T03329

Toezegging Snellere behandeling verlenging Twm covid-19 (35.899)



De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Janssen (SP) en De Boer (GroenLinks), toe zich in te zetten om bij de verlengingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm covid-19) sneller te handelen, door enerzijds het verlengings-KB eerder te publiceren – rekening houdend met het proportionaliteitsvereiste – en onverwijld daarna de goedkeuringswet in te dienen en anderzijds de vragen vanuit de Tweede Kamer over de goedkeuringswet zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kerngegevens

Nummer T03329
Status afgevoerd
Datum toezegging 23 november 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen COVID-19
Kamerstukken Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19 (35.899)


Uit de stukken

Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 26-27.

Minister De Jonge:

(…)

Allereerst de vragen die gaan over de Twm, de verlenging van de tijdelijke wet. Helemaal in lijn met de moties van De Boer en Janssen is de bepalende zeggenschap in de wet geregeld. Dat maakt dat er een goedkeuringswet wordt behandeld na het slaan van het koninklijk besluit. Ik begrijp dat uw Kamer veel liever veel eerder dit debat had gehad. De vlotheid van behandeling in de Tweede Kamer speelt ook parten in de Eerste Kamer. Kan dat dan niet heel veel eerder? Dat is de vraag die de heer Janssen stelt. Ja, natuurlijk. De behandeling in de Tweede Kamer zou sneller hebben gekund. Als het departement of ik daaraan kan bijdragen, ben ik graag bereid om dat toe te zeggen.

Zou je ook heel veel eerder het KB kunnen slaan zodat eerder de goedkeuringswet wordt gemaakt? Dat verhoudt zich niet heel goed met het proportionaliteitsvereiste zoals dat in de Twm is opgenomen, namelijk: je zult bij iedere verlenging opnieuw moeten beargumenteren waarom de maatregelen die je wenst te behouden in de wettelijke gereedschapskist op dat moment nog steeds proportioneel worden geacht. Dat betekent dat voor ieder verlengings-KB er allereerst een advies aan het RIVM wordt gevraagd. Vervolgens wordt het verlengings-KB voor advisering voorgelegd aan de Raad van State. De proportionaliteitstoets hoor je te doen in het licht van de epidemiologische context. Als je die heel veel eerder zou doen, weet je eigenlijk helemaal niet welk epidemiologisch gesternte er geldt bij de verlenging.

Het tweede wat ons denk ik parten speelt in de snelheid der dingen, is dat de wet drie maanden geldt en elke drie maanden moet worden verlengd. Dat was niet per se het voornemen van het kabinet. U weet dat de tijdelijke wet aanvankelijk een termijn kende van een jaar, dat het kabinet daar op basis van het advies van de Raad van State een halfjaar van heeft gemaakt en dat de Kamer daar vervolgens drie maanden van heeft gemaakt. Ik heb weleens gezegd dat als de Eerste Kamer daar destijds ook nog iets over had kunnen zeggen, het misschien wel anderhalve maand zou zijn geweest. Drie maanden is al een hele korte periode. Dat tekent zich wel. We hebben vandaag het KB van de vierde verlenging gepubliceerd. Dus dat maakt ook dat de verlengingsbesluiten zich heel kort op elkaar voltrekken.

De heer Janssen (SP):

Dank, maar als we kijken naar de situatie nu, zien we het volgende. De minister heeft publiekelijk aangekondigd dat hij het wel waarschijnlijk acht dat er ook een vijfde verlenging aan zit te komen. Op 2 november heeft de minister gezegd: die vierde verlenging moet er komen. En vandaag, op de 23ste, krijgen wij de goedkeuringswet van het KB binnen. Dan is mijn vraag: heeft u dan op 2 november het besluit genomen dat die vierde verlenging die u aankondigde er moet komen, eigenlijk zonder dat die al voldoende gemotiveerd was? Of was de motivering al zo ver rond dat eigenlijk op dat moment het huiswerk al gedaan was en dat het KB, het goedkeuringsbesluit en het advies van de Raad van State ook sneller gevolgd hadden kunnen worden? Ik kan me niet voorstellen dat de minister een verlenging aankondigt zonder dat hij zich ervan vergewist heeft dat die ook proportioneel is.

Minister De Jonge:

Zeker, dat moet inderdaad. Het verlengingsbesluit is van 22 november. Dat is het verlengingsbesluit dat vandaag is gepubliceerd, dat vandaag is betekend. Dat verlengingsbesluit kent per artikel een uitvoerige motivatie waarom dat artikel moet worden voortgezet. Onverwijld — dat is de opdracht uit de wet: onverwijld — zal de goedkeuringswet worden ingediend. Die zal vandaag of morgen bij de Tweede Kamer worden ingediend. Ik hoop dat de Tweede Kamer die dan ook onverwijld behandelt. Dat betekent dat wij dan ook onverwijld hierover komen te spreken in de Eerste Kamer. Maar het is een zeer uitvoerig beargumenteerde voortzetting van de huidige wettelijke bepalingen; die staat in de vierde verlenging.

De heer Janssen (SP):

Het antwoord gaat langs mijn vraag. Mijn vraag was: had de minister op 2 november, dus drie weken geleden, toen hij aankondigde dat die vierde verlenging noodzakelijk zou zijn, alle argumenten en proportionaliteit al afgewogen? Als dat zo was, dan hadden het KB en de goedkeuringswet ook eerder kunnen komen.

Minister De Jonge:

Volgens mij was het op 2 november niet heel erg moeilijk om te voorspellen dat er sprake zou zijn van die noodzakelijkheid van de verlenging. Dat is ook de context waarin ik heb gezegd: het is best aannemelijk om te veronderstellen dat er nog een verlenging zal moeten volgen. Maar zeker weten doe je dat natuurlijk niet, en je doet het altijd in de context van dat moment. Niettemin heb je ieder keer opnieuw, bij iedere verlenging — dat is namelijk het proportionaliteitsvereiste zoals het in de wet staat — te betogen dat de betreffende artikelen ook noodzakelijk zullen blijken te zijn. Dat proces verrichten we bij iedere verlenging heel zorgvuldig, en dat maakt dat we niet heel ver van tevoren die goedkeuringswet aan de Kamer kunnen sturen.

De Voorzitter:

Meneer Janssen, uw derde interruptie.

De heer Janssen (SP):

Het is de derde, en voor de derde keer stel ik dezelfde vraag: was de minister er op 2 november al van overtuigd dat alle argumenten en de proportionaliteit voorhanden waren om te zorgen dat die vierde verenging er moest komen? Want dan had het KB gewoon eerder geslagen kunnen worden. Dan hadden die hele uitvoerige documentatie, die hele uitvoerige onderbouwing en motivering op dat moment al klaar geweest kunnen zijn. Anders heeft de minister op 2 november gezegd dat er een verlenging nodig was, zonder dat het gemotiveerd was. Als die motivering er al was, had dit KB gewoon eerder geslagen kunnen worden.

Minister De Jonge:

Volgens mij heb ik mij op 2 november zo uitgedrukt dat het logisch was te veronderstellen dat er een vierde verlenging zou volgen, en dat het logisch was te veronderstellen dat er na die vierde wellicht ook een vijfde zou gaan volgen. Zo heb ik mij uitgedrukt, maar dat laat onverlet dat je per artikel — dat is namelijk de opdracht uit de wet — de proportionaliteitstoets zult moeten doen. Dat betekent dat je dat zult moeten onderbouwen op grond van een OMT advies, en dat je het vervolgens ook aan de Raad van State voorlegt.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Aansluitend op de vraag van de heer Janssen heb ik uw brief van vandaag aan ons er even bij gepakt. Daaruit blijkt dat op 1 november advies is gevraagd aan de Raad van State over het verlengings-KB. Dus toen was, in antwoord op de vraag van de heer Janssen, de motivering van de verschillende maatregelen bekend. En op 10 november heeft de Raad van State geadviseerd. Dus de vraag is: waarom had niet op 11 november dat KB geslagen kunnen worden en onverwijld daarna de goedkeuringswet ingediend kunnen worden? Het advies van de Raad van State lag er. Zeg dat u nog twee dagen nodig heeft om dat advies te verwerken, waarom hadden dan niet op 13 november de volgende stappen gezet kunnen worden?

Minister De Jonge:

Excuus, maar dit vraagt om een terugblik op de afgelopen weken om te zien wat er op welke dag exact is verstouwd. Me dunkt dat het departement een hoge productie heeft gekend op van alles en nog wat, bijvoorbeeld als het gaat over het verlengingsbesluit of de wetgeving. Wij doen dat zo snel mogelijk. De vraag van de heer Janssen was: kan zoiets heel erg veel eerder? Zo heb ik de vraag in ieder geval geïnterpreteerd. Kijk, een dag of een week eerder zal mogelijk zijn. Maar kan iets heel erg veel eerder? Daarvan zeg ik dat dit zich slecht verhoudt met het proportionaliteitsvereiste uit de wet, want je zult de argumentatie altijd in de context van dat moment moeten doen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Dat snap ik. Ik wil niet op één of twee dagen gaan zitten, maar wij hebben het hier over een termijn van ongeveer tien dagen. Het advies van de Raad van State is van 11 november. Dan vind ik 23 november ruim aan de tijd voor iets wat al afgewogen is en waarbij volgens de Raad van State alleen in de toelichting nog het een en ander moet worden veranderd. Ik snap dat u zegt: we kunnen dit niet anderhalve maand van tevoren gaan doen. Maar als u uitgaat van zoals het nu is gebeurd, dus zeg maar 1 november KB, dan denk ik: een maand van tevoren, prima. Dan is het OMT-advies afgewogen en is de toelichting gegeven. Dan is het naar de Raad van State gestuurd. Die doet er tien dagen over. Misschien kunnen zij dat ook nog drie dagen sneller doen. Dan zou het toch zo mooi zijn als drie weken, maar in ieder geval een week of twee, voordat die verlenging in moet gaan, de goedkeuringswet er ligt. Dan heb ik niet de illusie dat dit in twee weken door het hele parlement is, maar ik denk dat alles wat we kunnen doen om het te versnellen, toch zou kunnen gebeuren.

Minister De Jonge:

Laat ik het zo zeggen. Uit uw reactie merk ik dat u er begrip voor heeft dat wij het beargumenteerde besluit niet veel eerder dan een maand van tevoren kunnen voorleggen aan de Raad van State. We hebben weleens eerder, bijna pro forma, een besluit willen voorleggen aan de Raad van State. Die heeft daar toen, volgens mij terecht, gehakt van gemaakt — dat ging toen over de 1,5 meter — omdat het besluit ontijdig was en het niet in de context van de epidemiologische situatie van dat moment kon worden beargumenteerd. Ik denk dat een maand een reële termijn is. Kunnen we binnen die maand sneller acteren? Ik denk dat terecht door mevrouw De Boer wordt geconstateerd dat daar wel meer snelheid in gemaakt zou kunnen worden. Zelf dacht ik daar meer ruimte in te zien in de beantwoording van de vragen vanuit de Tweede Kamer. Mevrouw De Boer zegt: je kunt eigenlijk ook daarvoor nog wel wat meer ruimte pakken, door al eerder het KB te publiceren en onverwijld de verlengingswet erachteraan te doen. Dat zou ik over de afgelopen maand zeer goed kunnen verklaren tegen de achtergrond van alle wetgevingsproductie die is gedraaid vanuit het ministerie van VWS. Overigens had ik dat liever niet gedaan, maar het is gewoon nodig gebleken. Ik vind het een terechte opdracht om naar de toekomst toe te kijken of we daar sneller in kunnen acteren.

Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8, blz.74

De heer Janssen (SP):

Als ik even kijk naar de procedure van de verlenging van de tijdelijke wet, ben ik blij dat we het erover hebben gehad dat die niet ideaal was, om het even heel eufemistisch uit te drukken. Ik bedoel dat we een dag voor het verstrijken van deze termijn erover gaan stemmen. Na zelf een aantal vragen gesteld te hebben en na het doorvragen van collega De Boer, kwamen we er toch toe dat het aan de voorkant ruimte maken voor het indienen al zou kunnen helpen met het aan het eind niet aan de achterkant terug te hoeven winnen wat we aan de voorkant verloren hebben. Neem als voorbeeld deze verlenging, met 1 november en 10 november en het versturen op 23 november. Ik noem wat we aan de voorkant kunnen winnen. Ik heb de minister uiteindelijk zo begrepen dat hij dat ook ziet en zich daarvoor in zal zetten. Dat geeft wat mij betreft ook aan hoe serieus het kabinet deze wet neemt.


Brondocumenten


Historie