T03631

Toezegging Toetsing aanwijzing geschilleninstantie (36.067)



De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Oomen-Ruijten (CDA), toe dat bij de aanwijzing van de geschilleninstantie getoetst wordt of aansluiting bij de bestaande geschilleninstantie serieus is onderzocht door de aanvragers en of zij op de hoogte van de kosten zijn.


Kerngegevens

Nummer T03631
Status voldaan
Datum toezegging 23 mei 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen geschilleninstanties
pensioenen
Wet toekomst pensioenen
Kamerstukken Wet toekomst pensioenen (36.067)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 32, item 3 - blz. 70.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

“Voorzitter. Wat me zeer ongelukkig maakt — ik zeg niet "boos" — is dat mevrouw de minister, na navraag bij de Pensioenfederatie, in haar antwoorden aangeeft dat men gesprekken heeft gevoerd met alle in ons land aanwezige geschilleninstanties. Dat is niet correct. Zaterdag heeft de Pensioenfederatie in een gesprek met mij toegegeven dat deze informatie onjuist was. Er is geen gesprek gevoerd met De Geschillencommissie over de modaliteiten waarin de effectieve, laagdrempelige geschillenbeslechting ook uitgevoerd kan worden. Eigenlijk is het triest. De grootste geschilleninstantie is opzijgezet, ook nog eens met ondeugdelijke en onjuiste informatie. De Geschillencommissie, waar voor nu 80 commissies zijn ondergebracht, kent, zo zegt men, geen commissies met een wettelijke basis. Dat is onjuist; dat zijn er 25. Deze zijn allemaal — ik kan ze noemen — voor het gebied van zorg, energie en telecom. Ik heb mij namelijk ook geïnformeerd. Er wordt ook gezegd dat De Geschillencommissie geen wettelijke verplichting zou hebben voor deelname van ondernemers. Ook dat is onjuist. De Pensioenfederatie laat u bovendien weten dat de kosten vergelijkbaar zijn. Kifid heeft 3.000 klachten behandeld, waarvan de helft met mediation is beslist. Een geschilprocedure, lees ik in Pensioen Pro, zou €9.000 per geschil kosten.

Voorzitter. Als ik dat zo zie, voel ik me echt onaangenaam verrast. U ook, denk ik. Wat zit hierachter? Waarom wordt de minister, maar wordt ook de Kamer, op een verkeerd been gezet? En waarom zet men de gekozen structuur voor deze dure voorziening door? We hebben het hier immers over middelen die uit de premie van deelnemers moeten komen. Wie gaat voordrachten doen voor de namen van de op te richten stichting? Worden kandidaten openbaar opgeroepen? Er is een studiebijeenkomst gepland voor 30 mei 2023, georganiseerd door de federatie. Ik hoop dat de bonden in staat zijn om de federatie op andere gedachten te brengen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 33, item 2 - blz. 22.

Minister Schouten:

“Dank u wel. Dan kom ik nu bij een aantal vragen over de juridische houdbaarheid, en specifiek bij de nadere vragen over de geschilleninstantie. Daar zijn door meerdere leden meerdere vragen over gesteld, met name door mevrouw Oomen. In het wetsvoorstel is geregeld dat pensioenuitvoerders zijn aangesloten bij een door de minister aangewezen geschilleninstantie. Er zijn verschillende vragen gesteld over de positionering van de geschilleninstantie, de kosten ervan, de bindendheid van de uitspraken en de onafhankelijkheid die de instantie heeft van de minister. Op dit moment is er geen geschilleninstantie voor pensioendeelnemers. Met de Wtp zal dat veranderen. Pensioendeelnemers, van actieven tot gepensioneerden, kunnen via een laagdrempelige, eenvoudige procedure een geschil aan een deskundigencommissie voorleggen. De pensioenuitvoerders moeten verplicht aangesloten zijn bij een door de minister aangewezen geschilleninstantie. Een instantie zal aan de voorwaarden moeten voldoen die zijn gesteld in de wet- en regelgeving om te kunnen worden aangewezen op grond van de Wtp. Dan gaat het bijvoorbeeld om eisen ten aanzien van deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

Verder zijn door mij gestelde criteria dat de geschilleninstantie per 1 januari 2024 operationeel is, dat de kosten beheerst blijven en dat het voor deelnemers volstrekt helder is waar zij met klachten en geschillen naartoe kunnen. Als er sprake is van twee geschilleninstanties, is rechtseenheid nog een belangrijk bijkomend criterium. Omdat er op dit moment nog geen geschilleninstantie voor de pensioensector is, hebben de beide koepels van pensioenuitvoerders, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wtp, de voorbereidingen ter hand genomen. Na inwerkingtreding van de Wtp zal de aanwijzingsprocedure in formele zin kunnen worden opgestart.

Zoals toegelicht in de Kamerstukken hebben de koepels vooralsnog de voorkeur uitgesproken voor het opzetten van een nieuwe instantie voor pensioenfondsen en het aanwijzen van Kifid voor verzekeraars en PPI's. De pensioenfondsen gaan dus niet bij Kifid. Het zijn twee verschillende instanties, zoals zij het nu voor ogen hebben. Vooropstaat dat er straks tijdig een geschilleninstantie voor alle pensioendeelnemers is en dat die voldoet aan de gestelde eisen en criteria die ik zojuist heb genoemd. Laat me helder zijn. Waar die geschilleninstantie gepositioneerd wordt, is mij om het even, zolang aan de criteria wordt voldaan. Bij de aanwijzing zal ik daar objectief op toetsen.

Met mevrouw Oomen vind ik een open procedure waarin bepaalde opties door de aanvragers niet bij voorbaat zijn uitgesloten, van belang. Ik vind het belangrijk dat pensioenkoepels hierbij een zorgvuldige procedure volgen. Bij de aanwijzing zal ik ook toetsen of aansluiting bij bestaande geschilleninstanties serieus is onderzocht door de aanvragers. Dat past bij die open procedure. Dat wil ik ook toezeggen aan mevrouw Oomen. De Pensioenfederatie heeft mij laten weten dat ze al met Kifid en SKGZ hebben gesproken. Het klopt dat zij eerder hadden gecommuniceerd dat zij ook met de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken hadden gesproken, en dat bleek niet het geval; dat betreur ik ook. Ze hebben dat rechtgezet, ook naar mevrouw Oomen toe, maar ik vind het wel heel vervelend dat ik dat hier heb moeten communiceren terwijl het niet zo was. Ik wil dat hierbij ook rechtzetten.”

Minister Schouten:

(…)

“Ik vind een open procedure ook van belang in het licht van de kosten. De kosten dienen beheerst te zijn, aangezien het de pensioenuitvoerders zijn — daarmee gaat het om deelnemersgeld — die verantwoordelijk zijn voor de oprichting en instandhouding van de geschilleninstantie. De beheersing van de kosten is ook een van de criteria waaraan getoetst zal worden bij de aanwijzing en de goedkeuring van de begroting en de jaarrekening. Bij de toetsing op de hoogte van de kosten zal ik onder meer kijken naar wat redelijk is in vergelijking met de kosten bij andere geschilleninstanties, zoals Kifid, SKGZ en SGC, en of aansluiting bij een bestaande instantie bijdraagt aan lagere kosten. Dat is in lijn met de eerdere toezegging die ik net aan mevrouw Oomen heb gedaan.”


Brondocumenten


Historie