Verslag van de vergadering van 8 november 2016 (2016/2017 nr. 6)
Aanvang: 13.35 uur
Status: gecorrigeerd
Stemming Normalisering rechtspositie ambtenaren
Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Keijzer tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32550).
(Zie vergadering van 25 oktober 2016.)
De voorzitter:
Ik heet de initiatiefnemers, de heer Van Weyenberg en mevrouw Keijzer, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom in de Eerste Kamer.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Sietsma i (ChristenUnie):
Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie zal tegen dit wetsvoorstel stemmen, omdat er volgens ons geen sprake is van een reëel bestaand probleem, omdat de huidige wijze van aanstelling een bij de publieke dienst passende rechtsvorm is. We hebben geen bezwaar tegen modernisering, die in dit voorstel trouwens ten onrechte als "normalisering" wordt geframed, maar menen dat de voordelen van deze omvangrijke en kostbare operatie niet zijn aangetoond. Ook zijn de bonden, als vertegenwoordigers van werknemers, niet positief en is er geen zicht op de effecten van dit wetsvoorstel voor het overleg tussen werkgevers en werknemers. Last but not least: deze Kamer moet er echt op letten dat er geen dekking is voor de omvangrijke invoeringskosten, die behalve bij het Rijk ook bij de decentrale overheden terecht zullen komen.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):
Voorzitter. Zowel de tijdspanne van behandeling als het plenaire debat met de initiatiefnemers hebben wat de VVD betreft de inhoud en de betekenis van het voorstel goed gedaan. De brief vorige week van de minister heeft ten slotte ook voor mijn fractie nog een aantal onduidelijkheden weggenomen, waarvoor dank. Het doel van de normalisatie is en was, de rechtspositie van werknemers in de publieke sector zo veel mogelijk gelijk te stellen aan die van werknemers in de private sector. De VVD heeft lang geworsteld met de vraag of het voorstel het begrip "zo veel mogelijk" realiseert. Het antwoord daarop luidt uiteindelijk positief. Overigens wel met de kanttekening dat wij het vervolgtraject met dezelfde kritische blik als tot nu toe zullen blijven beoordelen. Samenvattend: de VVD steunt dit initiatiefvoorstel.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Voorzitter. Ook onze fractie heeft geworsteld met dit wetsvoorstel. Het heeft nadelen, de invoering is duur en er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende ambtenaren zonder goede inhoudelijke onderbouwing. Maar het heeft ook voordelen, zoals verbetering van het ontslagrecht. Wij waarderen bovendien de toezeggingen die we van de indieners en de minister tijdens het debat hebben gekregen. De doorslag voor de fractie van de Partij van de Arbeid heeft gegeven dat het overlegstelsel met de ambtenarenbonden door deze wet wordt afgeschaft, zonder dat daar met de bonden op passende wijze over is overlegd en zonder dat een beeld bestaat van wat ervoor terugkomt. In onze ogen horen ingrijpende wijzigingen in arbeidsvoorwaarden alleen te worden ingevoerd als er draagvlak voor is bij de mensen die het betreft. Mijn fractie zal daarom, alles afwegende, tegen dit wetsvoorstel stemmen.
De heer Köhler i (SP):
Voorzitter. Het initiatiefwetsvoorstel Wet normalisering rechtspositie ambtenaren beoogt de rechtspositie van werknemers bij de overheid meer in lijn te brengen met die van andere werknemers. De SP-fractie vindt dat in principe een goed streven, maar constateert dat er met deze wet in de praktijk weinig zal veranderen. Alleen de positie van de vakorganisaties in het overleg met de overheidswerkgevers dreigt verzwakt te worden. De initiatiefnemers van deze wet vinden dat wel best en de minister heeft geweigerd, dit te repareren. Maar dit bezwaar doet voor mijn fractie de balans doorslaan naar een stem tegen dit wetsvoorstel.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. De positie van de overheid in onze samenleving is een principieel andere dan die van private personen en instellingen. Dat betekent voor mij dat ik er ook geen principieel bezwaar tegen heb dat de arbeidsrechtelijke positie van overheidsdienaren anders is dan die van werknemers in de privésector. Het wetsvoorstel dat ter tafel ligt, resulteert erin dat normalisering, gelijkschakeling van de beide rechtsposities, niet over de hele overheidssector, maar slechts voor een deel daarvan gerealiseerd wordt, waardoor een situatie ontstaat die in feite onduidelijker is dan die van op het ogenblik. Bovendien is dit een wetsvoorstel dat heel veel nieuwe regelingen en aanpassingen van regelingen vergt, waardoor het buitengewoon duur is. Het nut daarvan ontgaat mij en het draagvlak onder de mensen die het betreft lijkt heel beperkt. Ik zal dus tegenstemmen.
De voorzitter:
Nog andere leden voor een stemverklaring? Dat is niet het geval.
Dan stel ik voor, te stemmen bij zitten en opstaan.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, het CDA, 50PLUS, D66 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, de OSF en de SP ertegen, zodat het is aangenomen.
Dat gezegd hebbende, kan de vergadering worden gesloten.