De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bikker (ChristenUnie) en Nooren (PvdA), toe zorgvuldig richting de betrokken sectoren en de andere betrokkenen te communiceren over de reikwijdte van het wettelijk verbod.
Nummer | T02616 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 juni 2018 |
Deadline | 1 juli 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | communicatie gezichtsbedekkende kleding reikwijdte |
Kamerstukken | Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding (34.349) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 33, item 4 - blz. 49
Mevrouw Nooren (PvdA): De minister noemt het Thomashuis, maar ik heb nog even een vraag over het pgb. Tot nog toe ging ik ervan uit dat het voor instellingen gold. Voorheen koppelde de minister het aan de concrete, fysieke toelating tot een instelling, maar nu verruimt zij het eigenlijk naar alle vormen van zorg, ook die met een persoonsgebonden budget, zoals de zorg die in een Thomashuis wordt geboden. Dat zijn immers andere vormen van zorg. Ik vraag de minister om met het veld aan de gang te gaan en helderheid te geven over de reikwijdte. Hangt het nou van de financiering of van de fysieke locatie af en hoe maakt de minister dat verschil? Misschien kan zij toezeggen dat zij daar in overleg met het veld helderheid over geeft?
Minister Ollongren: Dat wilde ik u sowieso toezeggen. Daar had u ook in uw termijn naar gevraagd. Maar ik zeg nu hier — en dat is ook belangrijk voor de Handelingen — dat het moet gaan over een zorginstelling waar mensen verblijven als ware het hun privédomein, omdat dat hun privésituatie is. Maar de toezegging dat daar met het veld goed over zal worden gesproken, zodat het ook voor hen duidelijk is, doe ik graag.
(...)
Handelingen I 2017-2018, nr. 33, item 4 - blz. 51
Minister Ollongren: Mevrouw Bikker vroeg ook nog of ik met dragers van gezichtsbedekkende kleding in overleg zou willen treden. Mijn voorganger heeft dat bij de voorbereiding van het wetsvoorstel gedaan. Dat ging over de zorgen die er bij die groep leven.
De voorzitter: Mevrouw Bikker, u wilt interrumperen?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Excuus, voorzitter, maar de minister heeft mijn vraag net
iets specifieker begrepen dan ik heb bedoeld. Ik bedoelde juist de breedte van de gemeenschap. Ik kreeg eerder signalen dat in de moslimgemeenschap dit verbod wisselend is ontvangen. Het lijkt mij dienstig dat de minister daar zelf over in overleg treedt, niet alleen met de draagsters, maar ook met de net iets bredere gemeenschap die zich geraakt kan voelen door dit wetsvoorstel.
Minister Ollongren: Als mevrouw Bikker het belangrijk vindt dat wij goed communiceren over dit wetsvoorstel en dan ook te communiceren over waar het wetsvoorstel niet op ziet, dan begrijp ik mevrouw Bikker beter. Ik zeg haar toe dat ik de communicatie zorgvuldig zal doen. Ik had haar vraag inderdaad iets specifieker begrepen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 33, item 4
-
9 april 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 9 april 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK 35.000 VII / 35.000 IV, C
-
-
1 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de stand van zaken van de implementatie van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding
Op 9 april 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, J
-
-
12 juni 2018
toezegging gedaan