De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Dittrich (D66), Doornhof (CDA), De Blécourt-Wouterse (VVD) en Van Dijk (SGP), toe om de bestaande voorlichting rondom gezag waar mogelijk te verbeteren en uit te breiden.
Nummer | T03375 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 15 maart 2022 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Rechtsbescherming |
Kamerleden | Mr. M.A. de Blécourt-Wouterse (VVD) mr. D.J.H. van Dijk (SGP) mr. B.O. Dittrich (D66) mr. drs. H. Doornhof (CDA) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | gezag door erkenning voorlichting |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Van Ginneken en Van Wijngaarden over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (34.605) |
Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 3
De heer Dittrich (D66):
(…)
Over de voorlichting is al heel veel gezegd in de schriftelijke behandeling. Ik heb een vraag aan de minister voor Rechtsbescherming. Als het voorstel kracht van wet krijgt, hoe gaat de minister er dan voor zorgen dat de ambtenaren van de burgerlijke stand weten wat hen te doen staat met betrekking tot het toetsen van de uitzonderingen die nu in de wettekst zijn opgesomd, dus de uitzonderingen op de hoofdregel van dat gezamenlijk gezag van rechtswege. Hoe gaat de voorlichting aan de burgers eruitzien? Kan de minister daar iets over vertellen?
(…)
Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 4
De heer Doornhof (CDA):
(…)
Nu hebben de initiatiefnemers in hun schriftelijke beantwoording gewezen op het belang van goede voorlichting: "Gedacht kan onder meer worden aan een duidelijke standaardopmerking over de gevolgen van erkenning op het toestemmingsformulier van erkenning dat door de moeder dient te worden ingevuld.”
Als de initiatiefnemers zo veel betekenis toekennen aan goede voorlichting, kom je meteen op het advies van de Raad van State, want die zei: is het nou niet beter om in plaats van de regel te introduceren dat erkenning gezag meebrengt, in te zetten op voorlichting om daarmee te voorkomen dat de vader geen gezag heeft? Dat is de vraag die de fracties van het CDA en de ChristenUnie aan de initiatiefnemers zouden willen voorleggen. Ook de Raad voor de rechtspraak heeft heel veel belang toegekend aan brede bekendheid van die aanvraag van gezamenlijk gezag.
Als je dat alles overziet, zou je kunnen zeggen dat uiteindelijk in alle gevallen een voorlichtingsimpuls nodig is: ofwel na inwerkingtreding van de wetswijziging, mocht die worden aangenomen, een impuls met informatie aan de moeder dat erkenning nu ook meteen het gezag van de vader betekent ofwel, mocht het wetsvoorstel worden verworpen, een impuls waarbij aan beide ouders duidelijk wordt gemaakt dat erkenning van het kind niet automatisch betekent dat de vader ook het gezag krijgt. Als het de mooie intentie is om samen voor de opvoeding te zorgen, is het belangrijk om er ook voor te zorgen dat er gezamenlijk gezagsuitoefening wordt aangetekend in het gezagsregister. Meer specifiek luidt onze vraag aan de initiatiefnemers dan ook als volgt: als niet duidelijk is of het wetsvoorstel al met al echt de belangen van het kind dient, is het dan niet beter om op deze laatste informatiecampagne in te zetten? De wetswijziging, die wellicht meer kwaad dan goed doet, hoeft dan niet plaats te vinden.
Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 7
Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):
(…)
Voorzitter. De VVD-fractie heeft nog wel een vraag over de gedegen voorlichting aan de ouders over het voorliggend wetsvoorstel. Andere collega's hebben dat ook al aangestipt. Kunnen de initiatiefnemers en de minister daarop reflecteren? In de memorie van antwoord van de initiatiefnemers en in de brief van de minister voor Rechtsbescherming wordt kort ingegaan op de toekomstige voorlichting over de juridische gevolgen van erkenning en gezag. Omdat de VVD-fractie een goede en duidelijke voorlichting die duidelijk is essentieel vindt, wil de VVD-fractie graag aan de minister voor Rechtsbescherming vragen om een nadere toelichting op de wijze van voorlichting ten tijde van het maken van de afspraak voor erkenning, bijvoorbeeld bij het online maken van de afspraak en het moment van de daadwerkelijke erkenning op het gemeentehuis. Is de minister het met de VVD-fractie eens dat het belangrijk is dat mensen reeds voordat zij op het gemeentehuis komen al heldere informatie hebben over het verschil tussen erkennen en gezag hebben ontvangen en dat zij deze belangrijke informatie niet pas vernemen op het moment dat zij bij de ambtenaar van de burgerlijke stand een afspraak hebben? De VVD-fractie vindt het belangrijk dat partners tijdig en gelijkwaardig met elkaar kunnen bespreken of zij het met elkaar eens zijn dat de partner die erkent of de partners die erkennen ook het gezag krijgen en dit niet pas voor het eerst aan de orde komt op het moment van de erkenning.
Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 13
Mevrouw Van Ginneken:
(…)
Ik wilde straks ingaan op de vraag over andere oplossingen, maar ik kan daar alvast een klein voorschot op nemen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft in het rapport Weten is geen doen ook een soort grenzen aangegeven: meer voorlichting leidt misschien wel tot meer weten, maar niet automatisch tot meer doen. Dat gaat de bescherming van kinderen die nu niet onder gezamenlijk gezag opgroeien, dus niet automatisch vergroten. Het idee dat dat een betere route zou opleveren, steunen wij dus niet.
(…)
Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 13-14
Mevrouw Van Ginneken:
(…)
Ik ga nu wat meer zeggen over het belang van voorlichting. De heer Doornhof stelde namelijk dat je vanuit het belang van het kind op z'n minst van aanstaande ouders mag verwachten dat ze het gezamenlijk gezag laten aantekenen. De heer Doornhof vroeg ons of we het daarmee eens zijn. Ik wil die vraag in samenhang met de laatste twee vragen van de heer Doornhof behandelen. Hij vroeg namelijk ook of het niet beter is om in te zetten op meer voorlichting. Het zwaartepunt van zijn vragen, het belang van het kind, zal aan het slot nog worden beantwoord.
De initiatiefnemers willen voorzichtig zijn met stellen wat je van ouders mag verwachten. Feit is dat van ouders die reeds getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, momenteel geen extra handeling verwacht wordt. Zij hebben automatisch gezamenlijk gezag, om de reden dat ze getrouwd zijn. Daarvoor is geen aanvullende rechtshandeling nodig. Feit is ook — ik noemde het net al — dat bij 25.000 kinderen per jaar geen gezag wordt aangevraagd. Bij een deel daarvan zal dit zeker geen bewuste keuze zijn. Met dit voorstel wordt de keuze voor erkenning een keuze voor erkenning en gezag. Daar komt bij dat ouders nog steeds worden uitgenodigd om na te denken over de vraag of ze wel of geen gezamenlijk gezag willen uitoefenen. Er is een uitzonderingsgrond opgenomen waardoor ouders samen kunnen verklaren dat zij geen gebruik willen maken van de mogelijkheid van rechtswege, dus dat de moeder het eenhoofdig gezag krijgt. Die mogelijkheid biedt dit voorstel. Dat is dan dus ook opnieuw een bewuste keuze van de ouders.
De heer Doornhof stelde ook de vraag of betere voorlichting geen betere oplossing voor de problematiek biedt. Dat punt is eerder ook in de Tweede Kamer opgebracht door mevrouw Van Toorenburg, maar ook in uw Kamer door mevrouw De Blécourt, mevrouw Bezaan en de heer Janssen. Ik verwees er net al heel even naar: wij denken niet dat meer voorlichting een voldoende adequate oplossing is. Ten eerste lost meer voorlichting de juridische ongelijkheid niet op. Die blijft dan gewoon bestaan. Dat is voor ons wel een vrij fundamenteel punt. Ten tweede is het maar de vraag wat meer voorlichting precies doet. Ik verwees net al naar het rapport van de WRR: Weten is nog geen doen. Meer voorlichting zal niet leiden tot gezag voor beide ouders in alle situaties die zich daartoe lenen. De Raad adviseert om de mentale belasting van mensen te verlichten door bijvoorbeeld een vereenvoudiging van regels. Door stress en belasting kan het doenvermogen van mensen er soms bij inschieten. Een geboorte is natuurlijk ook nogal wat. Ik denk dan met name aan mensen die minder geletterd zijn of het Nederlands niet volledig machtig zijn
De heer Van Dijk (SGP):
Ik wil toch even een vraag stellen. Mevrouw Van Ginneken heeft nu al heel wat keren dat bekende rapport genoemd: Weten is nog geen doen. Dat zou ik van iedereen willen aannemen, maar de orgaandonorwet kwam van uw partij. Die hebben we hier ook aangenomen. Die wet stelt als het ware: je bent donor, tenzij je bezwaar maakt. Toen kwamen dit soort punten ook allemaal terug. Hoe kijk je aan tegen burgers? Er werd gezegd: het zijn allemaal zelfbewuste burgers en met goede voorlichting krijgen we dat allemaal recht. Er lopen nog wat wetsvoorstellen, rondom beraadtermijnen en een abortuspil, om maar wat te noemen. Dan is het: ze zijn allemaal zelfbewust, het zijn allemaal slimme mensen die overal van op de hoogte zijn. Als ik u goed beluister, zegt u nu: de burgers zijn niet zo snugger. Hoe zit dat nou? U doet wat dat betreft een heel klein beetje aan cherrypicking.
Mevrouw Van Ginneken:
Ik wil een heel belangrijk onderscheid maken tussen dit initiatiefwetsvoorstel en de Donorwet. Bij de Donorwet is er geen sprake van een belang van een kind dat meegewogen moet worden. Dat is hier wel het geval. Dus dat maakt dan in de totale belangenafweging uiteindelijk dat de balans anders uitpakt.
De heer Van Dijk (SGP):
Dat is niet het punt. Het gaat om de vraag: wat kunnen burgers leren? Wat kun je doen met goede voorlichting en dergelijke? Het gemak waarmee u zegt "nee, aan dat spoor moet je niet denken", vind ik, in alle vriendelijkheid, vrij zwak onderbouwd.
Mevrouw Van Ginneken:
Dank. De WRR heeft het rapport natuurlijk ook geschreven voor deze specifieke context en geeft aan dat juist ook in dit complexe veld van het familierecht, dat doenvermogen vaak tekortschiet. Als we vaststellen dat ouders op dit moment vanwege de manier waarop de wetten werken en vanwege de regels die zijn zoals ze zijn, blijkbaar in de praktijk niet voldoende de belangen van hun kind kunnen behartigen, dan denk ik dat we er goed aan doen om ze daar een handje bij te helpen.
(…)
Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 19
Minister Weerwind:
Ook met de nieuwe regeling blijft voorlichting van groot belang. Velen van u hebben daar ook op gewezen. Ouders dienen zich van het gevolg van gezamenlijk gezag bij de erkenning bewust te zijn. Ik zal daar later verder op ingaan. Ik zeg dan ook graag nogmaals toe dat de bestaande voorlichting rondom gezag waar mogelijk zal worden verbeterd en uitgebreid.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 21, item 11
-
13 april 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang:
Opmerking: Minister Weerwind: “Eerder heb ik toegezegd dat het resultaat van de evaluatie van de pilot in april 2023 met uw Kamer zou worden gedeeld. Aangezien de pilot later is gestart en langer doorloopt, wordt de evaluatie later afgerond dan was voorzien. Ik streef ernaar de Eerste en Tweede Kamer hierover vóór de zomer van 2023 te informeren.”
documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor Rechtsbescherming over recente ontwikkelingen op het gebied van personen- en familierecht
Voor kennisgeving aangenomen op 9 mei 2023.
EK, K
-
-
17 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 maart 2022
toezegging gedaan