E090068 - Voorstel voor een richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen en tot wijziging van de richtlijnen 2004/39/EG en 2009/.../EG
Dit voorstel beoogt een passend regelgevend en toezichtkader te creëren voor alternatieve beleggingsfondsen die participaties aanbieden aan professionele beleggers. Onder alternatieve beleggingsfondsen worden alle fondsen verstaan die momenteel niet op Europees niveau gereguleerd zijn, dat wil zeggen alle fondsen die niet onder de richtlijn inzake instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe-richtlijn) vallen. Voorbeelden van alternatieve beleggingsfondsen zijn hedgefondsen, grondstoffenfondsen, private equity fondsen, vastgoedfondsen en andere type nationaal gereguleerde fondsen.
Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.
document Europese Commissie
COM(2009)207, d.d. 30 april 2009
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
Richtlijn 2011/61/EU werd op 25 mei 2011 goedgekeurd en gepubliceerd in Pb EU L174 d.d. 1 juli 2011. Deze dient voor 22 juli 2013 geïmplementeerd te zijn. Hiertoe werd op 2 oktober 2012 is een wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op economische delicten en enige fiscale wetten ingediend bij de Eerste Kamer (zie kamerstukken in de serie 33235). De afhandeling door de Eerste Kamer van het voorstel als hamerstuk was voorzien voor 23 oktober 2012. Het voorstel is echter op verzoek van de CDA-fractie die dag van de plenaire agenda afgevoerd.
De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft op 5 februari 2013 het verslag van het schriftelijk overleg met de minister van Financiën van 25 januari 2013 naar aanleiding van het verslag van het schriftelijk overleg met de minister van 6 december 2012 over dit wetsvoorstel, voor kennisgeving aangenomen. De commissie besloot de behandeling van dit wetsvoorstel aan te houden en de aangekondigde novelle af te wachten.
Op 22 maart 2013 werd een wijziging Wijziging van de Wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU (implementatie vrijstelling artikel 2, derde lid, onderdeel e, van de AIFM-richtlijn) ingediend bij de Tweede kamer (zie kamerstukken in de serie 33.589). Deze werd door de Eerste Kamer op 11 juni 2013 als hamerstuk afgedaan.
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) besloot op 16 juni 2009 dat zij onderhavig voorstel onder de aandacht wenst te brengen van de commissie Financiën.
Op 30 juni 2009 besloot de commissie Financiën dat de vragen van het CDA, mede namens de VVD, en de vragen van de SP per brief aan de minister van Financiën worden gesteld. Deze vragen werden op 14 augustus 2009 per brief beantwoord.
De commissie Financiën nam de antwoorden van de minister op 22 september 2009 voor kennisgeving aan.
-
-
brief minister met toelichting FM/2009/1513 U Ministerie van Financiën - 22.112, DA
14 augustus 2009 -
-
-
-
Zowel de subsidiariteit als proporionaliteit van het voorstel worden positief beoordeeld door de regering. De maatregelen in het voorstel zijn gericht op het adresseren van risico's die een grensoverschrijdendkarakter hebben. Deelnemingsrechten in alternatieve fondsen worden veelal grensoverschrijdend verhandeld via institutionele beleggers die internationaal beleggen. Daardoor kunnen de risico's neerslaan in verschillende landen. De maatregelen zijn daarom alleen effectief wanneer ze op internationaal niveau worden genomen. De subsidiariteitstoets valt hiermee positief uit. De verschillende gebieden die de maatregelen beslaan zijn de juiste ter adressering van de risico's die eigen zijn aan alternatieve beleggingsfondsen. Risicovolle activiteiten die niet uniek zijn voor deze fondsen maar voor meerdere marktpartijen gelden, wil de Commissie buiten dit voorstel in een breder kader adresseren. De meeste maatregelen zijn toegesneden op de professionele sector waarop het voorstel ziet. Hiermee valt de proportionaliteitstoets over het algemeen positief uit. De werkbaarheid van een klein aantal maatregelen kan nog worden verbeterd en meer worden afgestemd op het feit dat het voorstel doelt op beleggingsfondsen waarin professionele beleggers investeren (bijvoorbeeld pensioenfondsen).
De Europese sector voor (beheer van) alternatieve beleggingsfondsen kan positief bijdragen aan de economische ontwikkeling van de EU, maar behelst ook significante risico's. Voor een duurzame bijdrage aan de Europese ontwikkeling is dan ook een goede controle van bijgaande risico's noodzakelijk. Nederland steunt daarom het initiatief van de Commissie om de risico's binnen de sector te adresseren middels een passend Europees regelgevend kader. Niet alleen omdat de kredietcrisis wijst op systeemrisico's door handel van alternatieve fondsen in complexe producten, maar ook omdat de crisis laat zien dat marktdiscipline voor deze fondsen tekortschiet doordat hun beleggers/kredietverleners - ondanks dat dit professionele partijen zijn - niet goed beoordelen waar ze instappen. Daarnaast komen zelfreguleringinitiatieven die de laatste jaren zijn ingezet niet goed uit de verf. Bovendien benadrukt de crisis het internationale karakter van deze sector waardoor risico's zich grensoverschrijdend kunnen verspreiden. De regels moeten volgens Nederland alle risico's dekken en tegelijkertijd 'on-shore' activiteiten stimuleren. Het voorstel van de Commissie is een zeer goede eerste stap. Wel kan het voorgestelde kader verder worden geoptimaliseerd. Zo biedt de Commissie op sommige vlakken te veel vrijheden aan fondsen die 'off-shore' zijn gevestigd en zijn sommige regels niet goed toegesneden op of proportioneel tot de sector en de risico's waarop ze zien (zie Nederlands standpunt).
Dit voorstel beoogt een passend regelgevend en toezichtkader te creëren voor alternatieve beleggingsfondsen die participaties aanbieden aan professionele beleggers. Onder alternatieve beleggingsfondsen worden alle fondsen verstaan die momenteel niet op Europees niveau gereguleerd zijn, dat wil zeggen alle fondsen die niet onder de richtlijn inzake instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe-richtlijn) vallen. Voorbeelden van alternatieve beleggingsfondsen zijn hedgefondsen, grondstoffenfondsen, private equity fondsen, vastgoedfondsen en andere type nationaal gereguleerde fondsen. Het voorstel komt mede voort uit de binnen de G20 overeengekomen gedachte dat alle voor het financiële systeem relevante marktpartijen onder passend toezicht dienen te komen. Hoewel de Europese Commissie (Commissie) aangeeft dat alternatieve beleggingsfondsen geen oorzaak zijn van de kredietcrisis, heeft de crisis wel een aantal risico's blootgelegd die gepaard gaan met de activiteiten van deze fondsen. Zo heeft intensieve handel in markten voor gestructureerd krediet en een snelle afbouw van deze posities door onder meer hedgefondsen een rol gehad in de onrust op financiële markten en bijgaande stabiliteitsrisico's. Private equity fondsen zijn niet zozeer betrokken geweest bij deze stabiliteitsrisico's, aldus de Commissie, maar hebben wel problemen gekend door de verminderde beschikbaarheid van krediet. Ook wijst de Commissie op risico's door ontoereikende interne processen bij alternatieve fondsen (waaronder risicobeheersing) alsmede onvoldoende openheid over hun activiteiten.
Om de risico's te adresseren bevat het voorstel een breed palet aan regels dat ziet op de interne bedrijfsvoering (zoals adequate governance en goed risicomanagement) en transparantie richting de beleggers en toezichthouders. Ook worden strenge eisen gesteld aan de waardering van de portfolio en de bewaring van de effecten. Tevens verplicht het voorstel een minimum kapitaaleis. Naast deze basisregels bevat het voorstel extra transparantie-eisen in het geval een fonds systematisch gebruik maakt van een hefboomwerking - iets dat vaker voorkomt bij hedgefondsen - en bij fondsen die controlerende zeggenschap in bedrijven verkrijgen - iets dat voorkomt bij private equity fondsen. De regels grijpen aan bij de beheerders van de fondsen omdat deze het beleid dat risico's meebrengt uitvoeren, terwijl de fondsen zelf slechts het samengebrachte vermogen vertegenwoordigen. Beheerders die geautoriseerd zijn en op doorlopende basis aan de regels voldoen, kunnen beschikking krijgen over een Europees paspoort waarmee ze hun fondsen in andere EU-lidstaten kunnen aanbieden. Om goed toezicht te borgen voorziet de Commissie vergaande informatie-uitwisseling tussen toezichthouders zodat een totaalbeeld kan ontstaan over de rol van de fondsen in financiële markten en bijgaande marktrisico's.
Impact assessment Commissie
De Commissie verwacht dat het voorstel gepaard gaat met enige toename van administratieve lasten voor de sector. De Commissie oordeelt dat deze additionele lasten gerechtvaardigd zijn gelet op het verbeterde toezicht en de vermindering van risico's als gevolg van het voorstel alsmede voorziene voordelen voor de interne markt voor alternatieve beleggingsfondsen. De Commissie presenteert geen kwantitatieve effecten.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 11 november 2010 heeft het Europees Parlement (EP) een wetgevingsresolutie aangenomen over onderhavig voorstel. Het EP heeft altijd aangedrongen op de bestrijding van asset stripping - het opkopen van bedrijven door private equity-fondsen die als enige doel hebben, om de bedrijven op te delen en met een meerwaarde te verkopen. Hoewel het oorspronkelijke voorstel van de Commissie hieraan geen aandacht besteedde en de lidstaten zich tegen strengere regels verzetten, bevat de richtlijn nu beperkingen op uitkeringen en kapitaalsverminderingen tijdens de eerste twee jaar nadat een private equity-fonds een bedrijf heeft overgenomen.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.