Verslag van de vergadering van 19 december 2017 (2017/2018 nr. 13)
Aanvang: 13.53 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Financiële Beschouwingen,
en de behandeling van:
de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2018) (34775);
het regeerakkoord 2017-2021 VVD, CDA, D66 en ChristenUnie: Vertrouwen in de toekomst;
het dossier Kabinetsformatie 2017 (34700);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018) (34785);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018) (34786);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling) (34787);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties, de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting en wijziging van enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting (Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling) (34788);
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (34819),
en van:
de gewijzigde motie-Barth c.s. over een analyse van de maatschappelijke gevolgen van de btw-verhoging (34775/34785, letter K).
(Zie vergadering van 12 december 2017.)
De voorzitter:
Ik heropen de Algemene Financiële Beschouwingen en de behandeling van het pakket Belastingplan 2018 voor een korte derde termijn.
Ik heet de minister en de staatssecretaris van Financiën van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt heropend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer De Grave.
De heer De Grave i (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de Kamer voor het verlof om een korte derde termijn te houden. Excuses aan de bewindslieden dat ik hun drukke werkzaamheden onderbreek.
Het gaat over de motie-Ester c.s. over de marginale belastingdruk. Het is op zich verrassend dat ik namens mijn fractie vraag om heropening, want de motie is medeondertekend door mijn fractie. Dat betekent dat we het volledig eens zijn met de inhoud van de motie. Daar kan geen discussie over zijn. Maar het is algemeen bekend dat de VVD-fractie de bestendige lijn heeft om niet voor overbodige moties te stemmen. Moties worden naar de mening van de VVD overbodig als datgene wat de motie vraagt, door de bewindslieden is toegezegd. Wij kregen als fractie bij de Algemene Financiële Beschouwingen de indruk dat datgene wat de motie vraagt, is toegezegd. Maar de motie is niet ingetrokken. Blijkbaar is er dus nog onvoldoende duidelijkheid over of de motie iets uitspreekt wat door de regering niet is toegezegd. Vandaar mijn vraag aan de bewindslieden of zij nadrukkelijk willen aangeven of zij wat in de motie wordt gevraagd, willen toezeggen. Dan kan mijn fractie vervolgens de afweging maken of zij voor de motie stemt vanwege de inhoud of tegen de motie omdat zij overbodig is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Grave. Wenst een van de andere leden nog het woord in derde termijn? Dat is niet het geval. Ik geef het woord aan de minister van Financiën.
Minister Hoekstra i:
Voorzitter, dank u wel. Ik realiseer me dat ik vorige week om ongeveer tien voor twaalf explicieter ben geweest over het eerste gedeelte van de motie dan over het tweede gedeelte van de motie. Misschien mag ik het kort nog hernemen om ook daarover helderheid te verschaffen. Ik zeg er meteen bij dat mijn antwoord niet wezenlijk zal afwijken, zelfs niet zal afwijken, van het antwoord dat ik vorige week heb gegeven.
Allereerst is het belangrijk om te memoreren dat het bij de marginale druk van groot belang is dat je alles in samenhang bekijkt. Volgens mij was dat ook de conclusie die velen in het debat hebben getrokken wat betreft het inkomensbeleid. We hebben een vrij lang gesprek over de marginale druk gevoerd. De marginale druk is een uitvloeisel van heel veel verschillende elementen van ons stelsel. Dat zal ik hier niet hernemen. In de motie worden twee dingen gevraagd. We weten dat SZW bij begrotingen rapporteert over het inkomensbeleid. Hierbij wordt ook gerapporteerd over de prikkels voor de werkaanvaarding, over de armoedeval en, beperkt, over de marginale druk. Ik heb volgens mij vorige week ook aan de heer Ester en de rest van de Kamer aangegeven dat we die rapportage nog kunnen aanpassen naar de wensen van de heer Ester. Volgens mij wordt daarmee ook tegemoet gekomen aan het eerste gedeelte van de motie. Maar, zo zeg ik met name tegen de heer De Grave, die toezegging heb ik al gedaan.
Implicieter is volgens mij het tweede stuk van de motie. De heer Schalk en ik hebben met elkaar van gedachten gewisseld over wat je verder nog zou kunnen doen. Toen hebben we elkaar volgens mij gevonden in de rapportage van het Planbureau die nog komt en in de afspraak om daarna als kabinet met de partijen die dat wenselijk achten, vermoedelijk in de eerste plaats de Tweede Kamerfractie van de SGP, contact te hebben over wat voor nieuwe stof tot nadenken dat nog oplevert. Zo mag ik het, denk ik, wel ongeveer formuleren. Het tweede verzoek van de heer Ester gaat een beetje in dezelfde richting, want hij vraagt om na te gaan hoe de extremen in de marginale druk tegengegaan kunnen worden. We weten eigenlijk al waar die vandaan komen. Vorig jaar is ook het onderzoek Marginale druk in het inkomensbeleid naar de Kamers gestuurd. De opties die daarin worden gepresenteerd, zijn deels ook al in het regeerakkoord verankerd. Ik heb de motie zelf zo geïnterpreteerd als dat het jaarlijks rapporteren over dat tweede punt niet zo veel zin heeft, omdat ik de Kamer dan eigenlijk vertel wat al met de Kamer gedeeld is, alsook dat ik met die interpretatie, die over het algemeen van mijn kant toch vrij strak is en die de motie vrij letterlijk neemt, er uitvoering aan kan geven. In wezen is dat ook een toezegging.
Ik kan de heer De Grave dus niet helemaal van zijn dilemma verlossen, want hoe de VVD-fractie omgaat met moties waarbij het kabinet het oordeel aan de Kamer laat, dat is aan de VVD.
Voorzitter, ik hoop dat ik de chaos daarmee niet nog groter heb gemaakt. Maar dit is het antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Ester.
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank u wel, meneer de minister. U was trouwens ongemeen scherp een week geleden, ook op dat late uur. Laat mij dat onderstrepen. Het was ook een plezierig debat.
De marginale druk is in dit huis intensief bediscussieerd, met name als het gaat om het traject tussen het wettelijk minimumloon en modaal en om de groepen waarvoor de heer Schalk zich sterk heeft gemaakt. Daarbij zijn de uitlegbaarheid en de rechtvaardigheid van een dergelijke hoge marginale druk in het geding. De bedoeling van de motie is om het debat te institutionaliseren, om het ieder jaar even te laten terugkomen. Uw toezegging op het eerste punt, namelijk om jaarlijks bij de Prinsjesdagstukken een rapportage te maken, waardeer ik zeer. Dat lijkt ons heel goed. Maar we zijn natuurlijk uiteindelijk geïnteresseerd in wat het voorgenomen beleid zal gaan doen aan het terugdringen van de marginale druk. Daarom vragen we om dat te institutionaliseren, om daar ieder jaar aandacht aan te besteden. We vragen niet meer. We vragen ook niet minder. Als er geen belangrijke dingen te melden zijn, dan zien we dat wel terug. Maar dan is ook dat onderwerp van een grondig debat met elkaar. Ik zou u dus toch willen verzoeken — ik wou zeggen "verleiden", maar dat is geen nette term — om dat tweede onderdeel van de motie in de bedoelde zin te accorderen.
De voorzitter:
Zijn er nog andere leden die het woord wensen te voeren? Dat is niet het geval. Meneer de minister.
Minister Hoekstra i:
Voorzitter. Met inachtneming van de staatsrechtelijke verantwoordelijkheden zoals die liggen bij enerzijds de Eerste Kamer en anderzijds het kabinet, wil ik de heer Ester toch in overweging geven om de motie aan te houden, in ieder geval tot na het verschijnen van het rapport en na dat gesprek. Anders gaan we dingen echt in de verkeerde volgorde doen. Dus met de interpretatie die ik net heb gegeven, in combinatie met het gesprek — dialoog, mag ik misschien zelfs zeggen — dat de heer Schalk en ik hebben gevoerd, zou ik toch echt even tijd willen kopen. Of we daarmee de gordiaanse knoop helemaal hebben ontward naar tevredenheid van de heer De Grave, kan ik op dit moment nog niet overzien. Maar dat zou mijn voorstel zijn richting de aanscherping die de heer Ester nu doet.
De voorzitter:
Doe maar net of u bij de interruptiemicrofoon staat, meneer Ester.
De heer Ester i (ChristenUnie):
Ik waardeer de reactie van de minister zeer, maar het gaat om meer groepen dan alleen eenverdieners en tweeverdieners. Laat mij dat benadrukken. Het gaat bij die marginale druk ook om hele andere inkomensgroepen in het spectrum. Dus ik zie het gesprek tussen u en onze vrienden van de SGP, dat ik overigens zeer toejuich, breder dan dat onderwerp alleen. Het gaat om meer. Het verzoek is om ieder jaar een korte reflectie te geven over wat het kabinet dat jaar denkt te gaan doen aan het brede vraagstuk van de marginale druk.
Minister Hoekstra:
Op zichzelf ga ik daar graag mee akkoord. Dat is volgens mij ook de lijn geweest van het debat. Ik maak alleen twee kanttekeningen, op het gevaar af dat ik mezelf herhaal. Ik denk dat we, voordat we de definitieve koers bepalen, het rapport moeten hebben, om vervolgens de dialoog te kunnen hebben om te bepalen wat de implicaties zijn. Een andere manier zou, denk ik, niet zuiver zijn. Dat is een. Twee is, wellicht ook ten overvloede, mijn interpretatie van het tweede gedeelte van de motie. Als de heer Ester het daarmee eens is, laat ik het oordeel verder aan de Kamer. Dan is het aan de fracties om vervolgens te beoordelen of het gegeven dat het kabinet het oordeel aan de Kamer laat, een aanmoediging is om ervoor te zijn of een aanmoediging om er juist tegen te zijn.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik zie het vooral als een aanmoediging; dat zult u begrijpen. Ik breng de motie dus graag in stemming.
De voorzitter:
Dat is duidelijk.
De beraadslaging wordt gesloten.