T03989

Toezegging Spiegelcijfers over koopkracht (36.412)



De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hartog (Volt), toe de Kamer voor deze zomer de spiegelcijfers over de koopkracht, eventueel per waterschap, in bandbreedte en in gewogen gemiddelde te doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T03989
Status openstaand
Datum toezegging 28 januari 2025
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden E.W. Hartog (Volt)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen koopkracht
Spiegelcijfers
waterschappen
Kamerstukken Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing (36.412)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13

De heer Hartog (Volt):

(…) Allereerst wil ik de minister vragen naar de koopkrachteffecten. Vanuit de antwoorden op de vragen wordt duidelijk dat de regering, om de scheefgroei tussen woningen en bedrijven aan te pakken, kiest voor een peildatum van twee jaar terug om de verhoudingen in de bijdragen tussen woningen en niet-woningen vast te klinken. Het probleem van scheefgroei dat ervoor heeft gezorgd dat het vooral de huishoudens zijn die veruit het overgrote deel van de waterkosten voor bebouwing moeten dragen, dateert echter van veel verder terug. Het argument om niet te kiezen voor een eerdere peildatum is dat de regering wil voorkomen dat de lasten voor bedrijven nu met 40% stijgen in plaats van 25%. Dat staat in de beantwoording. Dat is begrijpelijk, maar heeft natuurlijk wel gevolgen voor met name huishoudens met lage inkomens en middeninkomens.

Dat past in het recente, bredere plaatje van verborgen koopkrachtverslechtering die wij de laatste tijd hebben gezien voor deze inkomensgroepen. Toen ik de regering in de Algemene Financiële Beschouwingen vroeg hoe de toen voorgestelde langstudeerboete op de koopkracht zou uitwerken, antwoordde de regering dat ze eigenlijk niet wist wat het effect op de koopkracht zou zijn. Deze negatieve koopkrachteffecten spelen ook bij de recentelijk besloten vertraging van de verlaging van het eigen risico in de ziektekostenverzekering. Om een verhoging van de btw op cultuur, media en sport te voorkomen, kiezen de regeringspartijen er met CDA en D66 voor om de belastingschijven voor mensen met lage inkomens of middeninkomens in eerste instantie met 0,03% te verhogen. Wij weten niet wat verder nog volgt. Al deze effecten tikken aan bij de mensen die het betreft. Mijn vraag is dan ook of de minister zicht heeft op de spiegel van de cijfers die hij presenteerde met betrekking tot bedrijven. Hoeveel zou de stijging van de bijdrage van woningen lager zijn als de minister een vroegere peildatum zou kiezen, bijvoorbeeld tien jaar? Welke concrete effecten zou dit hebben op de verschillende koopkrachtcategorieën?

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13

Minister Madlener:

(…)

Dan kom ik bij een vraag van Volt. We hebben gekozen voor twee jaar. Hoe had de situatie eruitgezien bij een ander referentiejaar? Ja, het is natuurlijk een keuze. Met een referentieperiode van twee jaar voor de inwerkingtreding wordt de huidige situatie dus bevroren. Hiervoor is gekozen omdat een eerder referentiejaar voor bedrijven kan leiden tot een te grote verhoging van belastingaanslagen, terwijl hier slechts een kleine lastendaling voor woningeigenaren tegenover staat. Hoeveel dit verschilt, verschilt per waterschap omdat de waardeontwikkeling in ieder waterschap een beetje anders is geweest. Ja, het is uiteindelijk gewoon een keuze en het is in ieder geval een onderbouwde keuze.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13

De heer Hartog (Volt):

Ook van mijn kant dank voor de gedeeltelijke beantwoording van de vragen, maar ik kijk uit naar het vervolg daarvan. Ik heb op één punt nog wel vragen, en dat komt misschien omdat ik iets kwantitatiever ben ingesteld. Op mijn vraag over de koopkracht antwoordde de minister: dat is een politieke keuze. Dat begrijp ik. Dat verschil zou minder zijn; het is klein, en het is ook per waterschap verschillend. Wat mijn fractie betreft geldt dat ook voor de 25% en 40%, die expliciet in de beantwoording van de vragen zijn benoemd. Er is dus een spiegelcijfer. Ik zou toch dat spiegelcijfer aan de minister willen vragen. Dat mag hij per waterschap geven, als hij dat makkelijker vindt, maar ook in bandbreedte of in gewogen gemiddelde. Maar ik zou dat toch graag op de een of andere manier een klein beetje gekwantificeerd willen zien, als de minister dat zou kunnen doen.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13

Minister Madlener:

(…) Volt verzoekt om spiegelcijfers over de koopkracht, eventueel per waterschap, in bandbreedte en in gewogen gemiddelde. Ik zal die cijfers voor de zomer per brief aanleveren. Dat gaat over de kostenverdeling. Als u het goedvindt, zal ik die cijfers ook aan de rest van de Eerste Kamer sturen.


Brondocumenten


Historie

  • 28 januari 2025
    toezegging gedaan