De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Wijk (BBB) en Van Rooijen (50PLUS) toe de OR nadrukkelijker bij maatschappelijke thema’s, zoals werving en selectie, te betrekken. Dit punt wordt meegenomen in de actualisering en evaluatie van de WOR.
Nummer | T03898 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 27 februari 2024 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) A.P.M. van Wijk (BBB) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | OR selectie werving Wet op de ondernemingsraden |
Kamerstukken | Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 21, item 3 - blz. 3
Mevrouw Van Wijk (BBB):
(…)
BBB zet grote vraagtekens bij deze wet, terwijl er volgens BBB een alternatief is om bewustwording bij werving en selectie na te streven. Het alternatief is namelijk het inzetten van de ondernemingsraad, de or. In de memorie van toelichting wordt op pagina 8 al gerefereerd aan de WOR, de Wet op de ondernemingsraden, en aan de toegevoegde waarde van de or in dit perspectief. BBB is er een voorstander van dat de ondernemer conform de WOR wordt gevraagd een regeling op te stellen waaraan de or als kritisch, onafhankelijk orgaan zijn instemming dient te verlenen. De or kan voorwaarden stellen, monitoren en evalueren. Het is een intern, onafhankelijk orgaan dat dicht bij de ondernemer staat, dat in de onderneming zit met een wettelijke, onafhankelijke basis.
Door de or in zijn kracht te zetten, kunnen bijvoorbeeld de extra acties rondom het inrichten van de Arbeidsinspectie, het opzetten van extra protocollen en extra regelgeving voor met name het mkb achterwege blijven. Deze optie komt ook tegemoet aan de bezwaren van BBB die ik zojuist noemde. De kleinere ondernemingen hoeven dan geen protocollen in te richten. Vergaande eisen als meldplichten, vergewisplichten en publicatieplichten zijn overbodig. Vele miljoenen euro's structureel, zowel voor de overheid als voor het bedrijfsleven, zijn niet nodig. De Arbeidsinspectie kan haar focus blijven houden op de activiteiten waarvoor zij primair is ingericht. Een zware administratieve inrichting met bijbehorende lastige handhaving is voor alle bedrijven overbodig. De or, de ondernemingsraad, wordt in haar kracht gezet. Maar het grootste voordeel van deze optie, is dat het een aanpak is op basis van vertrouwen en niet wetgeving op basis van wantrouwen. Kan de minister reflecteren op het idee van BBB om de or te betrekken bij de intentie van deze wet, bewustwording: een or-regeling op basis van reeds bestaande wetgeving, maatwerk per onderneming? Dat zou de onderhavige wet wellicht overbodig maken.
Handelingen I 2023-2024, nr. 21, item 10 - blz. 6.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
(…)
“Voorzitter. Ondanks het feit dat ik die kritiekpunten van VNO-NCW kan billijken, blijf ik overigens wel achter met de vraag of VNO-NCW zelf, in de lange aanloop naar deze wet, wel voldoende inspanningen heeft geleverd om deze wet niet nodig te maken, bijvoorbeeld met een ambitieuze inzet via de ondernemingsraden. Mevrouw Van Wijk sprak daar al over, en terecht. Ik begrijp dat de BBB-fractie deze route ook een zeer interessante vindt. Wellicht moeten we erkennen dat zowel de politiek als de werkgeversorganisaties en vakbonden een kansrijk pad niet hebben benut. Ik hoor graag de mening van de minister op dit punt.”
Handelingen I 2023-2024, nr. 21, item 10 - blz. 16-17
Minister Van Gennip:
(…)
“Ik moet u helaas wel zeggen dat 31% van de werkgevers die verplicht zijn om een or te hebben, geen or heeft. Daar moeten we met elkaar mee aan het werk. Daar moet ik ook mee aan het werk. Dat feit en wat we daaraan met elkaar willen gaan doen, heb ik in een recente brief ook aan de Tweede Kamer gemeld. We zullen er ook in onze Arbovisie op terugkomen. Dat nalevingspercentage van de WOR moet namelijk gewoon omhoog.
Uw idee om de or nadrukkelijk, of nadrukkelijker eigenlijk, bij dit soort maatschappelijke thema's te betrekken — ik trek het dus even breder dan alleen werving en selectie — spreekt mij zeer aan. Ik wil dit punt dus meenemen in de actualisering van de WOR die wij hebben ingezet, zoals ik aan de Tweede Kamer heb gecommuniceerd. Dan trek ik het wat breder dan de discussie van vandaag. U krijgt dus eigenlijk meer dan wat u vraagt.”
De voorzitter:
“Dus dat is een toezegging.”
Minister Van Gennip:
“Maar ik was geïnspireerd.”
De voorzitter:
“Voor de Handelingen: is dat een toezegging, minister?”
Minister Van Gennip:
“Jazeker.”
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Ik wil aan de minister graag een vraag stellen. Stel dat u deze informatie scherper had vóór het opstellen van deze wet, dan had de or echt een grotere rol kunnen pakken en dan liepen we nu niet aan tegen deze bijna Kamerbrede bezwaren in het kader van handhaving, toezicht en meldingen. Dat zouden we dan niet gehad hebben. Zou de or misschien toch nog een alternatief kunnen zijn?
Minister Van Gennip:
Voor bepaalde or's is het zeker zo dat zij die rol aankunnen, maar niet elke organisatie die 'm moet hebben, heeft een or, en niet elke organisatie die een or heeft, heeft zo'n goed functionerende or als u of ik misschien gewend zijn geweest. En sowieso is er geen or als er minder dan 50 medewerkers zijn. Het is dus niet zo dat een or dit helemaal kan vervangen. Daar waar hij stevig is, kan een or wel die rol spelen. Maar dat is natuurlijk met name zo in die hele grote bedrijven, waar je bijna een professionele or hebt.
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Ik dank de minister voor de toezegging. Ik ben het eens met het beleid om iedere onderneming met meer dan 50 werknemers een or te gunnen. Laat ik het zo zeggen.
Minister Van Gennip:
Zeker, zeker, maar we weten dat 31% nog geen or heeft en dat er ook veel organisaties zijn waar die or nog niet zo functioneert als hij zou moeten functioneren. Dat is de andere kant van de discussie over de or. In de evaluatie van de WOR neem ik uw inzicht en dat van de heer Van Rooijen mee.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2023/2024, nr. 21, item 10
-
behandeling Verslag EK 2023/2024, nr. 21, item 3
-
27 februari 2024
toezegging gedaan