Verslag van de vergadering van 6 juli 2020 (2019/2020 nr. 35)
Aanvang: 19.30 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Tijdelijke wet tot opschorting van regels omtrent dwangsommen en het instellen van beroep bij niet tijdig beslissen op een asielaanvraag (Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND) (35476).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 35476, Tijdelijke wet tot opschorting van regels omtrent dwangsommen en het instellen van beroep bij niet tijdig beslissen op een asielaanvraag, de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn eerste ontmoeting met een vluchteling was ruim 40 jaar geleden. Het waren Afghaanse vluchtelingen die na de invasie van de Sovjet-Unie in Afghanistan naar Iran waren gevlucht. Als jong meisje dat net een revolutie en de val van een dictatuur had beleefd, was de ontreddering van die vluchtelingen niet te bevatten. Miljoenen Afghanen hebben eerst in de buurlanden Iran en Pakistan opvang gezocht en sommigen later ook in Europa. In 2015 op het eiland Lesbos ontmoette ik als verantwoordelijke voor een Nederlandse hulporganisatie weer Afghanen op de vlucht. Zij waren de kinderen van de Afghaanse vluchtelingen die begin jaren tachtig naar Iran waren gevlucht. Nu waren ze met hun kinderen in gammele bootjes de Middellandse Zee overgestoken, op zoek naar veiligheid en bescherming. Is het verwonderlijk dat de derde of vierde generatie Afghanen op de vlucht is? Nee. Door alleen al het nieuws over de situatie in Afghanistan en Iran te volgen, begrijp je waarom mensen zich gedwongen voelen, te vertrekken om elders bescherming te zoeken.
Zolang vluchtelingen bestaan, bestaat er ook opvang in de regio. Buurlanden vangen grote aantallen vluchtelingen op bij een crisis. Dit gebeurt al sinds mensenheugenis en begon allang voordat de Nederlandse politici en beleidsmakers de opvang in de regio ontdekten als silver bullet voor de oplossing voor vluchtelingen. Het door de UNHCR gepubliceerde rapport Global Trends van 2020 spreekt van een historisch hoog aantal vluchtelingen: bijna 80 miljoen vluchtelingen en ontheemden wereldwijd eind vorig jaar. 1% van de wereldbevolking is gedwongen te vluchten vanwege oorlog, bezetting en onderdrukking, en het aantal vluchtelingen stijgt, allemaal vanwege de gevolgen van klimaatverandering en honger, waardoor mensen eigen huis en haard verlaten en elders bescherming zoeken.
73% van deze mensen blijft in de buurlanden en 85% van het totaal, dus 68 miljoen vluchtelingen en ontheemden, blijft in ontwikkelingslanden. Naast het groeiende aantal vluchtelingen is er ook sprake van een andere trend, die Filippo Grandi, VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen al benadrukte bij de presentatie van het rapport. Ik citeer hem. "Forced displacement nowadays is not only vastly more widespread but is simply no longer a short-term and temporary phenomenon." Dit is de context waarin wij het voorliggende wetsvoorstel behandelen.
Een zeer klein deel van de 80 miljoen mensen komt naar Europa en een nog kleiner deel naar Nederland. Volgens de gegevens van de IND bedroeg de totale asielinstroom, het totaal van eerste en herhaalde asielaanvragen van asielzoekers en na-reizigers, in 2019 29.435. Dat is een daling ten opzichte van de drie voorgaande jaren. Ter vergelijking: de totale asielinstroom in 2018, 2017 en 2016, bedroeg respectievelijk 30.380, 31.327 en 31.600. Afgezien van het piekjaar 2015 met ongeveer 59.000, kun je spreken van een dalend aantal totale asielaanvragen. Waarom spreekt de staatssecretaris dan van een lichte stijging?
Toch faalt de IND structureel om binnen de wettelijke termijnen besluiten te nemen over asielaanvragen, terwijl die al vrij ruim zijn. Artikel 42, lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000 stelt een beslissingstermijn van zes maanden bij een aanvraag. Daarbovenop komt lid 4 van hetzelfde artikel, dat deze termijn om diverse redenen met maar liefst negen maanden kan verlengen. Vervolgens stelt artikel 43, lid 1 dat indien er voor een korte periode onzekerheid zou bestaan over de situatie in het land van herkomst, de beslistermijn voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verlengd kan worden met ten hoogste 21 maanden. En nog krijgt de IND het niet voor elkaar tijdig uitsluitsel te geven.
Een asielzoeker heeft veelal bij aankomst in Nederland een lange en soms zeer traumatische reis meegemaakt. De mensen die hier aankomen, hebben maar één wens: bescherming. Zij willen zo snel mogelijk hun leven hier opbouwen en de onderdrukking, het geweld en de onzekerheid achter zich laten. Zij wensen niets vuriger dan een snel besluit op hun asielaanvraag. Ook voor mensen van wie de aanvraag niet geaccepteerd wordt, is een snelle beslissing cruciaal. Niets knaagt meer aan hun vertrouwen, hun hoop en hun gezondheid dan de onzekerheid, het eindeloos wachten en het niets mogen doen in de asielzoekerscentra. In het boek Hoe ik talent voor het leven kreeg, beschrijft Rodaan al Galidi, een vluchteling uit Irak die zelf negen jaar in een azc verbleef, deze periode als volgt: "Hier ben ik. Ik dwaal rond in een gebouw met open deuren en wacht op een ambtenaar, ergens, tot hij mijn leven laat beginnen."
Het structurele onvermogen om de beslissingstermijnen te respecteren is door de staatssecretaris op de politieke agenda gezet, omdat de kosten van de vergoeding van dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen door de IND gestegen zijn. Daarmee worden de kosten van incompetentie en mismanagement van de overheid zichtbaar in euro's. Volgens de antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag bedroegen de kosten van het vergoeden van dwangsommen in 2015 €86.000. Dit bedrag is stelselmatig gegroeid in de jaren daarop, van €293.000 in 2016 naar €750.000 in 2017, naar 1,5 miljoen in 2018 en naar 6,6 miljoen in 2019. In iedere normale organisatie met een enigszins functionerend bestuur zou deze ontwikkeling allang aanleiding hebben gegeven voor actie. De regering doet nu alsof ze overvallen is door de hoge kosten. Ze spreekt van ongewone tijden die ongewone maatregelen vergen. Met geen woord rept de regering over waarom deze ontwikkeling zolang is aanschouwd en er geen actie is ondernomen. Waarom zijn in 2018 de alarmbellen niet afgegaan, vraag ik de staatssecretaris.
Voorzitter. Het rapport van het bureau Significant Public van februari van dit jaar, het mondeling overleg met deze staatssecretaris op 2 juni en de briefing door het bureau Significant op 30 juni laten een onthutsend beeld zien van de sturing en het management van de IND. Ik citeer de staatssecretaris uit het mondeling overleg, waarin zij de analyse van het bureau Significant overneemt: "Er is geen sturing en geen planning bij de IND." Hierbovenop komt het kortzichtige besluit van de snelle afschaffing van de capaciteit van de IND in 2017 en de kortetermijnfinancieringssystematiek van de IND. Hier kan maar één conclusie worden getrokken: mismanagement en politiek falen over de gehele linie. En dan is er maar één aanpak passend, namelijk zo snel mogelijk de zaken structureel op orde brengen.
Dit falen wordt pijnlijker als je bedenkt dat het probleem van de lange doorlooptijden bij de IND al jaren speelt. Een korte zoekopdracht levert talrijke rapporten op van onder andere de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman. Zij schetsen constant hetzelfde beeld: er is onvoldoende goed opgeleid personeel, geen informatievoorziening en geen sturing, en dat allemaal sinds het eind van de vorige eeuw.
De staatssecretaris heeft een aantal operationele maatregelen genomen om de achterstanden tot aan het eind van dit jaar weg te werken en om bij de nieuw ingediende aanvragen sinds 1 april van dit jaar binnen de beslistermijnen te blijven. Wij hebben echter nog geen begin van een aanpak gezien die het mismanagement en de ondermaatse prestatie van de IND structureel onder handen neemt. Wanneer komt deze aanpak, is mijn vraag aan de staatssecretaris.
Terwijl wij op de structurele aanpak wachten, wordt dit wetsvoorstel ingediend. De staatssecretaris erkent in antwoord op onze vragen dat het recht bestaat op een tijdige beslissing op een aanvraag. De overheid faalt dat recht te waarborgen en kiest er nu voor de prikkels tot verbetering af te schaffen. Immers, dwangsommen zijn bedoeld als een prikkel die tevens enige genoegdoening biedt voor falen. Deze houding van de overheid is meer dan laakbaar. Daarnaast is het de vraag hoe het in een rechtsstaat past om te erkennen dat de IND al jaren tekortschiet en tegelijkertijd de gang naar de bestuursrechter voor een asielzoeker voor minimaal een jaar geheel uit te sluiten. De Raad van State en de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken zijn beide zeer kritisch hierover. De staatssecretaris negeert dit.
Voorzitter. Voor hun gehele toekomst zijn asielzoekers afhankelijk van die ene beslissing van de Nederlandse overheid. Voor GroenLinks weegt daarom de vraag hoe we ervoor zorgen dat de wettelijke beslistermijn door de IND gehaald wordt het zwaarst. Ook al zouden we het met de Raad van State eens kunnen zijn dat een tijdelijke uitzondering op dwangsommen vanwege de hoge kosten rechtvaardig is, dan nog blijft het onbegrijpelijk waarom de staatssecretaris de opschorting van dwangsommen op deze manier heeft vormgegeven. Dit wetsvoorstel gaat namelijk veel verder dan een tijdelijke opschorting van dwangsommen. Met dit wetsvoorstel wordt de weg vrijgemaakt voor de definitieve afschaffing van de dwangsommen volgens de Vreemdelingenwet 2000; veel breder dan asiel alleen. Het is dus geenszins een tijdelijk voorstel.
De staatssecretaris schrijft in antwoord op onze vragen dat een vervaldatum niet wenselijk is. Er wordt gesproken over een alternatieve prikkel voor de dwangsomregeling in de Vreemdelingenwet, maar niet concreet. Akkoord gaan met de afschaffing van een recht voor een specifieke groep mensen in Nederland in ruil voor een vage, niet verder gedefinieerd alternatief kan niet getuigen van deugdelijke wetgeving.
In 2006 is al uitvoerig gesproken over de mogelijkheid van het uitzonderen van de Vreemdelingenwet op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Destijds is een amendement van de VVD om dit te regelen door de Tweede Kamer verworpen. De toenmalige minister van Justitie, de heer Donner van het CDA — volgens mij zijn de collega's van het CDA hier niet aanwezig — reageerde als volgt. Ik citeer uit de Handelingen. "Als er in de Vreemdelingenwet termijnen zijn opgenomen, wat is dan de reden om in die wet een uitzondering te maken op het dwangsommechanisme? Als daarvoor een steekhoudende argumentatie is die geen betrekking heeft op het feit dat men een vreemdeling is, zal nagegaan moeten worden voor welke regelingen deze steekhoudende argumentatie nog meer geldt, want daarvoor zal dan dezelfde uitzondering moeten worden gemaakt."
Voorzitter. Dit is precies de kern van onze redenering. Ik heb geen steekhoudend argument van deze staatssecretaris gehoord waarom de Vreemdelingenwet 2000 uitgezonderd zou moeten worden. Haar argument is dat dwangsommen niet effectief zijn bij de IND. Kan de regering wel aantonen dat dwangsommen bijvoorbeeld bij het CBR, UWV of de NVWA effectief zijn? Met andere woorden, is de IND het enige bestuursorgaan waar dwangsommen niet effectief zijn? Hoe is dat dan door de staatssecretaris beoordeeld? En hoezo, dwangsommen zijn bij de IND niet effectief gebleken? De staatssecretaris is eindelijk in actie gekomen — vanwege dwangsommen.
Ook de redenatie dat met de uitsluiting van de Vluchtelingenwet 2000 van de werking van dwangsommen niet bepaalde mensen worden uitgesloten maar wel bepaalde procedures, is zeer dun. Toenmalig minister Pechtold van D66 voor Bestuurlijke Vernieuwing reageerde toen als volgt: "In de praktijk leidt dit" — dus uitsluiting van de vreemdelingen — "tot een onderscheid op basis van nationaliteit. Het overgrote deel van de mensen die een beroep doen op de Vreemdelingenwet, is immers vreemdeling." Waarom vindt de staatssecretaris dat deze argumenten niet meer gelden?
Bij het beoogde definitieve wetsvoorstel mag geen twijfel bestaan over de verenigbaarheid van het definitief afschaffen van dwangsommen met de Grondwet — artikel 1 van de Grondwet — en internationale verdragen. Ik vraag de staatssecretaris om een toezegging dat zij het College voor de Rechten van de Mens om een advies vraagt over de verenigbaarheid van de nieuwe wet, met de strekking zoals geformuleerd in artikel 4, lid 2 van dit wetsvoorstel, met artikel 1 van de Grondwet en het EVRM.
Dit wetsvoorstel schaft in ieder geval voor een jaar ook het recht van de asielzoekers af om naar de bestuursrechter te stappen om een tijdig besluit af te dwingen. De regering schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag van vanochtend dat "ze zich terdege bewust is van het verstrekkende karakter van de stap dat niet bij een bestuursrechter kan worden opgekomen tegen het niet tijdig beslissen door de IND". Dit is in een rechtsstaat inderdaad verwerpelijk. Ik vraag me oprecht af wat het in de Nederlandse samenleving teweeg zou brengen als de regering een vergelijkbaar voorstel doet voor Nederlandse burgers. Terecht zou er onrust ontstaan. Hoe noemt de staatssecretaris het als dit wél voor vreemdelingen gebeurt, met argumenten zoals: te veel werkdruk bij de IND? In gewonemensentaal heet dat "discriminatie door de Staat". Ik vraag de staatssecretaris op welke wijze een individuele burger of een collectief van burgers kan toetsen of deze wet in overeenstemming is met het EVRM. Is het bijvoorbeeld mogelijk een verklaring voor recht te vragen bij de civiele rechter?
Deze wet laat de bevoegdheid van de rechter op grond van artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onverlet om aan een toewijzing een dwangsom te koppelen. Het argument van de staatssecretaris dat de rechter hiermee terughoudend moet zijn omdat reeds blijkt dat dwangsommen niet werken, kan je ook omdraaien: juist omdat de dwangsommen nu niet via het bestuursrecht verbeurd worden, kunnen zij civielrechtelijk een heel adequaat middel zijn. De staatssecretaris gaat met haar interpretatie van wat de civiele rechter eventueel gaat doen, op de stoel van de rechter zitten. Mijn vraag is welke andere dwangmiddelen de asielzoeker ten dienste staan om een toewijzing van een eventuele civiele vordering die ziet op het tijdig beslissen, kracht bij te zetten.
Gezien de ontwikkelingen zoals beschreven in het Global Trends-rapport van UNHCR en de verwachting dat veel vluchtelingen niet meer terug kunnen keren, is het van belang dat Nederland structureel orde op zaken stelt. In de afgelopen jaren is het aantal asielzoekers rond de 30.000 per jaar geweest. Kan de staatssecretaris met een plan van aanpak komen waarin alle tekortkomingen uit het rapport van Significant Public worden geadresseerd en waarin wordt aangetoond dat de IND een jaarlijkse instroom van rond de 30.000 à 32.000 aanvragen van asielzoekers aankan en dat de IND daarbovenop een flexibele capaciteit ontwikkelt, zodat de IND in het geval van een onverwachte toename van aanvragen snel kan opschalen? Is de staatssecretaris bereid dit plan van aanpak voor de begrotingsbehandeling in dit najaar naar beide Kamers te sturen?
Voorzitter, tot slot. Ik hoop een dag mee te maken waarop politici en bestuurders eindelijk verantwoordelijkheid nemen, de realiteit van onze wereld onder ogen zien, een realiteit waarin Nederland zijn fair share moet nemen in de opvang van vluchtelingen wereldwijd, en afzien van op de korte termijn gerichte, onuitvoerbare en zelfs discriminerende maatregelen en beleid om vluchtelingen te weren. IND-medewerkers die ik ken, proberen hun taak met enorme inzet uit te voeren. Zij verdienen het dat asielzoekers, politici en bestuurders ferm staan voor onze Grondwet en de rechten van de mens.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan mevrouw Vos namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Voorzitter. We zijn slecht gedrag aan het belonen, met deze wet en met deze haastige behandeling. Deze wet schaft de prikkel voor de IND en dus voor de regering af om asielverzoeken tijdig te behandelen. Die prikkel wordt afgeschaft, omdat het de IND niet lukt om zaken op tijd te behandelen. Dat is een beloning voor slecht gedrag. We weten allemaal dat dat het gevolg is van verkeerde beleidskeuzes, slecht gedrag van de regering in het bijzonder. Dat we hier nu staan, zes dagen nadat de Tweede Kamer voor een wet heeft gestemd en een paar uur na de beantwoording van onze schriftelijke vragen, is al de tweede beloning voor slecht gedrag. De regering is laat, te laat, met het indienen van deze wet en wil niet de normale procedures volgen, omdat ze voor het zomerreces de wet er doorheen wil jagen. Anders kost het 1 miljoen per week.
Voorzitter. De afgelopen maanden en ook de afgelopen uren zijn ons de miljarden om de oren gevlogen. En die mochten ook al uitgegeven worden voordat beide Kamers akkoord gingen. Als er meer tijd genomen was, had de regering met iets beters kunnen komen en had ook de Kamer met betere ideeën kunnen komen. Die tijd is ons niet gegund. De PvdA-fractie wil desalniettemin toch proberen om enige verbetering voor te stellen en we hopen dan ook op een toezegging van de staatssecretaris.
De bezwaren die we tegen deze wet hebben, zijn al naar voren gekomen in het debat in de Tweede Kamer, in onze schriftelijke vragen en in de bijdrage van de spreekster voor mij, mevrouw Karimi. Zij heeft ons gevoel goed verwoord. De wet discrimineert, ontneemt een groep burgers het recht om naar de bestuursrechter te gaan en is niet tijdelijk. Dat zijn fundamentele bezwaren, maar aan de overkant was de coalitie niet onder de indruk van de bezwaren. Daar was een politieke rel bedwongen en dan is het blijkbaar niet mogelijk om de wet via amendementen te verbeteren.
Voorzitter. Laat ik het toch positief houden. Ik wil met mijn bijdrage focussen op de prikkel, een prikkel die in andere domeinen met veel genoegen wordt gebruikt — ik denk aan verkeersboetes — maar die financiële prikkel zal in dit geval niet werken. Je kunt inderdaad niet het onmogelijke vragen van de medewerkers van de IND. De prikkel is voor de regering die iets moet doen om niet 1 miljoen per week te hoeven betalen. Maar ook voor de regering werkt dit niet. Is de constatering dat de financiële prikkel niet werkt om de wachttijden voor asielzoekers te verkorten, voor de regering dan ook aanleiding om financiële prikkels voor gedrag in de andere sectoren te heroverwegen?
Voorzitter. De regering zoekt naar een andere prikkel. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag daarover. Wat is de gedragswetenschappelijke basis onder die nieuwe prikkel? Ik vrees dat het antwoord is dat de regering geen nieuwe prikkel heeft en dus ook geen gedragswetenschappelijke basis. Is mijn constatering juist dat de regering nog geen idee heeft van wat die passende prikkel dan zou moeten zijn? Desalniettemin ben ik ook heel benieuwd waar de regering dan mee komt. Ik heb in het verslag van het debat in de Tweede Kamer gelezen dat dat in november zal zijn.
Ik ben wel bezig met de andere kant van de zaak en dat is de zaak van de asielzoeker zelf. Dat zijn de mensen die gek worden van het wachten. Zij hebben hun toekomst in duigen zien vallen en dolen in een niemandsland van wachten, onzekerheid en verveling, en dat samen met heel veel andere mensen in kleine ruimtes, soms verhuizend van de ene naar de andere locatie. Is er niet iets te bedenken dat het leed van de wachtenden verzacht? Je zou het een prikkel kunnen noemen, iets positiefs, een prikkel die zowel een inspanning vergt van de regering alsook het leed van de asielzoeker verzacht. De PvdA-fractie is het er immers mee eens dat een geldsom de asielzoeker ook niet helpt. Dat wachten kan worden verzacht als er geïnvesteerd kan worden in de eigen toekomst, of die nu hier in Nederland is of in het land van herkomst. Cursussen Engels, cursussen Nederlands, cursussen programmeren, dat zijn vaardigheden waar je overal wat aan hebt. Maar als de asielzoeker deze vaardigheden al heeft, waarom dan niet ook een cursus ondernemen of een inleiding in het democratisch bestel van Nederland? Veel van hen komen hier omdat ons land veilig en stabiel is. In Nederland ben je gelijk voor de wet, de overheid is in de regel te vertrouwen, je kan er ondernemen zonder smeergeld te hoeven betalen. Nederland is zo welvarend en stabiel geworden en aantrekkelijk, omdat wij in eeuwen een stelsel van checks-and-balances hebben opgebouwd. En of je nu mag blijven of niet, deze kennis is heel waardevol, juist als je zit te wachten.
Dit recht op een cursus zou kunnen ingaan een halfjaar na het indienen van een asielverzoek of — en dat heeft de voorkeur van mijn fractie — zo snel mogelijk na aankomst in Nederland. Laten we zo min mogelijk van de kostbare tijd vermorsen door wachten. Voor de regering is het bieden van cursussen een prikkel, omdat de opleidingen ook geld kosten. Maar het is in de ogen van mijn fractie echter een positieve prikkel, en zeker voor de asielzoeker. Eerder is hier in de Tweede Kamer een motie van vergelijkbare strekking aangenomen, de motie-Peters/Paternotte, tijdens de behandeling van de begroting van SZW. Deze motie vroeg om snel te beginnen met taallessen. De motie is aangenomen. En het verzoek aan deze Kamer is eigenlijk om die motie uit te breiden naar de asielzoekers die op dit moment aan het wachten zijn. Graag een reactie van de staatssecretaris op het voorstel, en ook een toezegging.
Mijn laatste punt gaat over het leren van andere lidstaten. Nederland is niet het enige land dat soms moeite heeft met tijdig beslissen. Artikel 31 — mevrouw Karimi had het er al over — van de Procedurerichtlijn gaat over de behandelingsprocedure. Hoe gaan ze in andere lidstaten om met tijdige beslissingen? Welke maatregelen nemen zij om de procedures te verbeteren en te versnellen? En wat zijn de gevolgen voor asielzoekers daar als er niet tijdig wordt beslist? Kunnen zij dan een besluit afdwingen en heeft de vertraging dan gevolgen voor hun aanspraak op verblijf? Wil de regering daar ook een onderzoek naar doen en het parlement daarover informeren? Kan dat bijvoorbeeld bij de eerste driemaandelijkse rapportage? Graag een reactie van de regering hierop, en liefst ook een toezegging.
Voorzitter, tot zover de bijdrage van de PvdA.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. De titel van de wet zou zo tot misverstanden kunnen leiden, want er is echt niks tijdelijks aan. Met enig gevoel zou je de wet op zich nog tijdelijk kunnen noemen, maar de opschorting in ieder geval niet, want het is de uitdrukkelijke wens van de regering om dwangsommen sowieso af te schaffen. En als je het dan hebt over opschorten en het is permanent opschorten, dan is dat in mijn taalgebruik gewoon afschaffen.
Maar dit wetsvoorstel zou niet primair moeten gaan over dwangsommen, maar over een mens: een mens die recht heeft op een overheid die zorgvuldig handelt en tijdig komt tot een besluit of hij of zij in aanmerking komt voor de bescherming die wij als rechtsstaat bieden. Dat is de overheid waar wij in onze democratische rechtsstaat voor moeten staan. En kijkend naar de motivering, die bijna een klaagzang is — ik kan het niet anders noemen — en die de onderbouwing moet vormen van het nu voorliggende wetsvoorstel, dan ben ik oprecht verbaasd. En dan druk ik mij nog mild uit. Anders dan de staatssecretaris in de schriftelijke antwoorden ziet de SP wel degelijk een structureel probleem bij de IND, al was het maar als ik de parallel maak met begrotingsregels, dat alles wat langer dan drie jaar duurt als structureel moet worden aangemerkt. En langs die lat heeft de IND, kijkend naar de cijfers, een structureel probleem. Zoals bij veel overheden, maar ook bij bedrijven, is COVID-19 de oorzaak dat diepliggende problemen, die voorheen nog gemaskeerd konden worden, nu naar de oppervlakte worden gedrongen, en daarmee meedogenloos zichtbaar worden. En de IND is daarop geen uitzondering. COVID-19 is de katalysator, maar is niet de oorzaak. De oorzaak ligt dieper. De organisatie is gewoon niet op orde, nu niet en al lang niet. De Raad van State spreekt zelfs over een structureel onvermogen van de IND om tijdig te kunnen beslissen. Daarmee zeg ik niets over de inzet van de medewerkers, maar zeg ik wel alles over de verantwoordelijken voor de sturing van en op de IND. Mijn vraag aan de staatssecretaris is gewoon heel concreet: erkent zij dat de IND een structureel probleem heeft?
Voorzitter. Wees niet zo dom om dwangsommen te betalen maar zorg dat je de zaak op orde krijgt. Dat was, als voor vergunningverlening verantwoordelijke gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, mijn standaardtekst om grote bedrijven in het Rotterdamse Rijnmondgebied te bewegen hun zaak op orde te krijgen. Het betalen van een dwangsom ontslaat je er namelijk niet van om de zaak alsnog op orde te brengen. Je geeft dan dus twee keer geld uit, waarvan in ieder geval één keer te voorkomen is. Maar gebeurde dat niet, dan werd er onverbiddelijk geïnd. Ook dat hoort bij de spelregels. Die spelregels zijn vooraf duidelijk en daarmee voorspelbaar. Ze worden consequent toegepast. Ook geldt de regel van gelijke monniken, gelijke kappen. Een beetje de rode draad van vandaag.
Voorzitter. De omvang van de dwangsommen is een symptoom dat nu zichtbaar geworden is, maar de oorzaak is de tekortschietende organisatie van de IND. Met het nu voorliggende wetsvoorstel doet het kabinet naar de mening van de SP aan symptoombestrijding. De kosten zijn zo hoog, is het argument. Ja, dat klopt, maar dat kan geen verrassing zijn. De spelregels waren namelijk vooraf duidelijk. Ik refereerde er net al aan. De stelligheid waarmee de staatssecretaris aangeeft dat dwangsommen niet werken, wordt niet alleen niet gedeeld door de SP, maar ook niet door de Raad van State. Dwangsommen werken wel, mits ze hoog genoeg zijn om tot actie te dwingen en vooropgesteld dat degene bij wie je met dwangsommen een verandering wilt afdwingen, zich daar ook iets aan gelegen laat liggen. Als dat niet gebeurt, werken dwangsommen inderdaad niet. Maar dat zegt iets over de houding en het gedrag van de organisatie, en niets over het middel dwangsom. Uit mijn eigen praktijk: bedrijven waaraan ik in het verleden dwangsommen oplegde en die zich daar niets aan gelegen lieten liggen, kregen het stempel van reactief en calculerend. Ze kwamen daarmee op de stapel bijzonder toezicht. Mijn vraag is dan ook: wanneer is bij de IND, en daarmee ook bij het ministerie, besloten — want daar lijkt het op — dat het betalen van dwangsommen bedrijfseconomisch efficiënter is dan de boel op orde brengen? Dat is mijn concrete vraag. Daar ben ik benieuwd naar.
Voorzitter. Het beperken van rechtsmiddelen, in dit geval de bestuursrechter, is een oplossing van democratische armoede. De staatssecretaris heeft haar eerdere uitlatingen over de rol van de burgerlijke rechter al genuanceerd in de schriftelijke beantwoording, maar feit is ... Nou, laat ik er nog dit over zeggen: dwangsommen betalen is het gevolg van het negeren van een uitspraak van de rechter, die uitgesproken heeft dat er besloten moet worden. Overigens bepalen diezelfde rechters, of in beroep, de hoogte van de dwangsom, want die is niet wettelijk vastgelegd. Misschien is er wel een relatie tussen de hoogte van de dwangsom en de irritatie bij de rechters dat er niet besloten wordt en de rechterlijke uitspraken niet worden opgevolgd.
Feit is dat er nu een juridische deur wordt opengezet naar de civiele rechter. De ervaring uit het verleden leert dat als een juridische deur wordt opengezet, die ook gebruikt zal worden. Ik mag er toch van uitgaan dat de staatssecretaris er niet door verrast zal zijn als het daadwerkelijk gebeurt. Daarnaast hoop ik dat het niet bon ton wordt om rechterlijke wegen af te snijden. We konden vanavond in de krant lezen, voor wat het waard is, dat bij de uitvoering van het nieuwe pensioenakkoord ook het recht van bezwaar tijdelijk zal worden geschrapt, omdat men bang is voor een stroom aan rechtszaken. Dat zou toch niet de weg moeten zijn waarmee wij in Nederland de zaken met elkaar regelen?
Voorzitter. De SP is verbaasd dat de staatssecretaris de huidige regeling van dwangsommen wil afschaffen zonder ook maar een tipje van de sluier op te lichten over wat er voor die dwangsommen in de plaats moet komen. Het is een beetje alsof ik een garage binnenloop, daar een auto koop, de sleutel vraag en aangeef dat ik nog ga nadenken over hoe ik zorg zal dragen voor de betaling en dat ze daar over een paar maanden nader over zullen horen. Zo kan het toch niet werken? Ik hoor graag van de staatssecretaris welke plannen ze gaat uitwerken. Ze heeft in ieder geval aangegeven dat het van rechtswege verstrekken van een vergunning bij termijnoverschrijding daar niet bij hoort. Nu ben ik zelf ook geen fan van een "lex silencio positivo"-benadering, maar wat dan wel? Een wielklem op de auto van de staatssecretaris? De koffieautomaat van de afdeling halen? Kroketten van het menu? Ik maak er nu een beetje een karikatuur van, maar dat is het stilzwijgen van de staatssecretaris ook, want zij geeft ons geen enkel inzicht, terwijl het wel de maatregelen zijn die aan moeten tonen en moeten stutten dat de tijdelijkheid van het voorliggende wetsvoorstel realistisch is.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Als dit wetsvoorstel zou worden aangenomen, wat gebeurt er dan met de miljoen aan dwangsommen die naar zeggen van de staatssecretaris nu wekelijks wordt uitgekeerd? Komt die een-op-een ten goede aan het structureel op orde brengen van de IND? En zijn de extra maatregelen die worden genomen om de IND op orde te brengen nu überhaupt al structureel financieel gedekt? Ook die vraag zou ik graag beantwoord zien.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel is voor de fractie van de SP symptoombestrijding. Tot nu toe is het een wetsvoorstel van de ontkenning van structurele problemen en met de uitschakeling van de bestuursrechter ook van democratische armoede. Daarmee wordt de pijn vanwege falend overheidsbeleid nu noodzakelijkerwijs op de verkeerde plek neergelegd.
Voorzitter. Ik zie als altijd uit naar de beantwoording van de regering.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. Mijn bijdrage zal ik vandaag kort houden. Ten aanzien van deze wet geldt letterlijk: tijd is geld. In dit geval vele miljoenen belastinggeld van onze Nederlandse burgers dat in de zakken van asielprofiteurs verdwijnt, met dwangsommen van €100 per persoon per dag, soms zelfs €250 per dag, met een maximum van €15.000. Daarom moet het voorliggende wetsvoorstel zo snel mogelijk in deze Kamer worden afgehandeld, zodat achter deze absurditeit van de dwangsommen een punt kan worden gezet. De staatssecretaris heeft al veel te lang getreuzeld. De dwangsomverplichtingen zijn daardoor volgens de memorie van toelichting opgelopen tot een bedrag van tussen de 30 miljoen en 40 miljoen euro.
De heer Janssen i (SP):
Ik heb een vraag aan de heer Van Hattem. Is hij het met mij eens dat rechterlijke uitspraken moeten worden nagekomen en uitgevoerd?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb niks gezegd over rechterlijke uitspraken.
De heer Janssen (SP):
Is de heer Van Hattem ermee bekend dat de hoogte van €100 die hij noemt, niet in de wet is opgenomen, maar dat dit een vrije invulling is van de rechterlijke macht?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik constateer dat er bedragen van ongeveer €100 per persoon per dag worden uitbetaald, oplopend tot zelfs €250 per persoon per dag, via de dwangsommen, en dat er een regeling is die dit mogelijk maakt.
De voorzitter:
De heer Janssen, de derde.
De heer Janssen (SP):
Vindt de heer Van Hattem dan dat de rechter buiten zijn boekje gaat als hij of zij deze vrijheid neemt, die wettelijk gegeven is?
De heer Van Hattem (PVV):
Dat heeft u mij niet horen zeggen. Ik stel vast dat er een regeling is. Er is nu een mogelijkheid om een dwangsom op te leggen. Daar moeten we vanaf. Wie hier komt als asielzoeker op zoek naar veiligheid en vervolgens allerlei dwangsommen gaat claimen, noem ik een asielprofiteur, als u op die vraag uit bent. Dat wil ik nog wel even duidelijk gezegd hebben. En het kan inderdaad oplopen tot €15.000, aan Nederlands belastinggeld. Het is schandalig!
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. Aangezien de memorie van toelichting al gedateerd is op 2 juni jongstleden en het verder oploopt met 1 miljoen euro per week, zijn we alweer zo'n 5 miljoen euro verder. Daarom de eerste vraag aan de staatssecretaris. Artikel 4 geeft aan dat de wet een dag na publicatie in het Staatsblad in werking treedt. Kan de staatssecretaris toezeggen dat deze wet na vaststelling in deze Kamer met de grootst mogelijke spoed wordt ondertekend en in het Staatsblad geplaatst, zodat deze nog voor het einde van deze werkweek in werking kan treden?
Wat de PVV betreft had het allemaal veel eerder en veel sneller kunnen gebeuren. Onze Tweede Kamerfractie heeft in november vorig jaar al gevraagd om in te grijpen en een motie ingediend om de uitbetaling van dwangsommen stop te zetten. Die werd door de staatssecretaris ontraden. Nog voordat de staatssecretaris met dit wetsvoorstel kwam, diende de PVV-fractie in de Tweede Kamer al een initiatiefwet in. En in In 2006 keerde de heer Wilders zich sowieso al tegen de invoering van deze maatregel die asieleisers het recht geeft om onze overheid als pinautomaat te misbruiken. Had dus maar eerder naar de PVV geluisterd.
Maar volgens de staatssecretaris mag dit zelfs geen misbruik heten. In de nota naar aanleiding van het verslag stelt zij: "Als asieladvocaten en ngo's vreemdelingen bijstaan bij het doorlopen van deze procedure, vind ik dan ook niet dat kan worden gezegd dat sprake is van een situatie waarin zij een rol hebben in het misbruik maken hiervan." Hoelang gaat de staatssecretaris nog door met het vergoelijken van de inhaligheid van de asielindustrie? In plaats van onder ogen te zien dat de asielactivistische sector dit als verdienmodel gebruikt, blijft de staatssecretaris goed geld achter kwaad geld weggooien. Niet voor niets keert onder andere VluchtelingenWerk, goed voor zo'n 10 miljoen euro subsidie per jaar van deze staatssecretaris, zich in hun activistenrol tegen dit wetsvoorstel. Waarom blijft de staatssecretaris hen toch zo in bescherming nemen, terwijl deze asielactivisten juist met het doordrammen van asielprocedures en het onophoudelijk binnenhalen van vreemdelingen de druk op de IND vergroten?
In plaats van hier in Nederland het IND-personeel zo optimaal mogelijk in te zetten om deze dwangsommen te voorkomen, zitten IND-medewerkers in het buitenland om nog meer asielzoekers naar Nederland te halen. Zo is op de website van de IND te lezen: "Omdat een gezamenlijk probleem alleen gezamenlijk kan worden aangepakt, levert de IND mensen en expertise aan andere lidstaten. Zo controleren documentexperts van de IND documenten in Griekenland, helpen we Griekenland en Italië bij de uitvoering van hun asielprocedure en werken we in Turkije, Griekenland en Italië aan hervestiging van Syrische vluchtelingen naar Nederland." Er worden speciale teams met IND-medewerkers ingezet in onder andere Turkije voor "hervestigingsmissies" om asielzoekers op te halen naar Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de IND-inzet voor deze omvolkingsmissies zich verhoudt tot het personeelstekort bij de IND in Nederland?
De staatssecretaris wil ook niet dat de dwangsomregeling onverkort wordt afgeschaft. Vanwege zogenaamde Europeesrechtelijke verplichtingen wil de staatssecretaris uiteindelijk toch met alternatieven komen om te waarborgen dat vreemdelingen zicht hebben op een beslissing binnen een redelijke termijn. Ondertussen heeft geen enkele andere EU-lidstaat een soortgelijk systeem waar vreemdelingen dwangsommen kunnen verbeuren, zo zegt de staatssecretaris zelf in de nota van antwoord. Dus waarom toch de druk voelen van zogenaamde Europeesrechtelijke verplichtingen? Of moet Nederland weer per se het braafste deugertje in de EU-klas zijn?
Voorzitter, tot slot. De staatssecretaris gaat op zoek naar maatregelen om in de toekomst geen dwangsommen meer te hoeven betalen en spreekt over een taskforce die "de ruimte krijgt om alle mogelijke, denkbare en desnoods onconventionele maatregelen in kaart te brengen en uit te voeren". Dat hoeft helemaal niet zo moeilijk te zijn. De beste maatregel is grenzen dicht. Stop met het toelaten van nog meer asieleisers. Dan zijn we ook vanzelf van die dwangsommen af.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan mevrouw Stienen namens de fractie van D66.
Mevrouw Stienen i (D66):
Voorzitter. Van 1995 tot 2004 werkte ik op de Nederlandse ambassades in Caïro in Egypte en Damascus in Syrië met een focus op mensenrechten, asiel en migratie. In die tijd heb ik veel samengewerkt met medewerkers van de IND. Aan de ene kant heb ik gezien hoe zorgvuldig en met hart voor mensen deze medewerkers probeerden handen en voeten te geven aan het steeds veranderende Nederlandse vreemdelingenbeleid. Aan de andere kant zag ik hoe de golfbewegingen van de politieke werkelijkheid grote invloed hadden op de IND en hoe de medewerkers steeds vaker in de knel kwamen bij het behalen van wettelijke termijnen, met alle gevolgen van dien voor de mensen die aan Nederland om bescherming hadden gevraagd op basis van het Vluchtelingenverdrag. We kennen de verhalen over de lange wachttijden, de onzekerheid over hun status en geen kans om meteen iets voor Nederland te kunnen betekenen. Mevrouw Karimi noemde het ook al: iedereen die het boek "Hoe ik talent voor het leven kreeg" van Rodaan Al Galidi heeft gelezen, weet wat ik bedoel — en anders is het boek nog steeds een aanrader voor de komende zomer.
Als je de zoektermen "achterstanden" en "IND" intypt, komen vele artikelen, onderzoeken en zelfs drie Algemene Rekenkamerrapporten naar boven. Vanaf 1996 tot vandaag is de rode lijn in al die artikelen en rapporten: de IND is bezig met het wegwerken van de achterstanden. En ja, in de periode 2006, 2007, 2008 ging het beter. Er waren volgens een rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2009 echt verbeteringen zichtbaar. Alleen duurde de vreugde niet lang, want diezelfde Algemene Rekenkamer bracht in 2012 een rapport uit waarin geconstateerd werd dat de behandeltijden weer opliepen. Dit hing onder andere samen met een mislukt IT-systeem en besparingen die daardoor niet geboekt konden worden. Ook hadden personeelsreducties volgens de Algemene Rekenkamer bijgedragen aan het niet halen van behandeltermijnen en het stijgend aantal klachten.
Gezien het voorgaande is het opmerkelijk dat er in 2016 weer op de dienst bezuinigd werd. De IND verlengde de contracten van medewerkers niet, met de gedachte dat er vanwege de Turkijedeal uit 2016 geen of minder vluchtelingen zouden komen. Inmiddels zijn we in 2020 en blijkt uit de recente rapporten van Significant Public en KPMG over de IND dat er nog steeds grote zorgen zijn over het functioneren van deze dienst, door onder andere de bezuinigingen, de slechte planning, een niet-toereikende financieringssystematiek, tekort aan personeel en tekort aan besliscapaciteit.
Voorzitter. De wet die we vandaag behandelen, heet alleen niet "verbetering van het functioneren van de IND", maar "Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND". Mijn fractie vindt dat de enorme haast waarmee we deze wet behandelen, geen schoonheidsprijs verdient, integendeel. Mevrouw Vos had het daar ook al over. Aan de andere kant — we blijven optimistisch — is wel duidelijk dat als het moet, er snel gehandeld kan worden vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid. Namens de D66-fractie wil ik dan ook al die ambtenaren bedanken die dit weekend overuren hebben moeten draaien.
We hopen dat deze voortvarendheid ook terug te zien zal zijn in de wijze waarop deze staatssecretaris aan de slag gaat met de aanbevelingen van Significant Public en KPMG. Zou de staatssecretaris ook vandaag in dit plenaire debat nogmaals kort uiteen willen zetten hoe zij dat denkt te gaan doen? Wil zij deze Kamer op de hoogte houden van de implementatie van de bevindingen uit deze rapporten? Hoe denkt de staatssecretaris ervoor te zorgen dat ook na 2021, als alles weer op orde zou moeten zijn, de IND in rustiger vaarwater kan komen? Hoe zorgt ze er dan voor dat er voor de langere termijn stabiliteit komt, zodat niet elke keer weer een veranderende politieke wind deze organisatie onder druk zet met bezuinigingen?
Voorzitter. Mijn inleiding laat meteen het ongemak zien dat de D66-fractie heeft met deze tijdelijke wet. We hebben het namelijk over voortdurende problemen bij de IND, waar volgens ons de basis ligt voor de grote vertraging bij de behandeling van asielverzoeken. De staatssecretaris benoemt in de memorie van toelichting dat ook de oplopende dwangsommen en de daarmee gemoeide capaciteit grote druk op de IND leggen. Dat leidt ertoe dat in deze tijdelijke wet het recht wordt opgeschort dat asielzoekers hebben op basis van de Algemene wet bestuursrecht om een Nederlandse overheidsinstantie in gebreke te stellen als er niet tijdig is besloten op een asielverzoek, of, met andere woorden, het recht op een dwangsom verdwijnt volledig met deze tijdelijke wet, tenzij het voorstel voor een permanente wet wordt verworpen. Een asielzoeker kan dan een jaar lang niet naar de bestuursrechter gaan.
Ons ongemak zit er ook in dat we in de nota naar aanleiding van het verslag lezen dat de staatssecretaris zegt dat deze wet zich richt op een bepaalde categorie besluiten die moet worden uitgezonderd, namelijk die besluiten waarvoor de dwangsom niet werkt. Gaat het de staatssecretaris dan specifiek om alleen asielverzoeken of over alle besluiten op basis van de Vreemdelingenwet 2000?
De staatssecretaris stelt ook: "De reden voor de uitzondering is dus niet dat het om vreemdelingen gaat, maar dat het gaat om een categorie besluiten waarvoor de dwangsom niet werkt". Mijn fractie heeft hier een vraag over gesteld, waar we nog geen antwoord op hebben gekregen, namelijk: is er niet sprake van rechtsongelijkheid? Immers, in andere zaken buiten de asielprocedure blijft deze mogelijkheid wel bestaan op basis van de Algemene wet bestuursrecht.
Nu gaat mijn fractie ervan uit ... Ik ga naar een volgend blokje, dus ik wacht even.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Ik ben blij om te horen dat mevrouw Stienen als woordvoerder van de D66-fractie ook haar ongemak hier uit. Dat geeft hoop. Mijn vraag is de volgende. De staatssecretaris zegt: het gaat om een procedure die ik wil uitsluiten en niet om de mensen. Wie zijn de mensen die het meest gebruikmaken van de Vreemdelingenwet?
Mevrouw Stienen (D66):
Dat is vragen naar de bekende weg. Dat zijn de mensen die nog niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar wel in aanraking komen met de Nederlandse overheid.
Ik kom nu op het kopje dat het ook over mensen gaat.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat betekent dat het dan wel om mensen gaat en niet om de procedures.
Mevrouw Stienen (D66):
Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris daarop reageert. Als fractie van D66 zijn we natuurlijk altijd blij als GroenLinks de grote werken van voormalig minister Pechtold citeert, dus dank daarvoor. Ik denk dat u daarmee in uw betoog een heel belangrijk punt hebt gemaakt.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, derde en laatste.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat is interessant. Mijn vraag is of mevrouw Stienen het met mij eens is dat dat dan betekent dat het gewoon discriminerend is. In de praktijk wordt er een onderscheid gemaakt tussen mensen met de Nederlands en een niet-Nederlandse nationaliteit.
Mevrouw Stienen (D66):
Zoals ik al zei, ben ikzelf dankzij de GroenLinksfractie op het spoor gekomen van de wetsbehandeling in 2006 en de citaten van voormalig minister Pechtold en ik ben inderdaad heel benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op uw vragen over artikel 1 en onze vraag of hier geen sprake is van rechtsongelijkheid.
Ik vervolg mijn betoog, voorzitter.
De voorzitter:
Heel graag.
Mevrouw Stienen (D66):
Nu gaat mijn fractie ervan uit dat het merendeel van de asielzoekers graag zo snel mogelijk duidelijkheid wil hebben over hun situatie. Het merendeel van de asielzoekers zal zeker niet meteen zitten te wachten op een geldbedrag, maar eerder op een uitspraak of zij in Nederland mogen blijven en bescherming kunnen krijgen of ze toch terug moeten naar het land van herkomst. De vraag die we vanavond met elkaar moeten beantwoorden, is daarom of het aannemen van deze tijdelijke wet ertoe gaat bijdragen dat de IND echt orde op zaken zal stellen en of de rechten van asielzoekers in deze tijdelijke wet zoveel mogelijk gewaarborgd blijven.
De D66-fractie wil graag van de staatssecretaris weten in hoeveel zaken er nu echt achterstand is op gelopen. In hoeveel van deze zaken is er sprake van overschrijding van de beslistermijn? En in hoeveel zaken is de IND al in gebreke gesteld? In de brief van 3 maart jongsleden aan de Tweede Kamer spreekt de staatssecretaris van 8.900 zaken. In de beantwoording van hedenochtend aan deze Kamer heeft zij het over 1.500 zaken als grondslag voor het bedrag van de 1 miljoen per week. De taskforce zet zich in 14.000 zaken achterstand. Wij zijn een beetje in de war, dus we hopen dat de staatssecretaris hier helderheid in wil scheppen.
Nu heb ik het over zaken, maar het gaat natuurlijk om mensen. Het rapport van Vluchtelingenwerk uit november 2019 "Gevangen in een vastgelopen asielsysteem: gevolgen en verhalen uit de praktijk" laat goed zien wat het betekent voor mensen als ze heel lang moeten wachten op een beslissing van de IND over hun status. Mijn fractie hoort dan ook graag wat de staatssecretaris heeft gedaan met de aanbevelingen uit dit rapport. Ik was wel gecharmeerd van de vragen die collega Vos van de PvdA hierover stelde.
Mijn fractie is blij met de heldere uitleg die de staatssecretaris heeft gegeven over de vragen rondom de tijdelijkheid van deze wet. Het is goed te vernemen dat deze wet niet permanent kan worden. De vraag is wel hoe lang deze wet kan worden verlengd tijdens de behandeling van een nieuw wetsvoorstel. Wat is dan volgens de staatssecretaris het moment waarop asielzoekers in elk geval weer beroep kunnen in stellen tegen de niet-tijdige beslissing van de IND?
Als je naar de geschiedenis van de achterstanden bij de IND kijkt, kan mijn fractie zich goed voorstellen dat lange tijd wel gedacht is dat de mogelijkheid van inroepen van dwangsommen een goede stok achter de deur kan zijn. Dit kunnen we ook zien in het overzicht. Pas in 2018 begon het te knellen. Wat ging er in de jaren daarvoor dan wel goed, zo vraagt mijn fractie aan de staatssecretaris.
De D66-fractie voelt ook ongemak bij het feit dat er nog geen duidelijkheid is over het alternatief dat in plaats van de dwangsom in de permanente wet moet komen. Mijn fractie zou graag willen weten hoe deze nieuwe prikkel zich verhoudt tot de huidige bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht over het uitblijven van tijdige beslissingen door overheidsinstanties. Is het helemaal ondenkbaar dat bij nader inzien de mogelijkheid van dwangsommen toch een goede stok achter de deur blijkt te zijn?
Mijn fractie is benieuwd naar het onderzoek dat de staatssecretaris aan de SGP in de Tweede Kamer heeft toegezegd naar hoe andere EU-landen ervoor zorgen dat er voldoende prikkel is bij asiel- en migratie-autoriteiten om tijdig te beslissen op asielverzoeken. Kan de staatssecretaris haar bevindingen ook tijdig naar deze Kamer sturen?
Voorzitter. Op 15 mei jongstleden heeft de staatssecretaris de beslistermijn met zes maanden verlengd. We snappen dat dit met het oog op de impact van de COVID-19-crisis is gebeurd, maar we horen graag van de staatssecretaris wanneer ze de beslistermijn weer terug gaat brengen tot zes maanden. We willen ook weten wat deze verlenging betekent voor de bestaande zaken waarbij de normale beslistermijn van zes maanden al was gehaald.
Voorzitter, ik rond af. De D66-fractie zou het op prijs stellen om per brief een overzicht te krijgen van de maatregelen die in andere EU-landen zijn genomen onder de genoemde richtsnoeren van de Europese Commissie over toepassing van de Procedurerichtlijn in tijden van COVID-19.
De D66-fractie snapt dat de staatssecretaris hoopt dat zij met deze tijdelijke wet in de hand in staat zal zijn ervoor te zorgen dat de IND snel orde op zaken kan stellen, zodat binnen een jaar de wettelijke termijnen weer gehaald kunnen worden. Mijn fractie heeft wel moeite met de mogelijke rechtsongelijkheid die kan ontstaan door het afschaffen van dwangsommen in de categorie besluit op asielverzoeken. Daarom wacht mijn fractie graag de antwoorden van de staatssecretaris af.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mevrouw Stienen heeft ontzettend veel vragen gesteld. Ik zou graag willen weten wat de woordvoerder van de D66-fractie ervan vindt dat de staatssecretaris zegt dat met het aannemen van dit wetsvoorstel de dwangsommen definitief bij de hele Vreemdelingenwet worden afgeschaft.
Mevrouw Stienen (D66):
Nou, we weten nog niet zo goed wat we hiervan vinden. Laat ik het anders zeggen: wij kunnen begrip opbrengen voor die tijdelijke opschorting van die dwangsommen, maar we hebben er tegelijkertijd ook zorgen over, omdat we niet precies weten wat het alternatief is. Wij gaan afwachten wat de staatssecretaris hierop antwoordt.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. Dan is tot slot in deze termijn het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter. De aanleiding voor dit tijdelijke wetsvoorstel is het uit de hand lopen van de beslistermijnen bij de IND. Doordat deze beslistermijnen veelvuldig niet worden nagekomen, is het aantal procedures bij de bestuursrechter toegenomen en zijn de toegekende dwangsommen blijkens de stukken die de staatssecretaris ons toestuurde, toegenomen tot 1 miljoen per week. Door de mate waarin beslistermijnen worden overschreden, is het aantal procedures en toegekende dwangsommen inmiddels zo hoog, dat de afhandeling hiervan zo veel menskracht vraagt, dat dit bijdraagt aan het nog verder in het moeras zinken van de IND. Daarom kan mijn fractie uit praktische overwegingen instemmen met deze tijdelijke wet. Door het voorlopig tijdelijk afschaffen van de dwangsom, krijgt de IND lucht om orde op zaken te stellen, en dat is nodig. Met de dwangsom zelf is in de ogen van mijn fractie niets mis. Het gaat mis in de werkwijze van de IND. Wij vinden het daarom van groot belang dat helder wordt hoe de zaak bij de IND zo uit de hand heeft kunnen lopen. Dit is nodig om ook echt orde op zaken te kunnen stellen.
Uit de rapporten van KPMG en bureau Significant, die de staatssecretaris heeft laten opstellen, blijkt dat het bij de IND niet alleen gaat om een gebrek aan menskracht bij een licht toenemende stroom asielzoekers. Er is namelijk ook een belangrijke professionaliseringsslag nodig. Wil de staatssecretaris de beslistermijnen in de toekomst wel gaan halen, dan zal zij veel meer moeten doen dan alleen een taskforce instellen om de achterstanden weg te werken. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de Kamer periodiek op de hoogte gehouden zal geworden van de verbeteringen in de organisatie van de IND?
Voorzitter. De staatssecretaris schaft in het tijdelijke wetsvoorstel niet alleen de dwangsom af, zij schaft om ruimte voor verbetering van de organisatie te krijgen ook de mogelijkheid af voor de asielzoeker om in beroep te gaan tegen een te late beslissing. Dat gaat een hele stap verder dan het afschaffen van de dwangsom. Naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State heeft zij deze maatregel in de wet tot één jaar beperkt. Dit is een duidelijke beperking in de tijd en voor asielzoekers staat natuurlijk ook altijd de gang naar de civiele rechter open. Toch hoor ik graag nog eens van de staatssecretaris waarom zij deze vergaande maatregel nodig vindt.
Voorzitter. De wet is tijdelijk, maar de opmaat naar een definitieve wet. Vandaar de onduidelijkheid rond het einde van deze tijdelijke wet, uiterlijk een jaar plus de tijd die behandeling van de definitieve wet in de Staten-Generaal kost. Klopt dat?
De staatssecretaris heeft al aangekondigd dat in het definitieve wetsvoorstel de mogelijkheid tot het eisen van een dwangsom bij overschrijding van de beslistermijn niet terugkomt. Zij zal een andere prikkel instellen om de IND aan te zetten tot beslissen binnen de termijn. Wij delen niet de analyse van de staatssecretaris dat de dwangsommen op zichzelf oorzaak zijn van de wachttijden. Zij zijn het gevolg. De dwangsom is een alarmbel, waarop gereageerd moet worden en tot nu toe zijn de alarmbellen genegeerd. Daarom heeft de situatie zich kunnen ontwikkelen tot wat die nu is. Ook de opmerking van de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag dat het hier zou gaan om een andere categorie besluiten, waarvoor de dwangsom niet werkt, kunnen wij niet plaatsen. Kan de staatssecretaris dit toelichten?
De staatssecretaris organiseert nu tijd en ruimte om de IND beter toe te rusten en in staat te stellen om kundig en tijdig op asielverzoeken te beslissen en dat zal ook voor de IND-medewerkers erg prettig zijn, want zij werken vaak met veel inzet om tot goede beslissingen te komen.
Een aparte taskforce zal de achterstanden wegwerken en zo een einde maken aan de ondraaglijk lange wachttijden voor sommige asielzoekers. In geval van een hogere instroom of andere onvoorziene gevallen geeft de wet — dat is nu ook al zo — de staatssecretaris de mogelijkheid om de beslistermijnen te verlengen. Wanneer de staatssecretaris de IND weer op orde heeft, zien wij vooralsnog geen enkele reden waarom zij niet weer zou kunnen aansluiten bij de wet op de dwangsommen. De staatssecretaris geeft aan dat zij met een andere prikkel voor de IND zal komen, maar hoe deze prikkel eruit zal gaan zien, is tot nu toe volkomen onduidelijk. Natuurlijk zal mijn fractie deze alternatieve prikkel beoordelen op rechtmatigheid en effectiviteit.
Voorzitter. Nog een enkele opmerking.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Ik heb de redenering van mevrouw Huizinga goed beluisterd en verbaast het me daarom dat ze haar betoog begon met de opmerking dat ze met dit wetsvoorstel kan instemmen. Zij geeft aan dat zij eigenlijk nog niet zover is dat zij ermee akkoord kan gaan dat dwangsommen definitief verdwijnen voor asielzoekers, maar dat is wel artikel lid 4, lid 2, van dit wetsvoorstel.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Het kan nooit zo zijn dat in één wet twee wetten worden aangenomen. Deze wet is een tijdelijke wet en die geeft inderdaad aan wat de staatssecretaris van plan is om hierna te gaan doen, maar het kan niet zo zijn dat wij door in te stemmen met deze wet tegelijkertijd ook al instemmen met een tweede wet, een wet die nog moet komen. Wat ik hier aangeef, is dat wij achter deze tijdelijke wet en het tijdelijk afschaffen van dwangsommen staan, maar dat wij ons zeker de ruimte voorbehouden om af te wegen of we kunnen instemmen met de definitieve wet.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Maar dat is wel een besluit met enorme consequenties. Want u kunt natuurlijk voor uzelf die vrijheid nemen, maar feitelijk is, vanaf het moment dat dit wetsvoorstel een wet wordt, die wet van kracht tot er een nieuwe, definitieve wet komt. De behandeling daarvan kan jaren duren en in die periode geldt deze wet.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Dan geldt de tijdelijke wet, maar we hebben het nu over de definitieve wet en ik zeg dat onze instemming met deze tijdelijke wet niet automatisch betekent dat wij ook gaan instemmen met een wet die nota bene nog ingediend moet worden.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, derde en laatste.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
De conclusie is dat er een enorme denkfout zit, als ik het zo mag zeggen, in deze redenatie, omdat de tijdelijke wet gewoon niet tijdelijk is. Die is zo gekoppeld aan de definitieve wet dat u met uw instemming met deze tijdelijke wet er wel mee instemt dat er een definitieve wet komt waarin de dwangsommen afgeschaft worden.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik zal graag horen van de staatssecretaris of er inderdaad een denkfout in mijn redenering is. Ik hoor graag haar reactie daarop.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Even in aansluiting op wat mevrouw Karimi vraagt. In de antwoorden die wij vandaag hebben gekregen van de regering staat toch klip-en-klaar: "de regering vindt het verbeuren van dwangsommen, ook als de IND weer wel in staat is als regel om tijdig op aanvragen te beslissen, niet langer een passend middel om een tijdige beslissing te waarborgen". Bent u het daar dan wel of niet mee eens?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik heb het niet goed gehoord. Ik heb niet goed verstaan wat u zegt.
Mevrouw Vos (PvdA):
De regering vindt het verbeuren van dwangsommen niet langer een passend middel om een tijdige beslissing te waarborgen. Dus de regering neemt afstand van dwangsommen überhaupt als middel in asielprocedures.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Nee, daar neem ik dus afstand van. Ik kan me voorstellen dat je in deze situatie, waarin het zo uit de hand loopt bij de IND, zegt: we stoppen even met de dwangsommen en nemen de tijd om orde op zaken te stellen. Maar als daarna de definitieve wet komt, wil ik heel goed de alternatieve maatregel van de staatssecretaris bekijken om te zien of die effectief is en rechtmatig. Vooralsnog heeft mijn fractie de gedachte dat er niets tegen zou zijn om weer aan te sluiten bij de Wet dwangsommen.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, derde en laatste.
Mevrouw Vos (PvdA):
Dus dan kan ik concluderen dat als de wet die nu wordt aangekondigd, materieel niet voldoet aan de criteria van de ChristenUnie, dat de ChristenUnie dan ook tegen zou kunnen stemmen.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Als wij het niet eens zijn met de definitieve wet, dan zullen wij daar zeker tegenstemmen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wou nog een enkele opmerking maken. Mijn fractie heeft moeite met de sfeer die hier en daar uit de memorie van toelichting spreekt. Daar staan opmerkingen in als zouden vreemdelingen als ze bed, bad en brood krijgen, verder — en ik zeg het even heel huiselijk — niet moeten zeuren. Er wordt gesproken van een gebrek aan balans wanneer vreemdelingen die onderdak krijgen, nota bene ook nog een dwangsom zouden krijgen. It wil toch opmerken dat dat zeker niet het vreemdelingenbeleid dat mijn fractie voor ogen heeft.
Tot slot. Het niet tijdig beslissen op een asielverzoek is niet alleen een bestuurlijk of organisatorisch probleem. Het is ook niet alleen een maatschappelijk probleem, zoals de staatssecretaris het hier en daar in de stukken noemt. Het is vooral een persoonlijk probleem, voor mensen wier leven stilstaat tot ze een beslissing hebben gekregen. Die beslissing kan mee- of tegenvallen, maar laat het de inzet van de staatssecretaris zijn om deze mensen niet langer te laten wachten dan absoluut noodzakelijk is om een goede en zorgvuldige beslissing te nemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Staatssecretaris, bent u in de gelegenheid om direct te antwoorden of wenst u een schorsing? Wij gaan vijftien minuten schorsen.
De vergadering wordt van 20.36 uur tot 20.54 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke wet opschorting dwangsommen. Dan is nu het woord aan de regering. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Staatssecretaris Broekers-Knol i:
Dank, voorzitter. Voordat ik begin met de antwoorden op de vragen die door uw leden in de eerste termijn zijn gesteld, wil ik uw Kamer bedanken dat uw Kamer en de leden ervan zich bereid hebben getoond dit wetsvoorstel zo kort voor het reces te agenderen voor plenaire behandeling. Ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk dat is en wat er gevraagd wordt van de Kamerleden. Ik ben zeer erkentelijk dat de Kamerleden dit gedaan hebben en in deze hele korte tijd bereid waren om dit wetsvoorstel te agenderen en ook in diezelfde hele korte tijd ook nog schriftelijke vragen te stellen en de antwoorden op de schriftelijke vragen tot zich te nemen.
Ik ben daar vooral dankbaar voor, omdat dit een erg belangrijk wetsvoorstel is, vind ik. Het moet zo snel mogelijk een einde maken aan de buitenproportionele lasten die op dit moment op de IND rusten. Laat ik vooropstellen dat het van het grootste belang is dat gewoon tijdig op aanvragen wordt beslist. Zoals u weet, heb ik inmiddels van alles in gang gezet om ervoor te zorgen dat de IND aan het eind van dit jaar weer op orde zal zijn en dat aan het eind van het jaar de 14.000 zaken tot 1 april van dit jaar afgehandeld zijn. Dan is de IND wat dat betreft op orde.
Juridisch is er van alles te zeggen over het tijdig nemen van een beslissing. Die verplichting vloeit voort uit Europees recht en daar hebben we ons aan te houden. Maar zoals ik ook in de Tweede Kamer heb benadrukt, vind ik het minstens zo belangrijk dat er grote persoonlijke en maatschappelijke belangen gemoeid zijn met een tijdige beslissing. Een asielzoeker die voor bescherming in aanmerking komt, moet zo snel mogelijk aan zijn integratie kunnen beginnen. Dat is goed voor die persoon, maar ook voor onze samenleving. Anderzijds is het van groot belang dat een asielzoeker die geen aanspraak heeft op bescherming, zo snel mogelijk te horen krijgt dat hij het land moet verlaten en dat hij, als hij dat niet doet, daartoe kan worden gedwongen. Voorkomen moet worden dat kosten voor bijvoorbeeld opvang onnodig lang doorlopen.
Toch kan ik mijn ogen niet sluiten voor de realiteit. De afgelopen tijd is gebleken dat de dwangsomverplichtingen zo zijn opgelopen dat dit voor de IND een serieus obstakel is geworden op de weg naar een toekomst waarin weer normaal binnen de termijnen kan worden besloten. Daarom heb ik met spoed dit wetsvoorstel in procedure gebracht. Het doel ervan is eenvoudig, maar van groot belang: het moet de dwangsomverplichtingen in asielzaken zo snel mogelijk stoppen. Ik begrijp dat dit ongemak kan oproepen. Waarom zou je asielzoekers uitzonderen van iets dat in het bestuursrecht zo gebruikelijk is?
Voorzitter. Ik geloof dat hier hele goede gronden voor zijn. Het kunnen ontvangen van dwangsommen is immers geen doel op zich. Het is geen uitkering die je wel of niet krijgt. Dwangsommen zijn er om tijdige besluitvorming door het bestuursorgaan te bevorderen en precies daar schort het aan in asielzaken. Gebleken is dat dwangsommen in asielzaken dat doel niet dienen. Sterker nog, ze werken averechts. Ik zou een slecht bestuurder zijn als ik een praktijk die contraproductief is niet zou proberen te stoppen met de middelen die binnen mijn macht liggen. Dat neemt uiteraard niet weg dat op mij wel de plicht rust om ervoor te zorgen dat er alternatieven voor de dwangsommen komen, andere instrumenten waarmee wél kan worden bereikt dat een vreemdeling binnen een redelijke termijn een beslissing op zijn aanvraag krijgt. Daar gaat het om: een tijdige beslissing.
Zoals bekend zal op korte termijn een tweede wetsvoorstel worden ingediend. In dat voorstel zal worden voorzien in goede alternatieven. Bij de behandeling van dat voorstel zullen we hier ongetwijfeld over komen te spreken. Het voorstel vergt op dit moment uitwerking, maar daar heb ik niet op willen wachten. Voor nu vind ik het van het allergrootste belang dat door deze tijdelijke wet eerst zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt aan de gevolgen die de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op dit moment voor de IND heeft. Ik zal dan nu ingaan op de verschillende vragen die gesteld zijn.
Mevrouw Karimi heeft een vraag gesteld naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State. De Raad van State heeft begrip voor de opschorting van de dwangsommen, maar vindt dat deze moeten terugkeren als de IND op orde is. Waarom heb ik daar niet voor gekozen? De regering vindt het verbeuren van dwangsommen, ook als de IND wel weer in staat is om tijdig op aanvragen te beslissen, niet langer een passend middel om een tijdige beslissing te waarborgen. Hoewel er uiteraard alles aan wordt gedaan om dat te voorkomen, kan er altijd opnieuw een situatie ontstaan dat aanvragen niet tijdig kunnen worden afgedaan. Ik hoef me maar voor te stellen dat er weer zo'n afschuwelijke situatie ontstaat zoals we in 2015 hebben meegemaakt in Syrië, toen heel veel mensen het land moesten ontvluchten en we hier een enorme stroom vluchtelingen kregen. Mevrouw Karimi heeft het aantal van 59.000 genoemd. Zo veel waren het er toen. Op zo'n moment is er een noodsituatie. De verplichting om dwangsommen te vergoeden kan dan tot onevenredige financiële lasten leiden. In de praktijk kan eerder de situatie ontstaan dat het moeten voeren van de betreffende procedures zeer nadelige effecten heeft voor andere taken, die ook moeten worden vervuld.
Mevrouw Karimi heeft ook gevraagd of de IND het enige bestuursorgaan is waar dwangsommen niet effectief zijn. Hoe is dat door mij beoordeeld? Waarom is het niet effectief? Verder zegt ze: vanwege de dwangsommen komt de staatssecretaris nu in actie. Of de IND het enige bestuursorgaan is waar dwangsommen niet effectief zijn, kan ik nu niet overzien. Wat ik wel weet, is dat het voor de IND zo is, en dat probleem wil ik zo snel mogelijk oplossen.
Mevrouw Karimi heeft ook gevraagd wat ik ga doen wat betreft de interpretatie over de civiele rechter. Welke andere middelen staan een asielzoeker ter beschikking om een spoedige beslissing af te dwingen en kracht bij te zetten?
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, een korte aanvullende vraag.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Eigenlijk gaat het om het vorige punt. Ik heb gevraagd of de IND de enige is omdat bij de invoering van de wet over dwangsommen in 2006 uitvoerig is gesproken over de uitsluiting van de IND. Toen was de argumentatie om dat niet te doen: dat kan niet voor de IND alleen. Als je een steekhoudend argument hebt waarom het voor de IND moet gelden, zou je ook moeten kijken naar andere bestuursorganen. Anders is het discriminerend. Dat was eigenlijk het debat toen. Mijn vraag is dan: heeft u onderzocht of het ook voor andere organen geldt?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat heb ik nu niet onderzocht. Het enige wat vaststaat, is dat voor de IND de dwangsommen niet effectief zijn. Ze werken gewoon niet. Het heeft geen enkel effect, anders hadden we nu niet 14.000 zaken waarvan het grootste deel uit de termijn is gelopen. Ik moet overigens opmerken dat voor het grootste deel van het belastingrecht geen dwangsommen gelden. Wat de Wet openbaarheid van bestuur betreft: vanwege misbruik zijn de dwangsommen afgeschaft.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat weet ik, maar dat was een ander verhaal. Hier gaat het erom dat wanneer je dwangsommen voor de IND afschaft of de Vreemdelingenwet buitensluit, zoals u van plan bent definitief te doen, je te maken hebt met mensen die geselecteerd worden op basis van nationaliteit. Dat is gewoon tegen het EVRM.
De voorzitter:
Is dat uw vraag, mevrouw Karimi?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ja.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp heel goed de zorg die mevrouw Karimi naar voren brengt, namelijk of het geen discriminatie is. Als ik het goed begrijp, is dat uiteindelijk de vraag van mevrouw Karimi. Dat is niet het geval, want het is niet een middel tegen vreemdelingen. Het is niet omdat het een vreemdeling is. Wat we vaststellen, is dat dwangsommen in dit domein niet werken. Anders hadden we niet zo'n enorme achterstand. Als we dat probleem niet zouden hebben, dan stond ik hier niet met u hierover te praten. Nogmaals, ik hoop echt dat mevrouw Karimi dit goed van mij begrijpt. Het is helemaal niet gericht tegen vreemdelingen. Ik wil dat absoluut van tafel hebben. Waar het om draait, is dat het middel niet werkt in het domein waar we mee bezig zijn. Dat heeft niks met de vreemdeling te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, derde en laatste keer.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Is de staatssecretaris het met mij eens dat in de praktijk de uitwerking daarvan is dat de vreemdelingen die een beroep doen op de Vreemdelingenwet, uitgesloten worden van een bestuursmaatregel?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nogmaals, ik begrijp de zorgen van mevrouw Karimi, maar waar het mij om te doen is, is ten eerste dat we zien dat de maatregel van dwangsommen in het domein van het asiel, waar ik het hier over heb, totaal niet werkt en niet gewerkt heeft. Kortom, het is niet die prikkel die nodig is om te zorgen dat de IND sneller beslist. Tegelijkertijd is er maar één ding dat van belang is, namelijk dat er tijdige beslissingen komen. Daarvoor is het nodig dat alle kracht wordt ingezet om te zorgen dat de IND op orde komt en altijd die tijdige beslissingen kan geven. Dat is de reden waarom ik van mening ben dat het belangrijk is dat die dwangsommen eraf gaan, omdat te veel capaciteit van de IND ingezet moet worden om een weerwoord te bieden op al die procedures met beroepen, al die beroepen tegen niet tijdig beslissen en ingebrekestellingen.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Ik zie dat er de staatssecretaris erg veel aan gelegen is om te zeggen dat het inderdaad niet tegen vreemdelingen gericht is. Ik voel ook dat zij dat zo vindt, maar daarom is het wel extra van belang om te weten waar in andere sectoren dwangsommen wel of niet werken. Want dan kan je dat ook gewoon echt bewijzen. Er zullen misschien andere sectoren zijn waar dwangsommen wel werken. Het gaat u om het middel van de dwangsom, dat in dit geval, in deze sector, niet werkt. Daarom is het zo van belang dat er een antwoord op die vraag komt. Als u dat nu niet heeft, dan begrijp ik dat, maar bent u van plan om ons dan, zeker als die nieuwe wet komt, een overzicht te geven van waar dit wel of niet werkt?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Waar het om draait, is ... Ik begrijp ook weer het punt van mevrouw Vos: waar werkt het wel en zijn er ook andere sectoren waar het niet werkt? Hier en daar zal het best zo zijn dat een dwangsom niet werkt. Maar ik weet één ding zeker: in het asieldomein werkt een dwangsom totaal niet. Anders hadden we niet die 14.000 zaken die nu door de taskforce moeten worden opgelost. Dat staat als een paal boven water. Ik denk dat het belangrijk is dat ik vanuit de verantwoordelijkheid die ik heb, zorg dat dat wordt opgelost. Of het misschien ook ergens anders niet zou werken? Dan vraag ik aan degene die daarover gaat om daar misschien eens naar te kijken, maar in dit geval zitten we met een probleem waardoor de IND niet voldoende capaciteit vrij kan maken om die zaken goed te doen. Daardoor krijgen we een enorme achterstand. Het heeft als prikkel dus totaal niet het effect gehad dat misschien beoogd zou zijn. Je zou zeggen dat we vanwege het feit van die dwangsommen nooit met die 14.000 zaken hadden moeten zitten.
Mevrouw Vos (PvdA):
Ik begrijp dat. De staatssecretaris spreekt over het domein waarvoor zij verantwoordelijk is. Maar dan nog: om in ieder geval de schijn weg te nemen dat dit misschien alleen voor asielzoekers geldt, is het voor ons wel van belang om te weten hoe het in andere sectoren met dwangsommen gaat. Dat is de vraag. Dat u dit probleem wil oplossen, begrijp ik. Maar omdat we ook niet de indruk willen wekken dat we dit alleen voor asielzoekers doen — ik heb ook de collega van de PVV gehoord — vind ik dit wel een relevante vraag.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Vos. Graag wil ik ook dit punt nog even naar voren brengen. Ik hoop dat deze Kamer akkoord zal kunnen gaan met deze tijdelijke wet. Tegelijkertijd is het zo dat ik zo spoedig mogelijk kom met een definitieve wet. Dat wil ik zo spoedig mogelijk doen. Dat betekent dus ook dat daar tempo mee gemaakt moet worden. Het moet voortvarend worden aangepakt. Om door het hele bestuursrechtelijke domein in Nederland te gaan kijken waar dit wel of niet werkt, is bijna een onmogelijke opgave, want dat betekent dat je alles enorm moet doorlichten en dat zou enorm hinderlijk zijn voor de definitieve wet die ik graag zou willen hebben nadat we de tijdelijke wet hopelijk kunnen hebben ingevoerd.
Mevrouw Stienen i (D66):
Ik ga naar een ander onderwerp, als het mag, voorzitter. De staatssecretaris had het over de enorme toename in aanvragen in 2015. Ik zit hier toch met een dilemma, een beetje het kip-eiverhaal. Zijn er nou achterstanden bij de IND vanwege de hele lijst die ook in de rapporten naar voren is gekomen? Ik ga dat niet allemaal oplezen, want dat is vanochtend al opgeschreven.
De voorzitter:
Korte vraag.
Mevrouw Stienen (D66):
Of zijn er nou achterstanden bij de IND vanwege de dwangsommen? Als je kijkt naar het staatje op pagina 9 van het antwoord dat wij vanochtend kregen, zie je dat er in 2015 103 dwangsombesluiten waren en pas later, in 2017 en 2018, zie je dat oplopen. Ik wil heel graag van de staatssecretaris het volgende weten: komt dat nou aan de ene kant vanwege de achterstanden en de toestanden bij de IND en aan de andere kant vanwege de dwangsommen? Of is het een combinatie? Waar ligt nou het zwaartepunt?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik denk dat het uiteindelijk een combinatie is. Wat er gebeurd is, heeft mevrouw Stienen zelf ook gezegd. In 2015 hadden we een enorme toevloed voor de IND. Die moest opeens alles beoordelen van 59.000 asielzoekers. Daarna is er veel te snel afgeschaald. Ik denk dat mevrouw Stienen dat met mij eens is. Het is veel te snel afgeschaald. Dat is gebeurd. Ik kan hoog of laag springen, maar het is gebeurd. Tegelijkertijd is ook de toevloed van nieuwe asielzoekers licht gestegen. Als je de nareizen niet meerekent, is het aantal nieuwe asielzoekers toch licht gestegen. Die enorme achterstanden zijn dus ontstaan doordat er te snel was afgeschaald en er tegelijkertijd een lichte stijging was. En dan komen de bezwaarschriften aan de orde, waarvoor ook menskracht ingezet moet worden. En vervolgens gaat het helemaal ontsporen. Dan gaat het helemaal uit het lood lopen. Dat heeft zich pas inderdaad in 2019 heel erg gemanifesteerd. Hoe komt dat? Ik begrijp dat eerlijk gezegd heel erg goed. Dat komt ook doordat de irritatie bij asielzoekers die lang moeten wachten op een besluit op een gegeven moment dusdanig hoog is gestegen dat ze zeggen: en nou is het klaar, nu gaan we die procedure starten. Dat begrijp ik.
Mevrouw Stienen (D66):
Dat is geen irritatie. Dat is gewoon een wettelijk recht. Ik heb nog twee korte vragen. Een. Is het, met de wijsheid van nu, verstandig geweest om in 2016, 2017 zulke grote bezuinigingen op de IND los te laten?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat punt van mevrouw Stienen begrijp ik. Ik zei ook juist: dat is gebeurd. Ik kan hoog of laag springen, maar het is gebeurd. In hindsight is het altijd makkelijk om te zeggen: dat hadden we nooit moeten doen. Er zijn altijd dingen die anders hadden gemoeten. Maar het is inderdaad gebeurd en daardoor en door de hele trits die ik noemde, zitten we nu inderdaad met problemen bij de doorlooptijden. Ik wilde ook nog wat zeggen over de irritatie van de asielzoekers. Die hadden dit misschien ook al eerder, in 2018, kunnen doen. Ik begrijp heel goed dat iemand op een gegeven moment zegt: nu is het echt genoeg, nu ga ik het toch maar doen. Dat heeft inderdaad tot de toevloed geleid waar we nu mee te maken hebben. En dan praat ik over 1 miljoen per week en dit jaar misschien iets van 70 miljoen aan dwangsommen.
De voorzitter:
Mevrouw Stienen, derde.
Mevrouw Stienen (D66):
Als ik naar het staatje kijk, dan denk ik: blijkbaar hebben die dwangsommen tot 2016 goed gewerkt om de termijnen wel te halen, dus als de IND straks op orde is ... Dat is echt het dilemma van mijn fractie. Is dit dan niet toch een hele goede stok achter de deur geweest?
De voorzitter:
De staatssecretaris, en dan de heer Van Hattem
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Ik hoop dat ik daar duidelijk in ben geweest, maar ik ben dus kennelijk niet duidelijk genoeg geweest. Wij zien dat, wanneer er ernstige flctuaties komen, bijvoorbeeld wanneer er opeens weer een enorme grote toevloed is, we nog zo flexibel kunnen zijn met de IND, maar een echt grote toevloed kan niet zo snel en flexibel worden opgevangen. Dat betekent dat er voor je het weet weer het probleem komt van de dwangsommen. En dat is iets waar de IND dan toch weer door overvallen wordt. En dat vinden wij geen goed middel om te zorgen dat de IND de beslissingen op tijd doet. Daarom stel ik ook voor om met de definitieve wet, waar ik zo snel mogelijk mee kom na de zomer, te zorgen dat daar een goede prikkel in zit, niet zijnde dwangsommen.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik wil toch even reageren op de discussie die net plaatsvond over dat het discriminerend zou zijn, dat het alleen maar gericht zou zijn op vreemdelingen et cetera, of omdat het vreemdelingen zouden zijn. Ik vind dat er wel een aspect bij zit dat de staatssecretaris nog niet benoemd heeft, en dat wil ik hier nog wel even aanhalen, en dat is dat de IND nu ook te maken heeft met ontwikkelingen in het buitenland, informatie uit het buitenland waar ze afhankelijk van zijn. Maar ook wat er in de nota van antwoord staat die we vandaag hebben ontvangen, vind ik een belangrijk aspect. Daar staat namelijk in: "Waar het asielaanvragen betreft, is het bovendien niet in balans dat enerzijds tijdens de procedure in de kosten van eerste levensbehoeften van aanvragers en gratis rechtsbijstand wordt voorzien, ook als deze procedure langer duurt dan voorzien, terwijl anderzijds deze aanvragers bij een te late beslissing op de aanvraag grote bedragen kunnen ontvangen". Dus mijn vraag aan de staatssecretaris is: zou u dan misschien hierin ook nog eens het punt willen meenemen — en dat vraag ik eigenlijk ook aan degenen die net die interrupties maakten — dat dit ook voor een groot deel wordt bewerkstelligd door de asieladvocatuur, die de gratis rechtsbijstand die asielzoekers krijgen in deze procedure, natuurlijk als een soort van verdienmodel kan oppakken.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
In Nederland hebben we het systeem dat voor de asielzoeker al vanaf het begin van de asielprocedure gratis rechtsbijstand wordt geleverd. En dat systeem blijft zo gehandhaafd, en ik heb daar verder niks aan toe te voegen. Waar het wel om gaat, is dat de asielzoekers zo snel mogelijk weten waar ze aan toe zijn, en dat ze niet langer hoeven te wachten dan nodig is en niet langer praktisch eindeloos in de opvang verblijven. En daarom zijn maatregelen als dwangsommen niet effectief gebleken, en om die reden vindt het kabinet dat de dwangsommen in het asieldomein moeten worden afgeschaft. Maar het gaat dus ook om zo snel mogelijk een beslissing, voor de asielzoeker die kansrijk is en hier kan blijven. Het is ongelooflijk belangrijk dat de asielzoeker weet waar hij aan toe is. Uiteindelijk gaat het om die mensen. De IND moet het goed doen, wij moeten het goed doen, ik moet het goed doen, maar waar het om draait, is de asielzoeker, die hier komt, die vraagt om bescherming. En dan is het van belang dat die zo snel mogelijk weet: kan ik die bescherming krijgen in Nederland, kan ik een vergunning krijgen, ja of nee? En als het ja is, dan zo snel mogelijk helpen met de integratie, want dat is voor alle partijen van belang. En als het asielverzoek niet kansrijk is en er dus afgewezen wordt, dan zo snel mogelijk terug naar het land van herkomst.
De heer Van Hattem (PVV):
Mijn vraag net ging niet zozeer over het punt van de asielzoeker zelf, maar over de rol van de asieladvocatuur, dus de gratis rechtsbijstand die verleend wordt aan de asielzoekers. Dat is natuurlijk wel een verdienmodel voor de asieladvocatuur. En als zij dwangsomprocedures gaan voeren, dan kunnen ze die natuurlijk ook weer meenemen in de door de overheid betaalde rechtsbijstand. Is het niet een perverse prikkel voor die asieladvocatuur om nog extra in te zetten op die dwangsommen, en is dat ook niet een factor die bijdraagt aan het opstapelen van deze dwangsomprocedures?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Daar heb ik geen inzicht in. Wat ik wel weet, is dat we in Nederland een goede advocatuur hebben. En de Nederlandse orde van advocaten houdt toezicht op de advocatuur. Dat is het enige wat ik erover kan zeggen.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, uw derde.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik moet toch constateren dat uit de statistieken ook blijkt dat er een sterke oploop is van procedures. En wat mij betreft zou deze prikkel er echt uit gehaald moeten worden, want dit lijkt mij echt een factor die bijdraagt aan het inzetten van die dwangsommen ...
De voorzitter:
Het is duidelijk, uw punt is helder.
De heer Van Hattem (PVV):
.. want de gemiddelde asielzoeker die hier komt, weet niet van de hoed en de rand, en dat er sprake is van de mogelijkheid om zo'n dwangsom in te dienen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het punt van de heer Van Hattem is mij duidelijk, maar wij hebben gekozen voor dit wetsvoorstel — daarvoor sta ik hier — de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen, omdat de dwangsommen in het asieldomein niet effectief zijn gebleken.
Voorzitter. Ik was nog bezig met de vragen van mevrouw Karimi over de civiele rechter. Gedurende een jaar na inwerkingtreding van de wet zal de asielzoeker geen beroep kunnen doen op de bestuursrechter. Zoals aangegeven vind ik dat zeker niet gelukkig, maar er is gewoon sprake van een noodsituatie. Het kan gewoon even niet anders. Andere mogelijkheden voorzie ik op dit moment niet. Ik kan en wil me er niet over uitlaten of de vreemdeling in de tussentijd met succes een beroep zal kunnen doen op de civiele rechter. Ik heb dat ook al eerder gezegd. Dat is aan die rechter, aan die civiele rechter.
Mevrouw Stienen heeft het volgende gevraagd. Als de tijdelijke wet langer van toepassing blijft, omdat een voorstel voor de definitieve wet is ingediend, wanneer kan de asielzoeker dan weer beroep instellen bij de bestuursrechter tegen niet-tijdig beslissen? Naar aanleiding van het advies van de Afdeling van de Raad van State is het wetsvoorstel zo aangepast dat het, als de tijdelijke wet een jaar na inwerkingtreding van toepassing blijft, op dat moment weer mogelijk wordt om beroep tegen niet-tijdig beslissen in te stellen bij de bestuursrechter.
Mevrouw Stienen heeft ook gevraagd of het bij de asielverzoeken gaat om alle categorieën vreemdelingen. Bij deze tijdelijke wet gaat het om asielzaken. Daar zijn de financiële problemen op dit moment buitenproportioneel.
De heer Van Hattem heeft een vraag gesteld over artikel 4 van de wet, dat de wet een dag na publicatie in werking treedt. Hij vroeg zich af of het deze week nog kan, als die wet wordt aangenomen. Ik kan u verzekeren dat alles daarop wordt ingezet. Het is natuurlijk ook afhankelijk van de Majesteit, maar zo snel mogelijk, als het enigszins kan aan het eind van de week. In ieder geval zo snel mogelijk, als die wordt aangenomen.
Mevrouw Huizinga vroeg of ik vind dat asielzoekers het middel van de dwangsom moet worden ontzegd, omdat hun onderdak en levensonderhoud worden geboden bij aankomst in Nederland. Ik heb zeker niet willen zeggen dat asielzoekers geen aanspraak moeten kunnen maken op een dwangsom omdat hun onderdak en levensonderhoud worden geboden. Als het middel van de dwangsom zou werken, zou dit helemaal geen argument kunnen zijn. Maar zoals bekend — ik heb het al meerdere keren gezegd vanavond — werken de dwangsommen niet. Ik heb slechts willen opmerken dat het misschien niet in balans is. Waar het mij om te doen is, is dat degenen die horen dat zij geen asielvergunning krijgen in Nederland, zo snel mogelijk niet meer van de opvang gebruik kunnen maken, want dat belast het systeem enorm.
Misschien is het ook wel goed om het volgende hier te vermelden, want dat draagt ook bij aan het wat uit het lood lopen van de beslistermijnen. In de periode van 2015-2016, het Syriëconflict, kreeg ongeveer 80% van de asielzoekers die naar Nederland kwamen, een vergunning. Het is nu al sinds 2017, 2018 zo dat ongeveer 70% van de asielzoekers wordt afgewezen. Ik kan u verzekeren dat het afwijzen van een asielzoeker meer tijd kost en meer inspanning vergt — je moet ook zeker weten dat je de goede beslissing neemt — dan wanneer je iemand een vergunning kunt geven. Het kost echt meer capaciteit.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik zou graag even terug willen komen op het punt van de civiele rechter. U heeft dat heel snel afgehandeld. U heeft gezegd: daar ga ik niet over. Dat is natuurlijk te prijzen, maar tegelijkertijd zegt u, in ieder geval in de schriftelijke beantwoording, dat de civiele rechter de dwangsom niet als middel kan gebruiken. In die zin zegt u wel wat.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp mevrouw Karimi goed in die zin dat zij verwijst naar mijn schriftelijke antwoord, maar ik heb schriftelijk niet gezegd dat de civiele richter geen dwangsom kan opleggen. Ik heb gezegd dat ik denk dat het niet zal gebeuren. Ik wil daar helemaal niet in treden. De civiele rechter kan allerlei middelen gebruiken. Daar hoort dit bij.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik ben heel blij met deze verheldering. Ik zal het zo meteen uitzoeken in de schriftelijke beantwoording. Daarin zegt u letterlijk: er kan naar de civiele rechter gegaan worden, maar de civiele rechter mag geen dwangsom opleggen. Ik ben dus blij met de verheldering dat u zegt: nee, dat kan niet. Ik zal het zo meteen voor u opzoeken.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik zal het dan ook zelf even opzoeken. Ik kan me niet voorstellen — ik weet het bijna zeker — dat het daar staat. Ik kan me wel voorstellen dat hij dat niet zal doen, maar dat is wat anders dan dat hij het niet mag doen.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, derde en laatste.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik vind het zelfs te ver gaan dat u zegt dat u het zich kunt voorstellen, maar dat terzijde. Kunt u er dan misschien in tweede termijn op terugkomen? Mocht het zo zijn dat er geen dwangsom gebruikt kan worden, wat zijn dan andere middelen die een civiele rechter ter beschikking heeft om tijdige beslissingen bij de IND af te dwingen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We kunnen van alles gaan denken over de civiele rechter. Laat ik één ding vaststellen, zoals ik ook in de Tweede Kamer heb gezegd: het staat verre van mij om te treden in de bevoegdheid van welke rechter dan ook, de civiele rechter, de bestuursrechter en de strafrechter. Ik ben dat helemaal niet van plan. Ik heb alleen maar gezegd: die mogelijkheid is er. Ik treed er verder niet in. Welke mogelijkheden de civiele rechter allemaal heeft, is denk ik niet relevant om te bepalen of de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen een effectief middel is om het grote probleem op te lossen dat de IND op dit moment heeft. We hebben volledigheidshalve vermeld dat het mogelijk zou kunnen zijn.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
We doen steeds om en om, want mevrouw Karimi kwam terug op iets wat even daarvoor gezegd werd en ik kom weer terug op iets anders wat de staatssecretaris even daarvoor zei. Dat gaat om een opmerking in de memorie van toelichting. In mijn bijdrage en in mijn vragen heb ik gezegd dat mijn fractie dat buitengewoon stoorde, omdat wij daarin lezen dat het feit dat een asielzoeker onderdak krijgt, betekent dat hij verder maar niet moet zeuren en het wel heel erg is als hij dan ook nog geld krijgt vanwege een dwangsom. Zo kwam het over. De staatssecretaris geeft er een verklaring voor en zegt: het heeft ermee te maken dat de dwangsom niet werkt. Ik neem daar genoegen mee, maar ik wil toch de opmerking maken dat ik het buitengewoon ongelukkig geformuleerd blijf vinden ...
De voorzitter:
Maar u heeft geen vraag.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
... en dat ik het jammer vind dat het in de memorie van toelichting staat. Mijn vraag is of de staatssecretaris daar begrip voor heeft.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben blij dat mevrouw Huizinga dat zegt, want dan kan ik bevestigen dat ik het ongelukkige bewoordingen vind.
Dan nog een punt van mevrouw Huizinga: waarom na een jaar een beroep op de bestuursrechter uitsluiten? De uitsluiting van een beroep op de bestuursrechter is, zoals ik al eerder heb gezegd, echt een noodmaatregel. Na een jaar staat dat beroep weer open. De handelingsmogelijkheden van de bestuursrechter zijn dan dus beperkt, want in de definitieve wet zal worden voorzien in een passende prikkel om tijdig beslissen te bevorderen. Het is mijn uitdrukkelijke doel, maar dat heb ik al gezegd, dat dit wetsvoorstel snel in werking zal treden.
Ik heb nog een aantal vragen gekregen over discriminatie en gelijke behandeling, maar ik denk dat ik daar eigenlijk al best wel op gereageerd heb.
Mevrouw Karimi en mevrouw Stienen hebben gesproken over de uitspraak van toenmalig minister Donner en met name minister Pechtold. Zij wezen die rechtsongelijkheid niet af, mits zo'n uitzondering goed zou worden onderbouwd. Inmiddels zijn we veertien jaar verder en is gebleken dat dwangsommen niet werken bij asielverzoeken. Het gaat er dan niet om om een bepaalde categorie vreemdelingen als zodanig uit te sluiten van de mogelijkheid om een dwangsom te claimen. Dat zou discriminerend zijn en het is ook niet de bedoeling. Totaal niet, zelfs verre van.
Mevrouw Karimi heeft een vraag gesteld over wat een toenmalig lid van de VVD-fractie in de Tweede Kamer naar voren heeft gebracht en wat minister Donner toen heeft gezegd. Minister Donner zei toen dat uitzonderingen moeten liggen in de aard van de besluitvorming en niet in het feit dat het om vreemdelingen gaat omdat daar een discriminerend effect in zit. Het wetsvoorstel is daarmee in overeenstemming. In dit wetsvoorstel wordt een bepaalde categorie besluiten uitgezonderd omdat de Wet dwangsommen daarvoor niet effectief is en zelfs averechts werkt.
De voorzitter:
Nog een aanvullende vraag van mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Volgens mij shopt de staatssecretaris een beetje selectief in de argumentatie van de heer Donner destijds. Als in de wet een beslistermijn is vastgesteld — in dit geval gaat het om de Vreemdelingenwet — wat is dan de argumentatie om een uitzondering te maken voor die Vreemdelingenwet?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb hier de betreffende passage uit de Handelingen van 26 april 2006, Tweede Kamer 764736. Minister Donner zegt daarin op een gegeven moment: "Het houdt overigens wel in dat het dan niet alleen ten aanzien van de Vreemdelingenwet als zodanig geregeld moet worden. Dan zal er ook gekeken moeten worden naar de andere terreinen waarvoor dezelfde argumenten gelden. Die zullen primair moeten liggen in de aard van de besluitvorming en dus niet in het feit dat het om vreemdelingen gaat, aangezien daar een discriminerend element in zit." Het gaat in dit wetsvoorstel om de aard van de besluitvorming, namelijk dat die niet effectief is.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dit is echt ver gezocht. Hier ging ook mijn eerste interruptie over en dit is ook de kern van de discussie. Als u denkt dat een maatregel niet effectief is voor de Vreemdelingenwet, dan moet u ook kijken of dat ook zo geldt voor andere terreinen. Dan mag u vervolgens voor al die terreinen een besluit nemen en zeggen: de dwangsom wordt afgeschaft, ook voor de andere.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mijn vraag is: hoe kan de staatssecretaris dat zo selectief interpreteren?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp dat mevrouw Karimi die vraag nog een keer stelt, maar ik denk dat ik daar richting mevrouw Vos al ruim antwoord op heb gegeven. Ik heb gezegd dat duidelijk gebleken is dat in dit geval dwangsommen niet effectief zijn gebleken om te zorgen dat er tijdig beslist wordt. Dat heeft er niets mee te maken dat het vreemdelingen zijn, maar dat heeft ermee te maken dat die dwangsommen geen effect hebben gehad. Het gaat dus niet om vreemdelingen. Het gaat erom dat de maatregel niet effectief is in dit domein.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, ik stel voor dat u in uw tweede termijn er nog op terugkomt. Ik zie dat u voor tien minuten ingeschreven heeft, dus u krijgt ruimschoots de gelegenheid. De heer Janssen.
De heer Janssen i (SP):
Ja, voorzitter, ik zal het met minder moeten doen. De staatssecretaris heeft één mantra: dwangsommen werken niet bij asielaanvragen. Dat zal ook de basis zijn van haar onderbouwing bij het definitieve wetsvoorstel. Nou is er een probleem en dat is dat de Raad van State zegt: bij een goed functionerende IND werken dwangsommen wel. Die dwangsommen hebben niet gewerkt omdat de mensen bij de IND niet harder konden gaan lopen dan ze konden met de beperkte middelen die ze hadden omdat ze in 2016 en 2017 wegbezuinigd waren.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Janssen (SP):
Mijn vraag is: wat verwacht de staatssecretaris als antwoord van de Raad van State op het definitieve wetsvoorstel als haar onderbouwing is dat dwangsommen niet werken en de Raad van State zegt dat ze wel werken?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan de heer Janssen laten weten dat we in het definitieve wetsvoorstel echt met een prikkel komen waarvan wij de overtuiging hebben dat die beter zal werken dan de dwangsommen. Het is namelijk nuttig dat die prikkel er is.
De heer Janssen (SP):
Niemand is tegen een effectieve prikkel, maar zo lang wij hier in de lucht laten hangen wat die effectieve prikkel moet zijn ... De staatssecretaris zegt steeds maar: dat moet ik nog uitwerken. Maar zonder enige blik daarop, al komt die misschien nog in de beantwoording van mijn vragen, zonder enig zicht op wat die prikkel moet gaan zijn, zie ik niet waarom de staatssecretaris het zichzelf zo moeilijk maakt.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Janssen (SP):
Mijn vraag is dus: krijgen we nog een antwoord op de vraag wat dan die enorm fantastische prikkel moet worden?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik sta hier vandaag in deze Kamer met het wetsvoorstel Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Ik heb gezegd dat er voortvarend wordt gewerkt aan een definitieve wet. In die definitieve wet komt een prikkel of komen er prikkels voor op tijd presteren door de IND. Tegelijkertijd wordt er hard gewerkt om te zorgen dat de IND op orde komt. Dat is misschien ook iets wat meneer Janssen na aan het hart gaat, tenminste zo heb ik dat begrepen. Dat op orde brengen doen we door in ieder geval te zorgen dat de taskforce die 14.000 zaken voor het eind van het jaar heeft weggewerkt. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan het structureel verbeteren van de gang van zaken. Dat betreft die sturing en planning. Daar wil ik wel het volgende bij zeggen. Ik heb het ook in de Tweede Kamer gezegd, maar ik ben er heel erg van overtuigd dat alle mensen die bij de IND werken, dat met grote toewijding en grote inzet doen. Maar desalniettemin is het nodig om voor verbeteringen te zorgen, zoals uit het rapport van Significant ook blijkt, qua sturing en planning. Maar in het definitieve wetsvoorstel komen die prikkels. In dit tijdelijke wetsvoorstel zitten die nog niet, omdat de nood hoog is.
De voorzitter:
De heer Janssen met een derde, korte vraag.
De heer Janssen (SP):
Een korte vraag.
Mijn vraag is dan: waarom is de staatssecretaris niet met één wetsvoorstel gekomen in plaats van met twee, zoals ze nu doet? Want de anticiperende werking van de wetsvoorstellen werpt z'n schaduw al vooruit. Waarom niet met één wetsvoorstel? Nu zeg je: "Ik schort voor één jaar de dwangsommen op. In de tussentijd gaan we de IND op orde brengen. Ik spreek nu dus niet over onze wens om dwangsommen definitief af te schaffen, want dat komt in het definitieve voorstel." Waarom niet één helder, kort voorstel om de zaak op orde te krijgen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De reden om dat te doen is omdat het ongelofelijk belangrijk is om zo snel mogelijk die dwangsommen te stoppen. Op dit moment zijn de problemen voor de IND namelijk ongelofelijk groot. Er moet enorm veel inzet gepleegd worden om te zorgen dat de procedures omtrent de dwangsommen adequaat gevolgd worden. Tegelijkertijd zijn we bezig om te zorgen dat die 14.000 zaken, waarbij er overigens niet in alle gevallen sprake is van een dwangsom maar wel bij een groot deel daarvan, wordt opgelost voor het eind van het jaar.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Karimi vroeg zich af of ik de wet kan voorleggen aan het College voor de Rechten van de Mens. Het wetsvoorstel dat definitief zal voorzien in de afschaffing van dwangsommen, zal in consultatie worden gebracht bij verschillende instanties. Ook het College voor de Rechten van de Mens kan zich dan uitspreken over het voorstel. Dat gaat dus zeker plaatsvinden.
Dan heb ik nog enkele vragen gekregen over de taskforceproblematiek. Die heb ik al aangestipt, maar ik denk dat het goed is om daar toch nog op in te gaan.
Mevrouw Karimi heeft mij gevraagd: we hebben nog geen begin zien van een aanpak van het mismanagement bij de IND, dus wanneer komt die? De onderzoekers van Significant concluderen dat de operationele sturing op de uitvoering van de asielprocedure tekortschiet. Daarnaast ontbreekt een duidelijke planning. Ik heb het er al over gehad. Ik heb ingezet op een verbetertraject over de volle breedte bij de IND, waarbij de aanbevelingen van Significant leidend zullen zijn. Maar u moet zich ook realiseren dat een verbetertraject van deze omvang grote impact heeft op de organisatie. Ik zei het al: medewerkers van de IND zijn heel deskundig en zeer toegewijd. Dan is het dus extra moeilijk om te zorgen dat we met dat verbetertraject een bepaalde werkwijze veranderen. Maar om dat verbetertraject toch voor elkaar te krijgen, is de leiding van de IND per 1 mei 2020 uitgebreid met een plaatsvervangend hoofddirecteur. In de onderlinge portefeuilleverdeling tussen de hoofddirecteur en de plaatsvervangend hoofddirecteur heeft de plaatsvervangend hoofddirecteur de opdracht gekregen om de aanbevelingen zoals voorgesteld door Significant te implementeren. Voor de korte termijn, voor die 14.000 zaken waar ik het nu al een paar keer over gehad heb, heb ik een taskforce ingesteld die de opdracht heeft gekregen om de achterstanden bij de IND weg te werken en de omvang van de dwangsommen in te dammen. Het streven van de taskforce is om aan het eind van het jaar die toebedeelde voorraad af te doen.
Mevrouw Karimi heeft ook nog de vraag gesteld hoe we ervoor zorgen dat de wettelijke termijn bij de IND wordt gerealiseerd. De taskforce heeft voorbereidingen getroffen om de — het klinkt heel onbeleefd — oude IND-voorraad algemene asielaanvragen en verlengde asielaanvragen op een projectmatige wijze af te doen en daarbij staat voorop — en dat moet ik nadrukkelijk zeggen — dat geen afbreuk wordt gedaan aan alle rechten van de mensen die asiel in Nederland vragen. Doordat die taskforce dat doet, kan de IND zich volledig concentreren op het behandelen van en beslissen op nieuwe aanvragen sinds 1 april van dit jaar, binnen de wettelijke termijn van zes maanden.
Mevrouw Karimi heeft ook de vraag gesteld waarom in 2018 de alarmbellen met betrekking tot de dwangsommen niet zijn afgegaan. Als gevolg van de opgelopen doorlooptijden, met name op spoor 4, wordt de IND sinds 2019 in toenemende mate geconfronteerd met ingebrekestellingen en beroepen bij niet-tijdig beslissen die leiden tot dwangsommen. Een langere doorlooptijd betekent dat het langer duurt voordat zaken worden afgehandeld, waardoor de uitbetaalde dwangsommen gemiddeld hoger worden. Pas in het najaar van 2019 bleek dat een groter aantal asielaanvragers een beroep deed op ingebrekestelling en beroepen bij niet-tijdig beslissen. De omvang van de problematiek werd toen geschat op 6,6 miljoen voor 2019 en 17 miljoen voor 2020, maar bij de jaarafsluiting 2019 bleek in februari de problematiek vele, vele malen groter dan eerder aangenomen. Per direct heb ik toen een taskforce ingesteld om de achterstanden bij de IND weg te werken en de dwangsommen in te dammen. Op het moment dat het signaal kwam, heb ik de taskforce ingesteld.
Mevrouw Karimi heeft gevraagd waarom door de staatssecretaris wordt gesproken over een stijging van het aantal asielaanvragen, nu het totaal aantal aanvragen sinds 2016 juist licht is gedaald.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik merk dat de staatssecretaris zegt dat in het najaar van 2019 al duidelijk werd dat er al voor miljoenen aan dwangsommen lagen. Toen heeft de fractie van de PVV in de Tweede Kamer al een motie ingediend om op te roepen om te stoppen met die dwangsommen. Die motie heeft de staatssecretaris toen ontraden. Nu zegt de staatssecretaris dat bij het voorjaarsbericht in februari 2020 bleek dat het aantal vele malen groter was. Als uw argumentatie is dat dwangsommen niet werken, los van het bedrag, dan was toch ook al in het najaar van 2019 duidelijk dat de effectiviteit van dwangsommen er gewoon niet is? Dan had u toch ook kunnen zeggen: we stoppen ermee, want dit is geen effectief middel? Pas toen de hoogte van het bedrag hoger werd, is er ingegrepen. Waarom niet eerder?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik moet de heer Van Hattem gelijk geven: de PVV heeft het eerder gezien dan ik. Ik hoopte nog, of dacht nog, in het najaar dat ik het zo voor elkaar kon krijgen dat alles binnen de perken zou blijven, maar dat bleek niet het geval te zijn. In februari bleek dat het anders was. Maar ik geef dat de heer Van Hattem graag toe.
De heer Van Hattem (PVV):
Goed om te horen, en in ieder geval ook goed dat deze wet er nu ligt, want beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik was bezig met de aantallen asielaanvragen die door mevrouw Karimi zijn genoemd. In 2017 31.327, in 2018 30.380 en in 2019 29.435. Dat is inclusief de nareisaanvragen. De opgelopen achterstanden, het probleem waar dit wetsvoorstel een oplossing voor biedt, worden zoals gezegd onder meer veroorzaakt door de stijging van het aantal asielaanvragen uitgezonderd nareis. Asielaanvragen zijn erg bewerkelijk. Juist als je moet nadenken over de vraag of iemand er wel of niet recht op heeft, is het lastig om een afwijzing te beargumenteren en zeker te weten dat je op dat punt een goede beslissing neemt. Het zijn zware beslissingen, en die kosten gewoon meer tijd. Als we kijken naar het totaalaantal eerste en opvolgende asielaanvragen, uitgezonderd nareis, zien we het volgende beeld: 16.840 in 2017, 23.910 in 2018 en zelfs 25.250 in 2019. En daarom spreek ik over een stijging van het aantal aanvragen. Ten opzichte van 2017 is niet alleen het totaalaantal asielaanvragen gestegen, maar ook tegelijkertijd het aantal inwilligingen gedaald van 30% naar 20%. Dat betekent niet alleen absoluut, maar ook relatief veel meer afwijzende beschikkingen, die erg veel tijd in beslag nemen.
Mevrouw Karimi vroeg of ik bereid ben de Eerste Kamer te informeren over de voortgang van de taskforce. Ook anderen hebben dat aan de orde gesteld. Bij het notaoverleg van 3 juni jongstleden in de Tweede Kamer heb ik toegezegd om de Kamer ongeveer elke twee maanden te informeren over de voortgang van de taskforce, te weten kort na het zomerreces, kort voor de begrotingsbehandeling eind november en voor het einde van het jaar. Ik ben vanzelfsprekend van harte bereid ook uw Kamer hierover te informeren. Zodra het plan van aanpak voor de implementatie van de maatregelen significant gereed is, zal dit naar zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden gestuurd.
De heer Janssen vroeg wanneer bij de IND besloten is dat het betalen van dwangsommen bedrijfseconomisch efficiënter zou zijn dan de boel op orde brengen. Een dergelijk besluit is nooit genomen. De IND zag zich in 2019 geconfronteerd met een steeds groter aantal asielaanvragen dat buiten de wettelijke termijn liep. Daardoor was het niet langer mogelijk om deze zaken met voorrang af te doen. De omvang van het aantal zaken werd te groot en de planning kon hier niet langer op aangepast worden. Toen de omvang van de problematiek mij bekend werd, heb ik een onafhankelijk onderzoek aangekondigd. Dat is het onderzoek van Significant. Toen ik er in februari achter kwam dat er enorme bedragen aan dwangsommen betaald werden, heb ik een taskforce ingesteld. Het is het streven van de taskforce om de hem toebedeelde opdracht af te doen voor het einde van dit jaar.
De voorzitter:
De heer Janssen heeft nog een aanvullende vraag.
De heer Janssen (SP):
Is toen overwogen om in het kabinet duidelijk te maken dat het binnen de eigen begroting oplossen van deze problemen alleen maar zou leiden tot hogere dwangsommen en dus tot het uitgeven van geld dat beter op een andere manier gebruikt zou kunnen worden?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, er is niet op die manier over gesproken.
De heer Janssen (SP):
Dat betekent dus dat het binnen het binnen het gesloten systeem van het ministerie opgelost moest worden en dat er geen middelen waren om op dat moment een extra inzet bij de IND te regelen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De bedragen aan dwangsommen worden opgelost, betaald, binnen het ministerie met geld van het COA en de IND-reserves enzovoort. Ik kan u in tweede termijn een precies staatje geven waar het geld vandaan komt.
De heer Janssen heeft ook gevraagd of de uitgaven die nu gedaan worden aan de IND als structureel ... Dat heb ik net gezegd. Het geld wordt gevonden binnen artikel 37 van de begroting van Justitie en Veiligheid.
Erken ik dat de IND structurele problemen heeft? Bij de IND is geen sprake van een structureel probleem. Er was sprake van een vroegtijdige afschaling van het personeel in 2017 en een licht verhoogde instroom in 2018. Bovendien was er een financieringssystematiek die niet verder reikte dan de korte termijn. Er werd onvoldoende rekening gehouden met de bestaande werkvoorraad. Door die vroegtijdige afschaling ontstond er ook een probleem aan voldoende opgeleid personeel. Dat leidde tot het oplopen van de doorlooptijden bij de IND in 2018 en 2019. Er wordt nu een groter aantal beslissingen in de algemene en verlengde asielprocedure buiten de wettelijke termijn genomen. Daarmee zijn er in toenemende mate ingebrekestellingen en beroepen bij niet tijdig beslissen en die leiden tot dwangsommen. Daarom heb ik de tasforce ingesteld.
Dan had mevrouw Stienen nog een vraag rond de beslistermijn die met zes maanden verlengd is met het oog op covid. Wanneer brengt de staatssecretaris die beslistermijn weer terug? En wat betekent deze beslissing voor de zaken waar de beslistermijn van zes maanden al was bereikt? De verlenging met zes maanden geldt voor een afgebakende periode en daarmee ook voor een afgebakende groep. Het is derhalve niet nodig om met een besluit in de Staatscourant deze verlenging stop te zetten. De verlenging van de wettelijke beslistermijn voor asielzaken is ingegaan op het moment van de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire en dat was op 20 mei jongstleden. Dat is gedaan naar aanleiding van wat de Europese Commissie ons vanwege COVID-19 heeft aangereikt, en niet alleen Nederland maar alle lidstaten.
De verlenging van de beslistermijn geldt alleen voor die zaken waarvan op het moment van inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire, namelijk 20 mei jongstleden, de wettelijke beslistermijn nog niet is verstreken. Dus de zaken waar de beslistermijn van zes maanden al op 20 mei was verstreken, vallen hier niet onder. De aanvragen die na 20 mei zijn ingediend, vallen hier ook niet onder. Daarvoor geldt de normale beslistermijn van zes maanden, dus geen verlenging.
De heer Jansen vroeg nog of ik kort uiteen wil zetten hoe ik uitvoering geef aan de rapporten van KPMG en Significant.
De voorzitter:
Mevrouw Stienen heeft nog een aanvullende vraag.
Mevrouw Stienen (D66):
Ter verduidelijking, voorzitter. Kan de staatssecretaris ons ook vertellen tot wanneer deze verlenging, die onder Europese regelgeving is genomen, dan voortduurt?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
2 november aanstaande, voorzitter.
Mevrouw Stienen (D66):
Oké. Dank u wel.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Stienen vroeg in hoeveel zaken er echt achterstand is opgelopen, in hoeveel zaken er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn enzovoort. In hoeveel zaken is de IND in gebreke gesteld? Er werd eerder gesproken over circa 800 zaken ... Nee, over 8.900 zaken. Daarna werd het 1.500 zaken en toen 40.000 zaken. Nee, 14.000 zaken! We zijn in de war. Om hoeveel zaken gaat het? Ik hoop dat ik het zo goed heb begrepen, voorzitter.
De achterstand in zaken is ruim 14.000. Deze zaken zijn toebedeeld aan de taskforce en het is het streven dat de taskforce deze zaken eind van dit jaar heeft afgedaan. Dat heb ik zojuist al uitgelegd. In 2019 en 2020 is de IND ruim 8.000 keer in gebreke gesteld. En voor die ingebrekestelling staat een dwangsom van €1.425. Dat is een vast bedrag. Er staan op dit moment ongeveer 1.500 zaken open waarin de rechter het beroep niet tijdig beslissen gegrond heeft verklaard, maar waarin in de IND niet binnen de door de rechter opgelegde termijn heeft beslist. Dat is €100 per dag enzovoort. In die zaken bedraagt de door de rechter opgelegde dwangsom vaak €100 per dag per zaak. Bij deze aantallen komt er op dit moment per week circa 1 miljoen euro bij aan te betalen dwangsommen en dat is 7 dagen maal €100 maal 1.500 zaken is €1.000.050 per week.
Ik kom nu op de vraag over de financiële dekking. Een antwoord op die vraag heb ik zojuist ook toegezegd. De financiële dekking voor de dwangsommen valt binnen artikel 37 van de begroting van Justitie en Veiligheid. De afrekening Nidos 2019 voor dwangsommen bedraagt €2.510.000 en de afrekening COA 2019 €1.396.000. Het eigen vermogen COA €22.794.000, het eigen vermogen IND €26.500.000, dekking dwangsommen asielreserve €12.200.000. Dat geeft een totaal van €65.400.000.
Mevrouw Huizinga vroeg of het klopt dat de tijdelijke wet eindigt na een jaar plus de doorlooptijd van het definitieve wetsvoorstel. Het klopt dat het na een jaar eindigt. Als tijdig een voorstel voor de definitieve wet wordt ingediend, blijft de tijdelijke wet van toepassing om de parlementaire behandeling van de definitieve wet mogelijk te maken. En ik ga tijdig een voorstel doen, want ik heb al meerdere keren gezegd dat ik dat voortvarend aanpak. Ik hoop daarom begin november de wet bij de Tweede Kamer in te kunnen dienen. Ik kan u verzekeren dat het niet aan mij zal liggen en ook niet aan degene die misschien op deze plaats zal staan — het zal dus niet aan het kabinet liggen — dat er vertraging optreedt. Het is dan in handen van het parlement.
De voorzitter:
Staatssecretaris, ik kijk even naar de tijd. Hoelang denkt u nog nodig te hebben?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben er praktisch doorheen, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Vos had nog de vraag of er iets is om het leed van de wachtenden te verzachten, bijvoorbeeld relevante cursussen die de regering ook geld kosten en die daarom ook een prikkel kunnen zijn om tijdig te beslissen. Zoals ik heb aangegeven zal ik bij de definitieve wet ook aandacht besteden aan prikkels die in de plaats komen van een dwangsom. Inderdaad zijn er in het verleden al meer mogelijkheden gekomen voor Nederlandse les voor kansrijke asielzoekers. Ik dank mevrouw Vos dan ook voor die suggestie, want dat is een positieve suggestie, maar ik wil daar bij de tijdelijke wet niet op vooruitlopen.
Mevrouw Vos (PvdA):
Het ging mij niet om de tijdelijke wet. Het zou mooi zijn als daar in de tijdelijke wet ook wat over staat, maar dat staat er volgens mij los van. In de Tweede Kamer is daarover een motie ingediend door de D66-fractie en aangenomen. Het gaat om cursussen nú. Mijn vraag had juist een relatie met de wet die nu voorligt, om vanaf nu — even los van prikkels en dergelijke — de wachttijd van asielzoekers nuttig te besteden door gelijk cursussen aan te bieden. Daar gaat het om, en niet over de wet waar u nog mee gaat komen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank voor deze verduidelijking van mevrouw Vos. We zijn druk bezig met het programma flexibele asielketen, juist om te proberen zo veel mogelijk kansrijke asielzoekers, als het enigszins kan, al te plaatsen in de regio waar ze daarna gevestigd kunnen gaan worden — het zijn immers kansrijke asielzoekers — en ze ook taallessen en andere mogelijkheden te bieden, om hen vast de stappen te vergemakkelijken om daarna te integreren in de maatschappij.
Mevrouw Vos (PvdA):
Dat snap ik, maar het punt is — en volgens mij is dat ook de hele oorzaak van alle vertragingen en de problemen die de IND heeft — dat het moeilijk is om vast te stellen wie kansrijk is en wie niet. Uit het onderzoek van onder andere VluchtelingenWerk blijkt dat het wachten en het niet weten hoelang je moet blijven wachten ook voor de niet kansrijke asielzoekers zo fnuikend is. De vraag is of je, zelfs al voordat je weet wie kansrijk en wie niet kansrijk is, toch die tijd nuttig kan besteden. Aan een cursus Engels of een cursus programmeren heb je ook wat als je teruggestuurd wordt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp het punt heel goed. Ik hoop dat ik mevrouw Vos tevreden kan stellen door te zeggen: we hopen nu — en dan kom ik nog een keer met die 14.000 — aan het eind van het jaar die 14.000 afgehandeld te hebben. Dat is heel belangrijk. Vervolgens ben ik er ook mee bezig — en daar wordt hard aan gewerkt — dat iedereen die vanaf 1 april is ingestroomd, de termijn van zes maanden heeft voor de besluitvorming, zodat iedereen zo snel mogelijk weet of men de mogelijkheid heeft om in Nederland te blijven of dat men weg moet. Lang wachten en maar niks kunnen doen: nee, als de IND zo snel mogelijk beslist volgens de regels die daarvoor zijn, dan kunnen we er heel snel voor zorgen dat de kansrijken aan de slag kunnen en dat degenen die te horen hebben gekregen dat ze niet in Nederland kunnen blijven, teruggaan naar het land van herkomst.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, derde en laatste.
Mevrouw Vos (PvdA):
Datgene wat we vandaag bespreken — dat heeft ook de collega van de SP en collega Karimi goed gezegd — is nu juist dat het allemaal zolang duurt. We halen dus nu een prikkel weg, waarvan we het niet eens zijn of die nu wel of niet heeft gewerkt en of de IND wel of niet op orde is. Het gaat mij even om dat andere. Het gaat er even om, hoe het is vanuit de positie van de asielzoeker, los van wat er allemaal gaat gebeuren met de IND, dat we die tijd nuttig gebruiken en dat we ook, los van wat we hier verder bespreken, mensen een cursus gaan aanbieden, zodat ze hun tijd niet doelloos hoeven te zitten verdoen met wachten.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben dan toch niet helemaal duidelijk geweest. Nogmaals, met die voorraad van 14.000 hoop ik over een aantal maanden of aan het eind van het jaar klaar te zijn, dat het opgelost is. Dat wil ik even buiten haken zetten. Maar degenen die vanaf 1 april binnen zijn gekomen, krijgen zo snel mogelijk te horen of het ja is of nee, als ik het heel simpeltjes mag zeggen. Zodra het antwoord ja is, wordt er heel hard gewerkt aan cursussen, aan taal, aan van alles. Degenen die nee te horen hebben gekregen, wordt zo snel mogelijk gemeld dat zij terug moeten naar het land van herkomst enzovoort. Op dat moment is een taalcursus dus niet zinvol. We proberen het snel binnen de termijn te doen en op die manier iedereen zo snel mogelijk helderheid te geven, zodat — daar geef ik mevrouw Vos volledig gelijk — ze niet eindeloos hoeven te wachten: wanneer hoor ik wat, wanneer gaat er wat gebeuren en ik kan maar niks doen. Nee, als het goed is, weet je binnen de termijn van zes maanden waar je aan toe bent.
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij thans toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer en geef ik het woord aan mevrouw Karimi ...
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik had een vraag ...
De voorzitter:
Alleen een aanvullende vraag, want uw reactie hoort in uw tweede termijn thuis.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik had een vraag gesteld of het voor burgers mogelijk is om de wet te toetsen aan het EVRM. Ik bedoel of dat bij een civiele rechter gevraagd kan worden voor een verklaring voor recht.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik denk dat ik die vraag toch in de tweede termijn zal beantwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik moet zeggen dat op een gegeven moment echt moeilijk te volgen was wat eigenlijk de oorzaak van het probleem is. Op een gegeven moment schetste de staatssecretaris een beeld waardoor je dacht dat eigenlijk alle problemen bij de IND veroorzaakt zijn door dwangsommen, maar volgens mij is dat niet zo. Dat is mijn eerste constatering.
De tweede is de mantra die de staatssecretaris in de beantwoording constant gebruikte: dwangsommen, het werkt niet, het is niet effectief en daarom moet het afgeschaft worden.
Bij de beantwoording van de vraag die ik had gesteld waarom er in 2018 geen alarmbellen zijn afgegaan, hoorde ik de staatssecretaris zeggen: omdat in 2018 de dwangsommen nog geen aanleiding gaven om te denken dat het om grote bedragen zou gaan. Pas bij de afronding van 2019 zag men welke grote bedragen het waren. De conclusie die ik trek — ik zou graag een reactie van de staatssecretaris krijgen — is dat er eigenlijk geen indicator was, geen andere manier om vast te stellen dat de doorlooptijden lang waren. Als die hoge bedragen van dwangsommen niet als een groot probleem geconstateerd waren, zou de staatssecretaris waarschijnlijk nog steeds niet vastgesteld hebben dat de doorlooptijden te lang zijn. Dat betekent dat de dwangsommen eigenlijk de indicator zijn geweest om de lange doorlooptijden te constateren. Buitengewoon effectief, zou ik willen zeggen.
Die constatering is belangrijk omdat de vraag is of het afschaffen van dwangsommen, zeker zoals de staatssecretaris beoogt in een definitief wetsvoorstel voor de hele Vreemdelingenwet, discriminerend is, ja of nee. Daarover verschillen we natuurlijk van mening. Ik vind dat de onderbouwing niet klopt. U zegt dat het niet effectief is geweest en dat het niet werkt, maar dat kunt u niet onderbouwen. Hetzelfde kan ook gelden voor andere sectoren, dus niet alleen voor deze sector. Op het moment dat het alleen voor deze sector wordt afgeschaft en niet voor andere sectoren, maakt u een verschil. Feitelijk maakt u een verschil tussen mensen die wel de Nederlandse nationaliteit hebben en mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Adriaansens.
Mevrouw Adriaansens i (VVD):
Mevrouw Karimi, u vertelde een lang verhaal ...
De voorzitter:
Nee, via de voorzitter.
Mevrouw Adriaansens (VVD):
Dank u wel. Het is al wat later hè, voorzitter. Ik zou aan mevrouw Karimi de open vraag willen stellen of zij zich kan voorstellen dat er ook andere indicatoren zijn dan de dwangsom om in de gaten te houden wat de duur van de doorlooptijd is.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik kan me dat zeker voorstellen. In een organisatie die op orde is, kan je heel goed indicatoren formuleren op basis waarvan je kan volgen wat er in je organisatie gebeurt. Maar in het onderzoek van Significant hebben wij gezien dat de IND geen zicht heeft op de productiviteit per medewerker, per locatie, op de doorlooptijden voor verschillende categorieën. Daar zijn heel veel problemen. De enige indicator die gewerkt heeft bij de IND, is de dwangsom.
De voorzitter:
Mevrouw Adriaansens, tweede vraag.
Mevrouw Adriaansens (VVD):
De tweede vraag ligt in het verlengde daarvan. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat naar alle verwachting met het inzetten van de taskforce de achterstanden zijn weggewerkt aan het eind van het jaar. Heeft mevrouw Karimi er dan vertrouwen in dat we de goede aanpak te pakken hebben?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat is een hele goede vraag, omdat ik daarmee een brug kan slaan naar mijn volgende punt, namelijk de toegevoegde waarde van dit wetsvoorstel. Als de maatregelen gaan werken — ik hoop van harte dat ze gaan werken — als de taskforce aan de slag gaat en ook de rest van de aanvragen allemaal tijdig behandeld wordt, dan is de vraag waarom je deze wet eigenlijk nodig hebt.
De voorzitter:
Mevrouw Adriaansens, derde en laatste.
Mevrouw Adriaansens (VVD):
Dan mijn derde en laatste vraag. Mevrouw Karimi zegt veelvuldig dat er sprake zou kunnen zijn van discriminatie. Discriminatie is volgens mij: gelijke mensen ongelijk behandelen. Dat is verboden. Je moet ook kijken naar de rechtvaardigingsgrond. Volgens mij hebben wij niet zozeer een discussie over discriminatie maar over of wij de rechtvaardigingsgrond respecteren. Bent u dat met mij eens, vraag ik mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat klopt. Dat was in 2006 ook de discussie. Kun je in principe verschil maken? Ja, dat kan je maken. De Vreemdelingenwet op zich behandelt de vreemdeling eigenlijk anders dan de Nederlanders. Het punt is inderdaad: word je in gelijke situaties gelijk of ongelijk behandeld? Het bestuursrecht zou moeten gelden voor allen die in Nederland verblijven. Dan moet het geen verschil maken of je de Nederlandse nationaliteit hebt of vreemdeling bent.
De heer Van Hattem i (PVV):
Mevrouw Karimi gooit het nu allemaal op discriminatie, maar het gaat om gelijke gevallen gelijk behandelen. Iemand die hier als vreemdeling komt om asiel aan te vragen, heeft een heel andere positie dan iemand die een Nederlands staatsburger is, waar ook bepaalde rechten en plichten aan verbonden zijn.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Hattem (PVV):
Ziet u dan ook dat Nederlanders worden gediscrimineerd ten opzichte van asielzoekers, waar asielzoekers bijvoorbeeld gratis gezondheidszorg krijgen en Nederlanders niet?
De voorzitter:
Ik stel voor dat we een beetje bij het wetsvoorstel blijven.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Nee, dat zie ik niet.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan zou mevrouw Karimi dus een heel selectief beeld hebben van wanneer er wel sprake zou zijn van discriminatie en wanneer niet. Dus Nederlanders worden in uw ogen niet gediscrimineerd en alleen als vreemdelingen worden benadeeld, is er sprake van discriminatie. Het is dus meten met twee maten, wat mevrouw Karimi doet.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, vervolgt u uw betoog als u wilt. Laten we terugkeren naar het wetsvoorstel.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Omdat er in de Vreemdelingenwet beslistermijnen zijn opgenomen, moet de overheid deze beslistermijnen ook respecteren. Op het moment dat voor andere wetten ook geldt dat je beslistermijnen moet respecteren en er dwangsommen gelden als je dat niet doet, zou dat ook hier moeten gelden.
Dan het punt van de toegevoegde waarde van deze tijdelijke wet, die echt niet tijdelijk is, zoals ik net in het interruptiedebat betoogde. De vraag is ook waarom u, als u echt dat probleem ziet dat u dit nodig heeft om de zaak op orde te brengen, dan niet heeft gekozen voor een echt tijdelijke wet waarin alleen die opschorting van de dwangsommen plaatsvindt en waarin niet een koppeling wordt gemaakt met een definitieve wet. Dat is eerder ook door collega's aan de orde gesteld.
Voorzitter. Alles bij elkaar moet ik zeggen dat ik de fractie van GroenLinks zal adviseren tegen dit wetsvoorstel te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan mevrouw Vos namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden, al moet ik zeggen dat ze op een aantal terreinen onbevredigend zijn. U bent op twee van mijn vragen niet ingegaan. Net als de collega van de SP en andere collega's heb ik gevraagd of er nu een idee, een begin van een idee, is over wat dan wél een passende prikkel is en, zo ja, of daar dan een gedragswetenschappelijke onderbouwing voor is. Als de staatssecretaris zegt dat er over drie maanden een fantastische wet komt met een passende prikkel, maar als er niet eens een poging is gedaan om daar een antwoord op te geven — wat en in welke richting dan? — heeft mijn fractie enige zorgen. Ik zou dus graag van de staatssecretaris enkele sleutelwoorden of kernwoorden horen over waar die prikkel dan heen gaat en waar we dan aan moeten denken. Als er nog geen idee is, dan mag de staatssecretaris dat ook zeggen, maar dan weten we dat tenminste. Dan hebben we een paar maanden om daarover na te denken.
Ik had ook gevraagd wat andere lidstaten eigenlijk doen als ze de termijn niet halen. Dat was mijn laatste vraag over hoe zij omgaan met artikel 31 van de Procedurerichtlijn. Wat die wachttijden van asielzoekers betreft: het gaat mij er juist om dat de motie van D66 in de Tweede Kamer redelijk beperkt werd uitgelegd. Dat zei u net ook in uw beantwoording: het gaat alleen over kansrijke asielzoekers. Het probleem is nu juist dat we aan het begin niet weten wie kansrijk of niet kansrijk is en dat daar ook de overload van de IND vandaan komt. Als we ons verplaatsen in de asielzoeker die daar zit te wachten en te wachten en niet eens weet hoelang hij moet wachten ... Die vreselijke periode, waarin je je kostbare tijd als mens eigenlijk moet vermorsen, gun je niemand. Daar was mijn verzoek ook op gericht: laten we dan zorgen dat die mensen iets te doen hebben en een cursus krijgen, of dat nu Engels is of, als ze denken dat ze kansrijk zijn, Nederlands. Ook binnen de ICT zijn er behoorlijk veel cursussen op terreinen waar een grote noodzaak van expertise is, of dat nu om programmeren gaat of gewoon om troubleshooten of algoritmes. Er is genoeg te doen. Vandaar ook de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Vos en Karimi wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat asielzoekers gebaat zijn bij opleidingen, of ze nu in Nederland mogen blijven of teruggaan naar het land van herkomst;
overwegende dat cursussen in de Engelse of Nederlandse taal en ICT altijd nuttig zijn;
verzoekt de regering om binnen een maand na het asielverzoek de asielzoeker cursussen aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter D (35476).
Mevrouw Vos (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank. "There are no American tanks in Bagdad". Ik hoor het Mohammed Saïd al-Sahaf nog zeggen op tv, terwijl de tanks zo'n beetje achter hem langs reden. En er is geen structureel probleem bij de IND. Ik kom hier aan het eind nog op terug.
Ik heb bij interruptie geen antwoord gekregen op de vraag aan de staatssecretaris waarom de staatssecretaris en het kabinet het zich zo moeilijk gemaakt hebben door niet te kiezen voor een enkelvoudig wetsontwerp dat niet meteen voortborduurt op beleid daarna. Want de staatssecretaris maakt beleid voor na dit wetsontwerp, terwijl ze concreet een probleem moet oplossen. Dat probeert ze in één te doen. Volgens mij was alles veel simpeler geweest als er gewoon een enkelvoudig voorstel was gekomen: dit loopt uit de hand; ik heb een jaar nodig om het op te lossen; geef mij de tijd en dan zijn aan het eind die zaken weg; volgend jaar is het op orde en dan kunnen we door, dan kunnen we weer verder.
Want het mantra van de staatssecretaris dat dwangsommen niet werken bij asielaanvragen wordt in ieder geval niet gedeeld door de Raad van State. En laat dat nou net degene zijn die straks weer moet gaan adviseren over het nieuwe wetsvoorstel. Daarmee begeeft de staatssecretaris zich op juridisch dun ijs, met een wak in het vooruitzicht.
Voorzitter. Er is een begroting van 64 miljoen. De staatssecretaris heeft het allemaal uitgesplitst en voorgelezen. Dat klinkt veel, maar als oud-gedeputeerde die verantwoordelijk was voor de jeugdzorg voor de decentralisatie, geeft mij dit toch het gevoel: dit klinkt als heel veel geld, maar als je 64 miljoen krijgt en je er 75 nodig hebt, kom je 11 miljoen tekort. Dat is wel een probleem. Het getal op zich zegt mij dus niet zo veel. Het is de vraag of het voldoende is.
Voorzitter. Wij hebben sowieso zorgen. Ik noemde net al even de Raad van State, die zegt de mening niet te delen dat een dwangsom niet zou kunnen werken. Die zegt namelijk: die zou prima kunnen werken bij een op orde zijnde IND. We hebben sowieso breed zorgen over het opzij zetten van adviezen van de Raad van State. Dat is bij dit wetsvoorstel ook wel weer heel pijnlijk.
Voorzitter. Laat ik afsluiten door even terug te gaan naar: geen structureel probleem. De staatssecretaris zei zelf dat er te snel is afgeschaald in 2016 en 2017 en met de kennis van nu et cetera. Als er dan geen structureel probleem is, zal ik eindigen met de vaststelling dat er in ieder geval vanaf 2016 een structureel gebrek aan inzicht en anticiperend vermogen was om de problemen die er zouden komen, vooruit te zien. En volgens mij is regeren nog steeds vooruitzien. Of dat gebrek aan inzicht bij de IND lag of bij het kabinet, laat ik hier maar in het midden. Maar alles afwegend: nu er geen eenduidig wetsvoorstel is, maar voortgeborduurd wordt zonder enig inzicht in wat het vervolg concreet zou moeten worden, kan ik niet anders dan mijn fractie adviseren om tegen dit wetsvoorstel te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. En dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Ik had nog twee onbeantwoorde vragen. Ik heb in de eerste termijn nog gevraagd naar de inzet van IND-medewerkers in het buitenland. In hoeverre zou het niet veel effectiever zijn om die in Nederland in te zetten om hier de tekorten weg te werken? En waarom is er druk vanuit de Europeesrechtelijke verplichtingen, terwijl uit de schriftelijke beantwoording evengoed blijkt dat er totaal geen beeld is van hoe dit in andere EU-lidstaten wordt afgedwongen? Wij lopen hier in Nederland nu heel hard om dwangsommen uit te betalen en om maatregelen te nemen, maar andere EU-landen hebben het blijkbaar anders of niet geregeld. Vanwaar dus die harde Europeesrechtelijke verplichtingen? Wordt dit überhaupt wel vanuit de EU gehandhaafd?
Voorzitter. Dan heb ik nog twee aanvullende vragen. Ik hoorde de staatssecretaris in eerste termijn zeggen dat er sprake was van 70 miljoen euro. Later hoorde ik dat het totaal aan dwangsommen iets van 65 miljoen euro zou gaan kosten. Maar in de memorie van toelichting, die gedateerd was op 2 juni, werd nog gesproken over 30 tot 40 miljoen euro. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe kan het dat er in zo'n korte tijd opeens zulke grote verschillen in zitten, waar zijn die op gebaseerd? En ja, hoe kan het dat er zo veel verschil tussen beide bedragen zit?
Dan nog een vraag over wat in de nota naar aanleiding van het verslag op pagina 19 staat. Daar staat: "De IND probeert zaken waar nog een dwangsom loopt, versneld af te doen". Dan zou ik de staatssecretaris toch heel nadrukkelijk willen vragen: kan de staatssecretaris uitsluiten dat vanwege versnelde afdoening makkelijker vergunningen zijn of worden verleend aan asielzoekers? Dat moeten we echt uitgesloten zien te krijgen.
Voorzitter, tot zover in tweede termijn. En de PVV-fractie zal vóór dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan mevrouw Stienen namens de fractie van D66.
Mevrouw Stienen i (D66):
Voorzitter. Namens de D66-fractie dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Wij vinden alleen dat nog niet alles is opgehelderd. Aan de ene kant kunnen wij ons alles voorstellen bij de lastige situatie waarin de IND nu zit. Hoe werk je zo snel en zo zorgvuldig mogelijk alle achterstanden weg in een tijd van herstructurering van alle problemen bij de IND? We hopen dat alle maatregelen en verbetertrajecten inderdaad zullen leiden tot een stabiel IND, waardoor er zo spoedig mogelijk weer tijdige beslissingen kunnen worden genomen op asielverzoeken.
Deze achterstanden zijn naar de mening van mijn fractie vooral te wijten aan bezuinigingen, gebrek aan besliscapaciteit et cetera bij de IND, zoals we dat ook hebben gezien in de twee verschillende rapporten, en niet in de eerste plaats aan de dwangsommen. Mijn fractie ziet wel dat de toenemende druk rondom de dwangsommen de lastige situatie van de IND op dit moment vergroot, dus op zich kunnen we ons iets voorstellen bij de tijdelijke opschorting van die dwangsommen. Alleen, mijn fractie vindt het moeilijk dat deze opschorting ook leidt tot het tijdelijk afschaffen van het beroep op de bestuursrechter voor asielzoekers bij het uitblijven van een tijdige beslissing in hun zaak.
Ten slotte heeft de regering niet inzichtelijker gemaakt wat de gevolgen zijn van een voorstel dat de tijdelijkheid vervangt voor een permanente regeling, omdat er diverse varianten mogelijk zijn bij de behandeling en de uitkomst van een dergelijk wetgevingstraject.
Voorzitter. Ik zal de eindafweging met de andere leden van mijn fractie morgen bespreken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. Dan is ten slotte in deze termijn het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa van de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris hartelijk bedanken voor het beantwoorden van de vragen. Ik laat het bij een enkele constatering. Het uitgangspunt van de staatssecretaris is: de dwangsom werkt niet, want —zegt de staatssecretaris — anders hadden de dwangsommen niet zo'n enorme vlucht genomen; dat is het bewijs dat de dwangsom niet werkt. Ten eerste heb ik in eerste termijn al gezegd dat mijn fractie er anders naar kijkt. Mijn fractie denkt dat er andere redenen zijn waardoor die dwangsommen zo zijn opgelopen, namelijk onvermogen bij de IND om op tijd te beslissen door allerhande oorzaken.
Dit debat heeft die tegenstelling tussen de staatssecretaris en mijn fractie niet kunnen oplossen. Desondanks heb ik in eerste termijn al gezegd dat mijn fractie de tijdelijke wet om die dwangsommen op te schorten, zal steunen, om de staatssecretaris de tijd te geven om orde op zaken te stellen bij de IND.
De staatssecretaris heeft toegezegd dat zij de implementatie van de verbeterplannen naar de Kamers zal sturen. Mijn vraag is of de staatssecretaris de Kamer ook periodiek wil informeren over hoe het ermee staat en hoe het vordert met de IND.
Daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga. Wenst een van de leden nog het woord in tweede termijn? Dat is niet het geval. Staatssecretaris, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Staatssecretaris Broekers-Knol i:
Voorzitter, dank. En dank aan de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Mevrouw Karimi heeft naar voren gebracht dat ik een mantra heb gehouden, namelijk almaar: de dwangsommen zijn niet effectief. Het was niet bedoeld als mantra, maar daar komt het wel op neer.
Mevrouw Karimi heeft ook gezegd dat er kennelijk geen indicator was dat de doorlooptijden lang waren. Wat is er dan gebeurd? Toch was er wel duidelijkheid over. Want bij de Voorjaarsnota 2019 is geconstateerd ... Toen was mijn voorganger nog op deze functie aanwezig. Toen heeft de Tweede Kamer ervoor gezorgd dat er meer geld is gekomen voor de IND en dat de financiering van de IND stabieler is geworden. Die financiering fluctueerde namelijk heel erg. Toen werd geconstateerd dat er gewerkt moest worden aan de doorlooptijden, dat die doorlooptijden niet goed waren en dat dit met dat extra geld opgelost zou kunnen worden. In november bleek echter dat er toch wat geld aan dwangsommen verschuldigd was. Dat heb ik verteld. Dat bleek in februari tot onwaarschijnlijke hoogtes gestegen te zijn. Dus om te zeggen dat er geen indicator was dat de doorlooptijden lang waren ... Die indicator was er. Dat heeft ertoe geleid dat de Tweede Kamer gezorgd heeft voor een stabielere financiering, ook dankzij een motie in de Tweede Kamer van een partijgenoot van mevrouw Karimi, de heer Van Ojik, samen met de heer Jasper van Dijk.
Dan heeft mevrouw Karimi ook nog opgemerkt dat ik niet goed onderbouwd heb dat dwangsommen niet werken. Ze zei dat het discriminatie is, omdat ze alleen worden afgeschaft bij asiel en niet bij andere onderwerpen. Ik denk dat ik in eerste termijn al voldoende — althans, ik heb dat met kracht geprobeerd — heb aangegeven dat er geen sprake is van discriminatie. Wat aan de orde is, is dat de bedragen voor de dwangsommen bij de IND dusdanig groot zijn, enorm opgelopen zijn. We praten over enorme bedragen. Dat is uitzonderlijk. Er is geen enkele situatie bij de overheid denkbaar waar dergelijke bedragen aan de orde zijn. De kwestie is niet dat het om de vreemdeling, om asiel, gaat, en dat er sprake is van discriminatie. Het gaat erom dat het middel van de dwangsom, om ervoor te zorgen dat de overheid sneller en tijdig beslist, niet heeft gewerkt. We zitten met die enorme achterstand in de doorlooptijden. Die is niet voor niks ontstaan. Als de dwangsommen inderdaad effectief geweest waren, met alle problemen van de IND, hadden we nu nooit met 14.000 zaken gezeten. Daar zijn grote problemen mee, omdat ze grotendeels in de dwangsommen zijn gelopen. Het heeft gewoon niet gewerkt.
Mevrouw Karimi heeft ook gevraagd: de taskforce gaat aan de slag, dus waarom heb je dan nog deze wet nodig? Deze wet hebben we nodig, omdat ik van mening ben dat dwangsommen in het asieldomein niet werken. Als er morgen aan de dag een enorm grote toevloed is van asielzoekers ... Dat zou zomaar kunnen als de buitengrenzen van de Europese Unie weer volledig opengaan, net als de binnengrenzen. Die zijn inmiddels open. De hoeveelheid asielzoekers is toegenomen, is verdubbeld sinds april, maar heeft nog niet de hoogte van voor maart bereikt. Als dat gebeurt, kunnen we het niet aan. Dan werken dwangsommen absoluut niet om het voor elkaar te krijgen. Dus in dat domein werken de dwangsommen niet. Anderen hebben er ook iets over gezegd. Daarvoor geldt precies hetzelfde antwoord.
Mevrouw Karimi had ook nog van mij een antwoord tegoed over de verklaring voor recht. Kan de burger aan de rechter de vraag voorleggen of de wet al dan niet in strijd is met het EVRM, en krijgt hij een verklaring voor recht? Zowel de civiele rechter als de bestuursrechter kan bij de beoordeling van zaken de wet toetsen aan een ieder verbindend belang uit verdragen. Hij zal daar dan in zijn vonnis of uitspraak een oordeel over geven. In die zin is er dan een verklaring voor recht.
Mevrouw Vos zei dat ik de vragen over de prikkel nog niet heb beantwoord. Dat klopt. Ik had dat pakketje nog ergens onderop liggen. Met name gaat het mevrouw Vos erom dat er een gedragswetenschappelijke onderbouwing komt voor welke prikkel dan ook. Wat ook de prikkel moge zijn: het gaat haar om de gedragswetenschappelijke onderbouwing. Het gaat erom dat een overheidslichaam een prikkel moet krijgen om tijdig te beslissen. In hoeverre daaraan een gedragswetenschappelijke onderbouwing ten grondslag moet liggen, kan ik niet helemaal beoordelen, maar het gaat erom dat het overheidsorgaan tijdig beslist. Tijdig beslissen betekent inderdaad dat je — dat zou alvast een onderdeel ervan kunnen zijn — maandelijks moet laten zien of de overheid op tijd is met de aanvragen die zijn ingediend en dergelijke. Op die manier kun je laten zien dat de overheid niet voldoet aan de plicht die ze heeft en dat er dus gepresteerd moet worden. Dit is slechts een voorbeeld, maar dat is mijn antwoord op de vraag van mevrouw Vos.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Ik merk dat de staatssecretaris nogal aanslaat op het woord "gedragswetenschappelijk". Het gaat mij, en volgens mij de collega's ook, erom of er überhaupt een idee is over wat voor prikkel het zou moeten zijn. Ik vind het fijn als dingen dan ook nog een beetje onderzocht zijn, maar de hoofdvraag is: is er een idee over de prikkel?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Vos zal het misschien jammer vinden dat ik helaas moet zeggen, maar we zijn druk bezig om dat uit te werken. We willen werken aan een effectieve prikkel. Ik vraag aan de Kamer om me nog even de tijd te geven om die prikkel uit te werken en me voldoende ruimte te geven bij die uitwerking. Daarom wil ik er niet nu op vooruitlopen. Ik zou het persoonlijk in ieder geval als een prikkel zien — dat is een onderdeel van veel meer — om iedere maand te laten zien hoeveel aanvragen zijn binnengekomen en wat de vorderingen zijn van die aanvragen. Dan wordt iedere keer helder waar we staan.
Mevrouw Vos (PvdA):
Bij mij thuis werkt dat niet hoor, bij de afwasmachine: elke maand laten zien dat het weer buiten staat. Ik constateer dus dat de regering geen idee heeft wat die prikkel zou moeten zijn.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Die constatering moet ik echt wegleggen, want die is niet juist.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Is de staatssecretaris met de heer Pechtold eens dat er op drie niveaus prikkels moeten zijn? Het ene is op organisatieniveau. Die moet namelijk op orde zijn. Daar bent u nu dus mee bezig. Het tweede is: via allerlei rapportages, van de Nationale ombudsman, van de Algemene Rekenkamer en van andere buitenstaanders die een oordeel uitspreken. Het derde is dat de individuele burger een instrument in handen zou moeten hebben om de organisatie aan de beslistermijnen te houden. Bent u van plan om op alle drie de niveaus met een voorstel te komen?
De voorzitter:
Mag ik vragen om in de beantwoording te focussen op het huidige wetsvoorstel? Daar gaat dit debat namelijk over.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het gaat met name om de prikkel. Ik hoop dat ik mevrouw Karimi er voldoende van overtuigd heb dat ik er keihard aan werk om de organisatie op orde te krijgen. Dat is ongelofelijk belangrijk. Daar staat of valt de hele organisatie mee. Het is dus echt heel belangrijk. Wat betreft de aard van de prikkel: het is een prikkel waardoor degene die hier in Nederland komt met een verzoek om asiel, tijdig een beslissing krijgt. Dat is het enige waar het om gaat, dat die tijdig een beslissing krijgt. Daar draait het om.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat snap ik. Daar is volgens mij iedereen het over eens. Dat is de wet. U houdt u aan de wet, zegt u. Mijn vraag wat betreft die prikkels is of de individuele asielzoeker een instrument heeft om u en de IND verantwoordelijk te kunnen houden voor een tijdige beslissing.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Als ik praat over een prikkel voor de IND om ervoor te zorgen dat een asielzoeker tijdig een beslissing krijgt, dan is dat ten bate van de asielzoeker. Ik begrijp niet helemaal wat mevrouw Karimi bedoelt met dat de asielzoeker een instrument in handen heeft. Dat hangt af van het type prikkel dat we formuleren. Het gaat erom dat de asielzoeker tijdig een beslissing krijgt, Daarvoor moet er een prikkel zijn die ervoor zorgt dat de asielzoeker die beslissing op tijd krijgt volgens de bestaande wet- en regelgeving.
De voorzitter:
Mverouw Karimi, de derde interruptie.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
De wet- en regelgeving schrijft die dwangsommen voor en die wilt u afschaffen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Binnen zes maanden.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat wilt u afschaffen. Dat is uw voornemen. Mijn vraag is of de prikkel die daarvoor in de plaats komt ook een individueel recht toekent aan de asielzoeker om de beslistermijn aan de orde te kunnen stellen en om in beroep te kunnen gaan.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Op het gevaar af dat ik weer van een mantra word beschuldigd: wij zijn heel hard aan het nadenken over de utwerking van welk soort prikkel het moet zijn. Een heel goede prikkel zou zijn om te zorgen dat de IND tijdig beslissingen neemt. Dat is ten bate van de asielzoeker. Daar gaat het om, dat de asielzoeker tijdig weet waar die aan toe is, dus of die wel of geen vergunning krijgt. Daar wordt aan gewerkt. We hopen met een goed voorstel daarvoor te komen.
Veder is gevraagd hoe andere lidstaten omgaan met beslissingen. In de Tweede Kamer heb ik op verzoek van de leden van de SGP-fractie toegezegd de komende tijd te inventariseren hoe andere lidstaten bevorderen dat tijdig wordt beslist. Dat ga ik ook betrekken bij de uitwerking van het voorstel voor de definitieve wet. Daar kunnen we namelijk van leren. Misschien zijn er fantastische ideeën die wij niet kennen en die ons enorm kunnen helpen.
Mevrouw Stienen i (D66):
Mijn fractie zou het op prijs stellen als u bij die inventarisatie ook wilt meenemen wat de tijdelijke verlenging van de beslistermijn in Nederland maar ook in andere EU-lidstaten voor gevolgen heeft gehad bij de behandeling van asielzaken. Misschien kunnen we nog van andere landen leren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan moeten we ook even kijken hoe dat precies in zijn werk is gegaan. De beslistermijn kan verlengd worden met negen maanden. In Nederland hebben we besloten tot een termijn van zes maanden, omdat ik het van belang vind dat we snel tot besluitvorming komen. Dus dan moet ik ook kijken naar waar het negen maanden, acht maanden of zeven maanden is. Ik wil mevrouw Stienen graag toezeggen dat voor zo ver mogelijk en voor zo ver het in onze macht ligt, we gaan kijken wat de verschillen zijn. We kijken wat we kunnen doen. Ik beloof dat we daar ons best voor zullen doen.
De heer Janssen heeft gevraagd: waarom heb je het toch zo moeilijk gemaakt? Ook heeft hij gevraagd of de 65 miljoen wel voldoende is. Tot nu toe is er in 2020 30 tot 40 miljoen uitgegeven aan dwangsommen. Wij verwachten dat het maximaal 65 miljoen zal zijn, dus wij denken dat dat voldoende is. Maar dat is een schatting, want we zitten met die 1 miljoen per week, zoals ik al zei.
De voorzitter:
De heer Janssen heeft nog een aanvullende vraag.
De heer Janssen i (SP):
Ja, want anders krijgen we een misverstand. Mijn vraag betrof juist iets anders. De staatssecretaris noemde volgens mij heel accuraat de begrotingsposten op die binnen de begroting vielen. Daarmee kwam zij opgeteld tot 64 miljoen. Dat ging niet over de dwangsommen. Mijn opmerking was: 64 miljoen, opgeteld voor IND, COA et cetera, klinkt veel, maar is dat voldoende? Want volgens mij was dat de opsomming die zij noemde. Dat telde op tot 64 miljoen. Dat ging niet over de dwangsommen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat is dan misschien toch een misverstand. Dat zal misschien aan mij liggen, maar die 65 miljoen noemde ik als bedrag om de 65 miljoen aan gevreesde dwangsommen te dekken. Het is niet de begroting van de IND. Die is namelijk vele, vele, vele malen groter dan dat. Het gaat om de dekking van de dwangsommen.
De heer Van Hattem heeft gevraagd hoe ze het in andere lidstaten doen. Daar heb ik net een antwoord op gegeven. Dat heb ik ook gedaan voor wat betreft die 30 tot 40 miljoen en het verschil met de 70 miljoen.
De heer Van Hattem heeft ook nog gezegd: dat versneld afdoen mag er niet voor zorgen dat we het makkelijker afdoen. Het antwoord is: dat zal ons niet gebeuren. Ik heb in het begin van mijn betoog ook gezegd dat de zorgvuldigheid vooropstaat. Die blijft vooropstaan, maar versneld afdoen is een mogelijkheid in plaats van het op de stapel te laten liggen, waar het dan eindeloos blijft liggen. De zorgvuldigheid wordt dus in acht genomen. Alle besluiten worden door de IND genomen. De gehoren worden door de IND afgenomen. Het is niet zo dat men nu denkt: o, dit papiertje zullen we maar goedkeuren. Zo werkt het niet. Dat is zeker niet het geval.
Dan kom ik bij mevrouw Huizinga. Zij zei nog iets over Significant. Ik dacht dat zij dat had opgemerkt. Als dat niet zo is, dan heb ik niks te zeggen! Het ging over de periodieke vorderingen met betrekking tot Significant: niet alleen af en toe vertellen hoe het gaat, maar ook periodiek. Ik zeg toe dat we dat zo veel mogelijk zullen gaan doen, maar u moet niet verwachten dat ik u iedere week een bericht stuur. Maar periodiek doen we dat wel, want we moeten natuurlijk laten zien hoe de vorderingen gaan. Daar ben ik van harte toe bereid, want het is gewoon belangrijk dat uw Kamer ook de vinger aan de pols kan houden voor wat betreft de vorderingen hiermee.
Dan tot slot de motie van mevrouw Vos, met letter D. Die motie gaat over het volgen van cursussen voor iedere asielzoeker, of die nu kansrijk is of niet. Zij vraagt om binnen een maand na aankomst in Nederland een cursus aan te bieden, of dat nou ICT of Nederlands of Engels is. Ik moet helaas zeggen dat ik het voorstel te algemeen vind. Voor wat betreft kansrijke asielzoekers wordt er al gekeken naar mogelijkheden om asielzoekers te koppelen aan een gemeente waar er kansen op de arbeidsmarkt liggen. Dat moet maatwerk zijn. Het kan geen harde regel zijn dat er na een maand een breed palet aan cursussen openstaat. Voor wat betreft asielzoekers die weinig kans maken, acht het kabinet het onwenselijk om na een maand te investeren in een cursus of een opleiding, want het streven is een spoedige terugkeer. Bovendien kan het standaard bieden van opleidingen en cursussen een aanzuigende werking hebben. Dat lijkt ons ook geen goed idee. Ik ontraad derhalve de motie.
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik heb nog enkele vragen die niet beantwoord zijn.
Ik had nog een vraag gesteld over de IND-medewerkers die in het buitenland worden ingezet. Hoe verhoudt zich dat tot het personeelstekort in Nederland?
Een ander punt is de Europeesrechtelijke verplichting. Het gaat namelijk niet alleen om wat andere lidstaten doen, maar ook om in hoeverre die Europeesrechtelijke verplichting echt wordt opgelegd aan Nederland. Of is het slechts een veronderstelling dat er daarvoor een Europeesrechtelijke verplichting is?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Eerst wat betreft de medewerkers in het buitenland. In het kader van het gemeenschappelijk asielbeleid in Europa met alle lidstaten wordt regelmatig gevraagd —met name in de Griekse situatie is dat ook gevraagd — om mensen ter beschikking te stellen om te helpen. In dat kader van het grotere geheel van het Europese asielbeleid helpt Nederland daarmee. Het is niet de bedoeling om die mensen terug te halen naar Nederland, want het is heel erg belangrijk dat bijvoorbeeld identificatie, registratie en het asielproces goed kunnen verlopen in Griekenland en dat daarbij van deskundigen van de IND, die daar zeer deskundig in zijn, gebruik wordt gemaakt. Ze komen ook uit andere lidstaten. Het zijn niet alleen de Nederlanders, zeker niet. Alle lidstaten leveren zo veel mogelijk bijstand om daar te helpen. Dus dat is niet een oplossing
Wat betreft de Europeesrechtelijke verplichtingen: wij zijn gebonden aan het Europees asielrecht. Dat betekent dat wij zijn gebonden aan bijvoorbeeld de Procedurerichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Terugkeerrichtlijn. Dat is Europese wet- en regelgeving.
De heer Van Hattem (PVV):
Die richtlijnen kunnen er misschien wel liggen, maar de vraag is in hoeverre Nederland niet te veel vooruit- en vooroploopt in het naleven daarvan, zeker ten opzichte van andere landen, want daarvan weten we blijkbaar niet eens wat die ermee doen.
Het tweede punt is dit. U zegt: we zetten de IND-medewerkers in het buitenland, maar ondertussen zijn hier de dwangsommen steeds verder opgelopen. Zou het in deze fase niet gewoon veel verstandiger zijn geweest om die mensen toch in Nederland in te zetten, om te voorkomend dat onze belasting betalende burgers worden geconfronteerd met het ophoesten van die hoge dwangsommen, terwijl daar in het buitenland die IND-medewerkers weliswaar samenwerken, maar ze hier in Nederland harder nodig zijn?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik denk dat ik die vraag zojuist voldoende beantwoord heb. Wat betreft de Europese regelgeving: op één punt hebben we daar in ieder geval niet aan voldaan, namelijk de doorlooptijden bij de IND. De Europese regels schrijven voor zes maanden, maar er zijn mensen die eindeloos zitten te wachten. Dus wat dat betreft zijn we iets minder heilig en vooroplopend dan de heer Van Hattem veronderstelt.
De heer Janssen (SP):
De vraag die ik bij interruptie en in tweede termijn gesteld heb, was of de staatssecretaris het zichzelf niet heel erg moeilijk gemaakt heeft door nieuw beleid te vermengen met het oplossingsgerichte wetsvoorstel waar ze nu mee gekomen is. Zij deed een aanzet tot een beantwoording met een diepe zucht en een puf en toen ging ze over naar de cijfers. Maar misschien wil ze nog even toelichten of zij de mening deelt dat het misschien eenvoudiger had gekund door met een enkelvoudig wetsvoorstel te komen, alleen op dit onderdeel, zonder vooruit te lopen op nieuw beleid, voor het afschaffen van de dwangsom bijvoorbeeld.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Janssen zijn vraag is niet helemaal duidelijk. Waar ik nu mee gekomen ben, is een tijdelijke wet om zo snel mogelijk de problematiek van de dwangsommen te kunnen indammen. Het gaat om enorme bedragen die we kwijt zijn. Tegelijkertijd heb ik gezegd: ik wil een definitieve wet om de dwangsommen af te schaffen. Daar kan de heer Janssen het niet mee eens zijn, maar dat is wel de bedoeling. Ik ben daar voortvarend mee bezig, maar ik heb er niet op willen wachten en daarom de tijdelijke wet ingediend, omdat de problemen te groot zijn. Dat is de reden waarom eerst de tijdelijke wet er is en ik vervolgens zo snel mogelijk, voortvarend, kom met de definitieve wet om de dwangsommen af te schaffen.
De heer Janssen (SP):
Maar er ligt een-op-een een koppeling, al was het maar alleen het begin en het eind. Niet zozeer het begin, als wel het eind. Er is toch een soort open einde gecreëerd dat voortborduurt op het definitieve wetsvoorstel dat nog moet komen. Mijn vraag is: zou het niet veel eenvoudiger zijn geweest om ... Het is een beetje de koe en de ...
De voorzitter:
De kip en het ei?
De heer Janssen (SP):
De staart.
De voorzitter:
De koe en de staart.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De kip en het ei!
De heer Janssen (SP):
De kop en de staart. Maar een open einde bij de staart van een koe is weer een minder aantrekkelijk vooruitzicht.
De voorzitter:
Als dit maar goed in de Handelingen komt allemaal.
De heer Janssen (SP):
Dus was het niet eenvoudiger geweest om gewoon te zeggen: "er is een begintermijn en een eindtermijn. In dat jaar gaan we de zaak op orde brengen en dan kom ik ondertussen met een ander wetsvoorstel om het beleid om dwangsommen helemaal af te schaffen op een goede manier te regelen"?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het is zo dat deze tijdelijke wet een looptijd heeft van een jaar. Als gedurende die looptijd geen definitieve wet wordt ingediend, dan vervalt de tijdelijke wet na dat jaar. Dan gaan we weer terug naar de oude situatie. Als er gedurende die periode van een jaar wél een wetsvoorstel wordt ingediend en dat wetsvoorstel vervolgens wordt ingetrokken of in een van beide Kamers der Staten-Generaal wordt afgewezen dan wel in beide Kamers wordt aangenomen, dan vervalt de tijdelijke wet ook. Ik zal de definitieve wet voortvarend indienen. Het kan zijn dat er een paar maanden zit tussen het einde van het jaar van de tijdelijke wet en de inwerkingtreding van de definitieve wet. Om dat te voorkomen is de regeling in dit wetsvoorstel getroffen zoals zij getroffen is en is niet gekozen voor een keiharde einddatum.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat we morgen aan het eind van de vergadering stemmen over het wetsvoorstel. Tevens stel ik voor dan te stemmen over de ingediende motie.
Ik schors de vergadering voor de nacht tot 7 juli 2020 9.30 uur.