T03690

Toezegging Verzoek aan Studiegroep Begrotingsruimte om onderzoek naar fondsen (31.865)



De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Ballekom (VVD), Kennedy-Doornbos (ChristenUnie) en Prast (PvdD), toe dat zij de Studiegroep Begrotingsruimte gaat verzoeken om nut, noodzaak en werking van fondsen in kaart te brengen. Zij zal in het verzoek meenemen om te laten kijken naar een juridisch toetsingskader voor revolverende fondsen evenals nut en noodzaak van het beleidskompas in relatie tot de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03690
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen fondsen
revolverende fondsen
Studiegroep Begrotingsruimte
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 11.

Mevrouw Prast (PvdD):

(…)

“Wij hebben het vandaag over het woud aan fondsen, hun besteding van belastinggeld, hun governance en de verantwoording aan de samenleving. Het gaat om revolverende fondsen als Invest-NL en begrotingsfondsen zoals het Nationaal Groeifonds. De Algemene Rekenkamer — het is hier al genoemd — publiceerde in 2019 al kritisch over de revolverende fondsen en kwam in december jongstleden met de aanbeveling om een specifiek toetsingskader voor deze fondsen op te stellen, omdat bestaande kaders onvoldoende zekerheid bieden voor een verantwoorde inzet van belastinggeld. In mijn perceptie zegt dit advies van de Rekenkamer eigenlijk dat er onzorgvuldig en verspillend met belastinggeld wordt omgegaan. De ministers legden in 2019 het advies van de Algemene Rekenkamer naast zich neer. Kunnen zij toezeggen dat zij ditmaal het advies wel opvolgen? Naar aanleiding van het regeerakkoord en de daarin aangekondigde begrotingsfondsen schreef de Rekenkamer: het beleid en de daarbij behorende publieke middelen dienen navolgbaar en toetsbaar te zijn. Dat is eigenlijk zo vanzelfsprekend dat het feit dat de Algemene Rekenkamer het nodig vond dit te expliciteren boekdelen spreekt. Het is op te vatten als een waarschuwing. Neemt de minister die waarschuwing serieus of legt zij die naast zich neer? Graag een reactie. Bij zowel begrotings- als revolverende fondsen gaat het om publiek geld. Het mag niet zo zijn dat het kabinet het succes afmeet aan de hoeveelheid die erin is gestopt. Het gaat om de output, in termen van het bereiken van doelen onder respectering van de randvoorwaarden. Zijn de ministers dat met mijn fractie eens? Graag een reactie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 13.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Voorzitter. Tijdens de laatst gehouden Algemene Financiële Beschouwingen heeft mijn fractie ter voorbereiding op het debat schriftelijke vragen gesteld over het fondsenbeleid van de regering en andere financieringsinitiatieven ter verwezenlijking van beleidsdoelstellingen. Eerlijkheidshalve ontbrak het ons aan inzicht en overzicht. De summiere beantwoording op de gestelde vragen bracht daarin geen verandering. Gezien de omvang en complexiteit van het onderwerp heb ik destijds voorgesteld om hieraan een debat te wijden. Ik ben mijn collega's erkentelijk dat ze hiermee hebben ingestemd.

(…)

De VVD-fractie ondersteunt de opvatting van de Kamer, vandaar ook dit debat met, wat ons betreft, een drietal bedoelingen. Ten eerste, om inzicht te krijgen in het totale aantal fondsen en de financieringsvormen buiten de begroting om. Voorts om inzicht te krijgen in de onderlinge samenhang tussen de fondsen. Ik kom daar later op terug met wat voorbeelden. En ten derde, om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstellingen worden gerealiseerd. Wat betreft aandachtspunt één blijkt uit onderzoek, gehouden in 2019, dat er in tien jaar tijd ten minste 21 revolverende fondsen bij zijn gekomen, waardoor het totaal komt op ongeveer 30. Is dat aantal nog steeds correct? Is het niet aangewezen om, gezien het aantal fondsen, een jaarlijks totaaloverzicht te verstrekken van alle bestaande fondsen, al dan niet via een bijlage in de Miljoenennota? Mijn fractie zou het verwelkomen ook de niet-revolverende fondsen daarbij te betrekken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 16.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“De besteding van teruggekomen gelden in een revolverend fonds loopt niet via de normale begrotingsprocedure, en onderbesteding kan dus onderbelicht blijven. Ook kunnen fondsen worden opgericht die andere fondsen financieren, zonder dat er een voorhangprocedure hoeft te worden toegepast. Sommige fondsen worden gevoed door publiek kapitaal van de rijksoverheid en decentrale overheden, maar bij een staatsdeelname van minder dan 51% mag de Algemene Rekenkamer geen onderzoek doen. Kan de minister toezeggen dat elk fonds in elk geval op één overheidsniveau door de daarbij behorende rekenkamer aan een onderzoek kan worden onderworpen, waarbij ook onderzoek mag worden gedaan bij de eindgebruikers, net als bij de Europese Rekenkamer?

Sommige decentrale overheden kiezen ervoor om aan fondsen publiekrechtelijke normen op te leggen, zoals de Wet normering topinkomens of de Wet open overheid. Is de minister bereid om revolverende fondsen die deels met publiek geld worden gefinancierd te kwalificeren als bestuursorgaan of hun publiekrechtelijke normen op te leggen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 2.

Minister Kaag:

(…)

“Wat is dan de conclusie van deze wat langere introductie? Ik deel uw mening, of tenminste de mening van een groot deel van deze Kamer, dat we terughoudend moeten zijn met het instellen van nieuwe fondsen. Integrale weging van publiek geld blijft cruciaal. Maar in sommige situaties is er wel sprake van toegevoegde waarde. Die randvoorwaarden heb ik eerder toegelicht. Het budgetrecht dient in alle gevallen gerespecteerd te worden. Ook dient uw Kamer bij alle fondsen formeel betrokken te zijn en te blijven. Qua transparantie begrijp ik uw verzoek tot het bieden van meer inzicht en overzicht. Ik zal zien wat ik samen met mijn collega's kan doen. Ik kan u een toezegging doen dat het kabinet u een overzicht van fondsen zal verstrekken, zo mogelijk bij de Miljoenennota en uiterlijk bij de verantwoording over het jaar 2023. Het vraagt nogal wat tijd. Ik hoop uw coulance daarin, maar dit is wel een sprong vooruit. U krijgt overzicht en daardoor inzicht.

Natuurlijk is er ook de optie om daar zelf vervolg aan te geven. Daarbij blijft het wel van belang te onderkennen dat indien middelen, of het nu subsidies of fondsmiddelen zijn, de rijksoverheid verlaten wij geen financiële verantwoording meer afleggen. Vakministers dienen wel te evalueren of de ingezette instrumenten bijdragen aan het beleidsdoel. De samenhang van de fondsen wordt geborgd door met elkaar het gesprek te voeren over de doelstellingen van het fonds. Mocht blijken dat doelstellingen elkaar te veel overlappen, dan moet het gesprek natuurlijk gevoerd worden. Ik ga ook de Studiegroep Begrotingsruimte verzoeken om nut, noodzaak en werking van fondsen in kaart te brengen, om dat ook richting de toekomst nog beter te wegen.

Ik heb een groot aantal fondsen niet genoemd, maar ik kan u zeggen dat die niet voortkomen uit het kabinet-Rutte IV en ook niet uit Rutte III, geloof ik. Op Rutte I en II heb ik geen zicht. Toen was ik zelf ook niet in Nederland. Maar sommige fondsen bestaan al vele decennia. Daar heeft de Staten- Generaal destijds natuurlijk ook zijn goedkeuring aan verleend. Dit ter introductie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 8-9.

Mevrouw Prast (PvdD):

Dank aan de minister voor de toezegging. Ik hoorde haar ook zeggen dat de minister van JenV deze week met iets bezig is. Ik heb even niet begrepen of dat ook betrekking heeft op de toetsingscriteria, waar de Algemene Rekenkamer om heeft gevraagd en waar ik het over had in mijn inbreng, en mevrouw Kennedy ook.

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 9.

Minister Kaag:

Ja, ik moet het zelf ook even opzoeken. Het ging om een beleidskompas waarin de criteria inderdaad inzichtelijk worden gemaakt. Maar ik moet zelf ook nog even beter naar de details kijken, want ik las dit staande het debat. Ik zal het in tweede termijn doen.

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 30.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Minister Kaag wil geen rijksbrede kaders voor revolverende fondsen. Het juridisch toetsingskader — een aanbeveling die de Rekenkamer in verschillende rapporten deed — wordt dus opnieuw afgewezen. Vallen alle huidige en toekomstige revolverende fondsen onder de instellingwet die nu behandeld wordt in de Tweede Kamer? Zo niet, waarom zou het dan geen goed idee zijn om toch een toetsingskader op te stellen dat gebruikt kan worden voor alle revolverende fondsen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 30.

Minister Kaag:

“Dank, meneer de voorzitter. Dank voor de vragen. Ik wilde nog even kort een paar van de resterende vragen beantwoorden. Mevrouw Kennedy-Doornbos vroeg naar het toetsingskader voor revolverende fondsen. Ik herken het inhoudelijke probleem, maar de inschatting is — want deze discussie met de Algemene Rekenkamer speelt nu, geloof ik, al tien jaar — dat een juridisch toetsingskader niet op voorhand de oplossing is. Maar ik wil het wel meenemen in het verzoek richting de Studiegroep Begrotingsruimte. Zoals u weet, is Financiën ook geen fan van revolverende fondsen, om een aantal van de zorgen die u zelf ook heeft onderstreept. We willen dit soort fondsen eigenlijk voorkomen. Hoe meer we het gaan codificeren, hoe meer vraag er naar de fondsen is. We willen de markt niet aanwakkeren, zeg ik er even wat informeler bij.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 31.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy en mevrouw Prast vroegen mij terug te komen op het Beleidskompas en op de vraag in hoeverre dat voorziet in de aanbevelingen die de Rekenkamer doet over revolverende fondsen. Het is niet een-op-een; dat wil ik nog even herbevestigen. Het Beleidskompas is een hulpmiddel voor departementen om de juiste keuzes te maken, ook gelet op de vormgeving van beleidsinstrumenten. Het Beleidskompas kijkt dus veel breder dan alleen naar financiële instrumenten en kijkt ook naar normering en beprijzing. Als de afweging leidt tot een financieel instrument, dan kan een revolverend fonds een optie zijn. Ik heb u net al gezegd dat Financiën daar niet echt een voorstander van is, maar de instrumentkeuze is de verantwoordelijkheid van de vakminister. Dan komen we dus weer terug op het budgetrecht van de Kamer. Ik snap ook de wens om meer duidelijkheid te hebben over het nut en de noodzaak van dit instrument, dus ik voeg dat toe aan de vraag die we zullen voorleggen aan de Studiegroep Begrotingsruimte. Overigens kan ik het de Studiegroep Begrotingsruimte niet opdragen, want die handelt in gehele vrijheid. Dat moet ik voor de duidelijkheid nog even zeggen.”


Brondocumenten


Historie