De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper (CU), toe de Eerste Kamer te informeren over de vorderingen in de gesprekken met andere lidstaten over de subsidiariteitsexercitie.
Nummer | T01942 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 15 april 2014 |
Deadline | 1 januari 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Buitenlandse Zaken |
Kamerleden | prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Europese Zaken (EUZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | staat van de Unie subsidiariteitsexercitie |
Kamerstukken | Staat van de Europese Unie 2014 (33.877) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 11
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Volgens de deskundigen van Clingendael is het vooral belangrijk dat subsidiariteit geen bestuurlijk instrument blijft, maar een mindset wordt. Subsidiariteit moet in de haarvaten van Brussel zitten. Het resultaat moet zijn dat Europa zich beperkt en zich zelfbeperking oplegt. Kennelijk doet Europa dat dus niet, zo zeg ik tegen mevrouw Strik. Daarnaast moet het resultaat zijn dat onnodige Europese regelgeving wordt teruggedrongen of teruggedraaid, dat lidstaten kunnen doen wat op hun eigen competentiegebied ligt en dat nationale parlementen beter in positie komen om de grenzen van de eigen bevoegdheid te bewaken. Dit is de zienswijze die ik ook in de Staat van de Unie teruglees. Uiteraard ben ik geïnteresseerd om daar de verdere toelichting van de minister op te horen. In ieder geval wordt deze wijze van zien bevestigd door de uitlatingen van de minister-president bij verschillende gelegenheden in het afgelopen jaar. Hij heeft zich uitgesproken voor een kleiner Europees bestuur en een opschoning van Europese regels.
Mijn fractie sympathiseert met deze zienswijze. Het betekent dat Europees beleid meer in overeenstemming wordt gebracht met het gevoelen bij een meerderheid van de Nederlandse bevolking en dat we serieus omgaan met hetgeen waar het in de democratische instituties van ons land om hoort te gaan. De primaire politieke gemeenschap waartoe burgers zich rekenen is de nationale en het lijkt erop dat het kabinet dat ook nadrukkelijk zelf zo geformuleerd wil hebben. In elk geval staat het "nationaal wat kan" hoog op de politieke agenda. Het kabinet wil daarover een discussie starten in Europa, maar mijn fractie vraagt zich af wat het kabinet daarbij precies voor ogen zweeft en waar we met deze discussie heen gaan. Zal zo'n discussie echt body krijgen en iets veranderen? Onder welke condities kan dit slagen? Wat zijn hierbij de principiële piketpalen? Durft Nederland, als het erop aankomt, hierin zelf strepen te trekken of "red tape" door te knippen? Kan het kabinet dat nauwkeuriger aangeven? Ik ben echt heel benieuwd naar de inzet en de visie van het kabinet op dit punt, naar het eindbeeld van deze discussie althans.
Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 53
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik weet niet of mijn briefje nog ergens tussen dwarrelt op de katheder van de minister. Mijn vraag ging over de manier waarop de minister denkt terug te rapporteren aan het parlement over de subsidiariteitsdiscussie die nog komt. Zitten daar nog bepaalde stadia in die het nuttig maken om een en ander aan het parlement te melden?
Minister Timmermans:
We hebben vorige maand, in maart, een eerste bespreking gehad in de Raad. Het zal in de Raad terugkomen in mei. Dat was een wens van met name Duitsland en Nederland. Dan moeten we bezien hoever we met de andere lidstatenkomen. Zodra dat vrucht draagt, zal ik de Tweede Kamer rapporteren — ik wil best ook de Eerste Kamer informeren— over de wijze waarop we hiermee verdergaan. Het is een stap voor stap verder werken, ook een wegnemen van veel aarzelingen en misverstanden bij sommige lidstaten die hierachter een andere agenda vermoeden. Er moet dus heel veel werk aan worden verricht, maar we gaan er gestaag mee door. Ik houd de Kamer graag op de hoogte van de vorderingen die we maken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling algemene Europese beschouwingen Handelingen EK 2013/2014, nr. 27, item 8
-
23 september 2014
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
18 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie BZK/AZ op 23 september 2014 voor zover het de toezegging 'Toezending conceptversie richtlijn' (T01237) betreft.
De commissie EUZA besloot als volgt: de toezeggingen met nummer T01943, T01936 en T01942 worden als voldaan beschouwd. De status van de toezeggingen met nummer T01191 (deels voldaan), T01712 (openstaand), T01937 (openstaand), T01941 (openstaand) blijft ongewijzigd. De toezegging met nummer T01944 wordt afgevoerd als toezegging.
EK, A
-
-
15 april 2014
toezegging gedaan