T03280

Toezegging Voortgangsbrief overwegingen dictum (35.349)



De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer aanbieding van de voortgangsbrief toe, naar aanleiding de vraag van het lid Janssen (SP) om in plaats van alleen het dictum, ook de overwegingen die geleid hebben tot het vonnis voor te lezen, en naar aanleiding van de vraag van het lid Bezaan (PVV) om een kopie van de voortgangsbrief omtrent de gesprekken die met de Raad voor de Rechtspraak betreffende dit onderwerp gehouden zijn.


Kerngegevens

Nummer T03280
Status voldaan
Datum toezegging 13 april 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. I.A. Bezaan (PVV)
mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen brief
dictum
slachtofferrechten
Kamerstukken Wet uitbreiding slachtofferrechten (35.349)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 4

De heer Janssen (SP):

(…)

‘En Slachtofferhulp Nederland legt de vinger overigens terecht op een andere zere plek, namelijk dat er in de praktijk bij uitspraken in de strafzaken vaak alleen het dictum wordt voorgelezen. Slachtofferhulp Nederland wijst erop dat juist het voorlezen van de overwegingen die tot het dictum aanleiding geven positief kunnen bijdragen aan begrip bij en verwerking door het slachtoffer. Slachtofferhulp Nederland staat positief tegenover de invoering van de verschijningsplicht voor de gedetineerde verdachte bij de uitspraakzitting, maar wijst wel terecht op het zojuist genoemde punt. Graag een reactie van de minister op dat punt. Maar alle adviezen om van de verschijningsplicht af te zien hebben niet geleid tot een wijziging van de opvatting van de minister.’

(…)

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 15

Mevrouw Bezaan (PVV):

(…)

‘Als tot een veroordeling wordt gekomen, is het van belang dat in het vonnis een passage wordt opgenomen waaruit blijkt op welke wijze rekening is gehouden met de verklaring van het slachtoffer of de nabestaande, zonder hiermee de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aan te passen. Zou een dergelijke passage niet in het vonnis worden opgenomen, dan zou dit bij het slachtoffer of de nabestaande tot onbegrip kunnen leiden over bijvoorbeeld de straftoemeting. Hiermee wordt het effect van het spreekrecht geheel dan wel gedeeltelijk tenietgedaan.

De minister heeft in de memorie van antwoord aangegeven dat er inmiddels gesprekken worden gevoerd met de Raad voor de rechtspraak om na te gaan of een uitgebreidere motivering kan worden gerealiseerd zonder de wet op dit punt aan te passen. In de eerstvolgende voortgangsbrief over slachtofferbeleid zal de minister hierover rapporteren aan de Tweede Kamer. Mijn verzoek aan de minister is of hij deze voortgangsbrief ook aan dit huis wil doen toekomen.’

(…)

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7 blz. 28

Minister Dekker:

(…)

‘Voorzitter. Dan de vraag van de heer Janssen over het vonnis: of het niet goed zou zijn om juist ook de overwegingen mee te geven en niet alleen maar het dictum. Daar heeft hij een punt. Dat is voor slachtoffers vaak van groot belang. Gelukkig gebeurt het nu ook vaker dan voorheen dat de rechter bij de uitspraak in een ernstige strafzaak ook aandacht besteedt aan de gemaakte afwegingen. Naar aanleiding van het debat in de Tweede Kamer heb ik aangegeven daarover in gesprek te gaan met de Raad voor de rechtspraak. Dat heeft niet geleid tot een aanpassing van dit wetsvoorstel met een responsplicht, maar wel tot een goed gesprek met de Raad voor de rechtspraak, die ook begrip heeft getoond voor dat gegeven en heeft aangegeven dat te zullen bespreken met hun rechters. Ik denkt dat het zaak is om dat goed te blijven volgen. De bejegening van slachtoffers is ook iets wat speciale aandacht krijgt in de opleidingen voor de rechters. Ik heb de Tweede Kamer laten weten in de aanloop naar de zomer meer te laten weten over de stappen die daar worden gezet. Mevrouw Bezaan vroeg concreet om daarvan een afschrift te krijgen, omdat zij dat ook een belangrijk onderdeel vindt, en dat zeg ik hierbij toe.’


Brondocumenten


Historie