Verslag van de vergadering van 6 juli 2020 (2019/2020 nr. 35)
Aanvang: 13.33 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0) (35473).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 35473, Wijziging van de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2020, de derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Gurp.
De heer Van Gurp i (GroenLinks):
Dank u wel. voorzitter. Laat ik beginnen om namens de fractie van GroenLinks waardering uit te spreken voor het adequaat handelen van de regering, en deze minister in het bijzonder, de afgelopen maanden. Het is hem gelukt en als ik zo de Handelingen van de Tweede Kamer nakijk, ook met breed politiek draagvlak. Het is verder ook niet onbelangrijk — er ligt een relatie tussen die twee — dat het hem met breed maatschappelijk draagvlak is gelukt om tot dit tweede steunpakket te komen. Daar zijn we hem erkentelijk voor, want het is ook hard nodig.
Voorzitter. De coronacrisis stelt ons voor fundamentele vragen. Ik wil ze niet allemaal behandelen, maar ik noem er een paar op. Ten eerste is er de vraag over de manier waarop de gezondheidszorg is georganiseerd en gefinancierd. De tweede vraag is heel actueel op dit moment, want die gaat over het evenwicht tussen de vrijheid van overheidsdwang en de vrijheid tot een veilig en gezond leven. Het evenwicht tussen die positieve en die negatieve vrijheid is eigenlijk het onderwerp dat onderliggend aan de orde is in alle demonstraties die we op dit moment zien. Om het nog anders te zeggen: hoe recht is de maximale vrijheid toekennen aan eenieder voor zover als die dezelfde maximale vrijheid aan alle anderen toestaat, hè? Er mag ook in deze Kamer meer over Kant gesproken worden. Het is toch ook goed om er ook op die manier op te reflecteren, want dat ligt eigenlijk onder het grote maatschappelijke debat dat op dit moment speelt.
Meer concreet naar de steunpakketten die voorliggen. Die lopen tot 1 oktober, en dan? Ook in een heel optimistisch scenario ijlen de economische effecten nog lang na en de arbeidsmarkteffecten kunnen nog weleens na-ijlen op de economische effecten. GroenLinks heeft veel waardering voor het credo "wij investeren ons uit deze crisis". Onze vraag is uiteraard of dat breed gedeeld wordt in het kabinet en of ook de minister en de staatssecretaris dat delen. Betekent het ook daadwerkelijk dat we het antwoord op de crisis niet gaan vinden in het bezuinigen op de publieke sector of op de gemeenten, die nu al nauwelijks in staat zijn om alle taken die op dit moment op hen afkomen, goed te vervullen? Hoe dan ook moeten er keuzes gemaakt worden. Niet alles kan. Dan moeten we ook heel specifiek weten waar we het over hebben.
Dan toch een klein uitstapje naar de antwoorden die we zojuist binnen hebben gekregen. Voor zover ik die goed kon lezen, zegt u in die antwoorden dat 45% van het NOW-pakket terechtkomt bij het midden- en kleinbedrijf. In de Tweede Kamer sprak u over 90% bij het midden- en kleinbedrijf. Dat scheelt de helft. We moeten wel weten waar we het over hebben. Dan kunt u natuurlijk zeggen: de Eerste Kamer is de helft van de Tweede Kamer, 1 is de helft van 2 en 75 is de helft van 150, maar dit verschil is toch wel erg groot en het is voor ons wel heel belangrijk, dus graag een reactie daarop van u.
Zelf licht ik er drie thema's uit en het zal u niet verbazen als u hoort welke dat zijn. Het eerste is de positie van flexibele arbeid. We weten al een hele poos dat Nederland in dit opzicht zeer negatief afsteekt ten opzichte van de ons omringende landen. De mensen met een flexibele baan zijn als eerste de klos. De commissie-Borstlap zegt iets over de positie van flexibele arbeid en spreekt daar stevige woorden over. Onze vraag is wanneer we daarmee en ook breder met de bevindingen van de commissie-Borstlap echt aan de gang gaan. En zegt u nu alstublieft niet "dat doen we aan de formatietafel", want dat is een beetje wat er in de politiek hoort, dat alles altijd weer een halfjaar of een jaar vooruit wordt geschoven en dan gaan we er nog eens een halfjaar over zitten palaveren. Het is nú aan de orde, dus graag actie.
Het tweede gaat over scholing. U zegt nu "heel belangrijk, we trekken daar 50 miljoen voor uit in dit steunpakket en daarmee maken we geld vrij dat in de fondsen zit opgesloten". Ik ben het volledig met u eens dat werkgevers en werknemers een belangrijke verantwoordelijkheid hebben en dat dat geld uit die fondsen weleens mag gaan rollen voor waar het voor bedoeld is. Toch merk ik aan alle kanten — het UWV zegt daar ook nog weleens wat over — dat die 50 miljoen wel erg benauwd overkomt. Daarom toch nog eens de vraag aan waarop u uw optimisme baseert dat dat veel groter geld losmaakt. De tweede vraag daaraan gekoppeld: als dat nou niet gebeurt, blijft u er dan kort op zitten en bent u dan bereid om alsnog wat ruimhartiger over de brug te komen?
Het derde thema is duurzaamheid. Het spreekt voor zich: wij willen niet terug naar de oude economie, we willen vooruit, de toekomst in. Op het moment dat we als overheid heel veel geld steken in de economie — wij zijn er blij om dat dat gebeurt — laten we dat dan ook direct als hefboom gebruiken om te gaan naar de economie van de toekomst. Dat is geen paradepaardje van GroenLinks, want we zijn het er, denk ik, breed over eens dat de economie van de toekomst een duurzame economie is. Dat hebben we in allerlei mogelijke afspraken en verdragen vastgelegd en daar willen we ook voor gaan. Hoe gebruiken we de incentives die we nu geven om ook die kant op door te ontwikkelen?
Je ziet dat bijvoorbeeld in Frankrijk heel nadrukkelijk gebeuren, maar we zien dat eigenlijk in de steunpakketten hier nauwelijks tot stand komen. Dan heb ik het niet alleen over het steunpakket dat hier voorligt, maar ook over dat van uw collega's Wiebes en Van Nieuwenhuizen. Onze vraag aan u is: hoe wilt u zich in de sociaal-economische driehoek of hoe dat allemaal mag heten in het kabinet, de vijfhoek, de vierhoek ... De trojka, hoor ik. Ja, dat is mooi; een mooi Russisch woord ook nog. Hoe wilt u zich in de trojka inzetten om nu echt de stap naar verduurzaming te maken? Anders moeten we namelijk straks constateren dat we met veel geld weer terug hebben gekregen wat we al hadden, ook met alle feilen van dien.
Ik kijk met veel belangstelling uit naar uw antwoorden. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gurp. Dan is het woord aan mevrouw Sent namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De PvdA-fractie prijst de minister, de staatssecretaris en de overige leden van het kabinet voor de inspanningen om banen te behouden en de economie draaiende te houden. Immers, het is juist vanwege de maatregelen die het kabinet moest nemen om de kans op verspreiding van het coronavirus te beperken dat banen op de tocht kwamen te staan en de economie een dreun heeft gekregen. Deze maatregelen waren nodig om de volksgezondheid te beschermen, maar ze hadden een verwoestend effect op de economie.
Een veelgehoorde vraag is dan: waarom kiest het kabinet wel voor de volksgezondheid, maar niet voor de economie? Echter, dat is een valse tegenstelling, want de economie is geen doel op zich. Het is een middel in de vorm van inkomen, producten en diensten, net zoals de maatregelen voor onze volksgezondheid een middel zijn. Deze middelen moeten vervolgens zo optimaal mogelijk worden ingezet voor het welbevinden en welzijn van alle mensen hier en in de rest van de wereld, nu en in de toekomst.
Tegelijkertijd kan de economie weer meer draaien bij elke versoepeling van de maatregelen. In die zin is deze crisis echt anders dan die van twaalf jaar geleden. Immers, de laatste werd veroorzaakt door weeffouten binnen het economisch systeem. Er zijn ook overeenkomsten, namelijk dat een crisis nooit alleen komt. Twaalf jaar geleden begonnen we met een financiële crisis. Die werd een economische crisis en uiteindelijk een eurocrisis. Nu begint het met een gezondheidscrisis, die vervolgens een economische crisis wordt en misschien wel een sociale crisis, omdat de kwetsbaren hard worden geraakt: zzp'ers, ouderen en vluchtelingen.
Daarmee kom ik bij het voorliggende wetsvoorstel, dat beoogt de pijn van de crisis te verzachten middels een aantal maatregelen. Het doel onderschrijft de PvdA, maar bij een aantal middelen plaatst mijn fractie vraagtekens.
Voorzitter. In Nederland werkten in 2019 ruim 800.000 flexwerkers. Als deze als gevolg van de coronacrisis een substantieel inkomensverlies hebben geleden, kunnen ze een aanvraag doen voor de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten, de TOFA. Deze is bedoeld als vangnet voor mensen die vanwege de coronacrisis een forse terugval hebben in hun inkomen, geen aanspraak kunnen maken op WW, bijstand of een andere socialezekerheidsregeling en een tegemoetkoming nodig hebben als bijdrage in de kosten van hun levensonderhoud. Ik ben mijn partijgenoot in de Tweede Kamer dankbaar voor zijn aansporingen aan het kabinet om een oplossing voor deze groep te vinden, maar net als hij had ik op meer gehoopt. De regeling is veel te karig volgens studentenvakbond LSVb. Het is goed dat jongeren steun kunnen krijgen, maar drie maanden is te kort, zegt voorzitter Lyle Muns. Vakbond FNV maakt zich vooral zorgen over de hoogte van de uitkering. Voor studenten die meer uren maakten, is het vaak veel minder dan wat ze eerst verdienden, aldus Yvette de Vries van de FNV. Wat zijn de plannen van de minister met betrekking tot deze regeling in reactie op deze zorgen over de duur en de hoogte van de TOFA?
Volgens de commissie-Borstlap remt de enorme hoeveelheid flexwerk in Nederland de economische groei af. Ook is flexwerk te goedkoop en zijn de voor- en nadelen van flexibel werk oneerlijk verdeeld. Werkgevers profiteren van flex, maar flexwerkers dragen risico's zoals het tijdelijk zonder werk zitten. Daarom zouden werkgevers flexwerkers meer moeten betalen via bijvoorbeeld een flextoeslag. Een andere optie is een hoger wettelijk minimumloon voor flexwerkers. Verder vindt de commissie-Borstlap dat flexwerkers dezelfde arbeidsvoorwaarden zouden moeten krijgen als vaste medewerkers.
Mogen we van de minister extra inzet verwachten in het opvolgen van de aanbevelingen van de commissie-Borstlap, nu de coronacrisis de kwetsbare positie van flexwerkers genadeloos blootlegt? De PvdA wil dat vast werk weer de norm wordt, dat iedere werkende is beschermd bij pech en bij ziekte en dat alle werkenden de kans krijgen om zich te blijven ontwikkelen.
Voorzitter. Het Nederlandse systeem van sociale zekerheid zorgt ervoor dat veel mensen in ieder geval voor een heel korte periode inkomensondersteuning krijgen door een kortdurende WW van drie maanden. Die termijn is begrijpelijk in een overspannen arbeidsmarkt zoals voorafgaand aan de uitbraak van corona, maar in een tijd van oplopende werkloosheid zijn er veel vraagtekens te plaatsen bij die duur. Sinds de start van de coronacrisis groeide de instroom in de bijstand van mensen tot 27 jaar met 55% en van 27- tot 35-jarigen met 58%. Voor oudere leeftijdsgroepen was de stijging tussen de 19% en 32%. Divosa-voorzitter Erik Dannenberg zegt daarover: "In korte tijd zie je dat de bijstand een soort eerste vangnet wordt voor mensen, in plaats van een laatste vangnet." De meeste instanties tegen armoede in Nederland rekenen op een toename van de vraag naar hulp vanwege de coronacrisis. De minister kan dit voorkomen door de WW te verlengen voor de duur van de noodpakketten van bedrijven. Is de minister bereid daarover in gesprek te gaan met de sociale partners? De minister heeft de Tweede Kamer laten weten een vorm van deeltijd-WW te overwegen, nu een langere recessie dreigt. Wat zijn de ontwikkelingen in zijn gedachtevorming sindsdien?
Voorzitter. Als bedrijven die steun krijgen niemand mogen ontslaan en als gevolg daarvan alsnog failliet gaan, dan is de steun tevergeefs, zo betoogt het kabinet. Daarom stelde het voor de ontslagboete te schrappen om zo juist werkgelegenheid te behouden. De vakbonden toonden zich woedend. Overleg tussen de sociale partners en de minister leidde tot het volgende compromis: de ontslagboete blijft in een nieuwe vorm toch bestaan en de vakbonden krijgen meer zeggenschap bij bedrijven waar grote ontslagrondes vallen. Hoe houdt de minister zicht op het effect hiervan op het aantal ontslagen?
Op korte termijn is werkloosheid niet te vermijden, maar voor verschillende beroepen blijft juist een grote onvervulde vraag bestaan. Denk aan de zorg en het onderwijs. Deze combinatie van oplopende werkloosheid en een grote vraag naar arbeidskrachten in de publieke sectoren biedt mogelijkheden. Bovendien is het raadzaam voor een overheid om te investeren in tijden van crisis, omdat huishoudens en bedrijven daar juist huiverig voor zijn. Het kabinet reserveert 50 miljoen euro voor omscholing en loopbaanadviezen. Wij vrezen dat dit niet genoeg is. Wat gaat de regering doen als de vraag hiernaar de beschikbare middelen overschrijdt? Juist dit is hét uitgelezen moment om de tekorten in de zorg en het onderwijs aan te pakken. Daarom roep ik de minister op: betaal omscholing, subsidieer opleidingen en verhoog salarissen in deze sectoren. Kortom, maak het aantrekkelijk voor de aanstaande werkzoekende om de overstap te maken. Is hij daartoe bereid?
Voorzitter. Graag vraag ik bijzondere aandacht voor jonge ondernemers onder de 21 jaar. Vanwege de coronacrisis zijn duizenden jonge zelfstandigen hun inkomsten kwijtgeraakt. Ook voor hen zijn deze inkomsten van groot belang om de vaste lasten te kunnen betalen. Deze jonge zelfstandigen tot 21 jaar kunnen op dit moment al gebruikmaken van de vangnetregeling voor zelfstandigen, de Tozo-uitkering. Ze ontvangen, als zij voldoen aan de voorwaarden, slechts €259,78 per maand. Jonge zelfstandigen geven aan met dit bedrag nauwelijks de vaste lasten te kunnen betalen. Waarom mogen jonge zelfstandigen geen aanspraak maken op dezelfde, hogere Tozo-uitkering die voor andere zelfstandigen geldt? Immers, vanaf 18 jaar zijn deze ondernemers volwassen en betalen ze zodoende ook het volledige bedrag voor de zorgverzekering, de huur en de boodschappen.
Een amendement hierover is in de Tweede Kamer helaas niet aanvaard, maar is er hier geen schijn van leeftijdsdiscriminatie? Wel is een motie aanvaard om samen met sociale partners extra aandacht te besteden aan perspectief en oplossingen voor jongeren en dit ook mee te nemen in de plannen voor het herfstreces. Jongeren ondervinden immers soms heftige gevolgen van de coronacrisis, met name als ze toch al in een kwetsbare positie zaten. Afgestudeerde jongeren dreigen een slechte start te maken op de arbeidsmarkt, met negatieve gevolgen voor de rest van hun loopbaan. Hoe denkt de minister uitvoering te geven aan deze motie?
Voorzitter. Ik rond af. We leven in allerlei opzichten in een dubbele tijd, ook een tijd van bedreigingen en kansen. Immers, een crisis biedt kansen tot herbezinning over de doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt die moet worden aangepakt, over de bijstand die een laatste vangnet zou moeten zijn, over de noodzaak om te investeren in omscholing en opleiding, over jongeren die een goede start op de arbeidsmarkt verdienen. Daarom moet de overheid zich inzetten voor een inclusieve en duurzame economie. Daartoe zal de PvdA het kabinet blijven oproepen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Sent. Dan is nu het woord aan de heer Kox namens de fractie van de SP.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Mag ik beginnen met te zeggen dat ik blij ben met de inbreng van de fracties van GroenLinks en de Partij van de Arbeid en dat mijn betoog aanvullend op hun betogen zal zijn? Linkse samenwerking werkendeweg; dat is weer eens wat anders.
Voorzitter. Als het moet, kan ons parlement snel werk leveren. Het onderhavige wetsvoorstel werd op 26 mei door de regering ingediend bij de Tweede Kamer. Het werd daar snel maar terdege besproken en een maand later, op 30 juni, goedgekeurd. Nu, slechts een week later, ligt het al bij ons ter bespreking en beslissing voor. Het is ongetwijfeld haastwerk, met alle daaraan verbonden mankementen. Maar dat is hoe dan ook beter dan geen werk: geen werk voor ons voor het geval ook in ons land het parlement zich buitenspel had laten zetten — dat is gelukkig niet gebeurd — maar bovenal geen werk voor al degenen in onze samenleving die nu voor behoud van hun werk en hun bedrijf afhankelijk zijn van een snel en doortastend optreden van regering en parlement. We hebben het over pakweg 2,5 miljoen werknemers, 140.000 bedrijven en 400.000 zelfstandigen. Ga er maar aan staan.
Waardering van mijn fractie ook voor de inzet van de regering in het algemeen en de minister en de staatssecretaris in het bijzonder. De staatssecretaris is als staatssecretaris voor het laatst bij ons, want vanaf komende donderdag zal ze minister zijn. Of dat een vooruitgang of een achteruitgang is, horen we later graag van haar.
Kort en goed vraagt de regering deze Kamer haar vandaag te machtigen om voor een periode van vier maanden, van juni tot en met september, nog eens een kleine 15 miljard uit te geven ter bescherming van banen en economie. Verlenging van de noodmaatregel voor overbrugging van werkloosheid vraagt 13 miljard, verlenging van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers vraagt zo'n 1,5 miljard en een regeling voor een tijdelijke overbrugging voor flexibele arbeidskrachten vraagt nog eens 185 miljoen. Dan ben je geneigd om te zeggen: alsof je een emmer leeggiet. Maar als het land in brand staat, moeten er emmers leeggegoten worden om groter onheil te voorkomen. Het is nu eenmaal niet anders.
Voorzitter. Of die emmer werkelijk blust en of er nog meer emmers leeggegoten zullen moeten worden, weet geen mens, zelfs geen minister of staatssecretaris. De bedragen zijn volgens de regering een grove inschatting vanwege de coronacrisis en zijn met grote onzekerheden omgeven. Maar op basis van wat er nu bekend is en van wat voor de nabije toekomst verwacht wordt, vraagt de regering ons desalniettemin om ja te zeggen tegen dit enorme pakket. Dat heeft de Tweede Kamer al gedaan, net als bij het eerste noodpakket met algemene stemmen. Dat is een prestatie. Deze Kamer stemde ook eensgezind voor het eerste pakket van de regering. Ik neem aan dat de regering hoopt dat we dat ook doen met dit tweede pakket.
Voorzitter. De regering hecht aan breed draagvlak in het parlement, omdat ze vanwege de coronacrisis niet kan regeren op basis van het tussen een viertal partijen afgesloten regeerakkoord, maar moet regeren op basis van: doen wat nodig is. Gegeven de enorme crisis waarin we zijn beland, vindt mijn fractie het verstandig dat de regering wil doen wat nodig is om zodoende zo goed en zo kwaad als het gaat door deze crisis te komen, met behoud van zo veel mogelijk banen en met zo weinig mogelijk schade voor de economie. Hier en in de Tweede Kamer kan de regering derhalve tot nu toe ook rekenen op de steun van onze fractie in deze aanpak. Ook andere fracties die niet tot de regeringscoalitie behoren, denken er ongeveer zo over en dat vinden wij ook verstandig.
Maar, voorzitter, voor wat, hoort wat, vindt mijn fractie. Als de regering gezien de huidige crisis bijna onbeperkt vertrouwen vraagt van alle partijen in het parlement, dan mag door dat parlement ook vertrouwen gevraagd worden aan de regering, ook als het gaat om inbreng vanuit het parlement van de partijen die zonder de crisis tot de oppositie gerekend mogen worden. In deze bijzondere tijden dient naar mijn mening minder dan normaal in termen van "coalitie" en "oppositie" te worden gedacht en meer in termen van "zo breed mogelijke eensgezindheid". Dat betekent voor alle partijen, regering en parlement, en voor partijen onderling: geven en nemen teneinde dusdoende tot een zo breed mogelijk draagvlak te komen en te blijven.
Voorzitter. Daar wringt volgens mijn fractie de schoen. Terwijl alle fracties aan de overkant ja hebben gezegd tegen het algemene voorstel van de regering om een kleine 15 miljard voor opnieuw vier maanden vrij te maken, zodat de regering kan doen wat nodig is, zegt de regering nee tegen een beperkt aantal verbeteringsvoorstellen vanuit de partijen die formeel tot de oppositie behoren. Dat is onevenwichtig beleid, kunnen we in deze Kamer van heroverweging stellen. Om ook de in de toekomst op grond van breed draagvlak te kunnen blijven doen wat nodig is, is het nodig dat de regering zo veel als mogelijk ook de partijen die niet tot de coalitie behoren, tegemoetkomt in hun voorstellen. Luisteren naar de groots mogelijke minderheid in de Tweede Kamer en een meerderheid in de Eerste Kamer is geen teken van zwakte, maar van democratische kracht.
Vandaar dat ik de regering met klem vraag om met een positieve grondhouding de volgende voorstellen vanuit de oppositie, eerder gedaan in de Tweede Kamer, te heroverwegen en daar in haar termijn op terug te komen. Het zijn vier voorstellen. Een: het niet uitkeren door ondernemingen van bonussen en dividenden in 2020 en 2021 als voorwaarde te verbinden aan het aanspraak kunnen maken op uitkeringen in het kader van de NOW. Twee: zelfstandigen tussen 18 en 21 jaar — dit werd zojuist al gememoreerd — ook volledig Tozo-gerechtigd verklaren. Drie: de partnertoets in Tozo 2 schrappen. Vier: geen vermogenstoets hanteren voor AOW-gerechtigde zelfstandigen met een inkomen onder het sociaal minimum. Ik hoop dat de regering alsnog positief reageert op deze vier voorstellen om het draagvlak voor het totaalpakket breder te maken. Dat zou een grote winst van dit debat zijn.
Dat breed draagvlak zoeken en vinden kan, bewijst het feit de Tweede Kamer met algemene stemmen een voorstel van mijn partijgenoot Jasper van Dijk goedkeurde om van de regering een aanvalsplan tegen de armoede te vragen, gezien de samenloop van de toch al slechte prognoses van de verschillende planbureaus, waarin rekening wordt gehouden met een stijging van de armoede van 25%, en de negatieve effecten van de coronacrisis, waar het Nibud recent nog voor waarschuwde. Mag ik de staatssecretaris vragen om bij het opstellen van het aanvalsplan terdege rekening te houden met wat in deze Kamer nog zeer recent tussen haar en deze Kamer werd afgesproken toen we verschillende kinderarmoedereductiemoties — wat een woord! — van deze Kamer bespraken en de staatssecretaris bereid bleek aan die brede wens van deze Kamer tegemoet te komen?
Voorzitter. Ik heb nog een laatste punt waarop ik ook graag een reactie van de minister of de staatssecretaris hoor. We hebben het in de afgelopen tijd geregeld gehad over de vraag hoe je deze crisis het beste aanpakt. Daarbij vallen de begrippen "generieke maatregel" en "maatwerk". Voor onze fractie staat vast dat er een combinatie van beide nodig is. Generieke maatregelen werken snel voor veel mensen, maar omdat niet alle gevallen hetzelfde zijn en niet altijd in het concrete geval zo'n generieke maatregel doeltreffend genoeg is, is er maatwerk nodig en dat is nog niet altijd voorhanden.
Laat ik u een voorbeeld uit de praktijk geven. De trappisten van de abdij van Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven in Tilburg vullen naar eigen zeggen hun leven met gebed en werk. Daarbij tonen de monniken een grote maatschappelijke betrokkenheid. Ze bidden veel, maar ze ondernemen ook van alles en nog wat: van het produceren en verkopen van het beroemde La Trappebier, tot het maken en verkopen van ambachtelijk bereid brood, kaas, jam en chocola. Daarnaast is op het terrein van de abdij een grote kwekerij waarin tientallen mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt simpel werk verrichten. De economische activiteiten van de abdij hebben een circulair karakter: er wordt niet geproduceerd voor de winst, maar om de productie als zodanig, en ze besteden het resultaat aan het eigen levensonderhoud, zoals Benedictus wil, en aan maatschappelijke doelen. De abdij is voor velen een rustige oase om even bij te komen; sommigen in het gasthuis, velen op de mooie terrassen van de abdij. Met dat alles bedruipt de abdij zichzelf en is ze een zeer geliefd voorbeeld geworden van een andere vorm van economie bedrijven.
U raadt het: ook alles in en om de abdij viel stil toen corona van zich deed spreken. Alles ging op slot en de monniken zelf kregen te maken met het virus. Een van de monniken overleed helaas en enkele andere werden ziek maar overleefden, hoewel hun problemen nog lang niet over zijn. Bovenop dat alles komt het vrijwel volledige verlies van inkomsten, waartegenover nauwelijks steun van de overheid staat. Vanwege de ietwat vreemde economische bedrijvigheid lijkt de abdij buiten de meeste generieke regelingen te vallen. Onlangs had ik samen met collega Rombouts van het CDA daarover een mooi gesprek met de prior van de abdij, die voor ons in beeld bracht hoeveel geld, tonnen, de abdij de afgelopen tijd heeft moeten missen, en dat er, alle gebed en werk ten spijt, donkere tijden dreigen aan te breken.
Welaan, voor dit en andere bijzondere gevallen lijkt mij, naast generiek helpen door de overheid, ook maatwerk op zijn plek. Maar de vraag is: bij wie kunnen de monniken van Koningshoeve daarvoor terecht? Bij wie kunnen vergelijkbare vreemdsoortige, maar buitengewoon interessante bedrijfjes terecht? Kan ik van de minister of de staatssecretaris horen of de regel die het kabinet in andere debatten graag naar voren brengt, dat maatwerk ook vaak nodig is, ook hier geboden kan worden? Ik hoor het graag, zodat ik de monniken daar nog iets over kan laten horen. Maar het is een voorbeeld, naar mijn mening, van een groter geheel.
Voorzitter. Ik hoop dat de regering vandaag alles op alles zet om ook in deze Kamer een zo breed mogelijk draagvlak te vinden om te doen wat nodig is. Ik wacht de reactie van de kant van de regering met grote belangstelling af.
Dank u wel.
Mevrouw Moonen i (D66):
Voorzitter. Het voorbeeld van de abdij spreekt mij natuurlijk zeer aan als katholiek en Brabander. Maar ik heb een vraag over het punt daarvóór. U had het over de rekening voor zelfstandigen, waarbij de ene geen partnertoets heeft ingediend. Ik zou me, juist van de SP, ook kunnen voorstellen dat het, wanneer je zelfstandige bent, wat minder opdrachten hebt en steun nodig hebt, maar ook een goedverdienende partner dus het inkomen daar stabiel is, toch alleszins redelijk is als de regering — want ook de regering moet keuzes maken in hoe de algemene middelen aan te wenden — redeneert van: als er een stabiel tweede inkomen is in dat huishouden, dan is nut en noodzaak niet zo groot om extra steun aan die zzp'er te geven; terwijl het als die tweede persoon er niet is, wel belangrijk is om die zelfstandige te steunen. Dat is toch een heel redelijk principe, en daar zit toch eigenlijk ook een heel sociaal principe achter? Zou u daarop kunnen reageren?
De heer Kox (SP):
Dank u wel voor de vraag. Nou is het bij de SP eigenlijk niet zo dat wij altijd aan het zoeken zijn hoe we iedereen gelijk kunnen krijgen op een zo laag mogelijk niveau. Wij denken eigenlijk andersom: hoe kunnen we iedereen gelijk krijgen op een zo hoog mogelijk niveau? Dat kan niet het allerhoogste niveau zijn, want dan hebben we niet genoeg. Maar "sociaal" is voor ons niet "allemaal niks". Dat heb ik ook thuis geleerd: daar wordt niemand rijk van, dat is niet goed. Ten tweede weet u dat in de eerste regeling die partnertoets niet zat. Dat was in uw ogen dus een onredelijke regeling, maar ik heb de fractie van D66 daar in beide huizen niet tegen zien stemmen, omdat het een bijzondere regeling is in bijzondere tijden. Als het een bijzondere regeling was bij Tozo 1, waarom zeggen we dan bij Tozo 2: ja, maar u hebt nog iemand anders lopen die ook verdient? En natuurlijk is het onredelijk, maar het is ook onredelijk als je het bijvoorbeeld vergelijkt met mensen in de bijstand. Ik zou er erg voor zijn om te zeggen: doe in deze tijd ook maar even niet die partnertoets in de bijstand. Dan gaan alle mensen in de bijstand er wat op vooruit. Ik heb daar geen probleem mee, want zoals u zegt: socialisten zien graag iedereen een beetje omhooggaan, en niet met z'n allen naar beneden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Essers van de fractie van het CDA.
De heer Essers i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De CDA-fractie is onder de indruk van de wijze waarop het kabinet met de twee noodpakketten banen en economie de sociale en economische gevolgen van de coronatsunami probeert te verzachten. Die bewondering geldt zowel de omvang van deze pakketten als ook de snelheid waarmee ze in werking zijn en worden gesteld. Helaas zullen zij niet alle getroffen personen, bedrijven en instellingen kunnen redden, maar de schade was niet te overzien geweest als ze er niet waren geweest, dan wel te laat waren ingezet.
De snelheid waarmee het virus Nederland heeft getroffen, is natuurlijk ook aan deze Kamer niet voorbijgegaan. Op 10 maart spraken wij met minister Koolmees en minister Hoekstra over het pensioenakkoord. Als vissen in een kom zaten we toen als commissies van Financiën en SZW met de bewindslieden en hun medewerkers in Commissiekamer 2 bij elkaar. Amper een week later werd het hele land ondergedompeld in een lockdown en de anderhalvemetersamenleving. Het is een zegen dat we hier vandaag allen in een zo te zien goede gezondheid weer aanwezig zijn, ook al is het dan in de Ridderzaal. Gelukkig lijkt het ook met het pensioenakkoord wel goed te komen.
Door de geboden snelheid van handelen was het onvermijdelijk dat in de uitvoering van het noodpakket diverse knelpunten naar voren kwamen van ondernemers en instellingen die tussen de wal en het schip dreigden te geraken. De flexibele en voortvarende wijze waarmee hierop werd gereageerd door de desbetreffende bewindspersonen en uitvoeringsinstanties, dwong wederom bewondering af. Er waren verschillende categorieën ondernemers die buiten het pakket dreigden te vallen, zoals payrollers, seizoenswerkers, flexwerkers, starters, werkvennootschappen en, zo weten we na het betoog van collega Kox, ook monniken. Payrollers hebben het advies gekregen onderling afspraken te maken. Mijn vraag aan de bewindslieden is of dit in de praktijk effectief is gebleken. Voor andere categorieën is getracht oplossingen op maat te vinden. Verder doen zich knelpunten voor naar aanleiding van de samenloop van sommige regels, zoals de NOW en de Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb. Mijn vraag aan de bewindslieden is: zijn over al deze kwesties nieuwe ontwikkelingen te melden of verwachten?
Onlangs kwamen er bij deze reeks van instellingen en bedrijven bedrijven bij die op cost-plus basis binnen een concern werken en daardoor moeite hebben om een relevante omzetdaling aan te tonen. Onze vraag aan de bewindslieden is in hoeverre voor deze bedrijven een oplossing kan worden gevonden, bijvoorbeeld door een aanpassing toe te staan van de door deze bedrijven toegepaste transfer-pricingregels. Hierdoor kunnen daadwerkelijk geleden verliezen door het wegvallen van de productie als gevolg van de coronacrisis aan de desbetreffende vennootschappen worden gealloceerd.
Een andere grenscategorie, ook in letterlijke zin, zijn ondernemers in de grensregio's met Duitsland en België. Naar aanleiding van de motie-Van der Molen/Palland in de Tweede Kamer is hierover op 1 juli — dat is heel recent — een inzichtelijke notitie verschenen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daaruit blijkt duidelijk dat de coronaregelingen voor ondernemers in Nederland, België en Duitsland niet zijn geharmoniseerd. Op grond van het territorialiteitsbeginsel zijn EU-lidstaten zelf verantwoordelijk voor de voorwaarden waaronder er voor de inwoners van die lidstaten recht op een bijstandsuitkering bestaat. Daardoor verschillen de sociale bijstandsuitkeringen per lidstaat. Ondernemers die in Nederland wonen en in het buitenland een bedrijf hebben, kunnen volgens de notitie in Nederland gebruikmaken van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo), waarmee ondernemers die aan de criteria voldoen in aanmerking kunnen komen voor een uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal.
Indien een ondernemer echter in België of Duitsland woont en in Nederland een bedrijf heeft, is het nog maar helemaal de vraag of deze ondernemer in deze landen in aanmerking komt voor een soortgelijke regeling. In België kan alleen een beroep worden gedaan op de crisismaatregel genaamd "overbruggingsrecht voor zelfstandigen" indien de desbetreffende ondernemer premies betaalt in België, hetgeen voor ondernemers met een bedrijf in Nederland normaliter niet het geval is. Er rest dan alleen een aanvraag voor gewone bijstand. Naar schatting dreigen hierdoor ongeveer 2.500 ondernemers die in België wonen en een bedrijf hebben in Nederland te worden getroffen. In Duitsland wonende ondernemers met een bedrijf in Nederland kunnen wél aanspraak maken op een door de coronacrisis versoepelde uitkeringsregeling, Arbeitslosengeld categorie II. Maar zij komen daarvoor tóch niet in aanmerking indien zij geen langdurig verblijfsrecht hebben omdat zij korter dan vijf jaar in Duitsland wonen en een bedrijf in Nederland hebben. Dit betreft ongeveer 1.000 ondernemers, volgens de notitie.
Wel komen deze in België of Duitsland wonende ondernemers met een bedrijf in Nederland volgens de notitie mogelijk in aanmerking voor op de onderneming gerichte Nederlandse steunmaatregelen, zoals de leenfaciliteit, de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren, de opvolger van die regeling, de Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb, de vergoeding voor arbeidstijdverkorting (NOW) en de uitstelregeling in de belastingsfeer. Dit alles betekent dat er voor in België of Duitsland wonende ondernemers met een bedrijf in Nederland wel gelijkheid bestaat met in Nederland wonende ondernemers met een onderneming in Nederland, maar niet altijd met hun buren in het buitenland, die wel een tegemoetkoming in hun levensonderhoud kunnen krijgen. Dat valt te betreuren, maar de vraag is of dit aan Nederland kan worden verweten, dan wel aan de in België en Duitsland gemaakte keuzes. Is de Tozo-regeling in alle opzichten vergelijkbaar met een bijstandsuitkering, of zijn er toch verschillen, zoals het ontbreken van een vermogenstoets, die Nederland tot een andere houding zouden kunnen brengen?
Wat er ook van zij, de binnen de EU levende burger die hierdoor wordt getroffen, schiet met deze verschillende benaderingen niets op. Dus graag een reactie van de regering. Is de minister of staatssecretaris bereid om deze kwestie op EU-niveau aan te kaarten? Ik begrijp dat voor als gevolg van de coronacrisis thuiswerkende grenswerkers die werknemer zijn, kennelijk al wel een bevredigende regeling gevonden is. Andersom kun je ook de vraag stellen of het wel goed is dat in de grensstreek levende ondernemers dubbel gebruik kunnen maken van de faciliteit. Het is niet goed als ze er helemaal buiten vallen, maar is het de bedoeling dat ze dubbel van de regelingen gebruik kunnen maken? Ook hierop graag een reactie.
De voorzitter:
Meneer Essers ...
De heer Essers (CDA):
Ik zie het, voorzitter. Ik zal afronden.
De voorzitter:
De door u gevraagde spreektijd is helaas ten einde, dus wilt u afronden?
De heer Essers (CDA):
Ik rond af door te vragen om aandacht voor de bestrijding van fraude en oneigenlijk gebruik. Dat is natuurlijk zeer belangrijk. De noodmaatregelen zijn snel ingevoerd, dus is de kans op fraude en oneigenlijk gebruik groot. Aan de andere kant vraag ik er ook aandacht voor dat door de ingewikkeldheid en de snelheid waarmee deze regelingen zijn ingevoerd, de regelingen kennelijk niet altijd even duidelijk zijn geweest. Gedachtig de kinderopvangtoeslagaffaire mag de overheid niet doorslaan in het aanpakken van vermeende fraude zonder daarbij proportionaliteit en redelijkheid als uitgangspunt te nemen. Mijn slotvraag is dan ook: hoe denkt de regering beide doelstellingen, dus het adequaat aanpakken van misbruik en fraude enerzijds en het toepassen van redelijkheid en proportionaliteit anderzijds, te bereiken?
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Essers. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS. Ik zal, indachtig het betoog van de heer Kox, vandaag als het om spreektijden gaat gelijke monniken, gelijke kappen aanhouden.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Als katholiek en Brabander begin ik met bid en werk. Met massale financiële steunpakketten van de minister van Sociale Zaken, van Economische Zaken en Financiën wordt geprobeerd bedrijvigheid, banen en inkomenszekerheid van mensen te beschermen. Deze ongekende en tot nu toe succesvolle financiële overheidssteun kan een meer blijvend effect hebben als wij nu net zo offensief mensen van werk naar werk gaan helpen en voorkomen dat mensen massaal en langdurig werkloos worden. Ondanks deze noodsteun zullen bedrijven in de huidige fase van de coronacrisis moeten gaan inspelen op veranderde marktomstandigheden en zullen mensen ook meer hun baan verliezen. Het UWV verwacht mogelijk een verdubbeling van de werkloosheid naar 700.000 in 2021. Om massale en langdurige werkloosheid en hoge uitkeringslasten zo veel mogelijk te voorkomen, moeten mensen liefst nog vanuit hun huidige baan gesteund worden om werk te vinden in kansrijke sectoren van de economie. Daarvoor is een krachtig deltaplan werk nodig, met financiële inbreng van de overheid en het bedrijfsleven.
De Stichting van de Arbeid, de STAR, heeft onlangs in een verklaring naar aanleiding van het tweede noodpakket gewezen op de noodzaak van faciliteiten en maatregelen voor aanpassingen op korte termijn binnen en buiten ondernemingen op het gebied van scholing, herplaatsing, deeltijdarrangementen in de NOW of WW en zogeheten plaatsmaakregelingen. De Stichting van de Arbeid pleit voor ruime faciliteiten voor om- en bijscholing. Voor werkbehoud zowel binnen als buiten de onderneming is het benutten van de kansen van scholing essentieel. Die middelen zijn nu niet overal en voor alle werkenden beschikbaar. De stichting dringt dan ook aan op sectorale cao-partijen om een aantal maatregelen te nemen. De minister heeft 50 miljoen beschikbaar gesteld voor onlinescholing in het kader van NL Leert Door. De STAR roept de minister in die verklaring op om voor een hoger ambitieniveau te kiezen en middelen ter beschikking te stellen waardoor werkenden en werklozen een sluitend scholingsaanbod kan worden gegeven. Met een ruime inzet van intersectorale scholingsmiddelen zijn transities van werk zonder perspectief naar werk met perspectief beter en gemakkelijker te maken. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van NL Werkt Door. De STAR vraagt het kabinet de negatieve gevolgen van de recessie te beperken en het herstel te bespoedigen met een investeringsoffensief en blijvende ondersteuning voor de noodzakelijke aanpassingsprocessen na deze noodfase.
Mijn Tweede Kamercollega Van Brenk heeft een amendement ingediend dat is op te vatten als aanmoediging en aansporing voor het kabinet op een al ingeslagen weg. Beoogd wordt om de inspanningen voor her-, om- en bijscholing, arbeidsbemiddeling en intensieve persoonlijke begeleiding samen met alle maatschappelijke partijen planmatig fors op te voeren. Door het amendement kan het beroep op uitkeringen worden beperkt en wordt ook bereikt dat de forse bezuinigingen op re-intregratiebudgetten van de afgelopen jaren verder worden teruggedraaid. Die budgetten zijn voor gemeenten alleen al in de afgelopen tien jaar met meer dan 1 miljard gekort. Het amendement wil incidenteel middelen vrijmaken om van overheidszijde en deltaplan werk krachtig te ondersteunen tot een bedrag — voorzitter, niet schrikken in deze tijd — van 500 miljoen. Ik citeer collega Van Brenk: "Van de vorige crisis hebben we kunnen leren dat snelheid geboden is om dit soort flankerend beleid systematisch en op grote schaal in te zetten. Als mensen langduriger in een uitkeringssituatie komen, is het veel lastiger weer aan het werk te komen. De huidige coronacrisis leidt tot grote verschuivingen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Die verschuivingen gaan onvermijdelijk ook gepaard met (toenemende) kans op werkloosheid, zoals we nu al zien. Met een groot en samenhangend Deltaplan Werk kunnen mensen naar kans-beroepen en groeisectoren van de economie begeleid worden. Daarmee kan ook het economisch herstel na corona bespoedigd worden en worden uitkeringslasten beperkt."
De minister heeft na de behandeling in de Tweede Kamer op 2 juli een brief gezonden aan de Tweede Kamer inzake hoofdlijnen NL Leert Door die een uitwerking bevat van de aanjaagpremie van 50 miljoen voor om- en bijscholing. Dit gebaar van het kabinet is uiteraard zeer welkom, maar is veel te weinig. De 50PLUS-fractie noemt dit bedrag "een klapperpistool", terwijl wij "een bazooka" willen inzetten. De minister noemde in de Tweede Kamer het amendement-Van Brenk "de overtreffende trap", wij noemen het "de enig juiste trap, de aftrap voor om- en bijscholing".
Wij willen leren van de vorige crisis. De sectorplannen van het toenmalige kabinet, met daarbij 600 miljoen, kwamen relatief laat op gang. Nu willen wij op tijd een massieve aanpak van arbeidsbemiddeling en scholing optuigen, opdat mensen liefst nog van werk naar werk begeleid kunnen worden en omgeschoold kunnen worden. Uit de brief van de STAR proef ik ook dat gevoel van urgentie, maar er worden daarin geen bedragen genoemd. Wij willen die wel noemen, met man en paard. Wij denken aan een substantieel bedrag extra.
Voorzitter. Mijn fractie vraagt de minister uitgebreid in te gaan op het naar ons gevoel onderbouwde verzoek, anders overwegen wij een motie in tweede termijn. Ik wacht het antwoord met bijzondere belangstelling af.
Misschien mag ik voor deze minister en deze Kamer nog zeggen dat ik aan de overkant altijd "de trojka" heb genoemd: Financiën, De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau. Waarvan akte.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Van Pareren namens de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Van Pareren i (FvD):
Voorzitter. Ik zal beginnen met mijn excuus aan te bieden voor dat ik op zo'n laat moment mij heb aangemeld om hier een aantal woorden te zeggen. Ik had niet in de gaten — vanaf nu wel, en dank u voor de toelichting — dat zo'n inbreng op het laatste moment zo veel overhoopgooit. Ik zal het daarom kort en krachtig proberen te houden.
"Regeren is vooruitzien", zou ik het willen noemen. Dat is een bekende kreet en niet iets nieuws. We praten hier natuurlijk over iets herstellen wat er gekomen is en wat niet te voorkomen was. Het werk dat gedaan wordt, is erg goed. Het is een beetje laat begonnen. U weet misschien dat onze partij al vrij vroeg in dit jaar, ruim zes maanden geleden, zei: jongens, moeten we er niet over praten? Maar op een gegeven moment is er ook vol gas van start gegaan. Daarvoor ook onze complimenten, want het is heel belangrijk dat die mensen die het zo hard nodig hebben, geholpen worden. Dat zijn er heel erg veel in deze tijd.
Dank ook voor de beantwoording, en de zorgvuldigheid daarbij, van de vele vragen die gesteld zijn in de commissie. Wij hebben daar goede notie van genomen en veel helderheid kunnen krijgen.
Ik vond het fijn dat collega Kox hier zei — ik vertaal het even in mijn woorden — dat verbinden heel belangrijk is in deze tijden en dat hij dat ook zo ervaart. Wij ervaren het ook zo dat we in deze tijden meer met elkaar zijn dan dat we steeds over kleine dingetjes kissen en bissen.
Toch is het zo dat we zien dat de maatschappij hardnekkig is. Uiteraard is die 1,5 meter heel belangrijk. De voorzitter duidt ons er nog elke keer opnieuw in deze vergaderingen op, maar we zien dat de praktijk in dit geval weerbarstig is. Ikzelf noem het soms een "anderhalvedecimetersamenleving". Ik heb in Scheveningen een wolkbreuk meegemaakt. Toen werd het een "anderhalvecentimetersamenleving", want iedereen wilde schuilen in de beperkte ruimte die daarvoor beschikbaar was. Gelukkig — gelukkig! — heeft dat geen of nauwelijks nieuwe coronagevallen opgeleverd.
De oproep aan het kabinet die wij dan ook doen, is om meer in samenhang met het draagvlak in de maatschappij naar de verstandige maatregelen te kijken. Natuurlijk is er grote angst en onzekerheid bij veel Nederlanders, maar die grote angst en onzekerheid gaan nu vooral over het welzijn van hun gezin, hun baan, hun bedrijf, hun werknemers en ga zo maar door. Maar ook de diversiteit aan mensen is heel groot. Veel is al bij velen kapotgegaan. Je ziet het nauwelijks, maar het leeft wel bij de mensen.
We willen graag een aantal vragen stellen. De eerste is: zijn alle financieel en economisch getroffenen wel in het vizier bij het ministerie van SZW? Ik hoorde collega Essers iets zeggen over mensen aan de rand van Nederland, die elders wonen en hier werken. Zo kan ik meer groepen verzinnen. Daarom de algemene vraag: zijn de vergeten groepen voldoende op het netvlies? Welke eventueel nog niet? Waar zou u de groepen vinden die vergeten zijn en wat zou u er nog voor kunnen doen?
Het blijkt dat deze hele crisis een enorm effect heeft op heel veel mensen die al een zwakke plaats hebben in onze samenleving. Ik noem de jonggehandicapten, de gehandicapten, ouderen die moeilijk aan een baan kunnen komen en moeilijk een baan houden en heel veel mensen met een diversiteitsachtergrond. Een achtergrond die hen niet altijd helpt om snel aan het werk te komen, terwijl velen van hen zo graag willen, net als in de hele maatschappij. Hoe merken zij in hun dagelijks leven dat het ministerie, en de hele regering, daar alle aandacht aan besteedt?
Het is al voorspeld en genoemd vandaag: het ergste moet nog komen. Dat is somber en dat is niet fijn. Regeren is vooruitzien. Wat verwacht het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op zijn terrein wat de trend is en wat er te verwachten is? Wordt daar nu al op ingespeeld?
Scholing en omscholing zijn al door velen hier genoemd vandaag in deze vergadering. Ik kan daar een paar dingen over zeggen; ik hoop een paar dingen gevonden te hebben die nog niet zijn vermeld. Particuliere scholing wordt geroemd. Er worden al vele miljarden aan uitgegeven, zo is geconstateerd. Dat is natuurlijk goed, maar wij van Forum voor Democratie kunnen ons zomaar voorstellen dat die bedrijven daarin gaan bezuinigen. Er komt druk op de organisatie en dan is onze vraag: hoe denkt de regering, het ministerie, in dit kader met die 1,5%, die 15 miljoen, te kunnen bijdragen aan deze belangrijke ontwikkeling van mensen? Zoals gevraagd is: is een stukje meer niet van belang? Kan de regering ook bogen op ervaringen en resultaten uit het verleden? Scholing is niet nieuw. Wat kan daarvan geleerd worden? Met name met de zorg voor nieuwe banen naar de toekomst toe is het heel belangrijk om te kijken of we de goede scholing geven en of het niet scholing om de scholing is.
Ik besef ook dat elke stap die het kabinet zet, een groot effect heeft op onze maatschappij, op het geluk van de mensen. Daarom is het ook belangrijk dat de ministeries naadloos samenwerken om de burgers zo effectief mogelijk te helpen. Coördinatie is essentieel. Zorg voor de belangrijkste dingen eerst en doe een stapje terug met wat even kan wachten. Dat is wat dat betreft onze oproep. Als voorbeeld: steun de boeren om hun werk te doen en om te overleven in deze coronatijden en belast ze niet aan de andere kant met grote druk op hun bedrijfsvoering en hun leven door allerlei klimaatmaatregelen.
Dat geldt natuurlijk voor elke Nederlander. Ik gaf als voorbeeld de boeren en wil hiermee afsluiten. Ik zie ook dat het mooi binnen de tijd is, waarvoor dank, voorzitter. Hier laat ik het graag bij in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Pareren. Dan is ten slotte in deze termijn het woord aan de heer Ester namens de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Met deze derde incidentele begroting maakt het kabinet vele miljarden vrij om het Noodpakket banen en economie tot en met september te verlengen. Het gaat om de NOW-regeling en de Tozo-regeling. Met deze verlenging geven we werkgevers, werknemers en zzp'ers ook de komende maanden een beetje lucht in deze barre sociaal-economische omstandigheden.
Mijn fractie is blij dat Nederland in de afgelopen jaren dusdanige buffers heeft aangelegd, dat we ons deze miljardeninjectie kunnen veroorloven. De Jozefeconomie, zo blijkt maar weer, is geen speeltje van zuinige economen van calvinistische snit — ik breid dat graag uit, meneer Kox, naar de economen van katholieken huize — maar een effectieve strategie om ons te wapenen tegen slechte tijden. Het aanleggen van solide buffers is geen financieel leerstuk van economische watjes, maar getuigt van realiteitszin en het leren van eerdere crises. Herkent de minister zich in deze vaststelling?
Het kabinet heeft de afgelopen maanden met een enorme bazooka van tientallen miljarden de noodsteun voor bedrijven en hun werknemers gelanceerd, voor baan- en inkomensbehoud, ook van zzp'ers. Mijn fractie schaart zich hier volmondig achter. Het ging en gaat immers om acute noodsituaties die slagvaardig ingrijpen vereisen. Het kabinet heeft alert en goed gereageerd. Onze complimenten daarvoor.
Maar er komt een moment waarop we de overstap moeten maken van generieke ondersteuningsmaatregelen naar individueel maatwerk. Nu redden we het nog met massale loonsteun, maar die kunnen we niet eindeloos verlengen. De zakken van het kabinet zijn weliswaar diep, maar niet onbeperkt. Noodsteun is bedoeld voor de korte termijn, maar is op deze schaal onhoudbaar op de wat langere termijn. De ChristenUniefractie wil de minister vragen wanneer deze overstap naar afbouw en maatwerk in zicht komt en welke randvoorwaarden daarbij volgens hem richtinggevend moeten zijn. Wat is zijn visie op deze kwestie?
Voorzitter. De ChristenUniefractie pleit voor een tweesporenbeleid waarin algemene, betrekkelijk ongedifferentieerde tijdelijke steunmaatregelen vergezeld gaan van structurele hervorming van onze arbeidsmarkt. De minister acteert op vele borden en mijn fractie heeft behoefte aan een duiding van de onderlinge samenhang van het steunpakket banen en economie in relatie tot zijn hervormingsplannen. We denken daarbij vooral aan het advies van de commissie-Borstlap, maar ook aan het recente pensioenakkoord. Overigens nog mijn hartelijke felicitaties met het bereiken daarvan. En eerder waren er de Wet arbeidsmarkt in balans en de plannen rond zzp'ers.
Hoe verhoudt de aanpak voor de korte termijn, de ongerichte steunaanpak, zich tot de plannen voor een structurele reset van onze arbeidsmarkt, voor duurzaam herstel? Die arbeidsmarkt moet wat de ChristenUniefractie betreft inclusief zijn, kwetsbare groepen werknemers en werkzoekenden recht doen, zich geïnspireerd weten door het Rijnlandse sociale model, en duurzame arbeidsparticipatie bevorderen. Hoe ziet de minister deze dubbele opgaaf van incidentele noodsteun en structurele hervorming? Wat is zijn agenda en marsroute?
Ik wil een paar gedachten meegeven over de noodzaak en richting van deze structurele reset. De ChristenUniefractie maakt zich grote zorgen over de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen werknemers. Zij worden als eerste het slachtoffer van deze ingrijpende crisis. Zij lopen verhoogde risico's om hun baan te verliezen; hun baankansen staan op de tocht. De doorgeschoten flexibilisering van economie en arbeidsmarkt verzwakt de positie van flexwerkers, van jongeren, van mindergekwalificeerde zzp'ers, van arbeidsgehandicapten, van mensen met minder baankansen, van Wajongers, juist in een tijd dat allerlei beschermingsconstructies zwaar op de proef worden gesteld.
We hebben binnen de polder voor groepen kwetsbare werkzoekenden, zoals personen met een arbeidsbeperking, meerjarige afspraken gemaakt over het aantal nieuw te realiseren banen. Deze afspraken staan door de coronacrisis zwaar onder druk. Het ergste moet worden gevreesd. Ook de vorige crisis raakte mensen met een beperking volop. De vier koepelorganisaties die verenigd zijn in het netwerk Samen Werken voor Werk hebben hard aan de bel getrokken. Het is nog heel even het beleidsterrein van de staatssecretaris en ik spreek haar daarom nu graag aan. Kan zij aangeven hoe zij de actuele situatie beoordeelt en of zij aanscherping van het quotabeleid voor de groep arbeidsbeperkten overweegt, niet alleen in de marktsector maar ook in de nog steeds achterblijvende overheidssector, de publieke sector? Hoe voorkomen we een verdere marginalisering van deze groep? Hoe voorkomen we dat grote groepen mensen met een arbeidsbeperking op de reservebank terechtkomen? Wat betekent eigenlijk een inclusieve arbeidsmarkt in deze ongekende crisis? Mijn fractie waardeert een korte reflectie op deze fundamentele vragen.
Voorzitter. De beste bescherming van werknemers tegen een crisis is het op orde hebben van kerncompetenties en beroepsvaardigheden. Een beroepsbevolking die wendbaar en weerbaar is, is beter toegerust op het overleven van een crisis en om ontslagen op de arbeidsmarkt het hoofd te bieden. De opgaaf voor modern arbeidsmarktbeleid is een beroepsbevolking die getraind is in de juiste arbeidsmarktskills, die beschikt over relevante arbeidservaring en scholingsbereid is. Kortom, een beroepsbevolking die veerkrachtig is. Dat maakt dat we werkzoekenden en werknemers kunnen begeleiden, kunnen geleiden van krimp- naar groeisectoren en van overschot- naar tekortsectoren.
We moeten ervoor zorgen dat de ontwikkeling van werkzoekenden en schoolverlaters, maar ook van mensen met een baan, niet stilvalt in de crisis. Permanente ontwikkeling is het credo van activerend arbeidsmarktbeleid en "duurzame arbeidsparticipatie" is hier de sleutelterm. Dat gaat op voor alle geledingen van de arbeidsmarkt, van hoog naar laag en van laag naar hoog. En voor jongeren moet gelden dat leer-werkcombinaties tijdens de crisis hun band met de arbeidsmarkt in stand houden en afglijden voorkomen.
De titel van het wetsvoorstel spreekt van een noodpakket banen en een economie 2.0. De ChristenUniefractie onderstreept de doorontwikkeling naar een tweesporenbeleid. Onze analyse geeft aan dat het noodpakket nog te veel 1.0 en nog te weinig 2.0 is. Wij pleiten ervoor om die structurele component van het tweesporenbeleid meer naar voren te halen. De 50 miljoen — het kwam al een paar keer voorbij — die nu additioneel is voorzien voor onlinescholing en ontwikkeling steekt wel heel erg karig af bij de noodzaak van omvattend beleid rond duurzame inzetbaarheid en bijbehorende individuele leerbudgetten, zeker als het gaat om scholingsaanbod dat zich ook uitstrekt tot zzp'ers.
Dit bedrag, voorzitter, gaat het verschil niet maken. Ook de Tweede Kamer wees daarop. Bovendien is de handhaafbaarheid van de 5%-kortingsboete weinig imponerend. Is het niet mogelijk om in samenspraak met de polder de beschikbare O&O-fondsen versneld te ontsluiten om een paar stevige stappen in dit dossier te maken? Ziet de minister kans daartoe? Kan de SER hier wellicht een adviserende en bemiddelende rol spelen?
Voorzitter. Dit is niet het moment om extra geld te vragen. Mijn fractie begrijpt dat. Is de minister bereid om in de aanloop naar Prinsjesdag dit gedachtegoed rond een wend- en weerbare beroepsbevolking een extra impuls en misschien ook een herkenbare plek te geven in zijn arbeidsmarktbeleid 2.0? Of misschien moet ik zeggen "3.0". Kan hij dat mijn fractie toezeggen? Duurzame arbeidsparticipatie, een veerkrachtige beroepsbevolking en de competenties en vaardigheden die daarbij horen, zijn uiteindelijk de beste strijdmiddelen tegen een crisis op de arbeidsmarkt. Dat geldt voor werknemers, maar dat geldt ook voor zzp'ers.
De voorzitter:
Maakt u uw verhaal even af. Dan geef ik daarna het woord aan de heer Van Pareren.
De heer Ester (ChristenUnie):
Voorzitter. We moeten dit voortvarend en offensief aanpakken, zodat — en met die hoop sluit ik af — Nederland ditmaal echt sterker uit de crisis komt en beter is voorbereid op een volgende noodsituatie. De ChristenUniefractie wenst de beide bewindslieden alle succes in deze veeleisende en verwarrende tijden en we zien uit naar de antwoorden op onze vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Pareren voor een korte aanvullende vraag.
De heer Van Pareren i (FvD):
Het is een hele korte vraag, voorzitter.
Het was een zeer wervend en mooi betoog. U begon ook heel mooi door aan te geven dat het goed is dat we geld gespaard hebben, zoiets als zuinigheid met vlijt. Betekent dat, nu we zo goed gespaard hebben, dat we volgens uw partij met de hele crisis kunnen dealen door het met een gesloten beurs te financieren?
De heer Ester (ChristenUnie):
Hoe dat precies zal gaan, weet ik ook niet. Ik prijs mij alleen gelukkig dat wij buffers hebben aangelegd, zodat we die noodpakketten kunnen financieren. Het gaat om enorm veel geld, u wees daar zelf ook op. We hebben dat geld nu, ik wil niet zeggen "op de plank liggen", maar er zijn mogelijkheden om dat goed te financieren. Maar dat kan ook maar beperkt; dat heb ik gezegd. Dat kun je één keer doen, dat kun je twee keer doen. Daar praten we nu over. Maar drie en vier keer, dat wordt echt heel moeilijk. Dan moeten we, en dat was de kern van mijn betoog, echt die structurele component naar voren halen om onze economie en onze arbeidsmarkt sterker te maken.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Rooijen voor een korte vraag.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
U noemde die 50 miljoen wat weinig, in de schriftelijke behandeling "schriel". Bent u bereid om het kabinet nu ook te vragen om meer geld, nú, en niet pas in het najaar, omdat de hele kwestie van omscholing en bijscholing zo urgent is dat 50 miljoen natuurlijk veel te weinig is?
De heer Ester (ChristenUnie):
50 miljoen is op zich te weinig, maar daar zit ook heel veel beleid omheen. De bewindslieden gaan straks ook zeggen wat ze additioneel allemaal in de beleidsportefeuille hebben om die duurzame inzetbaarheid te realiseren. Ik dacht dus in mijn kinderlijke onschuld: weet je wat ik doe? Ik vraag niet alleen om extra geld in aanloop naar Prinsjesdag, maar ook om intensivering van beleid. De beide bewindslieden lijken mij mens en mans en vrouws genoeg om daar straks een heel goed antwoord op te geven. Maar het punt blijft dat die 50 miljoen, als je het helemaal inperkt tot waar we het nu over hebben, heel karig is. Dat was, geloof ik, het woord dat ik gebruikte.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
We weten allemaal dat veel jonge mensen de komende tijd hun baan verliezen in sectoren die kansloos zijn. Zij zullen ook geen werk kunnen vinden in andere sectoren, omdat die ook niet om werk verlegen zitten, helaas. Voor hen is nu direct veel om- en bijscholen heel belangrijk. Iedere maand die we nu verliezen, zal betekenen dat wij in september, als de Tweede Kamer Prinsjesdag beoordeelt, moeten zeggen "we hebben drie maanden verloren; er zijn veel meer jonge mensen werkloos geworden en die scholing is niet van de grond gekomen". Er moet nu een grote klap vallen, anders is het te laat.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik begrijp heel goed wat u zegt. Die scholing is overigens een langeretermijnperspectief. Het is niet zo dat als je nu een jongere even twee weken naar een cursus stuurt, dat het dan gedaan is. Die kanttekening wil ik daar absoluut bij maken. Het gaat om een structurele, meerjarige, forse inzet om die duurzame inzetbaarheid — ook van jongeren, daar ging ik ook op in — aanzienlijk te verbeteren.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Wij hervatten dit debat later vanmiddag. Ik schors nu even, zodat de minister van Economische Zaken en Klimaat zijn positie kan innemen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.