De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe in het kader van het terugvorderingsbeleid een afschrift aan de Kamer te zenden van de brief aan de Tweede Kamer over de ontwikkeling van de loonsom.
Nummer | T03066 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 november 2020 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid ontwikkeling loonsom terugvorderingsbeleid |
Kamerstukken | Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake steun- en herstelpakket (35.542) |
Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.4
De heer Essers (CDA):
Voorzitter, om te beginnen de voorschotsystematiek. De NOW 1.0-uitkeringen zijn gebaseerd op schattingen van werkgevers omtrent het omzetverliespercentage. In de memorie van antwoord gaat de minister in op de wijze waarop het terugvorderbeleid wordt uitgevoerd indien achteraf blijkt dat deze schattingen te pessimistisch waren, zodat een terugbetalingsverplichting resulteert. Het UWV stelt de omvang van die terugbetalingsverplichting vast. De reguliere betalingstermijn bij terugvordering bedraagt zes weken. Binnen die termijn kan de werkgever verzoeken om een betalingsregeling. Volgens de minister zal het UWV deze verzoeken welwillend behandelen en een betalingsregeling aanbieden van twaalf maandelijkse termijnen. Voor bedragen van €500 of minder wordt niet overgegaan op terugvordering. Werkgevers die een voorschot vanaf €100.000 hebben ontvangen, dienen een accountantsverklaring te overleggen.
Nu heeft de kinderopvangtoeslagtragedie geleerd dat een terugbetalingsverplichting van ten onrechte genoten overheidsgeld tot veel ellende kan leiden. Vandaar de volgende vragen. Wat geeft de bewindslieden het vertrouwen dat de uitvoeringscapaciteit van het UWV, een instelling die net als de Belastingdienst helaas geen onbevlekt blazoen meer heeft, voldoende is om deze extra taak te vervullen? Hoe wordt getoetst of al dan niet sprake is van opzet of grove schuld? Wie dient dit vast te stellen? En wat zijn de gevolgen indien sprake is van opzet of grove schuld? Hoe wordt gegarandeerd dat er eenheid van beleid zal zijn bij uitvoering van dit beleid door het UWV? En welke criteria hanteert het UWV bij het welwillend toestaan van een betalingsregeling? Wanneer wordt een dergelijke regeling niet toegestaan? En welke bezwaar- en beroepsmogelijkheden hebben werkgevers in dezen?
Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.11
Minister Koolmees:
Wat ik zelf ingewikkeld vind, is het tweede element van het terugvorderingsbeleid. Dat is namelijk de ontwikkeling van de loonsom. We hebben namelijk ook gezien dat in sommige sectoren in de maanden mei en juni tijdelijke contracten zijn opgezegd of mensen met een oproepcontract niet zijn opgeroepen, waardoor de loonsom fors is gedaald; de heer De Vries had het daar ook over. Als dat gebeurd is, komt er een correctie. Maar we kunnen nog niet zeggen hoeveel dat is. Daar moeten we de komende periode een beter zicht op krijgen. Ik was van plan om de Tweede Kamer over dat beeld te informeren — ik zal zorgen dat u een afschrift daarvan krijgt — zodat we daar een vinger aan de pols kunnen houden.
Brondocumenten
-
behandeling (zonder stemming aangenomen ) Verslag EK 2020/2021, nr. 9, item 5
-
16 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 november 2020
toezegging gedaan