Verslag van de vergadering van 28 september 2021 (2021/2022 nr. 1)
Aanvang: 13.41 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de beëdiging van de heer J.E. Soeharno (CDA).
De voorzitter:
Aan de orde is de installatie van de heer J.E. Soeharno. Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrieven van het benoemde lid der Kamer, de heer J.E. Soeharno: mevrouw Klip-Martin, voorzitter, de heer Van Hattem, lid, en mevrouw Gerkens, tevens lid.
Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van de heer J.E. Soeharno in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrieven.
Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.
Ik geef derhalve het woord aan mevrouw Klip-Martin, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de Geloofsbrieven van de heer J.E. Soeharno, tot het uitbrengen van rapport.
Mevrouw Klip-Martin (voorzitter van de commissie):
Voorzitter, dank. De commissie welke de geloofsbrieven van het benoemde lid van de Kamer de heer J.E. Soeharno heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.
Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden.
De commissie adviseert de Kamer om de heer Soeharno als lid van de Kamer toe te laten.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Klip-Martin voor het uitbrengen van haar rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen. Kan de Kamer zich hiermee verenigen? Dat is het geval.
Daartoe wordt besloten.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik verzoek de Griffier de heer Soeharno binnen te leiden. Ik verzoek alle leden te gaan staan.
(De heer Soeharno wordt binnengeleid door de Griffier.)
De voorzitter:
Dan gaan wij nu over tot het afleggen van de eed door de heer Soeharno. Ik lees allereerst het formulier voor. Ik verzoek u de volgende eed af te leggen:
"Ik zweer dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."
De heer Soeharno i (CDA):
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De voorzitter:
Ik wens u van harte geluk met uw benoeming en installatie en verzoek u de presentielijst te tekenen. Het wordt meteen zakelijk. Daarna zal ik u feliciteren. Ik verzoek de overige leden op hun plaats te blijven staan, of zitten. Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.