Verslag van de vergadering van 21 december 2021 (2021/2022 nr. 12)
Aanvang: 15.00 uur
Status: gerectificeerd
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022 (35925-VI).
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid (35925-VI): Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die ik hier van harte welkom heet.
Staatssecretaris Broekers-Knol i:
Voorzitter, dank. Het is voor mij bijzonder dat ik vandaag als bewindspersoon het woord mag voeren in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Om redenen die u allen zult begrijpen, heeft uw Kamer een speciale plek in mijn hart. Afhankelijk van het moment waarop in januari het nieuwe kabinet zal worden beëdigd, zou het zomaar kunnen zijn dat dit de laatste keer is dat ik als bewindspersoon het gesprek mag voeren met het parlement; in deze Kamer, waaraan ik zoveel mooie herinneringen koester.
Toen ik een kleine maand geleden in de Tweede Kamer het debat mocht voeren over de begroting van Justitie en Veiligheid, heb ik uitgesproken dat ik mij zorgen maak over de verharding van de tegenstelling in het debat dat over het onderwerp asiel en migratie gaat. Dit debat wordt steeds vaker gevoerd aan de hand van karikaturen van de werkelijkheid. Aan beide zijden van het politieke spectrum leven beelden die recht tegenover elkaar staan. In de beleving van de een worden we overspoeld en bedreigd door hordes kwaadwillende profiteurs. En in de beleving van de ander voert dit kabinet een inhumaan beleid om iedereen maar buiten de deur te houden.
Beide beelden zijn vertekeningen van de realiteit. Die realiteit is dat we een humaan asielbeleid voeren dat plek biedt aan degenen die onze bescherming nodig hebben, degenen die vluchten voor oorlog en geweld. Tegelijkertijd is dat humane asielbeleid effectief en daadkrachtig jegens degenen die ten onrechte een beroep doen op asiel en die Nederland dienen te verlaten.
Maar ik heb ook aangegeven in de Tweede Kamer dat ons asielsysteem onder druk staat, bijvoorbeeld van kwaadwillende regimes die migratie inzetten als geopolitiek wapen om andere landen onder druk te zetten of te ontwrichten. Belarus is daarvan het meest pregnante voorbeeld. En onder druk van een groep overlastgevers, niet zelden uit de zogeheten veilige landen, die in Europa rondtrekken en in het ene na het andere land de asielfaciliteiten misbruiken. Het antwoord op die druk moet niet zijn om dan maar het hele asielsysteem weg te gooien, bijvoorbeeld door onze grenzen te sluiten voor de buitenwereld en ons te isoleren.
Ons asielsysteem is een uiting van onze medemenselijkheid en solidariteit. Dat zijn geen uitgangspunten die je overboord gooit als het lastig wordt. Mijn antwoord is dan ook om ons op verstandige wijze te wapenen tegen die druk en het stelsel te beschermen, door overlast hard te bestrijden, zoals wij dat doen met de ketenmariniers, de Top X-aanpak, time-outplekken en de handhaving- en toezichtlocatie (htl) in Hoogeveen. We werken samen met landen binnen en buiten de Europese Unie om herkomstlanden beter te laten meewerken aan terugkeer. We zorgen voor een goed beheer van de buitengrenzen en maken gezamenlijk een vuist tegen situaties zoals bij Wit-Rusland, Belarus. In overleg met transitlanden zoals Irak is het gelukt om de route naar Belarus te stoppen. Het beschermen van het stelsel vraagt inzet en hard werken en een robuuste migratieketen die bestand is tegen de fluctuaties in aantallen asielzoekers of andere ontwikkelingen waar we slechts beperkt grip op hebben.
Ik heb de IND en de keten als geheel laten doorlichten door EY. Die doorlichting vormt een belangrijke basis voor versterking van de keten. In de keten wordt daarom hard gewerkt om de aanbevelingen van EY op te volgen. Het zijn die inspanningen, van een groot aantal organisaties en de medewerkers, die ook voor de toekomst zullen waarborgen dat we in Nederland mensen kunnen opvangen die onze bescherming nodig hebben.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat Nederland enerzijds een humaan asielbeleid wil voeren, maar dat er tegelijkertijd effectief en daadkrachtig moet worden opgetreden tegen degenen die er misbruik van maken. Die moeten het land ook effectief verlaten. Maar die twee pendanten zijn niet in balans, want we zien wel dat dat humane asielbeleid tot het uiterste wordt doorgevoerd, maar het effectief verlaten van Nederland door degenen die hier niks te zoeken hebben, voor overlast zorgen, et cetera, gebeurt in de praktijk niet of nauwelijks. Hoe kan de staatssecretaris nu deze twee steunpilaren van haar beleid gelijkwaardig tegen elkaar afzetten als een van die steunpilaren in de praktijk tot nu toe niks oplevert?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Er is inderdaad een disbalans. Dat ben ik met de heer Van Hattem eens. Ik ga nu uitleggen waarom. Bij de terugkeer zijn er wat meer hinderpalen dan voor degenen die hier asiel komen vragen. Bij asiel vragen is het zo dat iedereen die naar Nederland komt en asiel vraagt, wordt opgenomen in de asielprocedure. Naar verloop van tijd kan blijken dat betrokkene niet in aanmerking komt voor asiel en dus moet vertrekken. Maar bij het vertrek zijn er nog meer problemen. Het gaat dan met name om gedwongen vertrek. Vrijwillige terugkeer gebeurt, maar gedwongen terugkeer is wat lastiger te realiseren, zeker in de huidige tijd, sinds vorig voorjaar de covidpandemie ons allemaal teisterde, omdat in heel veel landen — héél veel landen — ter wereld negatieve PCR-testen worden gevraagd. Veel mensen die ons land moeten verlaten, nemen die test niet, weigeren om die test te doen. Dat betekent dat we die mensen niet kunnen laten terugkeren naar hun land van herkomst. Dat maakt het inderdaad op het ogenblik niet makkelijk. Maar het is wel zo — je moet daar altijd voorzichtig mee zijn, want wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht — dat het de Nederlandse Dienst Terugkeer en Vertrek nog steeds lukt om best een redelijk aantal mensen het land te doen verlaten. Daarbij zijn we nog steeds nummer vijf van de Europese Unie qua resultaten van terugkeer.
Met uw toestemming, voorzitter, ga ik nu over tot de beantwoording van verschillende vragen. Ik wil dat doen aan de hand van de volgorde van degenen die hun inbreng hebben gedaan. Allereerst mevrouw Vos, die ook namens mevrouw Karimi van GroenLinks sprak. De eerste vraag, of een van de vragen was of de staatssecretaris kon beoordelen welke fouten er door de regering zijn gemaakt. Hoe kan het volgende beleid deze voorkomen? Zoals u weet, voorzitter, mevrouw Vos en ook mevrouw Karimi, heb ik dit jaar een externe, onafhankelijke doorlichting van de asielketen laten uitvoeren door EY. Dat onderzoek heeft zich gericht zowel op de IND als op de asielketen als geheel. Op 21 mei jongstleden heb ik de door EY opgestelde rapporten aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 12 juli heb ik de Tweede Kamer een reactie gestuurd op de doorlichting, met een nadere toelichting op hoe de asielketen omgaat met de bevindingen van EY en de aangereikte handelingsperspectieven.
Ik heb die doorlichting laten doen om de keten sterker te maken en om te kunnen anticiperen op de verschillende ontwikkelingen binnen en buiten de keten. Het vervolg op de doorlichting vereist een zorgvuldige aanpak. Die krijgt de komende tijd invulling. Daartoe is onder meer een functionaris binnen de Directie Regie Migratieketen van het Directoraat-Generaal Migratie aangesteld, om de benodigde versnelling te geven aan de opvolging en de implementatie van de aanbevelingen. Het is mijn opzet om die opdracht gefaseerd aan te pakken, waarbij ik zo veel mogelijk aansluit bij de fasering die in de rapporten van EY is opgenomen. Ik denk dat die doorlichting en de acties die in gang zijn gezet, voldoende houvast en perspectief bieden om tot een sterke migratie te komen en de uitdagingen het hoofd bieden. Ik zal de Tweede Kamer op de reguliere verantwoordingsmomenten informeren over de voortgang daarvan.
Mevrouw Vos i (PvdA):
De staatssecretaris heeft inderdaad die externe doorlichting laten doen. Dat is goed. Maar in mijn herinnering had EY ook geadviseerd om de financiering van COA en IND stabiel te houden. Misschien komt u daar nog op terug, maar ik ben benieuwd wat u met dat advies doet.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De stabiele financiering van COA en IND is een belangrijk punt. We hebben ook in de begroting aangegeven dat we daarnaartoe willen en bezig zijn daarnaartoe te gaan. Dit vinden we inderdaad belangrijk voor de stabiliteit van beide organisaties, want inderdaad is op en af, dan weer meer en vervolgens weer minder heel lastig. Het is wel zo dat we tot nu altijd de meerjarenprognoses (MPP) kennen, die in februari en september worden opgesteld. Bij de huidige begroting, van vandaag, werken we met de MPP van februari, maar inmiddels is er een MPP van september. Die kon niet meer worden verwerkt in de huidige begroting, want die is in augustus vastgesteld. Maar de extra financiën die nodig zijn, komen dadelijk in de Voorjaarsnota.
Mevrouw Vos (PvdA):
Dat is precies het punt. Volgens mij was het advies juist om misschien wat minder te fluctueren met de voorspellingen uit de MPP en die stabiel te houden. De staatssecretaris zegt "dat is een punt", maar gaat de regering dit ook doen? Ik lees het niet aan de begroting af.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat is absoluut wel de bedoeling, want ook voor mij en het departement is het lastig, misschien zelfs een doorn in het oog, dat het zo fluctueert en dat je op die manier moet afschalen en opeens weer opschalen. Dat maakt het niet makkelijk voor de medewerkers, maar zeker ook niet voor de asielzoekers en voor de mensen die moeten worden opgevangen in de asielprocedure.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, ten derde.
Mevrouw Vos (PvdA):
Is het dan niet een idee, of wordt het in de gedachtevorming meegenomen dat de systematiek van die MPP misschien niet goed is omdat die om het halfjaar fluctueert? Als je naar het tienjarig gemiddelde kijkt, is het aantal gemiddeld 25.000 waar je eerder op stuurt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik weet niet of het nu verstandig is om te gaan speculeren over hoe we de MPP wel of niet moeten doen. Misschien is het toch voor mevrouw Vos een geruststelling dat wij het belangrijk vinden dat er een stabiele financiering is, zowel voor de IND als voor het COA en dat we daar ook op inzetten met het rapport dat van EY is verschenen en met de implementatie van wat daarin wordt aanbevolen.
Dan had mevrouw Vos nog een vraag over de overbelasting van de vraag en waarom het zo ver moest komen. Laat ik eerst even zeggen dat ik de huidige situatie betreur. Alle inzet is erop gericht om overbelasting van de opvang tegen te gaan. We hebben alleen op dit moment te maken met een verhoogde instroom, maar vooral ook met een stokkende uitstroom. We hebben iets van 11.000, bijna 12.000 statushouders in de opvang. Die statushouders hebben er recht op om binnen veertien weken uit te mogen stromen naar een gemeente om hun leven invulling te gaan geven en te integreren in de Nederlandse samenleving. Dat lukt niet helemaal goed, met name vanwege het feit dat er een groot woningtekort is in Nederland. Dat is nu een keer de realiteit. Tegelijkertijd moet ik ook zeggen dat de afgelopen maanden door gemeenten een enorme prestatie is geleverd doordat er 10.500 statushouders hebben kunnen uitstromen. Ik vind dat ik dat ook moet melden omdat het een compliment verdient dat dat gelukt is.
De instroom is verhoogd door het aantal eerste aanvragen en vooral ook door nareizende gezinsleden. Dat is eigenlijk pas vanaf afgelopen mei, juni gaan gebeuren. Toen werden de reismogelijkheden wereldwijd makkelijker, omdat men dacht dat covid enigszins onder controle was. Dat blijkt nu even iets minder te zijn, maar toch. Daardoor zijn de nareizen, die vertraagd waren doordat er niet gereisd kon worden, de afgelopen maanden, dus zeg maar vanaf juni, enorm op gang gekomen. Dus de hoeveelheid nareizigers is enorm groot. Daarnaast is het zo dat we in één klap 2.400 Afghaanse evacués binnen kregen. Het is terecht dat dat gebeurd is, maar het is wel zo. Tot zover over de opvang.
Dan had mevrouw Vos nog de vraag of de huidige situatie voldoet aan het wettelijk recht op opvang. Het COA ziet zich, gezien het feit dat de bezetting alsmaar oploopt, genoodzaakt om asielzoekers op te vangen op noodopvanglocaties. Dat is absoluut niet ideaal. Die locaties hebben een lager, maar wel afdoende kwaliteitsniveau. Ze zijn inderdaad naar mijn mening minder geschikt voor langdurig verblijf. Dat is niet wenselijk, maar op dit moment noodzakelijk. Vandaar ook dat er bij het COA enorm hard gewerkt wordt. Het gevolg daarvan is de aanwijzing die ik heb gegeven aan een aantal gemeentes om ervoor te zorgen dat de mensen in de noodopvanglocaties, die ook maar voor een beperkte duur beschikbaar waren, geplaatst kunnen worden in een betere locatie. In de komende periode hebben we dus die acute noodopvanglocaties, die worden gebruikt om bijvoorbeeld Heumensoord leeg te maken, zodat de mensen betere opvang krijgen, zeker met de winter in aantocht.
Het doel blijft om de noodopvanglocaties zo snel mogelijk te sluiten. Het COA blijft bezig om reguliere locaties voor langere tijd voor elkaar te krijgen. Dat blijkt lastiger dan ingezien, maar daar wordt keihard en onverminderd aan gewerkt. Dus we proberen ook, waar mogelijk, bij locaties verbeteringen aan te brengen, om te zorgen dat de mensen bij alle locaties op een goede manier gehuisvest zijn.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat noodopvanglocaties zo snel mogelijk gesloten moeten worden. Ondertussen is het COA bij mijn weten nog steeds bezig met het inrichten van nieuwe noodopvanglocaties. Hoe verhoudt zich dat dan met die ambitie om ze zo snel mogelijk te sluiten?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We hebben noodopvanglocaties beschikbaar gekregen van het ministerie van Defensie. Dat zijn paviljoens. Die paviljoens zijn niet allemaal geschikt voor de winterse omstandigheden. Wij doen ons uiterste best om te zorgen dat de opvang kan plaatsvinden in min of meer stenen gebouwen, die wél opgewassen zijn tegen winterse omstandigheden. Dat is niet in alle gevallen mogelijk, maar er zijn in een aantal gevallen acute noodopvanglocaties die betere voorzieningen hebben dan de tijdelijke noodopvanglocaties die we tot nu toe tot onze beschikking hebben.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat gaat over de aard van het gebouw, maar het gaat mij meer om het concept "noodopvanglocatie". Is het dan zo dat dat concept over een paar maanden in ieder geval ophoudt te bestaan, dus dat er geen nieuwe noodopvanglocaties worden ingericht? Is dat wat de staatssecretaris beoogt te zeggen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het COA is heel hard bezig, samen met gemeentes en provincies, om te zorgen voor reguliere opvang voor de langere termijn. De noodopvanglocaties, zoals Heumensoord, waren tijdelijk, zijn tijdelijk, en de acute noodopvanglocaties, waar ik zojuist over gesproken heb in het kader van de aanwijzing, zijn voor drie tot maximaal zes maanden, dus ook tijdelijk. Ondertussen moet er hard gewerkt worden aan reguliere opvang.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Bedoelt u met "reguliere opvang" dan alleen opvanglocaties die echt voor de langere duur zijn, of zijn dat ook bijvoorbeeld opvanglocaties voor maximaal een jaar?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan niet precies zeggen of het voor maximaal een jaar is. Wat het COA graag zou willen, is dat de er opvanglocaties zijn die voor langere tijd beschikbaar zijn. Dat lijkt mij heel verstandig; dat wil ik ook graag. Vaak zijn er bestuursovereenkomsten met gemeenten voor een locatie voor een jaar of vijf. Dan is er eventueel een mogelijkheid voor verlenging. Dat zijn ongeveer de termijnen waardoor het voor alle partijen, de gemeenten, het COA en de asielzoekers, goed is dat de asielzoekers in zo'n locatie kunnen verblijven. Dat betekent ook dat er betere voorzieningen getroffen kunnen worden voor onderwijs.
Vindt u het goed als ik even een slokje neem?
De voorzitter:
Gaat uw gang. Daar staat het voor.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben weer zover, voorzitter. Mevrouw Vos had ook gevraagd of de reservecapaciteit van het COA wordt verlaagd en of ik die beslissing nog nader kan duiden. Het COA heeft met de Voorjaarsnota 2021 middelen voor reservecapaciteit gekregen. Die middelen worden ingezet voor de actuele situatie en dus voor de opvang. Er is dus geen sprake van extra reservecapaciteit en die wordt dus niet verlaagd.
Mevrouw Vos had nog de vraag waarom je in deze tijden überhaupt op het COA zou bezuinigen. Moet er niet in het algemeen ingezet worden op ruimere capaciteit? De bijdrage aan het COA daalt als gevolg van de Meerjaren Productie Prognose. Daar heb ik het zojuist over gehad. Die is gebruikt voor de begroting 2022. Dat is de Meerjaren Productie Prognose van afgelopen februari. In die MPP werd rekening gehouden met een dalende instroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. De MPP is niet meerjarig verwerkt, omdat de onzekerheid groter wordt naarmate de jaren verder weg liggen. Het actuele beeld laat een hogere instroom en een lagere uitstroom zien. Met die combinatie werd niet gerekend in februari bij het opstellen van de MPP en de begroting in augustus. Dit beeld wordt wel telkens bijgesteld en wordt betrokken bij de reguliere momenten in de rijksbegrotingscyclus. Ik heb al gezegd: twee keer per jaar wordt dat gedaan. In september is dat weer en dan worden bij de Voorjaarsnota 2022 de financiën aangepast.
Mevrouw Vos (PvdA):
Ik heb even op dat punt een vraag. Dan ben je toch gewoon te laat? U heeft het over de MPP van februari. Daarin werd geen rekening gehouden. We hadden toen ook gehoopt dat corona over zou zijn, dus er gaat wel vaker iets mis, maar zegt u nu dat pas nadat de Voorjaarsnota is vastgesteld, weer extra capaciteit komt bij COA? Want dan zitten nog steeds mensen opgepropt in soms echt onmenselijke omstandigheden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, de opvangcapaciteit bij het COA wordt permanent uitgebreid. De COA kan dat doen, alleen de financiën worden vastgesteld bij de Voorjaarsnota. Daar mogen we niet op vooruitlopen.
Voorzitter. Mevrouw Vos heeft nog een vraag gesteld over hoe de cirkel van het te laag inschatten van de instroom doorbroken kan worden. Ik heb daar eigenlijk net iets over gezegd. Het prognosticeren van een asielinstroom is onderhavig aan vele factoren en is heel complex. Dat is ook aan tussentijdse verandering onderhevig. Dat hebben we afgelopen zomer ook gezien. In juni kwamen toen opeens veel meer mensen binnen dan gedacht. Omdat die asielinstroom zo vaak volatiel is, heeft het kabinet besloten om niet continu aanpassingen te treffen, maar op vaste begrotingsmomenten. Het is in ieder geval wel zo dat de opvang zich altijd aanpast aan de behoefte die er is. De financiën komen erbij.
Dan had mevrouw Vos nog vragen over de asielaanvragen van de IND, de bezuinigingen op de IND en de achterstand. Er was een vroegtijdige afschaling van het personeel in 2017, na de vluchtelingencrisis van 2015. We hadden een licht verhoogde asielinstroom in 2018 en een financieringssystematiek die niet verder reikte dan de korte termijn. Dat leidde tot het oplopen van de doorlooptijden bij de IND in 2018 en 2019. Als gevolg van die opgelopen doorlooptijden op met name spoor 4 werd de IND sinds 2019 in toenemende mate geconfronteerd met ingebrekestellingen en beroepen bij niet-tijdig beslissen die leidden tot dwangsommen. De dwangsommen gaven geen soelaas. Een dwangsom is erop gericht dat de overheid niet draalt, maar de beslissing neemt zodat de overheid geen dwangsom hoeft te betalen. Maar de dwangsommensystematiek zoals die bestond bij de IND, werkte totaal niet. Wij keken aan tegen een bedrag aan dwangsommen over 2020 van tegen de 100 miljoen en misschien zelfs 140 miljoen. Dan is één ding duidelijk: dat de dwangsom als zodanig niet werkt.
In maart 2020 is een taskforce ingesteld die de opdracht kreeg om de oude voorraad asielzaken van voor 1 april 2020 weg te werken. Die opdracht bleek uiteindelijk 15.350 zaken te bedragen. Op 12 juli jongstleden heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen waarin ze geïnformeerd is over de afronding van de opdracht van de taskforce. Sinds de start van de taskforce in april vorig jaar zijn bijna alle openstaande oude aanvragen weggewerkt. De enkele aanvragen die nog over zijn, zijn hele ingewikkelde dingen waarbij antwoorden moeten komen op vragen die de IND niet zelf kan beantwoorden. Daarvoor zijn we van anderen afhankelijk.
De IND zal de komende periode de focus leggen op het beslissen op openstaande aanvragen die gedaan zijn vanaf 1 april 2020. En op basis ... Ik moet even mijn neus snuiten. Ik ben negatief getest, voorzitter.
De voorzitter:
Goed zo. We hebben alle tijd.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Op basis van de ervaringen die zijn opgedaan bij de taskforce, onder andere met schriftelijk horen en telehoren, en op basis van de aanbevelingen die zijn gedaan door EY, zal binnen de IND-organisatie het proces slimmer en efficiënter ingericht worden. Een deel van de capaciteit van de taskforce zal in vaste dienst worden genomen door de IND om de verworven kennis en kunde niet te verliezen en ook om in 2022 het werkaanbod het hoofd te kunnen bieden. De risico's met betrekking tot de gevolgen van nieuwe coronamaatregelen, krapte op de arbeidsmarkt en mogelijk hogere instroom worden nauwlettend in de gaten gehouden. Voor zover mogelijk wordt erop geacteerd, maar dat is niet altijd mogelijk.
Dan wat betreft bezuinigingen op de IND. In de begroting voor 2022 zijn voor de komende jaren geen bezuinigingen voorgesteld voor de IND. In de begroting 2022 is een financiële reeks verwerkt op basis van de besluitvorming bij de Voorjaarsnota 2021. Bij de komende Najaarsnota en vervolgens bij de Voorjaarsnota 2022 zal het geactualiseerde beeld voor 2022 en verder op basis van de Meerjaren Productie Prognose van februari 2022 worden voorgelegd aan het kabinet. Die cijfers vormen de basis voor de besluitvorming over additionele middelen. Het doorvoeren van de aanbevelingen zoals een vast medewerkersbestand enzovoort wordt zo veel als mogelijk met de bestaande middelen gefinancierd. Als er aanvullende middelen nodig zijn, worden deze bij de gewone begrotingsbesluitvorming betrokken.
Dat geeft dan meteen ook antwoord op de vraag van mevrouw Vos of er in 2023 niet opnieuw een begrotingsprobleem ontstaat bij de IND, want ik heb net geschetst hoe dat wordt aangepakt.
Mevrouw Vos (PvdA):
De staatssecretaris zegt dat er niet wordt bezuinigd op de IND, maar als ik hier de cijfertjes naar beneden zie aflopen, is dat een bezuiniging, zoals ik dat heb geleerd. In duizendtallen gaat dat van 507.188 naar — laten we 2025 nemen — 388.779. Waarom is dit geen bezuiniging? Het gaat naar beneden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik vind het vervelend om het weer te moeten zeggen, maar dat is op basis van de MPP van februari 2021. Dat wordt aangepast. Dat heb ik zojuist uitgelegd. Ook wat de IND betreft, worden bij de cijfers die nu worden vastgesteld bij de september-MPP, alle middelen aangepast. Die MPP wordt gebruikt voor de begroting. Het actuele beeld laat inderdaad een hogere instroom zien en een lagere uitstroom dan waarmee gerekend was, maar wat betreft de bijstelling die nu komt: het kabinet zal bij de komende begrotingsmomenten op basis van de actuele raming kijken of aanvullende middelen nodig zijn. Dan wordt dat een andere reeks dan de reeks die mevrouw Vos nu ziet.
Mevrouw Vos (PvdA):
We hadden het net een blokje geleden … O nee, ik mag van u geen blokjes gebruiken. We hadden het een paar minuten geleden over de MPP en die fluctuaties. We hadden het over het rapport van EY over bestendige financiering. Dan wordt nu toch weer een bedrag naar beneden bijgesteld op basis van een voorspelling die waarschijnlijk geen voorspellende waarde heeft. Dan is de vraag of het niet logischer zou zijn om dat gelijk te houden, zodat je ook een gelijkmatige financiering hebt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp heel goed wat mevrouw Vos zegt. Tegelijkertijd zijn we bezig met het rapport van EY, met zorgen dat we die stabiele financiering goed op orde krijgen en met hoe dat geregeld gaat worden. Dat is ook de uitvoering van het rapport en ook de aanbeveling van het rapport. Tegelijkertijd zitten we in het hier en nu nog met een systematiek waar we mee werken. Dat wordt op een gegeven moment gelijkgetrokken. Dan komen we in een systeem met een stabielere financiering, zoals mevrouw Vos bedoelt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Vos.
Mevrouw Vos (PvdA):
Tot slot. Bij de volgende begroting, van volgend jaar, kunnen wij met die andere systematiek dus een beetje een gelijkmatige lijn verwachten.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De bedoeling is om een stabielere financiering te krijgen, zowel voor de IND als voor het COA. Daar wordt aan gewerkt om te zorgen dat daar parameters zijn waarmee gewerkt kan worden. Maar nogmaals, het oude systeem of het systeem zoals we dat nu hebben, is leidend. Maar daar wordt aan gewerkt.
Dan had mevrouw Vos nog vragen over de internationale paragraaf, namelijk over Belarus. Dat is een ingewikkelde situatie. Een lidstaat als Polen beschermt inderdaad de buitengrens van de Europese Unie. Iedere lidstaat heeft het recht en ook de plicht om dat te doen. Het is een bewuste strategie van het regime in Belarus, het regime van Loekasjenko, om migranten in te zetten om de Europese Unie te ondermijnen. Daar moeten we inderdaad stevig op reageren, want die acties gaan alle perken te buiten. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij Belarus. We moeten ons goed realiseren — dat vind ik iedere keer toch weer bijzonder — dat ook Belarus het Vluchtelingenverdrag heeft ondertekent. Het zou dit dus helemaal niet mogen en kunnen doen, maar de Europese Unie en een lidstaat als Polen hebben zich te houden aan de regels die we in EU-verband met elkaar hebben afgesproken, want grensbewaking moet altijd gebeuren conform internationaal en Europees recht. Berichten over mogelijke schendingen moeten serieus worden opgevolgd. Dan is het van belang dat de Commissie daar ook op toeziet, want de Commissie gaat over het acquis. Nederland steunt de Commissie in deze zaak en dringt er ook bij de Commissie op aan om die rol te pakken. Ik heb afgelopen maand ook met mijn Poolse collega gesproken; dat deed ik tijdens de JBZ-Raad. Ik heb mijn Poolse college zelf ook opgebeld om hem erop te wijzen dat dit belangrijk is. Ik heb met klem aandacht gevraagd voor de humanitaire situatie en het belang van het toegang verlenen aan humanitaire organisaties en journalisten tot het no-gogebied. Ik heb ook benadrukt dat het van belang is om zo veel mogelijk mensen te registreren en hun de mogelijkheid te bieden asiel aan te vragen. Voor het overige wordt er ook bij de JBZ-Raad, door mij bilateraal en met alle lidstaten, voortdurend op aangedrongen om de humanitaire regels toe te passen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het verbaast me toch een beetje dat de staatssecretaris wel daadkrachtig een Poolse collega opbelt die wel maatregelen durft te nemen om de asielinvasie tegen te gaan, maar het ondertussen angstvallig stil blijft in de herkomstlanden waar de veiligelanders vandaan komen, zoals Marokko. Wanneer gaat de telefoon eens een keer roodgloeiend staan in Rabat, Marrakesh of waar hun ministerie ook mag staan?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan de heer Van Hattem geruststellen: er wordt kabinetsbreed hard gewerkt aan de contacten met landen als Marokko en Algerije. Zelf heb ik onlangs een overeenkomst gesloten met Egypte, opdat ze asielzoekers terugnemen die geen asiel kunnen krijgen in Nederland, en om hen daar te helpen met grensbewaking en zo. Maar die overeenkomst is juist gesloten om ervoor te zorgen dat ze hun eigen mensen terugnemen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is dus kabinetsbreed, zoals de staatssecretaris aangeeft. Nou is het komende kabinet, qua aantal personen dat erin zit, al bijna net zo groot als het aantal Marokkanen dat de afgelopen jaren is teruggekeerd naar Marokko. Ik zou dus willen vragen: wat kunnen we verwachten? Wat is de inzet van dit nu nog demissionaire kabinet? Gaan we daadwerkelijk personen die hier niet horen te zijn, die hier vaak voor overlast zorgen, die bijdragen aan criminaliteit et cetera et cetera, terugsturen? Is daar ook enige indicatie van te geven of blijft het bij een kabinetsbrede inzet die vooralsnog tot niets leidt?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan spreken voor het demissionaire kabinet. Ik heb geen kristallen bol; ik ga niet over wat het nieuwe kabinet gaat doen. Het is straks aan de heer Van Hattem om met het nieuwe kabinet in debat te treden. Maar door het demissionaire kabinet wordt er kabinetsbreed gewerkt aan mogelijkheden om mensen die geen asiel hebben gekregen in Nederland, te doen terugkeren naar het land van herkomst.
Dan de no-gozone voor journalisten in Polen. Niet alleen ik, maar het hele kabinet vindt persvrijheid heel belangrijk. Het is ook een belangrijk onderdeel van het Nederlandse buitenlandbeleid. Nederland zet zich hier wereldwijd voor in. Daarom deel ik de opvatting van mevrouw Vos over het grote belang van transparantie en toegang voor de media tot de grensgebieden.
Dan wat betreft het pact. In het pact dat in september vorig jaar door mevrouw Johansson, de Commissaris, is gepresenteerd, is één ding heel duidelijk. Over één onderwerp zijn alle 27 lidstaten het eens, namelijk dat er goede terugkeer moet zijn. Vervolgens zijn er over allerlei andere onderwerpen verschillende opvattingen. Sommige zuidelijke landen vinden iets anders dan landen in het oosten van de Europese Unie, en die landen vinden weer iets anders dan landen in het noorden. Zo zijn er verschillende lidstaten die verschillende opvattingen hebben. De opvattingen liggen dus af en toe uit elkaar. Nederland stelt zich constructief op binnen de kaders van de BNC-fiches. Daarbij zoeken we actief contact met andere, gelijkgezinde landen om waar mogelijk gezamenlijk op te trekken en om ervoor te zorgen dat we verder kunnen komen.
Eén ding staat als een paal boven water: het huidige Europese asielbeleid functioneert op onderdelen gewoon niet goed. Ik noem als voorbeeld Dublin. Het is heel lastig, sowieso vanwege covid, om mensen via de Dublinverordening terug te krijgen naar het land waar ze de Europese Unie het eerst zijn binnengekomen. Maar daarnaast is het ook nog eens moeilijk om mensen volgens de Dublinverordening terug te krijgen naar sommige landen waarvan de rechter heeft gezegd: je kunt ze daar niet naar terugsturen, omdat de opvangmogelijkheden daar beneden de maat zijn. Dat maakt het dus allemaal heel lastig. Dat betekent namelijk ook dat je niet meer kunt vertrouwen op het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Dat ligt wel ten grondslag aan zoiets als de Dublinverordening. De structurele verbeteringen in het pact — dus de verantwoordelijkheid voor het asielbeleid — moeten hand in hand gaan met solidariteit, en solidariteit moet hand in hand gaan met de verantwoordelijkheid voor de hele asielprocedure. Daar heeft mevrouw Stienen overigens ook naar gevraagd, evenals mevrouw Vos.
Wij zijn van mening dat een goede implementatie van alle regels van levensbelang is — nou ja, van levensbelang; laat ik zeggen: van groot belang — om het Europees asielstelsel te laten functioneren. Er zijn wel een paar stappen gezet. De Europese Asielagentschapverordening is aangenomen. Daardoor is EASO, wat eerst het ondersteuningsbureau was, nu een volwaardig agentschap geworden. Maar het is wel best een uitdaging voor het kabinet. Het is een belangrijke uitdaging voor het kabinet om te helpen met het verder brengen van de onderhandelingen.
De voorzitter:
Ik kijk even op de klok, staatssecretaris. U bent nu 40 minuten bezig en u bent nog bij de eerste woordvoerder. Er komen er nog drie.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, maar ondertussen heb ik al een aantal zaken van anderen behandeld.
De voorzitter:
U bent het gras aan het maaien.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan nog iets zeggen over de grensprocedure. Die is neergelegd in het BNC-fiche van 5 november vorig jaar. Maar er wordt niet getornd aan het recht op asielbescherming van degenen die hun land zijn ontvlucht wegens vervolging, oorlog of geweld.
Dan Frontex. Ik denk dat ik een heleboel vragen van anderen daarover al behandeld heb. Primaire verantwoordelijkheid: grensbewaking. Frontex draagt via gemeenschappelijke operaties bij aan een effectiever beheer van de buitengrenzen en het waarborgen van een veilig Schengengebied door middel van de bestrijding van irreguliere migratie en grensoverschrijdende criminaliteit. Er zijn het afgelopen jaar verschillende onderzoeken uitgevoerd naar zowel de mogelijke betrokkenheid van Frontex bij vermeende pushbacks als de uitvoering van het sinds 2019 verruimde mandaat. De verschillende onderzoeken concluderen dat er geen sluitend bewijs is gevonden van deze betrokkenheid van Frontex. We hebben de managementboard, OLAF doet onderzoek en ook de Europese Ombudsman doet onderzoek.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Vos over reguliere migratie en de blauwe kaart. Nederland heeft een uitnodigend beleid voor hoogopgeleide kennismigranten — hoogopgeleid, minder hoogopgeleid — die een positieve bijdrage aan de Nederlandse economie leveren. Daarbij past de blauwekaartrichtlijn. Die geldt voor kennismigranten. Op dit moment wordt gewerkt aan het implementeren van een herziening van de blauwe kaart. Dan zijn er geen lopende onderhandelingen. Voor overige vormen van arbeidsmigratie geldt een restrictief toelatingsbeleid: je kunt een vergunning krijgen als er geen aanbod aanwezig is in Europa. In het kader van de motie van de Tweede Kamerleden Van Weyenberg en Maatoug wordt door het kabinet verkend welke rol een brede adviescommissie kan vervullen in het vaststellen van sectoren en beroepen waarin zich tekorten voordoen en arbeidsmigranten nodig zijn. Daarover gaat het kabinet in gesprek met de partners, onder andere VNO-NCW.
Dan nog een vraag van mevrouw Vos over Afghanistan: was dat drama niet te voorzien? Er zijn verschillende debatten gevoerd in de Tweede Kamer over de evacuatie vanuit Afghanistan en de opvang in Nederland. Voor een goede evaluatie van de evacuatie wordt een commissie ingesteld die onderzoek gaat doen naar de evacuatieoperatie vanuit Kabul. Ik wacht die evaluatie af.
Was het drama niet te voorzien? Dat heb ik net al gezegd.
Dat was het. Dat waren de antwoorden op de vragen van mevrouw Vos.
Dan zal ik nu de vragen van de heer Van Hattem beantwoorden. Ik zal heel snel praten, zodat het wat minder tijd kost. De heer Van Hattem stelde een belangrijke vraag over een wettelijke grondslag voor een aanwijzing. De Nederlandse Staat heeft zich via het Europese Unierecht, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Vluchtelingenverdrag en andere verdragen verbonden aan het opvangen en begeleiden van asielzoekers. Concreet kan gedacht worden aan de Opvangrichtlijn. Die richtlijn legt dwingend rechtelijke normen neer voor de opvang van asielzoekers. Zoals dat hoort met EU-recht, is deze richtlijn omgezet in nationale wet- en regelgeving. Daarmee is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle Nederlandse overheden om aan deze en andere verplichtingen ten aanzien van opvang en begeleiding van asielzoekers te voldoen. Naast een juridische verplichting is er ook nog zoiets als een morele verplichting. In Nederland laten we niemand op straat slapen. In al mijn gesprekken met gemeentes voel ik dat zij deze verplichting ook heel serieus nemen. Ik heb op dit moment dan ook geen reden om aan te nemen dat een gemeente voornemens is om rechtsmiddelen aan te wenden.
De heer Van Hattem (PVV):
De staatssecretaris noemt de internationale verplichtingen. Dat is meer de motivering om het te doen, maar ik mis de grondslag om als rijksoverheid op dit beleidsterrein op deze manier te kunnen ingrijpen in de lokale autonomie. Want het is nogal wat dat je de lokale autonomie passeert om hier in te grijpen. Bijvoorbeeld bij ruimtelijk bestuursrecht kan de rijksoverheid besluiten om een rijksinpassingsplan te maken waarmee de gemeente overruled kan worden, maar ik zie hier geen wettelijke grondslag om op deze manier als rijksoverheid de gemeentelijke autonomie terzijde te schuiven. Ik hoor dus graag van de staatssecretaris welke formele grondslag er is om de lokale autonomie te kunnen passeren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Ik heb zojuist gezegd welke verdragen en andere Europeesrechtelijke, internationaalrechtelijke en verdragsverplichtingen Nederland heeft, en dat Nederland zich daaraan verbonden heeft en de richtlijn geïmplementeerd heeft in de nationale wet- en regelgeving. Dat is de grondslag die wij hebben gebruikt voor de aanwijzing. Ik wil ook nog aan de heer Van Hattem aangeven dat wij dat gedaan hebben om de crisisnoodopvang te voorkomen, want crisisnoodopvang is een heel erg onaangenaam middel. Het kan op een gegeven moment nodig zijn. Er is een regeling voor crisisnoodopvang. Crisisnoodopvang betekent dat mensen in een sporthal of op een andere plek worden opgevangen voor 72 uur of maximaal een week, vervolgens weer in de bus moeten, vervolgens naar een volgende plek gaan, waar ze ook weer 72 uur of maximaal een week worden opgevangen, enzovoort, enzovoort, telkens een week, waarbij kinderen geen onderwijs kunnen krijgen. Daarom heeft het kabinet besloten tot een aanwijzing, overigens in overleg met de landelijke regietafel en met provinciale regietafels en met zoals dat heet de rijksheren; dat zijn alle commissarissen van de Koning.
In overleg met al deze gremia en op basis van de Europese en internationale wet- en regelgeving en verdragsbepalingen hebben wij besloten om die aanwijzing te doen voor drie tot maximaal zes maanden, zodat er enige rust en stabiliteit is en zodat ook jonge kinderen onderwijs kunnen genieten, maar niet in de crisisnoodopvang hoeven.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor eigenlijk nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Dit gaat allemaal om de reden, de motivering hiervan, om de context waarin het gebeurt. Maar hoe zit het met het staatsrechtelijke deel hiervan, het ingrijpen in de lokale autonomie? Wat is nou de titel van deze aanwijzing? Op grond van welke bevoegdheid zet de staatssecretaris deze aanwijzing in? Ik heb de aanwijzingen zelf niet gezien, maar ik neem aan dat er dan toch wel een inleiding in staat op grond van welk wettelijk artikel de staatssecretaris bevoegd is om een gemeente een dergelijke aanwijzing op te kunnen leggen. Dat ontbreekt in het verhaal, want er kunnen vanuit het Rijk allerlei bevoegdheden worden ingezet als daar een wettelijke grondslag voor is, maar ik heb nog geen begin van een antwoord gehoord op die wettelijke grondslag die op deze manier de lokale autonomie binnen het Nederlandse staatsrecht kan passeren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Van Hattem zegt dat hij nog geen begin van een antwoord heeft gehoord, maar ik heb een uitgebreid antwoord gegeven. Als de heer Van Hattem mij vraagt welke Nederlandse wet, welk artikel, lid van een artikel of subbepaling van een artikellid, dan moet ik hem teleurstellen. Ik heb aangegeven — nu verval ik in herhaling — dat de Nederlandse Staat zich via datgene wat ik zojuist gezegd heb, dus via al die Europese en internationale verdragen en al deze zaken, gerechtigd heeft gevoeld om een aanwijzing te geven teneinde crisisnoodopvang te voorkomen.
De voorzitter:
De heer Van Hattem, derde.
De heer Van Hattem (PVV):
Nogmaals, voorzitter: dat is de context, maar ik mis nog steeds de bevoegdheid van het Rijk om dat te kunnen doen. Wat als een gemeente zegt: "Wij gaan dit helemaal niet doen, want wij hebben hier helemaal geen zin in. Wij willen die opvang niet in onze gemeente. Wij weigeren dat."? Wat dan? Dan heeft de staatssecretaris volgens mij geen enkele formele grondslag om te zeggen: wij zetten het door. Is dat zo? Of heeft de staatssecretaris dan wel een machtsmiddel achter de hand om die gemeente daartoe te dwingen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het Rijk heeft een uitgebreid scala aan juridische instrumenten om, als dat nodig is, alsnog daarin te voorzien. Ik verwijs in ieder geval naar wet- en regelgeving op het terrein van de ruimtelijke ordening. Welke rechtsmiddelen vervolgens voor gemeenten openstaan, is afhankelijk van het precieze juridische instrumentarium dat wordt ingezet, en is situationeel bepaald. We hebben gekozen voor de gemeenten die genoemd zijn — dat zijn in ieder geval de regio Rotterdam, Gorinchem, Venray en Enschede — omdat op die plekken op korte termijn meteen en snel ruimte mogelijk is en omdat die bovendien van een goede omvang is. Want we moeten aan het eind van deze maand 2.000 plekken beschikbaar hebben. Vandaar deze plaatsen.
Dan seksuele intimidatie van vrouwen. Meldingen en aangiften hiervan worden altijd door de politie geregistreerd. Als er signalen zijn dat dit op sommige plekken niet gebeurt, dan is het verstandig om de mensen te adviseren om in gesprek te gaan met de politie. Doe aangifte! Wat betreft archivering is het verstandig dat de desbetreffende gemeente dat doet, maar aangiftes worden ook geregistreerd bij de politie. Als er geen aangifte wordt gedaan, dan is dat lastig, maar ik kan u verzekeren dat het COA de incidenten die plaatsvinden binnen de muren van het COA altijd noteert.
Wat ga ik doen om de veiligheid rond die azc's te verbeteren? Komt er een politiebureau beschikbaar? Die vraag is mij ook gesteld in de Tweede Kamer. Ik ga niet over de politie. Dat is aan de politie en zelfs niet aan de minister van Justitie, want de politie bepaalt zelf waar de politiebureaus komen. Dat is een beheersaangelegenheid van de korpschef. De politie is in gesprek met de gemeente Westerwolde — daar ligt Ter Apel — om de post uit te breiden naar aan bureau met betere mogelijkheden. Daar gaat ook een verbouwing plaatsvinden.
Komen er boa's? Er is wat geld beschikbaar gesteld door mijn ministerie voor gemeenten die te maken hebben van overlast: 1 miljoen per jaar, waar ze uit kunnen putten. Daarnaast hebben we ketenmariniers aangesteld. We hebben time-outplekken bij het COA. Er is een hoop personeel bij het COA om ervoor te zorgen dat de overlast zo veel mogelijk beperkt kan worden. Daarnaast heb ik de htl in Hoogeveen geopend waar notoire overlastgevers worden geplaatst. Wat dat betreft wordt er een hoop aan gedaan, maar er wordt natuurlijk voortdurend gekeken of er meer nodig is. Zo zou ik morgen een bezoek brengen aan Emmen vanwege de bus, aan Ter Apel, aan de winkeliers in de gemeente Westerwolde. Dat ga ik nu digitaal doen vanwege de covid-beperkingen. Maar ik heb morgen weer een gesprek om te horen hoe de situatie is en om te kijken of er mogelijkheden zijn om eventueel op gevoelde klachten te reageren met een antwoord waar men wat aan heeft.
Wat halen we binnen aan potentiële islamitische toeristen … eh, terroristen? Dat wordt goed gescreend door het COA. Er wordt ook gebruikgemaakt van sociale media om te kijken of er misschien signalen zijn. De politie en de KMar doen de I&R (identificatie en registratie) voordat de mensen het asielproces ingaan. Dat doen ze heel professioneel. Ik denk dat het erg goed is om dat te doen. Maar nogmaals, het uitlezen van sociale media is heel belangrijk.
In reactie op het aftreden van mijn voorganger Harbers, zei Rutte: asielzoekers die zich aan ernstige delicten schuldig maken, moeten het land uit. Hoe kan ik dat verantwoorden? Ik ben van mening dat het plegen van ernstige strafbare feiten niet zonder consequenties kan blijven. Dat kan een reden zijn om een aanvraag af te wijzen of een vergunning in te trekken. Dat gebeurt ook. Tegelijk zijn er ook forse belemmeringen om dit probleem echt bevredigend op te lossen. Ik heb wat dat betreft al iets gezegd over de feitelijke omstandigheden, maar ik ben ook gebonden aan internationale wet- en regelgeving. Er wordt ook in Europees verband gewerkt om te bezien of we daar betere stappen in kunnen zetten.
Dan was er de vraag of er onvoldoende tolken zijn om de asielinstroom vanuit Afghanistan voldoende te monitoren. De inspanning ziet vooral op Afghanen die een specifieke band met Nederland hebben, zoals werkzaamheden voor de Nederlandse autoriteiten. Dat heeft u kunnen lezen in de brieven die we daarover naar het parlement gestuurd hebben. Dat heeft ertoe geleid dat er op dit moment ruim 2.400 Afghanen naar NL zijn geëvacueerd. Die aanvragen zijn reeds in behandeling genomen door de IND. Er is een speciale groep mensen vrijgemaakt door de IND om die aanvragen te behandelen, maar dat is nu niet meer nodig. Er is daarnaast natuurlijk ook een reguliere stroom van asielzoekers die zich melden in Ter Apel. We hebben ten aanzien van Afghanistan op dit moment een besluit- en vertrekmoratorium. Dat heb ik in augustus ingesteld, van de zomer.
Dan Marrakesh. Voor Nederland is internationale migratiesamenwerking een prioriteit. Dat betekent dat er tijdig passende maatregelen moeten worden getroffen om migratie beter te reguleren en bijvoorbeeld irreguliere migratie naar Europa en Nederland te beperken. Daarvoor biedt dat GCM, zoals dat dan heet, aanknopingspunten. Maar de landen, ook Nederland, committeren zich daaraan vrijwillig, met inachtneming van onze eigen wetten en regels. Dat is vrijwillig. De GCM heeft 23 gezamenlijke doelstellingen. Daar kan je vervolgens als land je eigen beleidsvrijheid in hebben. De intenties zijn duidelijk. Het is juridisch niet bindend en er is erkenning van eigen soevereiniteit om migratiebeleid te voeren. Daar is op 30 november 2018 een brief over gestuurd naar de Tweede Kamer.
Ik schiet nu op hoor, voorzitter. Ik ben al een heel eind. Over de totale asielinstroom voor 2021 van 18.000 heb ik al iets gezegd in antwoord op de vraag van mevrouw Vos over de MPP. Ik heb uitgelegd hoe dat systeem werkt en hoe we daartegen aankijken, en dat dat bij de voorjaarsnota 2022 financieel zeker zal worden aangepast, omdat de MPP van september andere cijfers laat zien.
Dan het terugstorten van gelden naar het ODA-budget. Er is 198,6 miljoen naar BuHa-OS teruggestort als gevolg van de lagere toerekening van eerstejaars asielopvang. Het terugstorten van die middelen heeft enerzijds te maken met lage verwachte bezetting bij het COA als gevolg van een lagere instroom. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of de toerekening aan ODA moet worden verhoogd en of er daarnaast aanvullende financiële middelen noodzakelijk zijn.
Zelfstandige terugkeer werkt niet. Wat is onze inzet op terugkeer? Voor wie niet meewerkt aan terugkeer, wordt ingezet op gedwongen vertrek. Ik heb al in antwoord op mevrouw Vos gezegd dat de Nederlandse Dienst Terugkeer en Vertrek wat dat betreft nog steeds — nogmaals, wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht — best redelijke resultaten weet te bereiken ondanks de vele beperkingen die er zijn, met name vanwege covid en vanwege het feit dat we met Dublin ook nog moeilijkheden hebben, omdat er lidstaten zijn die niet voldoen aan de minimumeisen voor opvang. In 2020 zijn er tot en met week 40 circa 2.780 vreemdelingen uit de caseload aantoonbaar vertrokken, waarvan 1.240 gedwongen. De DT&V staat op plaats vijf.
Dan het onderwerp illegaal verblijf. Er wordt ingezet op effectieve maatregelen die gericht zijn op of bijdragen aan terugkeer en vertrek. We hebben de landelijke vreemdelingenvoorzieningen. Daar wordt gewerkt aan, althans dat is de gedachte, een landelijk dekkend netwerk. De pilot met vijf gemeentes is bijna afgerond. Daarbij wordt eventueel gekeken of er een landelijk dekkend netwerk is, waarbij de opvang altijd op terugkeer gericht is. Maar dat is aan een volgend kabinet en daarover staan ook dingen in het coalitieakkoord.
Opvang in de regio is een van de kernelementen van de Nederlandse integrale migratieagenda. Daar wordt hard aan gewerkt. En ook de EU stelt daar middelen voor beschikbaar, bijvoorbeeld in de EU-Turkije-verklaring, want aan Turkije is 6 miljard gegeven voor opvang in de regio. Voor de rest moet ik u verwijzen naar BuHa-OS.
Voorzitter. Dan nog het standpunt over het sluiten van de grenzen. De heer Van Hattem weet heel goed dat Nederland het sluiten van de grenzen categorisch van de hand wijst. Het is namelijk geen structurele oplossing en — dat is vooral van belang — Nederland wil mensen die vluchten voor oorlog en geweld bescherming bieden.
De heer Van Hattem had ook nog iets gezegd over het punt van mevrouw Becker, mijn partijcollega in de Tweede Kamer. Veel van de elementen uit het voorstel van mevrouw Becker om in een nationaal crisisplan voor migratie de inzet op maatregelen scherp neer te zetten, komen terug in de huidige integrale migratieagenda van het kabinet.
Dan is er gevraagd naar het verbeteren van het grensbeheer. Ja, daar zijn we met het Schengengebied mee bezig. Een belangrijk punt is ook dat Nederland er echt op inzet om het verbeteren van de Schengengrenscode te verbinden aan asiel, met name de secundaire migratie. Ik dacht hiermee de vragen van de heer Van Hattem beantwoord te hebben.
Dan kom ik bij mevrouw Stienen. Dat gaat ook weer over de begroting en het geld dat er is. Ik dacht dat ik daar inmiddels in ruime mate antwoord op had gegeven naar aanleiding van de bijdrage van mevrouw Vos. Dan gaat het om de hogere instroom, de lagere en de MPP's. Ik hoop dat ik de vragen van mevrouw Stienen daarmee voldoende heb beantwoord. Anders hoor ik het zo meteen.
Voorzitter. Mevrouw Stienen sprak ook over andere aanmeldcentra die de druk op Ter Apel zouden kunnen verlichten. Kan ik daar een nadere toelichting op geven? Ja. Op dit moment wordt er een plan uitgewerkt. Ik hoop dat het eind van deze maand of, zo niet, begin volgende maand voor elkaar komt dat er een tweede inlooplocatie komt, met name voor de nareis. De nareis is namelijk best groot en bovendien hebben de mensen die nareizen al een aantal onderzoeken ondergaan. Dat kan dus heel goed gerealiseerd worden. Daarnaast blijft er gezocht worden naar andere mogelijkheden om Ter Apel te ontlasten.
Dan de coalition of the willing en de opvang van kinderen uit Moria. Over de uitvoering van het uitzonderlijke herplaatsingsaanbod dat is gedaan naar aanleiding van de brand op Lesbos in september 2020 en in welk kader 100 kwetsbare vluchtelingen naar Nederland zijn overgebracht, waaronder 57 minderjarigen, is uw parlement, ook de Eerste Kamer, uitgebreid geïnformeerd. Op dit moment ziet dit kabinet geen aanleiding om verdere toezeggingen te doen op het gebied van herplaatsing van alleenstaande minderjarige vreemdelingen uit Griekenland. Het is misschien wel goed om te vermelden dat er vanuit mijn ministerie ingezet is op drie opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen op het Griekse vasteland en dat dit inmiddels succesvol verloopt. Er is er een voor alleenstaande meisjes, eventueel met baby's en kleine kinderen erbij, en er zijn er twee voor alleenstaande minderjarige jongens. Inmiddels zijn er meer dan 100 alleenstaande minderjarigen opgevangen en vervolgens, nadat ze meerderjarig waren geworden, geholpen naar andere plekken in Griekenland of naar familieleden elders in Europa. Daar krijgen de minderjarigen onderwijs, opvang, juridische bijstand en alles wat nodig is voor hun welbevinden, ook psychische bijstand. Nederland helpt de Grieken ook om het voogdijsysteem te verbeteren. Ik heb zojuist, vlak voordat ik hier naartoe kwam, het MoU met mijn Griekse collega nader bevestigd: zo steekt het in elkaar.
Dan de overlastgevende asielzoekers. Zijn er recente cijfers? Het WODC publiceert in 2022 de cijfers over het jaar 2021 in het jaarlijkse incidentenoverzicht. Wel staan er ieder kwartaal cijfers van het departement op Rijksoverheid.nl. Is de groep van de zwaarste-overlastgevers veranderd? Het WODC voert op dit moment een duidingsonderzoek uit naar het incidentenoverzicht van 2019. Op basis van de duiding van de cijfers en de vergelijking ervan met opvolgende jaren moet duidelijk worden of er veranderingen waarneembaar zijn in de kenmerken van de groep overlastgevers. Maar in de samenstelling van de groep vreemdelingen uit de toptienlijst ... Ik moet zeggen: de Top X-lijst. Over de afgelopen twee jaar zijn er geen fundamentele wijzigingen geconstateerd. Ik heb mijn beleidsreactie hierop op 15 juni naar de Tweede Kamer gestuurd. Misschien is het ook nog nuttig om te vermelden dat er van 1 juli dit jaar tot 1 december dit jaar in totaal circa 730 unieke personen op de landelijk Top X-lijst hebben gestaan. Het aantal personen op de lijst is de eerste acht maanden van 2021 redelijk stabiel gebleven: rond de 30 personen per maand.
Dan had mevrouw Stienen een vraag over de pushbacks. Ik deel de zorgen van mevrouw Stienen. Het is belangrijk dat er serieus opvolging wordt gegeven aan dergelijke beschuldigingen. De lidstaten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het grenstoezicht. Voor lidstaten met buitengrenzen is dit niet altijd eenvoudig. Vooropstaat dat optreden aan de grens altijd in lijn moet zijn met Europees en internationaal recht. Als hoeder van de verdragen zit de Commissie hier bovenop. Zo assisteert de Commissie bij het opzetten van monitoringsmechanismen, onlangs nog in Kroatië. Zelf heb ik het belang van het naleven van EU- en internationaal recht bij de grensbewaking benadrukt tijdens de laatste JBZ-Raden, niet de allerlaatste maar bij meerdere JBZ-Raden. Ik zal dat ook blijven doen. Ik breng dit ook actief op in contacten met mijn collega's. Ik heb met mijn Griekse, Kroatische en Poolse ambtgenoten meerdere keren hierover gesproken, niet alleen in JBZ-verband, maar ik heb ook zelfstandig de telefoon gepakt en daarover gebeld.
De voorzitter:
Naderen wij een beetje het einde van uw map?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, ik ben er bijna, voorzitter.
Wat vind ik van het voorgestelde Raadsbesluit over noodbetalingen voor Litouwen, Letland en Polen? Daar heb ik kennis van genomen. Het betreft een voorstel voor een Raadsbesluit op grond van artikel 78, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Raad moet hiermee instemmen, na raadpleging van het EP. Ik heb vorige week het BNC-fiche hierover versneld naar het parlement gestuurd. Ik verwelkom het voorstel want het betreft een parafrasering van bepalingen van bestaande regelingen. Er zijn ook overeenkomsten tussen de voorstellen van de Europese Commissie, bijvoorbeeld voor het pact, en de grensprocedure. Op deze manier is het misschien mogelijk dat we dat grote probleem op dit moment voor Litouwen, Letland en Polen enigszins beheersbaar kunnen maken.
Tot slot, een vraag van mevrouw Nanninga en dan ben ik klaar, voorzitter; u zit te popelen, ik zie het. Over een gedegen actieplan om de asielinstroom te verminderen heb ik ook al aan de heer Van Hattem geantwoord dat Nederland het niet als een realistische oplossing ziet om de grenzen te sluiten. Bovendien vindt Nederland dat we dat ook niet doen omdat degenen die vluchten voor oorlog en geweld asiel moeten kunnen aanvragen. Wat wij wel doen, is kiezen voor een pakket realistische maatregelen. We willen de risico's zo veel mogelijk beperken, de veiligheid bevorderen en daarmee tevens bescherming bieden aan diegenen die onze bescherming nodig hebben.
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Ja, dat tranentrekkende mantra van vluchtelingen, oorlog en geweld et cetera horen we meestal op links. Is de staatssecretaris het met ons eens dat ontzettend veel van die zogenaamde vluchtelingen ons hier geweldig het leven zuur maken? Onze fractie in de Tweede Kamer is op bezoek geweest bij de buschauffeurs van Ter Apel. Ik spreek regelmatig Amsterdamse en Haagse politiemensen, mensen van Dienst Terugkeer & Vertrek, mensen van de IND, en die hebben het echt niet allemaal over vreselijk zielige mensen, op de vlucht voor oorlog en geweld. Daar moet toch aan de instroomkant iets aan gebeuren? Is de staatssecretaris dat met ons eens?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp heel goed wat mevrouw Nanninga zegt. Haar collega in de Tweede Kamer, de heer Eerdmans, heeft dat ook naar voren gebracht. Ik deel ook die zorgen. Tegelijkertijd is het wel zo dat u zegt dat het tranentrekkend is, maar dat is zo en dat voelt Nederland zo. Er is draagvlak voor in Nederland om mensen die vluchten voor oorlog en geweld bescherming te bieden. Tegelijkertijd zijn een hoop mensen die deze kant op komen, gelukzoekers, voor een betere positie, maar ook gewoon gelukzoekers. Die vragen asiel aan en maken vervolgens toch misbruik van de opvang en van de omstandigheden in Nederland, want die zijn heel prettig. Ik hoop dat we dat met de Europese voorstellen voor de grensprocedure veel beter onder controle kunnen gaan krijgen.
Belangrijk is dat we zo snel mogelijk mensen die asiel aanvragen, vooral de veiligelanders, zoals wij dat noemen, berichten om te laten weten dat zij geen toegang krijgen tot asiel en dat zij kunnen vertrekken. Maar de grensprocedure zoals die wordt voorgesteld door de Europese Commissie is veel helderder wat dat betreft. Mensen kunnen zich melden aan de buitengrenzen van de Europese Unie. De meer succesvolle … Laat ik het zo zeggen: de meer kansrijke mensen kunnen de Europese Unie in, waarna hun asielaanvraag wordt behandeld. De niet-kansrijken krijgen bij die grensprocedure het bericht: u kunt hier niet terecht; u moet terugkeren naar waar u vandaan gekomen bent.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Ik ben bekend met het systeem, maar dat werkt dus overduidelijk niet. Als we kijken naar draagvlak voor mensen die het echt nodig hebben, dan zal er toch echt iets moeten gebeuren aan die instroom. Daarin vinden de collega's van de linkse partijen en wij elkaar ook wel. Er moet natuurlijk niet minder of instabiel geld naar de dienst die die stroom moet verwerken. Daarover zijn we het eens, ook al vliegen we dat punt van een heel andere richting aan.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Daar kom ik op. Is de staatssecretaris het met ons eens dat juist om dat draagvlak … Er zijn echt zielige mensen. Dat is zo. Maar om dat draagvlak te behouden en te vergroten, werken dat pappen en nathouden en die open grenzen niet. In Denemarken, ook een land in de EU, kan het wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een beknopt antwoord graag, staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Laat ik dan maar meteen de koe bij de horens vatten, namelijk Denemarken. Denemarken is niet gebonden aan de Opvangrichtlijn, niet gebonden aan de Procedurerichtlijn, niet gebonden aan de Kwalificatierichtlijn, niet gebonden aan de Gezinsherenigingsrichtlijn en nog een stelletje andere richtlijnen. Dat maakt het makkelijk voor Denemarken om op te treden zoals ze willen. Ze hadden afgelopen jaar 1.500 asielverzoeken; wij hadden er 25.000.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Nu komen we ergens. Dat is natuurlijk fantastisch. Wij kunnen ons natuurlijk ook terugtrekken uit al die zinloze Europese Commissieverdragen en -afspraken, waar wij alleen maar de dupe van zijn. Wij faciliteren alleen maar profiteurs. Is de staatssecretaris het met ons eens dat we dit zo snel mogelijk moeten opzeggen? Nogmaals, ik herhaal: juist om die paar mensen die het echt nodig hebben, die het echt verdienen, met draagvlak van fatsoenlijke opvang te kunnen voorzien en kansloos stelend, rovend tuig buiten te houden.
De voorzitter:
Kort antwoord nog, de staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat klinkt aantrekkelijk: Nederland, stap er ook uit en doe net als Denemarken. Maar dat is een gepasseerd station. Dat kan niet meer.
De voorzitter:
Dan nog een korte interruptie voor de heer Van Hattem en dan gaan we echt naar de volgende termijn. Een enkele vraag graag, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik kan me voor een groot deel aansluiten bij het commentaar van mevrouw Nanninga zojuist, met het verschil dat opvang in de eigen regio de inzet zou moeten zijn in plaats van die enkeling hier alsnog naartoe te halen. Ik heb nog een aantal andere vragen gesteld aan de staatssecretaris die niet, of niet helemaal beantwoord zijn. Nu we het toch over Denemarken hebben, ik heb gevraagd naar de situatie van de Deense oud-minister die nu twee maanden de gevangenis in moet voor het naar goede eer en trouw uitvoeren van beleid. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan? Hoe wordt dat vanuit Nederland bezien, in de Europese context? Is dat misschien ook wel de angst van deze staatssecretaris en wil ze een verblijf in Nieuwersluis voorkomen?
Dan had ik nog een vraag over de effectiviteit van de arbeidsmarkt, de vervangingsmigratie en de arbeidsmigratie, waarbij ook gezinsmigratie en statushouders worden genoemd. Kan de staatssecretaris daar nog op komen? Kunnen er ook prestatie-indicatoren aan gekoppeld worden?
Ik heb ook nog een vraag gesteld over de regeling voor het huisvesten van grote statushoudersgezinnen. Daar heb ik nog geen antwoord op gehad.
Dan de totale ineffectiviteit van zelfstandige terugkeer en de rol daarin van activistische ngo's, en de nog ruim 3.000 te ontvangen Afghanen die volgens het plan van Eurocommissaris Johansson nog naar Nederland moeten komen. Daar heeft deze staatssecretaris, of in ieder geval Nederland, zich blijkbaar aan gecommitteerd.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Is het een idee om die vragen in de tweede termijn te beantwoorden, staatssecretaris?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat is goed, voorzitter. Het is een heel rijtje. Laat ik één vraag beantwoorden, namelijk over dat ik misschien naar Nieuwersluis zou moeten. Ik weet trouwens niet of dat nog steeds een detentiecentrum is in Nederland. De heer Van Hattem is wat dat betreft al aan de late kant, want in de Tweede Kamer werden mijn collega's Grapperhaus en Dekker en ikzelf beschuldigd van landverraad. Ik ben niet in de boeien geslagen. Vervolgens werd de hele Tweede Kamer beschuldigd van landverraad. Wat dat betreft kan het dus nog een tikkeltje spannender worden.
De voorzitter:
Laten we die kant niet opgaan. Dan mevrouw Stienen, u mist nog een antwoord, misschien ook voor de tweede termijn.
Mevrouw Stienen i (D66):
Klopt, voorzitter. Mijn fractie heeft zorgen geuit over de positie van ngo's en hulpverleners die aan de grenzen in Polen maar ook op de eilanden in Griekenland hulp willen verlenen. En ook over de journalisten die daar verslag over willen doen. We zien in Griekenland dat er nu net een wet is aangenomen, waarover Human Rights Watch zich ook heeft geuit die zich enorme zorgen maakt dat er onder het mom van het bestrijden van fake news nu journalisten die rapporteren over pushbacks — denk ook aan onze eigen Nederlandse journaliste Ingeborg Beugel …
De voorzitter:
Mevrouw Stienen, kunt u het een beetje kort houden gezien de tijd? Een korte interruptie is toegestaan, een lange niet.
Mevrouw Stienen (D66):
Ik heb een vraag hierover, omdat ik had gehoopt dat daar een reactie op kwam. Mijn fractie maakt zich dus erg zorgen om deze ontwikkeling en we zijn benieuwd of de staatssecretaris daar ook in haar contacten met de Grieken haar ongerustheid over uit. De staatssecretaris noemde zelf net het belang dat zij hecht aan de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van journalistiek, dus wij wilden daar nog een extra reactie op.
De voorzitter:
Dat kan misschien desgewenst in de tweede termijn. Wat u wilt, staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan daar vrij kort over zijn, voorzitter. Ja, in algemene zin laten we ons daarover uit en zeggen we dat het enorm belangrijk is dat journalisten hun werk in vrijheid kunnen doen, want dat is voor Nederland heel belangrijk. Ook Nederlands buitenlands beleid is daarop geënt. Maar in individuele gevallen spreken wij daar niet de Griekse autoriteiten op aan, maar er is wel intensief contact tussen de betrokken personen en de Nederlandse ambassade.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we nu gekomen bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Vos namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. En ook dank aan deze staatssecretaris. Het is inderdaad een memorabel moment, want het is misschien wel de laatste dag dat u hier in dit huis en ook op het Binnenhof als werkende aanwezig bent. Dus ik voel met u mee. Het is een prachtige plek hier. Het is goed dat we dat even markeren.
Wij hebben uitvoerig stilgestaan bij de bestendige financiering en wat het kabinet gaat leren en gaat meegeven aan het volgende kabinet. Ik hoop ook echt dat er in de volgende begroting een stabiele financiering van zowel de IND als het COA staat, want dat helpt voor de rust. Sowieso is rust en stabiliteit goed voor dit land.
We komen nog te spreken over de noodmaatregelen die de Europese Commissie voorstelt aan de oostgrens van Europa, in Litouwen, Letland en Polen. Zoals u weet, zijn onze fracties daar zeer kritisch op. Dat zullen we ook aangeven in onze schriftelijke inbreng die vandaag ook wordt ingebracht.
Dan nog een laatste punt. Ik heb het niet gehad over het nieuwe regeerakkoord. Daar gaat het ook niet over. Daar gaat deze staatssecretaris niet over. Ik zag een aantal hoopvolle dingen over circulaire migratie en realistischer migratiebeleid, maar ik zag ook iets wat mij zeer veel zorgen baart. Dat is de zinsnede over de ongewenstverklaring. Een ongewenstverklaring is iets wat je aan je broek krijgt als je een misdaad hebt gepleegd. Wat in het nieuwe regeerakkoord staat, is dat de ongewenstverklaring wellicht wordt uitgebreid naar mensen die geen misdaad hebben gepleegd maar die hier gewoon zijn en op de een of andere manier niet terug kunnen. Dan gaat het over die schoonmakers in Amsterdam die geen kant op kunnen, geen kant op willen. Onze fractie en de fractie van GroenLinks zullen zich hevig verzetten als dat betekent dat de ongewenstverklaring wordt uitgebreid naar mensen die geen misdaad hebben bedreven. Ik hoop ook dat dat niet de bedoeling is van wat daar staat in het regeerakkoord.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording door de staatssecretaris in eerste termijn.
Ik heb nog wel een paar puntjes, eerst de punten die ik zojuist al noemde die nog onbeantwoord waren, waar ik in de tweede termijn nog antwoord hoop te krijgen.
Ik wil nog even terugkomen op het punt van die aanwijzingen richting Nederlandse gemeentes. Er kwam eigenlijk maar een half antwoord over wat nu die juridische grondslag is. Dan hoor ik dat het situationeel bepaald is, en dat ruimtelijk bestuursrecht ervoor kan worden ingezet. Maar ik heb nog nergens iets kunnen ontdekken van een concrete aanwijzingsbevoegdheid van deze staatssecretaris om richting die gemeentes dwangmaatregelen te nemen om zo'n huisvesting te faciliteren, of dat in ieder geval op te kunnen leggen. Natuurlijk zijn er binnen het staatsrecht wel bepaalde mogelijkheden om in te grijpen bij een gemeente, maar dan hebben we het over taakverwaarlozing of al dat soort ontwikkelingen. Dan moet het wel heel ingrijpend en concreet zijn om zoiets te kunnen doen.
Mijn vraag blijft dus de volgende. Maatregelen moeten gewoon een formele grondslag hebben in ons land. Ik denk dat de staatssecretaris dat als jurist zeker ook kan beamen. Ik mis dat gewoon in dit verhaal. Er is een dwingend-rechtelijke, internationale vraag, volgens de staatssecretaris. Maar het internationale aspect, het internationaal recht, heeft betrekking op de Nederlandse rijksoverheid. De lokale autonomie staat daarbuiten, in principe. Dus mijn vraag blijft: welke formele grond is er nu eigenlijk om die aanwijzing te kunnen geven? Wat wordt er in de aanwijzing meegenomen als grondslag om tegen een gemeente te zeggen: u zult dit moeten accepteren van de rijksoverheid? Dus daar had ik graag nog enige beschouwing op.
Voorzitter. Ik heb het in de eerste termijn al genoemd: volgens de cijfers bij deze begroting bestaat 77% van de asielzoekers die binnenkomen uit alleenstaande mannen. Dan zien we nu een hele hoop gemeentes die noodopvanglocaties regelen, die asielopvang faciliteren. Dan wordt er voorgehouden: er komen ook gezinnen naartoe, en het is heel schrijnend voor die gezinnen, want er zijn kinderen in Ter Apel die 's nachts op stoelen moeten slapen. Dat soort verhalen worden gewoon letterlijk als tranentrekker aan zo'n gemeenteraad voorgehouden. Met zulk soort emotionele chantage gaat een meerderheid er vaak mee instemmen.
Nou zien we bijvoorbeeld de situatie in de gemeente Oirschot. Daar werd ook zo'n verhaal gehouden. Het was een voormalige verslavingskliniek. Aan de gemeenteraad werd voorgehouden dat er 150 asielzoekers zouden komen. 50 daarvan zouden alleenstaande minderjarige vluchtelingen zijn, kinderen tussen de 15 en 18 jaar, en daarnaast zouden er 100 mensen komen, grotendeels in gezinsverband. Daar ging ook het college van uit. Nog tijdens die raadsvergadering kwam er opeens informatie vanuit het COA dat het voornamelijk mannen zouden zijn. Dus je ziet dat er aan een gemeenteraad een heel ander verhaal wordt voorgehouden dan wat er daadwerkelijk komt. Dus kan de staatssecretaris nog eens aangeven hoe dat nou zit? Wordt er wel een eerlijk verhaal verteld vanuit het COA richting de gemeentes? Ik wil nog wel even de bron aangeven. Dit heeft in het Eindhovens Dagblad van afgelopen week gestaan.
Dan kom ik bij mijn volgende punt. Gisteravond is een besluit genomen door een rechtbank, in Limburg of Maastricht, geloof ik. Daar was een situatie met een gezin van statushouders. Die kregen een woning toegewezen die ze te klein vonden. Vervolgens werd er gezegd: u moet die woning accepteren. Dat deden ze niet, en zij worden nu door de rechter in het gelijk gesteld. Ik wou toch wel graag een reflectie van deze staatssecretaris op hoe dit zich nu verhoudt tot de Nederlandse woningzoekende. Die moet jarenlang op een wachtlijst staan, en hier krijgen we te horen: binnen veertien weken moet een statushouder een woning krijgen om aan zijn toekomst te werken. Nederlanders moeten tien, soms veertien jaar wachten op een sociale huurwoning, om daar aan hun toekomst te kunnen werken met hun gezin. Hoe eerlijk en oprecht is dit ten opzichte van onze Nederlandse woningzoekenden, en worden die niet gewoon glashard gediscrimineerd?
Voorzitter. We krijgen het verhaal te horen dat die aanwijzingen er dus komen. Tegelijkertijd krijgen we het verhaal te horen dat die noodopvanglocaties, de tijdelijke noodopvanglocaties, afgebouwd gaan worden. Kan de minister nog een tijdsplan aangeven, waarbinnen dergelijke beslissingen worden genomen? Want er vinden nu allerlei onderzoeken plaats naar bijvoorbeeld ruimtelijke locaties die misschien wel ingezet kunnen worden. Het verhaal daarbij is dat het voor noodopvang is. Kan de minister aangeven of die gemeenten straks in één keer overruled gaan worden door de rijksoverheid, waarbij dan wordt gezegd dat het een permanente opvanglocatie moet worden voor meerdere jaren, terwijl het nu misschien voor hooguit een paar maanden bedoeld is? Kan daar gewoon openheid en duidelijkheid over worden gegeven?
Ik had nog iets. Ja, de asielinstroom. Die is net al terecht genoemd. De minister ... Sorry, de staatssecretaris geeft aan: er is een hoge asielinstroom en we blijven als Nederland die opvang faciliteren. Tegelijkertijd zegt de staatssecretaris: wij zien heel veel gelukzoekers binnenkomen die daar gebruik van maken. Is het dan niet belangrijk om een duidelijk slot op die deur te hebben en te zeggen: we laten hier niet iedereen binnen? Dat is beter dan pas als iedereen eenmaal binnen is, eens gaan bekijken wat de situatie is. In ieder geval een heel groot deel blijkt dan gewoon gelukzoeker te zijn. Is dat niet een onmogelijk op te lossen probleem met zulke aantallen? Ik wil niet zeggen "trekken aan een dood paard". Maar een heel beperkt deel vertrekt. Dus nogmaals, kan er gekeken worden naar toch een beperking van de instroom? Wat de PVV betreft wordt die totaal stopgezet. Als de staatssecretaris dat niet wil, dan wil de PVV dat er in ieder geval wordt gezorgd dat er niet pas als iedereen Nederland binnen is, er nog eens gekeken gaat worden of iemand gelukzoeker is of niet, om vervolgens hier tot in lengte van jaren in het asielsysteem te blijven. We weten niet eens hoeveel illegalen er hier in Nederland zijn.
Voorzitter, tot zover mijn tweede termijn. Nogmaals, het is een memorabel moment om voor de laatste keer hier in deze mooie zaal te spreken. Voor deze staatssecretaris was het waarschijnlijk de laatste keer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan mevrouw Stienen van D66.
Mevrouw Stienen i (D66):
Voorzitter. Ik wil namens de D66-fractie de staatssecretaris graag bedanken voor haar inbreng. In 2015 ging mijn maidenspeech onder andere over de Opvang- en Procedurerichtlijn in de mooie zaal. Toen was de staatssecretaris nog Voorzitter van ons mooie huis. Nu zitten we hier met elkaar. Ik kijk naar die stoel en denk: dit is een mooi moment. Het is mooi om dat samen mee te maken.
Namens mijn fractie heb ik in de eerste termijn willen laten zien dat voor ons draagvlak heel belangrijk is. Het is belangrijk dat we zien dat dat er is. Dat draagvlak hangt wel af van aan de ene kant een menswaardig asielsysteem en aan de andere kant een goed terugkeerbeleid. Ik ondersteun daarom wel de mensen die op dat laatste kritisch zijn. Ik denk dat draagvlak ook gebaat is bij zorgvuldig taalgebruik. Namen mijn fractie wil ik daar iets over opmerken. Ik hoorde de staatssecretaris net een paar keer het woord "gelukzoekers" gebruiken. Ik weet dat zij heel zorgvuldig is. Uit de IND-trends blijkt dat het grootste deel, bijna 70%, uit mensen bestaat die uit landen komen zoals Syrië, Afghanistan en Somalië. Dat zijn landen waar oorlog en geweld zijn.
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Bij D66 zeurt men graag over de toon in plaats van dat men praat over de inhoud. Maar goed, daar gaat mijn interruptie niet over. Is mevrouw Stienen bekend met het Kantaronderzoek dat ik citeerde in eerste termijn? Daaruit blijkt dat het merendeel van de Nederlanders helemaal geen zin heeft in veel meer immigratie, laat staan asielmigratie.
Mevrouw Stienen (D66):
Ik denk dat als we een competitie gaan doen over onderzoeken ... Ik heb zelf het onderzoek van Barbara Oomen geciteerd. Zij heeft een onderzoek gedaan in meer dan 200 gemeenten over de raadsbeslissing over of we wel of niet kinderen gaan opnemen uit Moria. Daar bleek heel veel steun voor te zijn. Ik snap wel dat we hier met z'n allen een verplichting hebben om in dat draagvlak altijd zorgvuldig te zijn.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Zielige kinderen is natuurlijk weer een ander verhaal. Het gros van de asielinstroom, met name de gelukzoekers en de mensen uit veilige landen, die al die criminaliteit veroorzaken, bestaat niet uit lieve kindjes in zielige tentenkampen. Dan meet je eigenlijk twee verschillende draagvlakken. Is mevrouw Stienen dat met me eens?
Mevrouw Stienen (D66):
Ik denk dat mevrouw Nanninga en ik hier elkaar niet zullen vinden in hoe we dit soort onderzoeken moeten interpreteren, dus daar laat ik het bij.
Afsluitend over gelukszoekers. 32% van de mensen die asiel hebben aangevraagd, komt uit andere landen. Misschien bedoelt de staatssecretaris dat met "gelukszoekers". Mijn verzoek is om zorgvuldig te zijn met hoe wij mensen noemen die bescherming in Nederland vragen.
Tot slot over de aanwijzing. Ik ben eigenlijk heel blij met de brief van de voormalige gouverneur van Limburg, de waarnemend burgemeester van Enschede, die heel mooi aan het einde van zijn brief zei: we moeten voor opvang zorgen maar we moeten ook zorgdragen voor de zorgen van onze bewoners, maar ja, het is kerst en vliegveld Twente zal dan een plekje, een soort van herberg zijn. Dat vind ik een mooie gedachte om mee af te sluiten.
Dan heb ik nog een kijktip voor iedereen als het gaat over jonge mannen. Kijk vooral eens naar de Gouden Kalf winnende documentaire Shadow Game. Ik zie daarin mijn neefjes, die geen gelukszoeker zijn, maar die vanuit landen zoals Afghanistan en Syrië proberen een veilige bescherming te vinden.
Daar laat ik het bij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. Ten slotte is het woord aan mevrouw Nanninga namens de Fractie-Nanninga.
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Dank, voorzitter, en dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. "Een niet onbelangrijk deel van de mensen die in Nederland een asielaanvraag indienen, voldoet niet aan de criteria om hier toegelaten te worden. Velen komen aan vanuit veilige landen of zijn doorgereisd via de Balkanroute of een van de zuidelijke EU-lidstaten. Een deel is nooit geregistreerd. Velen hebben geen identiteitspapieren bij zich. Dat laatste is meestal geen toeval; deze mensen weten heel goed dat ze volgens de regels geen kans maken op een verblijfsvergunning. Uiteindelijk blijken heel wat mensen die hier een aanvraag indienen dan ook geen recht te hebben op onze bescherming. Vervolgens lukt het vaak niet om deze mensen gedwongen terug te laten keren naar het land van herkomst." Dit is een citaat van de staatssecretaris in het debat over de begroting in de Tweede Kamer.
De staatssecretaris erkent dus steeds dat het probleem bestaat en dat het niet lukt dat probleem op te lossen. De reactie die dan volgt, is: "De voorstellen van de Europese Commissie voor een goedwerkende grensprocedure zouden enorm behulpzaam zijn om het asielsysteem te beschermen." Weer een citaat van de staatssecretaris. We hopen dus op een voorstel van de Europese Commissie dat behulpzaam zou kunnen zijn. Dat is onzin. Denemarken ligt ook in Europa en daar krijgen ze per jaar binnen wat hier in twee weken instroomt. Het argument dat de staatssecretaris terecht aanvoerde dat wij ons nu eenmaal na tien jaar rampzalig eurofiel VVD-beleid vastgedraaid hebben in allerlei regels en verdragen, ontslaat de staatssecretaris niet van de plicht om binnen dat keurslijf te doen wat zij kan. Daartoe straks onze moties.
Want ingrijpen, ook binnen die verdragen die onze soevereiniteit ondermijnen, dat is gewoon een keuze. Een keuze die deze staatssecretaris nu al jaren niet maakt, ook met deze begroting weer niet. Niet ingrijpen, geen passend huishoudboekje afleveren en schuilen achter procedures, terwijl Denemarken doet wat wij echt voor een groot deel wel kunnen en moeten doen. En ja, er zijn nu eenmaal internationale verplichtingen. We staan er handenwringend bij. We kunnen er niks aan doen. En alle criminaliteit en overlast van asielzoekers? Ja, dat komt omdat er geen woningen zijn, ook al zoiets. Dat overkomt ons maar gewoon. Het is niet een gevolg van bewuste keuzes. Deze staatssecretaris klinkt niet als de staatssecretaris van asiel van een soeverein land, maar als een totaal overspoelde staatssecretaris van natuurverschijnselen: migratie, asielstromen, regelgeving, geen woningen. Seksuele intimidatie? Nou ja, doe daar aangifte van en we schrijven het op. Extra politie? Nee, dat gebeurt ergens anders, ook geen invloed op. Helaas. Het gebeurt allemaal maar. Nul invloed op. Ze staat erbij en ze kijkt ernaar. En Marokko en Algerije even bellen om hun criminele, rondtrekkende dieven op te halen op straffe van sancties waar ze sterretjes van zullen zien? Dat lukt ook al niet.
Voorzitter. Zo worden de problemen en, herhaal ik, ook het draagvlak voor mensen die hier misschien wel moeten en kunnen zijn natuurlijk nooit opgelost. Het komt niet goed zo.
Voorzitter. We zijn de beroerdsten niet. We willen de staatssecretaris graag twee concrete, direct uitvoerbare voorstellen aan de hand doen in de vorm van twee moties. Die zal ik met uw goedvinden voordragen.
De voorzitter:
Door de leden Nanninga, Berkhout en Van Wely wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat tot en met week 40 in 2021 slechts 2.780 vreemdelingen zijn teruggekeerd naar hun land van herkomst;
constaterende dat de verwachte asielinstroom over heel 2021 tegen de 40.000 mensen aan zit;
overwegende dat de asielketen daarmee volledig verstopt zit;
overwegende dat dit een enorme druk legt op meerdere facetten van de samenleving;
verzoekt de regering om voor de zomer van 2022 met een actieplan te komen om de uitstroom van asielzoekers significant te verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter C (35925-VI).
Door de leden Nanninga, Berkhout en Van Wely wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de afgelopen jaren steeds 1 miljoen euro beschikbaar is gesteld aan gemeenten om de asielopvangproblematiek te bestrijden;
constaterende dat een groot deel van de zogeheten (criminele) veiligelanders binnen en buiten de opvanglocaties overlast veroorzaakt en/of zich schuldig maakt aan criminaliteit;
overwegende dat dit een grote negatieve impact heeft op de samenleving;
overwegende dat gemeenten vaak niet voldoende (financiële) middelen tot hun beschikking hebben om deze problematiek effectief te bestrijden;
verzoekt de regering om structureel 5 miljoen euro beschikbaar te stellen aan gemeenten die asielzoekers opvangen om zo de asielopvangproblematiek effectief te kunnen bestrijden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter D (35925-VI).
Bent u daarmee aan het eind van uw inbreng gekomen?
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat ben ik, voorzitter. Dank u wel.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik dank mevrouw Nanninga voor haar betoog, maar ik heb een vraag over de laatste motie. Ik hoor namelijk dat er 5 miljoen beschikbaar zou moeten worden gesteld om de asielproblematiek te bestrijden. Moet dat dan binnen de huidige, voorliggende begroting? Dat ten eerste. En wat moeten we verstaan onder "bestrijden"? Is de beste bestrijding niet gewoon het sluiten van die asielcentra of, nog beter, het gewoon dichtgooien van onze grenzen voor die asielmigranten?
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat is natuurlijk absoluut het doel waar ook onze fractie achter staat, maar het is een feit dat hier heel veel mensen zijn die nu heel veel overlast veroorzaken. Hoe graag ik het ook wil, die zijn niet morgen weg en we kunnen de mensen rond die asielcentra — ondernemers, politie en buschauffeurs — niet zo lang overleveren aan wat die mensen veroorzaken. Dan moet daar dus maar geld naartoe gaan. Ik had het ook liever ergens anders aan uitgegeven, zeg ik tegen de PVV, maar er moet iets gebeuren.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
"Geld ernaartoe" … Waar moet dat geld aan worden uitgegeven? Als daar bij wijze van spreken alleen maar leuke dingen voor worden gedaan op die asielzoekerscentra om de boel daar wat gezelliger te maken, playstations uit te delen en noem maar op in plaats van dat er echt handhaving plaatsvindt … Kan mevrouw Nanninga iets concreter zijn? Aan welke maatregelen moet gedacht worden voor het inzetten van dat geld? Dan kan ik de motie beter duiden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat is een hele goede vraag. Ik denk dat de heer Van Hattem mij en mijn fractie wel beter kent dan te denken dat dat naar playstations en pingpongtafels moet gaan. Maar het is een goede, verduidelijkende vraag. Wij doelen uiteraard op handhaving en maatregelen die de veiligheid vergroten en eventueel ook op compensatie. Er is natuurlijk veel winkeldiefstal et cetera. Het kost ondernemers ook allemaal tijd. U moet het dus zoeken in die sfeer, echt in handhaving en repressie, en absoluut niet in knuffelprojecten.
De voorzitter:
Dank u wel. We zijn gekomen aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. Wenst een van de leden nog het woord in de tweede termijn? Dat is niet het geval. Staatssecretaris, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer?
Staatssecretaris Broekers-Knol i:
Ik denk het wel, voorzitter, maar ik zou graag aan de heer Van Hattem iets willen vragen, want ik heb het heel slordig opgeschreven. Hij zei dat ik in mijn eerste termijn een paar vragen niet heb beantwoord. Ik heb de vraag opgevangen over de mensen met grote gezinnen en de vraag over de 3.000 Afghanen, maar er was ook nog iets over arbeidsmigranten en iets met ngo's. Misschien zou hij die vragen kunnen herhalen, want dan kan ik die meteen meenemen.
De heer Van Hattem (PVV):
Dank aan de staatssecretaris. Er is een beleidsonderzoek uitgevoerd naar … Nou ben ik zelf even het woord kwijt. Het gaat in ieder geval over de perceptie van migratie en over de effecten daarvan en ook van arbeidsmigratie op de samenleving. Er is eigenlijk gewoon totaal geen duidelijk beeld van de effectiviteit en de resultaten daarvan. Tegelijkertijd wordt er in deze begroting wel ingezet op het bevorderen van reguliere migratie en arbeidsmigratie. De gezinsmigranten en de statushouders worden gezien als een potentieel belangrijke bron voor de arbeidsmarkt, terwijl dat eigenlijk nergens op gebaseerd is. Daar had ik nog graag een reactie op gehad. En worden daar dan ook prestatie-indicatoren aan gekoppeld als er zulk soort beleid wordt ingezet?
Dan het andere punt. Er liep ook een beleidsonderzoek naar zelfstandige terugkeer. Dat onderzoek zit ook bij de stukken van deze begroting. Volgens dat onderzoek is zelfstandige terugkeer zeer ineffectief. Voor die zelfstandige terugkeer worden de Internationale Organisatie voor Migratie en ngo's ingezet. Mijn vraag is: waarom blijven we inzetten op dat ineffectieve zelfterugkeerbeleid in plaats van stevig in te zetten op gedwongen terugkeer? Ik doe het verzoek om te stoppen met de inzet van die ngo's, die er blijkbaar geen resultaten mee boeken.
De voorzitter:
Ik wil de staatssecretaris en ook meneer Van Hattem vragen om het kort te houden in de vierde termijn, want anders kom ik in de problemen met een aantal commissievergaderingen die ook nog moeten plaatsvinden. U heeft al heel veel interrupties gehad, meneer Van Hattem, dus misschien kunnen we het nu even bondig houden. Dat vraag ik ook aan de staatssecretaris. Staatssecretaris, ik geef u graag het woord.
Staatssecretaris Broekers-Knol i:
Voorzitter. Eerst kom ik op het punt van mevrouw Vos over stabiele financiering. Ik denk dat ik duidelijk heb aangegeven dat er inderdaad wordt gestreefd naar stabiele financiering, zowel voor het COA als voor de IND. Dat punt is voor mijn departement echt belangrijk. Het wordt soms "jojobeleid" genoemd. Die uitdrukking wil ik niet hanteren, maar het is inderdaad voor alle betrokkenen belangrijk dat er een stabiele financiering komt. Er wordt hard aan gewerkt om dat voor elkaar te krijgen. We zullen dat dadelijk ook zien bij de Voorjaarsnota en in het vervolg, maar op dit moment werken wij met de MPP van afgelopen februari. Die stabiele financiering is echt een belangrijk punt; dat zeg ik tegen mevrouw Vos. Ik vind het ook heel belangrijk.
Dan de ongewenstverklaring. Die staat in het coalitieakkoord. Daar laat ik mij als demissionaire regering en als demissionair bewindspersoon niet over uit.
Dan een belangrijke vraag van de heer Van Hattem. Ik meen dat ik daar al uitgebreid antwoord op heb gegeven. Ik heb hem ook gezegd dat ik hem wat betreft die juridische grondslag moet teleurstellen als hij per se van mij wil dat ik die aanwijs in artikel dit, lid 3 van wet zoveel in subparagraaf zoveel. Ik heb gezegd waarop de aanwijzing is gebaseerd. Ik heb hem ook gezegd dat het Rijk nog allerlei juridische instrumenten kan inzetten om dat te doen. Maar ik moet hem teleurstellen ten aanzien van die exacte vraag. Het is dus vragen naar een antwoord dat ik al had gegeven.
Dan de vraag over de 77% alleenstaande mannen in Oirschot. Wordt er een eerlijk verhaal verteld? Ja, er wordt een eerlijk verhaal verteld, want ik kan de heer Van Hattem verzekeren dat ook die mannen opvang verdienen.
Dan de zaak van de Nederlandse rechter die een gezin in het gelijk heeft gesteld waarbij Nederlandse woningzoekenden achtergesteld worden, althans, volgens de heer Van Hattem. Dat is inderdaad lastig, maar ik zal toch moeten zeggen dat ik niet in een uitspraak treed van de Nederlandse rechter. De Nederlandse rechter is een onafhankelijk persoon, een onafhankelijk gremium. Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij in een rechtsstaat leven waarin dat soort beslissingen door de rechter genomen kunnen worden.
Dan een tijdsplan voor de aanwijzing met het oog op openheid en duidelijkheid. De aanwijzing is een maatregel om de acute situatie waarin we nu verkeren, waarbij we eind van deze maand 2.000 plekken nodig hebben, op te lossen. We hebben dus niet gekozen voor crisisnoodopvang. Dat heb ik zojuist uitgelegd. Het zou kunnen zijn dat er misschien nog een enkele aanwijzing volgt, maar het is helemaal niet de bedoeling dat we van aanwijzing naar aanwijzing naar aanwijzing gaan. We zijn daar open over. We zijn daar duidelijk over. We spreken erover aan de landelijke regietafels. We spreken erover met de provinciale regietafels via de landelijke regietafels. En we spreken er ook over met de rijksheren. Er is dus geen geheimzinnigheid over. Dat is de gedachte erachter.
Op de vraag naar een slot op de deur voor asiel en het beperken van de instroom heb ik al meerdere malen antwoord gegeven: dat doet Nederland niet.
Dan het onderzoek naar de arbeidsmigranten met prestatie-indicatoren. Arbeidsmigranten kunnen naar Nederland komen. Dan moet er een referent zijn. Die referent kan dat regelen. Een referentschap moet aangevraagd worden bij de IND. Als men daaraan voldoet en ook kan aantonen dat er voor die plekken geen personen beschikbaar zijn in Nederland, dan kan iemand een arbeidsmigrant laten doorkomen. Dat is de regeling die wij hebben. Die hebben wij ingevoerd bij het moderne migratiebeleid een aantal jaren geleden.
Wij zetten zo veel mogelijk in op zelfstandige terugkeer. Er wordt hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat mensen die moeten terugkeren, zelfstandig kunnen terugkeren, want dat is veel beter dan wanneer ze gedwongen moeten terugkeren. Daar is tot nu toe veel succes mee behaald, maar de afgelopen anderhalf jaar, vanaf maart 2020, hebben we te maken met ernstige en zeer ernstige beperkingen vanwege covid.
Mevrouw Stienen sprak over de term "gelukszoekers". Ik ben het eens met mevrouw Stienen: dat woord had ik op deze manier niet moeten gebruiken. Er zit maar een heel klein percentagetje, écht een heel klein percentagetje, bij van mensen die echt gelukszoekers zijn, maar ik ben het met mevrouw Stienen eens dat ik zorgvuldig moet zijn. Er zijn mensen die naar Nederland komen en hier asiel aanvragen, maar geen recht hebben op asiel omdat zij niet voldoen aan de vereisten voor de asielstatus zoals wij die kennen in Nederland. Zo had ik het heel netjes moeten zeggen.
Mevrouw Stienen heeft ook nog iets gezegd over de aanwijzing. Die geldt nu om de acute situatie op te lossen van de 2.000 plekken die we tekort hebben.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw betoog, staatssecretaris?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nee, nee, nee, voorzitter, maar ik zie de heer Van Hattem staan.
De voorzitter:
Zullen we de staatssecretaris haar betoog eerst laten afmaken? Gaat uw gang.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Nanninga had eigenlijk geen vraag, maar wel twee moties. Ik zou een overspoelde staatssecretaris zijn. Ik ben helemaal niet overspoeld, maar het is een lastige portefeuille. Er zijn dingen die goed gaan, er zijn dingen die slecht gaan. Aan het begin van mijn betoog heb ik gezegd: er zijn mensen die alle grenzen dicht willen, er zijn mensen die iedereen willen opvangen. Daartussendoor moeten we een oplossing zien te vinden voor degenen die onze bescherming nodig hebben. Daar moeten we ook plekken voor hebben. We hebben mensen die een gezin na kunnen laten reizen. Daar moeten we plekken voor hebben. Mensen die overlast veroorzaken, mensen die misschien verkeerde motieven hebben om hierheen te komen, al die zaken moeten opgelost worden.
Daarbij wil ik ook aandacht vragen voor het probleem dat het COA heeft met het werven van mensen, net als iedereen in Nederland. Ook de IND heeft een probleem met het werven van mensen. COA en IND hebben ook mensen die getroffen worden door covid en ziekte en hun werk niet kunnen doen of mensen die thuis in quarantaine zitten omdat familieleden ziek zijn. De gewone problemen die iedereen heeft, hebben ook COA en IND. Dat betekent dat het zo nu en dan niet eenvoudig is om al deze zaken zo te laten verlopen als iedereen misschien in zijn prachtigste wensdromen zou willen. Ik ook. En ik ben niet overspoeld.
Dan de moties. Over de eerste motie van mevrouw Nanninga, onder letter C, kan ik heel flauw zijn en zeggen dat ik die moet ontraden, omdat erin staat: voor de zomer van 2021. Mevrouw Nanninga zei 2021, maar ze bedoelde waarschijnlijk 2022. Als er "2021" in de motie staat, moet dat worden aangepast. Dan wordt er in de motie gevraagd om een actieplan vóór de zomer van 2022. Die motie moet ik toch ontraden, want we zijn nu al bezig met heel veel voornemens op dit terrein. Een actieplan vragen op dit moment lijkt mij wat voorbarig. We zijn heel druk bezig om het rapport van EY te implementeren en alle aanbevelingen die daarin staan, zoals betere sturing, betere planning, een efficiëntere aanpak van allerlei zaken. We implementeren die op een heel korte termijn, een kortere termijn en een iets langere termijn, maar dat zijn de acties die wij aan het ondernemen zijn. Een actieplan voor de zomer van 2022 is te kort door de bocht, en daarom moet ik die motie ontraden.
Dan de tweede motie van mevrouw Nanninga, de motie met letter D, die vraagt om structureel 5 miljoen erbij. Misschien is dit mevrouw Nanninga ontgaan, maar het lastige is dat er vorig jaar met die 1 miljoen die ik beschikbaar gesteld heb, geld over was. Het was niet allemaal aangevraagd. Dan is het toch wel lastig om nu te zeggen dat we 5 miljoen gaan inzetten. Van die 1 miljoen hebben we gezegd: de termijn is voorbij, maar als u alsnog wat wilt vragen, zullen we die mogelijkheid nog wel even openzetten, want er is nog geld over omdat niet alles is gevraagd. Het is niet altijd duidelijk waaraan het geld besteed kan of moet worden. Bovendien kan die 5 miljoen natuurlijk niet zomaar even uit de achterzak gerukt worden. Dat is een kwestie van financiën, maar dat snapt mevrouw Nanninga natuurlijk heel goed.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw betoog, staatssecretaris?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik had nog wel even de 3.000 Afghanen van de heer Van Hattem. Daar had hij ook nog iets over.
De voorzitter:
Maakt u dat dan eerst af. Dan kijken we daarna … Maar u bent zelf aan het eind van uw betoog?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nou, mag ik die 3.000 Afghanen dan nog even …?
De voorzitter:
Graag.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Meneer Van Hattem had het over 3.000 Afghanen. Het aantal van circa 3.000 Afghanen betreft het totale aantal dat mogelijk naar Nederland komt. Het is niet zo dat deze 3.000 nog boven op de groep komen die al gekomen is. Het betreft ook een richtgetal. Dat is gemeld aan de Europese Commissie om een financiële bijdrage te krijgen uit het EU-AMIF-fonds, om dat te kunnen reserveren. Daarom hebben wij eenendertighonderd zoveel mensen aangemeld vanwege dat fonds, vanwege de financiën. Het lijkt mij verstandig financieel beheer om het op die manier te doen.
De voorzitter:
En daarmee bent u aan het eind van uw termijn. Dank u wel.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik hoop dat ik nu alle vragen beantwoord heb.
De voorzitter:
Dan geef ik de heer Van Hattem en mevrouw Nanninga de kans om nog één vraag te stellen. De heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Die ene vraag zal dan enkele openstaande vragen betreffen, want ik heb nog niet op alles antwoord. Die 3.000 was inderdaad nog een vraagstuk. Ik begreep dat uit een filmpje van Commissaris Johansson, waarin zij het had over wat er al binnen was gekomen. Daar kwam die 40.000 voor heel de EU er nog bovenop, en daarvan zou Nederland er nog ruim 3.000 te verdelen krijgen.
Maar ik had in tweede termijn nog een vraag gesteld over de beloftes die aan gemeentes worden gedaan dat er allemaal gezinnen komen. Uiteindelijk blijken het dan toch allemaal alleenstaande mannen te zijn. Hoe zit het met het verwachtingspatroon vanuit het COA richting al die gemeentes en die gemeenteraden die daar braaf mee instemmen? En ik had nog gevraagd naar de situatie rond de Deense oud-minister. Hoe kijkt de staatssecretaris ertegen aan dat een oud-ambtsgenoot, die naar eer en geweten haar functie invulde, nu de gevangenis in moet? Daarbij is Nieuwersluis overigens nog steeds een vrouwengevangenis, en ook een heel mooi dorp — dat ter geruststelling van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Die laatste vraag heb ik in eerste termijn beantwoord, zoals u zich misschien kunt herinneren. Ook op de vraag over de mannen die er in plaats van de gezinnen komen, heb ik zojuist een antwoord gegeven.
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Misschien wil de staatssecretaris inmiddels wel het woord "asielcrisis" in de mond nemen, gezien de overspoeling van de keten, de enorme aantallen en de verstopping van de woningmarkt. We zitten nu in een enorme asielpiek; dat was eerst een piek, maar het lijkt nu toch wel een soort plateau te zijn. In dat licht zou het volgens de staatssecretaris kunnen dat die 5 miljoen echt grif opgaat, als die de komende jaren beschikbaar zou zijn, gezien de enorme stijging die we tegemoetzien en de enorme krapte in opvang voor die mensen, waardoor het aantal incidenten waarschijnlijk ook flink zal toenemen …
De voorzitter:
En uw vraag is?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Acht u het mogelijk dat die 5 miljoen … Ik denk dat die best makkelijk op kan gaan aan beveiliging, compensatie et cetera. Hoe ziet de staatssecretaris dat?
De voorzitter:
Graag een bondig antwoord, staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. De 1 miljoen is effectief gebruikt nadat wij voor de tweede keer aangegeven hadden dat er nog geld was en gevraagd hadden wie nog een plan had. We hebben het genoemde bedrag op dit moment niet zomaar beschikbaar, maar als lopende het jaar blijkt dat het goed zou zijn om te kijken of we nog extra maatregelen zouden kunnen en moeten nemen naar aanleiding van de omstandigheden, dan is mijn departement heel flexibel. Dat is ook zo gegaan met de 1 miljoen die ik beschikbaar gesteld heb. Dan ziet mijn departement op een gegeven moment dat dat misschien zou helpen of zou kunnen. Maar ik kan dat niet van tevoren zeggen. De voorliggende begroting biedt een solide basis voor datgene wat we willen doen en wat we aan het doen zijn, dus op dit moment moet ik de motie toch nog steeds ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat we vanavond aan het einde van de vergadering stemmen over het wetsvoorstel. Ik stel ook voor om dan over de ingediende moties te stemmen.
Dank u hartelijk, staatssecretaris. Ik wil toch nog even memoreren dat dit een bijzondere dag is, omdat wij voor het laatst vergaderen aan het Binnenhof. Dat gebeurt in een langjarig proces waarvan u, mevrouw Broekers-Knol, als mijn voorganger mede aan de wieg heeft gestaan, net zoals u mede aan de wieg heeft gestaan van onze tijdelijke nieuwe locatie aan de Kazernestraat, die ik u binnenkort hoop te mogen laten zien. Het lijkt mij gepast om u hier, op dit moment, nogmaals te bedanken voor alle inspanningen die u daarbij geleverd heeft.
U houdt zelf van Franse citaten, meen ik mij te herinneren. Een gevleugeld citaat van u, althans een uitdrukking die u hier vaak gebruikte en die uit uw mond veel indruk maakte, was de volgende. Als er erg veel werd geïnterrumpeerd, kapte u dat af en zei u: tant pis. Ik heb dat zelf vaak geprobeerd, maar dan maakte het helemaal geen indruk! Dus ik doe mijn best. Ik zou op dit moment natuurlijk kunnen toevoegen: partir, c'est mourir un peu. Maar in uw geval, met uw energie, kennis en ervaring, zal het waarschijnlijk toch een kwestie zijn van: reculer pour mieux sauter. In ieder geval zeg ik: adieu, à bientôt.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.