. de wens van de heer Van de Beeten graag over om die gelaagdheid nader te analyseren en in een historisch perspectief te plaatsen. Daarbij zal ik de rechtsvergelijking betrekken met andere lidstaten. De heer Van de Beeten vraagt om het WODC niet later dan over twee jaar zo’n onderzoek te laten verrichten en daarover te laten rapporteren. Dat zeg ik graag toe."


Brondocumenten


Historie