De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe in overleg te treden met de vijf archeologie-universiteiten, in het bijzonder ook over hun financiële positie, en daarover te rapporteren aan de Eerste Kamer, zodra dat gesprek heeft plaatsgevonden.
Nummer | T00307 |
---|---|
Oorspronkelijke nummer | tz_CULT_2007_2 |
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 december 2006 |
Deadline | 1 januari 2008 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
Commissie | commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid (OCW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Kamerstukken | Wet op de archeologische monumentenzorg (29.259) |
Handelingen Eerste Kamer 2006 – 2007, 14 – 579-580
Blz. 548-549
Mevrouw Witteman (PvdA)
(…)
Wat mijn fractie ook dwars zit, is het feit dat de archeologische faculteiten door de commerciële bedrijven van de markt gestoten lijken te worden, omdat de laatste natuurlijk sneller, dus goedkoper kunnen werken. Een universiteit wil immers de studenten ook nog wel eens iets uitleggen en het onderzoek niet afraffelen. Mijn fractie heeft vragen gesteld over de mogelijkheid om daarvoor extra middelen ter beschikking
te stellen, zodat de archeologieopleiding en het direct daaraan verwante veldonderzoek losgekoppeld kunnen worden van de commercie. De minister wees de universiteiten echter op de eigen verantwoordelijkheid. Dat vind ik een teleurstellend antwoord, vooral voor de universiteiten. Er is echt flankerend beleid nodig, willen ze goed onderwijs en onderzoek kunnen doen.
(…)
De universiteiten hebben weliswaar volgens artikel 49 de mogelijkheid om een preferente positie op te eisen, maar dan mogen de universiteiten onderzoek verrichten ’’tot het kostenniveau dat redelijkerwijs ten laste kan worden gelegd aan de verstoorder’’. Is dat tot het niveau van de commerciële aanbieder? Is het anders niet meer redelijk? Verdienen is er dus niet bij voor de universiteiten. Is de minister bereid zich nogmaals terdege in deze problematiek te verdiepen?
Minister Van der Hoeven:
Blz. 576
Ik kom zo dadelijk nog terug op de financieringsproblemen van de universiteiten, maar ik ga in ieder geval een gesprek met de universiteiten aan om te weten te komen waar de problemen zitten en waardoor ze worden veroorzaakt. Een intern probleem kan geen aanleiding zijn om extra bij te springen, want dezelfde problemen doen zich ook voor bij andere onderdelen van het wetenschappelijk onderwijs. Er is lumpsumfinanciering en men maakt zijn eigen keuzen. Ik zal hier zeker nog op terugkomen als ik er met de universiteiten over gesproken heb.
Blz. 579-580
Ik zie best in dat die archeologische vakgroep binnen het huidige archeologiebestel een probleem heeft. Ik ga ook praten met de vijf archeologie-universiteiten, maar dan wil ik wel een document van de universiteiten hebben, waarin zij mij met getallen duidelijk maken hoe de financiële situatie bij de vakgroepen de afgelopen tien jaar is veranderd, en waardoor. Als dat een gevolg is van intern beleid van de universiteiten, hangt er een verhaal aan, dat ik wil weten. Op basis daarvan ben ik bereid overleg te voeren met de voorzitters van de colleges van bestuur. Ik wil ook graag weten hoe de universiteiten zelf
de financiële situatie van de vakgroepen zien. Ik zal zeker de voorzitters aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid dat die vakgroepen in staat moeten zijn, een volwaardige plaats in te nemen in het Nederlandse archeologiebestel. Ik informeer de Kamer zodra ik dat gesprek heb gehad.
-
19 februari 2008
Voortgang:documenten:-
-31200 VIII, C
-
-
12 juni 2007
nieuwe commissie: commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid (OCW) -
12 juni 2007
commissie vervallen: commissie voor Cultuur -
19 december 2006
toezegging gedaan