Verslag van de vergadering van 3 december 2024 (2024/2025 nr. 10)
Aanvang: 13.52 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (36378).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 36378, Regels over energiemarkten en energiesystemen, kortweg de Energiewet.
Ik heet de minister van Klimaat en Groene Groei van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Crone namens de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Welkom uiteraard aan de minister die nog maar kort in deze rol zit, maar meteen een van de grootste wetten aller tijden moet behandelen. De wet beslaat 120 pagina's, geloof ik, maar heeft 800 pagina's toelichting. We hebben die allemaal tot ons genomen en hebben veel uit de sector gehoord. We gaan ervoor.
Ik wil expliciet alle ambtenaren en alle mensen in de sector bedanken dat ze dit tot stand hebben gebracht. Ooit is de Wet stroom in de Eerste Kamer gesneuveld. Er is iets met het sneuvelen van energiewetten in de Eerste Kamer. Laten we hopen dat het vandaag niet zover komt.
Het is goed dat de wet allerlei oude wetgeving actualiseert maar ook elektriciteit en gas in samenhang gaat reguleren. Wat we helaas nog missen, is een integrale toekomstvisie van de regering op het hele energiesysteem. Waar gaan we naartoe? Deze minister heeft alle kans om daarop haar stempel te drukken. Ik ben benieuwd wat haar visie is als zij straks gaat antwoorden.
Voorzitter. Ik wil een paar punten behandelen die ik even kort aanstip. Allereerst wil GroenLinks-PvdA dat de mensen en de kleine bedrijven, het mkb, centraal staan in het energiesystemen. Customer in the heart of the energy transition, zoals de Europese richtlijnen zeggen. Dit blijkt ook uit het Nationaal Klimaat Platform, de rechten van burgers op energiegemeenschap, op samen optrekken, Local4Local, coöperaties; we zien het overal ontstaan. Het gaat ook om bedrijven. Het gaat niet alleen om burgers die goed willen zijn, maar burgers samen met bedrijven in hun omgeving. Dat is moderne energietransitie.
Tweede is dat in deze wet helaas nog veel te veel wordt vastgehouden aan het simpele idee van vrije concurrentie, terwijl we een hoge marktconcentratie hebben, een oligopolie, met hoge prijzen zitten en hoge drempels hebben voor nieuwe toetreders en voor nieuwe energiegemeenschappen. We gaan dus naar een hybride systeem toe van enkele grote bedrijven aan de ene kant en een grote hoeveelheid van kleinere bedrijven en lokale samenwerkingsverbanden aan de andere kant. Geven we elkaar de vrijheid, de grote en de kleintjes? Het wordt een hybride markt. Ik zal ingaan op de asymmetrie die nu in het toezichtkader van ACM zit, dat verbeterd moet worden. En ten slotte over de congestie, want die kunnen we veel slimmer aanpakken. Er zijn mensen die zeggen: "Er is geen fysieke congestie, maar een papieren. Je kunt het veel beter regelen en dan heb je veel minder uitbreiding van die netten nodig." En ten slotte zal ik ingaan op de armoedegevolgen van de huidige energiesector.
We willen toe naar Schoonschip; ik noem maar even een voorbeeld. Schoonschip is een samenwerking van burgers en bedrijven in Amsterdam-Noord. Er is een eigen netwerk gemaakt, wat leidde tot een veel kleinere aansluiting op het landelijke net — 200 kW in plaats van 2.000 kW; dat is een enorme winst in de congestie — maar ook heel veel afstemming realiseerde van vraag en aanbod, financiering en organisatie. Dat is heel goed. Zo'n voorbeeld, waarvan er inmiddels in Nederland veel meer zijn, doet ons groenrode hart harder kloppen. Dat laat ook zien dat je veel uit handen kunt nemen van de netbedrijven, die dit overigens ook steunen. Daar kom ik later op terug.
Er zijn steeds meer voorbeelden. Ik noem een bedrijf dat heel veel zonnepanelen op het dak heeft en zegt: "Ik kan de energie op het net niet kwijt en moet zelfs bijbetalen, want ik heb geen consumentenbescherming. Ik wil best mijn zonnestroom leveren aan de buurtbatterij of aan de winkels om de hoek, want dat is een voordeel voor iedereen. Minder netbelasting en beter voor de klimaat- en energietransitie." Dat gaat dus verder dan alleen het opheffen van congestie.
Vroeger kon dit allemaal niet. De meesten van u hebben het nog meegemaakt. Tot twintig jaar geleden had je maar één loket bij je energiebedrijf. Je had geen keus. De energie moest geleverd worden door het nutsmonopolie: één loket, één prijs. Ook waren stroom, gas en warmte strikt gescheiden. Twintig jaar geleden is die nieuwe markt ingericht, maar die is toch niet geland in de concurrentie die we voor ogen hadden. Het bleef een top-downmarkt, met enkele grote bedrijven die stroom leveren vanuit overwegend grote energiecentrales. De energieleveranciers zouden voor concurrentie zorgen, maar hebben dat toch niet gedaan.
De nieuwe wet is gelukkig een stap vooruit en biedt veel meer mogelijkheden voor een decentrale aanpak, zoals geschetst in het Nationaal Plan Energiesysteem, maar ook uitgewerkt door het Expertteam Energiesysteem 2050. Daarin is zichtbaar gemaakt dat je heel ver kunt komen met een bottom-upsysteem. Mensen denken natuurlijk: dat zie ik niet om me heen. Maar over vijf of tien jaar zullen ze het heel veel zien en in 2050 zijn we daar. Die rust moeten we nemen, maar dan gaat het ook gebeuren. Dan zal de sector vooral bestaan uit veel hernieuwbare elektriciteit, elektronen, en veel minder uit moleculen, zoals gas.
We zullen ook moeten leren om integraal te kijken naar stroom, warmte en koude in de wijk. Dan zal blijken dat bijvoorbeeld ziekenhuizen stroom nodig hebben, maar warmte over hebben of omgekeerd. Dan gaat de stroom van mijn zonnepanelen naar de supermarkt om de hoek. Juist als ik in de zomer veel zonne-energie heb, hebben koelhuizen veel stroom nodig voor koeling. Dat zijn dingen die veel beter benut kunnen worden. Ik gaf er een paar voorbeelden van.
Ook aan de aanbodkant zal veel veranderen. Zon wordt nu dramatisch snel veel goedkoper. Gelukkig maar! Ook de opslagsystemen voor elektriciteit in batterijen en in warmte zien we heel snel opkomen; sneller dan wie ook had gedacht. Het Internationaal Energie Agentschap heeft er laatst ook zeer positief over gesproken. Het is heel fijn als je een robuust lokaal systeem hebt in deze woelige politieke tijden. De kans dat je zonder stroom komt te zitten, is namelijk veel kleiner. Het maakt ons in veel opzichten weerbaarder.
Een kernbegrip daarbij is de sterk groeiende lokale energiegemeenschap van goedwillende burgers. Dat zijn soms mannen van boven de 60, waar natuurlijk niks mis mee is, maar er mag ook best een commercieel tintje aan zitten. Het mag ook deels geprivatiseerd zijn, als het maar een open samenwerkingsverband is. Ik vraag de minister om haar commentaar. PBL heeft twee maanden geleden in een onderzoek geconcludeerd dat 88% van de burgers dit wil. Men wil van het gas af en snapt dat men ervan af gaat. Maar men wil niet dat een nieuwe commerciële partij het monopolie in de wijk krijgt en dat het systeem wordt gedomineerd door een oligopolie of door een monopolistisch netwerk, zoals bij warmte. Gelukkig staat in de Wcw, die we later nog ter behandeling krijgen, dat er publiek eigendom blijft van gas en stroom, maar ook van de warmtenetten. Ik neem aan dat de minister zich daar straks ook achter stelt, want het is dodelijk voor het draagvlak als dat in private, monopolistische handen komt.
Ik heb nog wel een paar vragen over de totstandkoming van de energiegemeenschappen, want dat gaat allemaal niet vanzelf. Allereerst is het delen van stroom nu nog beperkt tot huishoudens en bedrijven met dezelfde energieleverancier, terwijl de Europese wetgeving zegt dat je altijd stroom mag delen. Dat mag dus ook zonder dezelfde energieleverancier, maar met verschillende. Ik weet dat het kabinet daarmee bezig is, maar we lopen wel weer achteraan; ik zeg het maar tegen sommige partijen. Wij zetten vaak helemaal geen kop op het Europese beleid. Wij lopen vaak achter. Dat zeg ik maar richting BBB. Op dit punt hadden we voorop kunnen lopen. Dat kan al niet meer. Maar in het verlengde van wat professor Koers en anderen hebben geanalyseerd, vraag ik of we juridisch niet kwetsbaar zijn. Kan de regering deze vorm van energie weigeren, als burgers het doen of samen aan het doen zijn? Of krijgen we dan een tik op de vingers van de rechter? Is het niet beter om dit alsnog zo snel mogelijk na vandaag, via AMvB's of experimenteerregelingen, mogelijk te maken, zodat het toch kan gebeuren? Dan lopen we een beetje vooruit op de wetgeving, maar dat kan met experimenteerartikelen vaak wel.
Een belangrijk punt is dat de gebruikelijke energieleveranciers niet zomaar enthousiast zijn over energiegemeenschappen. Zij maken stroom of warmte en dat concurreert rechtstreeks met hun elektronen. Ik ben geen vreemde in de wereld van de markt: je gaat nooit je concurrenten helpen. Bij de saldering hebben we gezien dat de grootste bestrijders van zon op dak de grote energieleveranciers zijn. Ze willen wel grootschalige zonneweides en windparken, want daar krijgen ze goudgerande subsidie voor. Ze kunnen ze bovendien naar eigen believen aan- en uitzetten. Als er echter veel meer zon in de wijk komt en mensen gaan van het gas af, komen we rechtstreeks aan hun verdienmodel. Dat is gewoon economie. Ik kan er emotioneel over praten, maar dat hoeft helemaal niet. Het is gewoon economie. Herkent de minister dit ook? We hebben bij de Postcoderoosregeling ook gezien dat juist de grote energiebedrijven, die de administratie of andere dingen moesten doen, het veel te duur en te bureaucratisch hebben gemaakt. Ik vraag de minister: komt er nu bij de energiegemeenschappen wel ondersteuning van die grote bedrijven? Zijn er voldoende instrumenten bij de ACM om daar toezicht op te houden? Zorgt de minister ervoor dat dit geen showstopper wordt?
We hebben gezien dat het niet makkelijk is. We hebben modelcontracten voor burgers, maar nog niet voor dit soort energiegemeenschappen. Misschien is het een goed idee om aan de minister of de ACM te vragen om modelcontracten te maken, in een setje van vijf standaardcontracten, waar energiegemeenschappen mee aan de gang kunnen. De kern moet dan een gelijke machtsverhouding zijn, in plaats van afhankelijkheid van de grote bedrijven. Is de minister ook bereid om een kenniscentrum of, beter nog, een actiecentrum op te richten? Daarin kunnen de burgers en de bedrijven die dit lokaal willen, ondersteund worden met juridische kennis, economische kennis, technische kennis en zo meer.
Dan een vraag over datadeling, waar overigens mijn collega van de BBB nog uitvoeriger op zal ingaan. Wie heeft kennis en begrip over mijn gegevens uit mijn meter, en over die van ieder ander? Er komt gelukkig onafhankelijke dataverwerking. Nu is die nog in handen van de leveranciers. Het is een grote stap vooruit dat dit onafhankelijk wordt. Wordt de energy sharing organizer — waarom is hier in de wet geen Nederlandse naam voor gekozen? — echt onafhankelijk en betaalbaar, ook voor gemeenschappen?
Voorzitter. Ik ga wat dieper in op de marktmacht van de oligopolies. Die kunnen weleens een grote sta-in-de-weg zijn voor deze decentrale ontwikkeling die wij als groen en rood zo graag willen. Het is een klassiek beeld waar het in deze nieuwe Energiewet veel meer over had moeten gaan. Welke ordening van de energiemarkt willen we eigenlijk bevorderen?
De Energiewet biedt heel veel nieuwe mogelijkheden, zoals ik al zei. Maar er blijven ook nog veel oude marktprikkels overeind die juist haaks staan op de decentrale aanpak, en die initiatiefnemers van onderop evident dwars zitten. Dat hoor ik de laatste jaren al vaak. Het stelt mij teleur dat de minister in de nota naar aanleiding van het verslag, waarin ik dit soort vragen gesteld heb, geen krimp geeft: "Nee hoor, er is concurrentie. Er is niks aan de hand. Je kunt switchten naar de concurrent. Dan krijg je een betere prijs-kwaliteitsverhouding." Niets is minder waar.
Het is voor economen, maar ik denk voor iedereen, heel simpel: je wil geen monopolie of oligopolie. Want wat is het grote nadeel? De prijs is hoog. Dat is niet leuk. Maar je hebt ook minder innovatie. De bedrijven kopen meestal nieuwe bedrijven op en doen daar niks mee. Bedrijven zullen alles doen om nieuwe toetreders tegen te houden. Dat is klassiek het nadeel van monopolies. Ik heb daar een paar vragen over. Heeft ACM voldoende mogelijkheden om daartegen op te treden? Nogmaals, ik spreek niet uit emotie. Dit is gewoon een bestaand businessmodel. Dat moet je in de hand houden. Daar is de overheid voor.
Allereerst is deze markt helemaal niet zo competitief. Er zijn drie of vier concerns die samen 80% van de markt hebben. Daar heb ik naar gevraagd. De minister bevestigt dat volkomen. Het zegt dan ook niks dat die bedrijven samen tientallen aanbieders of dochterondernemingen hebben. Want je mag wel switchen, maar alleen binnen de kaders die door die vier concerns worden bepaald. Dat is niet echt concurrentie. Het moet binnen hun bandbreedte plaatsvinden. Ze zijn dochters van elkaar. Ze delen de markt, ook regionaal. Ze dagen elkaar nooit uit. Essent daagt Vattenfall in eigen regio's niet uit en omgekeerd ook niet. Het lijkt op concurrentie, maar wat een toeval: de prijzen blijven elkaar steeds volgen. ACM noemt dat wel "stille afstemming".
Deels ben ik helemaal niet tegen grote bedrijven. Grote bedrijven hebben schaalvoordelen in bijvoorbeeld administratie of balansverantwoordelijkheid. Het is dan maatschappelijk aanvaardbaar dat we die voordelen hebben. Het toezichtkader moet er dan wel op toezien dat die voordelen bij iedereen terechtkomen, en dat ook nieuwkomers de schaalvoordelen kunnen benutten. Nieuwkomers zijn voor de administratie en balans misschien afhankelijk van grote bedrijven. Zij moeten die dan tegen marginale kosten kunnen krijgen. Dan is het veel goedkoper dan tegen gemiddelde kosten. Dat zou een voordeel zijn. Een toezichthouder moet dat kunnen afdwingen.
Als het gaat om marktwerking heeft de minister haar ogen dicht voor het feit dat er prijsmanipulatie zou zijn. Ik hoor het overal: er is wel degelijk prijsmanipulatie. Dat noemen we "gaming". Als een stroomprijs daalt, kunnen de grote concerns gewoon centrales uitzitten, voor gas, kolen, wind en zonneparken. Dat zie je weleens als je door Flevoland rijdt. Dan staan die dingen stil. Dat doen ze omdat de prijs anders nog verder daalt. De minister zegt dan: nee hoor, dat kan niet, want er is concurrentie. Newbery, de hoogleraar uit Engeland die ons twintig jaar geleden ongelofelijk veel advies heeft gegeven over marktwerking, waarschuwde Nederland al voor deze gaming. Ik ben benieuwd hoe de minister daar straks op reageert. Want gaming vindt wel degelijk plaats, ten koste van de prijs.
Voorzitter. Er zijn dus interventies nodig, en de ACM heeft daar ook om gevraagd. De ACM heeft om een aantal nieuwe instrumenten gevraagd om stilzwijgende afstemming, informatieasymmetrie en afhankelijkheidsrelaties te kunnen aanpakken. Dat wordt ook in de nota naar aanleiding van het verslag door de minister aangegeven. De ACM wil zelfs een prijsplafond en een minimumvergoeding voor zonnestroom. Dat zijn duidelijke vragen, maar de minister heeft die allemaal niet overgenomen in de wet. Dat is toch heel erg jammer, want we hebben een gemankeerde toezichthouder. Die kun je dus niet verwijten te weinig instrumenten te hebben. Het is jammer dat ik dat nu niet terugvind. Ik vraag dus aan de minister, wat ook bij het salderingsdebat zal plaatsvinden, waarom de ACM die bevoegdheden niet heeft gekregen. Wil zij die bij de eerstvolgende wetswijziging alsnog toevoegen? Waarschijnlijk komt die hier al over een halfjaar of een jaar, over stroomdelen en andere zaken. Er komt een soort verzamelwet.
Voorzitter. Er is nog een ander handhavingsprobleem bij de ACM. De ACM mag bij de bedrijven alleen achteraf controleren of er geen onredelijke prijzen zijn geweest. Dat gaat dus niet eens om de vraag of het redelijke prijzen zijn. Onredelijke prijzen zijn bijna nooit vast te stellen. Dit zijn namelijk bedrijven met veel dochterondernemingen. Zij kunnen hun winsten en kosten verdelen over de ondernemingen. Het is niet eens duidelijk of de ACM dit op concernniveau mag doen of op ondernemingsniveau, want natuurlijk heb je dochterondernemingen die verlies maken maar andere met misschien heel veel winst. Dat is allemaal niet duidelijk. Ook is het altijd achteraf. Daarbij moet de ACM ook nog de gegevens van de bedrijven als gegeven beschouwen. Dat lijkt me niet goed. Het lijkt me veel beter als de ACM een eigen onderzoek kan doen en daarbij ook de bedrijfsstrategie kan betrekken. Bedrijven kunnen kosten laten zien zoals ze willen. Maak je veel winst, dan stop je het in een reservering. Al heeft de ACM de beste accountants: voor een deel mag het, maar voor een deel is het ook onzichtbaar. Dat weet iedereen. Ik wil dus vragen: is het niet veel beter als ook de bedrijfsstrategie onder de loep mag worden genomen?
Soms zegt een bedrijf: ik heb hogere kosten en ik verdien niks, want de spotmarktprijs is nu zo laag. De spotmarktprijs is tegenwoordig inderdaad vaak heel laag, door zon en wind. Maar dan had een bedrijf op dat moment stroom kunnen kopen of verkopen met koelhuizen, de koeling van kantoren of opslagsystemen. De ACM moet dan zeggen: "Waarom zit u op die spotmarkt? U had gewoon contracten kunnen maken." Vroeger was dat trouwens 80% van die markt. Dat ging niet over de spotmarkt, maar dat waren rechtstreekse contracten. Die waren rendabel voor zowel de bedrijven als de afnemers. Omdat ze dat niet doen, kunnen ze wel schaduwwinsten creëren. Als gevolg van de scheiding van inkoop en verkoop in die grote concerns heeft niemand daar grip op. De vraag is dus of de minister ook vindt dat de ACM veel meer achter de strategie van de bedrijven moet kunnen kijken, die moet kunnen corrigeren en vooraf richtlijnen moet kunnen genereren.
Helaas heeft de minister op alle vragen die ik al had gesteld, steeds weer dit heldere antwoord gegeven: "Er is toch volkomen concurrentie? Er is niks aan de hand. Er is een oligopolie, maar je kunt toch switchen?" Ik ga het niet herhalen, maar uit onderzoek blijkt het volgende. Ik houd het meest recente cijferoverzicht van Eurostat maar omhoog. Nederland heeft de hoogste energieprijs van Europa. Dat is exclusief belastingen, want dat is natuurlijk een systeem dat per land anders kan uitvallen. Maar de marktprijs is bij ons hoger dan in de ons omringende landen. Dat past precies bij het beeld van een oligopolie.
De voorzitter van de raad van bestuur van de ACM heeft, niet specifiek voor deze sector, gevraagd of we niet moeten gaan doen aan competition engineering. Dat vind ik een hartstikke goed idee. Ik neem aan dat de minister er gauw over in gesprek gaat om dat te ondersteunen. Dat moet zeker omdat we nu naar een hybride markt toe gaan. Dat is niet meer met een paar monopolisten die 80% van de markt hebben, maar met vele, uiteindelijk duizenden, kleinere energiegemeenschappen. Is de minister bereid een open debat te organiseren met wetenschappers, consumentenorganisaties en bedrijven, maar uiteraard ook met het ministerie en de ACM, om een actuele analyse te maken van de marktverhoudingen zoals ze nu zijn, wat de belemmeringen zijn en hoe dat in de toekomst beter kan, met de genoemde groei naar energiegemeenschappen? Ik zou best een heel rijtje hoogleraren kunnen noemen die aan zo'n onderzoek kunnen meedoen. Ik kwam bijvoorbeeld Elbert Dijkgraaf tegen. Dat is een hoogleraar die veel heeft onderzocht op het gebied van energie en economie. Toen werd hij even formateur van dit kabinet. Laat hem dus maar zo'n onderzoek leiden. Dat is een suggestie.
Voorzitter. Dan een paar concrete punten over de netwerken. Gelukkig zijn in Nederland de energie-, gas- en stroomnetwerken in publieke handen. Dat hebben we twintig jaar geleden zo geregeld. Ik ben heel trots dat dat een initiatief was van de Partij van de Arbeid en GroenLinks, van begin af aan con amore gesteund door de VVD. Ook de VVD wist namelijk dat wij tegen een monopolie zijn en zeker geen privaatmonopolie op netwerken willen. Het CDA heeft zich daar later bij aangesloten. Wij zijn uniek in Europa met die publieke netten. Ik was laatst nog in Brussel. Daar zijn de Belgen en de Duitsers allemaal heel jaloers dat wij publieke netten hebben. Nu zij namelijk willen elektrificeren, moeten zij met de pet in de hand naar de private netbedrijven toe en zeggen: wil je alsjeblieft investeren? Dan zegt die private partij natuurlijk: "Ja hoor, hoeveel subsidie heeft u? Nee, nee, ietsje meer. Twee keer zoveel. Drie keer zoveel". Wij hebben gelukkig — en dat doet dit kabinet ook goed — eigen netbedrijven en daar steekt ook de rijksoverheid extra geld in.
Ook die netbedrijven zijn nog een beetje ouderwets top-down georganiseerd en zullen meer bottom-up moeten gaan werken, met meer prijsprikkels van onderop, beloningen en straffen. Dat kan beter helpen tegen congestie dan alleen maar nieuwe wegen of nieuwe stroomkabels aanleggen. Huiselijk gezegd: die piekbelasting is er niet altijd. Het is net als een tienbaanssnelweg naar het strand aanleggen: dat doen we niet, want zo vaak is het niet mooi weer in dit land. Je kunt veel beter toewerken naar een gelaagd energiesysteem, waarin je verschillende kwaliteiten van elektrificatie, duurzaam gas en warmte op elkaar laat inwerken. Er is een reeks mogelijkheden om de energienetwerken daarin te versterken, en gelukkig biedt de wet die mogelijkheid ook. De netwerkbedrijven mogen nu energiegemeenschappen gaan helpen met productiefaciliteiten en andere investeringen. Ik ben heel blij dat de netwerkbedrijven dat mogen gaan doen, en ik hoop dat zij die kans ook gaan grijpen vanaf het moment dat dit wetsvoorstel wet is.
Voorzitter. Dan nog een punt over de integrale kostentoedeling. Het is natuurlijk wel jammer dat ook een eenvoudig gezin dat alleen maar stroom gebruikt voor de ijskast en de televisie, steeds hogere lasten moet betalen, ook al heeft het geen extra capaciteit nodig van de energienetwerken, terwijl iemand die veel meer stroom gebruikt, al of niet via zonnepanelen en ook nog met elektrische auto's en warmtepompen, hetzelfde betaalt. In België hebben ze dat veel beter opgelost. Daar betaalt iedereen een laag tarief, maar betaal je meer naarmate je meer gebruikt. Ik weet dat onderzoeken daarnaar plaatsvinden en hoop dat de minister zoiets snel ingang doet vinden, zodat je wat meer verbruiksgerelateerde kosten krijgt, niet alleen uit congestieoogpunt, maar ook uit oogpunt van rechtvaardigheid.
Een ander rechtvaardigheidspunt is de export van stroom. We hebben heel vaak wind- en zonnestroom over. Dat exporteren we naar Duitsland. Die krijgen dat dan voor een appel en een ei, en wij betalen ook nog de netwerkkosten. Dat is natuurlijk niet eerlijk. Ik weet dat daar onderzoeken naar plaatsvinden, maar is al geregeld dat de Duitse afnemers ook gaan betalen, evenals de Nederlandse bedrijven die die stroom door ons land vervoeren? Wij hebben in Nederland de koperen plaat: iedereen betaalt evenveel voor het transport van stroom. Maar in dit geval is dat dus niet eerlijk en ook niet kostenefficiënt.
Dan kom ik op het element van de private netten. Doordat er congestie is, ontstaan nu steeds meer initiatieven om private netten te hebben. Dat was vroeger allemaal verboden. Alleen Schiphol kreeg natuurlijk zijn eigen net, maar ja: Schiphol is altijd een staat in de staat geweest. Maar nu komen er steeds meer netten ook op kleine schaal. Ik noemde net al Schoonschip in Amsterdam, maar er komen er meer. Het experimenteerartikel waaronder dat kon, is nu eigenlijk geschrapt in deze wet. Dat is jammer, want dat experimenteerartikel gaf deze mogelijkheden. Maar ik begrijp dat een hele strenge Raad van State dit niet aanvaardbaar vindt, omdat het in strijd zou zijn met de hoofdlijnen van de wet. Toch zou ik iets dergelijks terug in de wet willen hebben, want anders gooi je het kind met het badwater weg. In ieder geval zouden de netwerkbedrijven actief dit soort semi-private netten moeten steunen, en daar misschien ook een extra inspanning op moeten plegen. Ik vraag de minister of zij kan bevorderen dat die netwerkbedrijven dat gaan doen. Het ontlast ze organisatorisch, financieel enzovoorts, dus wat kan daarop tegen zijn?
Voorzitter. Ik kom op de capaciteitsmarkt en daarna eindig ik met de energiearmoede. We zien allemaal aankomen dat er stroomtekorten kunnen zijn door capaciteitsgebrek. Als er even een zogenaamde kalte Dunkelflaute optreedt — dan is het koud, donker en windstil — hebben we te weinig stroom en hebben we dus reservecapaciteit nodig. Nu stond vanmorgen nog in de krant dat een gascentrale misschien wel dichtgaat, omdat die niet meer rendabel is. Alle landen van Europa hebben, voor zover ik weet, een capaciteitsmarkt. Dan betaal je iets om die centrales in de mottenballen te houden. Waarom hebben wij dat niet? Wij hebben eerder gemerkt dat het tot grote drama's heeft geleid in Californië, met Enron. Mijn fractie zou aan de minister willen vragen: wilt u op korte termijn met marktpartijen een onderzoek instellen naar een realiseerbaar capaciteitsmechanisme? Zelfs als u besluit dat u dat mechanisme wilt hebben, duurt het jaren voordat het er is. Op z'n minst wil ik nu een haalbaarheidsonderzoek, maar ook een uitvoeringsgericht onderzoek, zodat we op tijd een capaciteitsmarkt hebben.
Ten slotte de energiearmoede. Ik sta daar niet te lang bij stil, omdat daarover is gesproken in heel veel andere debatten, net als vorige week, met minister Keijzer. De armste mensen zijn natuurlijk het meest de dupe. Ik heb het al genoemd: de markt is niet transparant, de prijzen zijn te hoog, er zijn hoge netwerkkosten enzovoorts. Gelukkig is aan de wet een artikel toegevoegd om actief tegen energiearmoede op te treden. Is de minister bereid om straks te vertellen wat er gaat gebeuren op korte termijn en om samen met de collega-ministers met een actieplan te komen? Neem dan ook de maatschappelijke organisaties mee, zoals sportverenigingen en buurthuizen. Die zijn vaak maar heel weinig uren open, maar moeten wel voor alle uren van de dag kosten betalen aan het netwerk en anderszins. Ik denk dat daar ook veel armoede in zit, waar we veel over horen.
Voorzitter, het is toch nog gelukt, binnen de tijd ook nog! Daar had ik niet voor durven tekenen van tevoren.
De voorzitter:
U heeft zelfs twintig seconden over! Dank u wel, meneer Crone. Dan wil ik nu het woord geven aan de heer Holterhues van de fractie van de ChristenUnie. Hij spreekt mede namens OPNL.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Voor ons ligt het voorstel voor de nieuwe Energiewet. Naar het oordeel van mijn fractie is het belangrijk dat er een nieuwe wet komt. De huidige Gaswet en de Elektriciteitswet uit 1998 zijn alweer 26 jaar oud en niet meer up-to-date. In die 26 jaar is er heel veel gebeurd. Het wetsvoorstel schept een toegankelijk en geactualiseerd ordeningskader, voldoet aan geactualiseerde Europese wet- en regelgeving en geeft tevens antwoord op de noodzakelijke energietransitie om de afgesproken klimaatdoelen te behalen. Dit wetsvoorstel wordt tevens positief ontvangen door de sector, hetgeen onder andere bleek uit de deskundigenbijeenkomst die de toen nog geheten commissie voor Economische Zaken en Klimaat een aantal maanden geleden heeft gehouden. Hoewel mijn fractie en de fractie van OPNL een positieve grondhouding hebben ten opzichte van dit wetsvoorstel, zijn er ook zorgen. Die spitsen zich met name toe op de uitvoering van de wet, de gemiste kans om energiearmoede aan te pakken en de vraag of de wet voldoende flexibiliteit biedt voor de energietransitie.
Voorzitter. Allereerst de uitvoering. Een belangrijke voorwaarde voor het succes van de wet is de uitvoeringscapaciteit. Binnen mijn fractie bestaan er zorgen over de capaciteit bij netwerkbeheerders, belangrijke schakels binnen het energiesysteem. Na jarenlange voorbereiding staat er een omvangrijke wet op papier, maar hoe vertaalt die papieren werkelijkheid zich naar de praktijk? De overgang naar duurzame energiebronnen is complex en vraagt veel. Dit kwam ook duidelijk naar voren tijdens de al genoemde deskundigenbijeenkomst. De benodigde aanpassingen, uitbreidingen en verzwaringen van het elektriciteitsnet vragen om voldoende geschoold personeel. Het personeelstekort bij netbeheerders is rechtstreeks van invloed op de uitvoering van de Energiewet. Als netbeheerders niet voldoende capaciteit hebben, kunnen zij hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. Zonder voldoende man- en vrouwkracht kunnen de doelstellingen voor duurzaamheid en klimaat niet worden bereikt. Deze vraag is tijdens het debat van afgelopen week over de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie ook al naar voren gekomen, maar ook in het kader van deze wet lijkt het me een urgente vraag: kan de minister reflecteren op de arbeidsmarktkrapte in de technieksector? En hoe gaat de minister deze krapte aanpakken in de context dat er in veel sectoren grote personeelstekorten zijn?
Voorzitter. De Energiewet verstevigt de positie van de consument in de markt. Tijdens de energiecrisis werd duidelijk dat dit geen overbodige luxe is. De energiecrisis liet zien hoe kwetsbaar consumenten kunnen zijn voor prijsvolatiliteit, ondoorzichtige contracten en faillissementen van energieleveranciers. Dat de wet onder meer voorziet in de mogelijkheid om te allen tijde een vast contract af te sluiten en de lat hoger legt voor het verkrijgen en behouden van vergunningen op de energiemarkt, stemt mijn fractie dan ook positief.
Toch zijn niet alle punten die zijn aangedragen door de ACM overgenomen in de wet. Hoe kijkt de minister naar het punt van kritiek van de ACM dat het vaststellen van maximumtarieven geen onderdeel is van de Energiewet? Zonder deze maatregel missen consumenten bij onredelijke tarieven directe compensatie. Waarom is ervoor gekozen dit voorstel niet over te nemen, zo vraag ik de minister.
Om hier verder op door te gaan. Ook de Raad van State adviseert in het advies bij dit wetsvoorstel om "in het wetsvoorstel een regeling op te nemen om kwetsbare afnemers van gas en elektriciteit te beschermen". In de deskundigenbijeenkomst werd onder andere door TNO en door het Nibud stilgestaan bij energiearmoede. TNO geeft aan dat "het een punt van zorg of van aandacht is dat energiearmoede niet is gedefinieerd, net als de term "kwetsbare afnemer" later in de wet". Het Nibud geeft aan dat energiearmoede weliswaar wordt genoemd in het begin van de wet als een van de belangrijkste uitgangspunten die moeten worden geadresseerd, maar tegelijkertijd is de wet heel summier als er boter bij de vis moet worden geleverd en de kwetsbaarheid moet worden gedefinieerd en geoperationaliseerd.
Los van rechtvaardigheid — energie moet beschikbaar zijn voor iedereen — brengt energiearmoede een gevaar met zich mee voor het draagvlak voor de energietransitie. In de deskundigenbijeenkomst zei de directeur van het Nibud dat het debat over de grote transities de neiging heeft om als technisch debat gevoerd te worden en veel minder als een debat over eigenaarschap, draagvlak en betaalbaarheid. Ook het advies van de Raad van State tendeert in deze richting, wanneer de Raad zegt dat de regering moet beoordelen of burgers met het wetsvoorstel uit de voeten kunnen, of het doenbaar is voor burgers. Deze opmerkingen herkent mijn fractie. Veel transities, hoe goed en terecht ook, zijn erg rationeel en technocratisch ingestoken en gaan over de hoofden van mensen heen. Mensen voelen er geen eigenaarschap bij. En als het hen dan ook nog raakt in de portemonnee, verdampt het draagvlak snel. Dit kan bovendien de toch al zorgelijke polarisatie en tweedeling in onze samenleving verder versterken. Dit wetsvoorstel lijkt zo een gemiste kans. Het lijkt vooral een technische benadering, die niet fout is maar wel onvolledig.
Daarnaast. Hoewel het wetsvoorstel vooruitgang boekt met de verplichting van modelcontracten, blijft het een probleem dat veel mensen geen overzicht hebben van de energiemarkt of, sterker nog, hun eigen energierekening. Dit zorgt ervoor dat kwetsbare consumenten moeilijk weloverwogen keuzes kunnen maken, wat bijdraagt aan ongelijkheid. De wet mist hier kansen om consumenten beter te ondersteunen in hun keuzes.
Tot slot zwijgt de wet grotendeels over de vraag hoe de kosten van de energietransitie eerlijk worden verdeeld. Het risico bestaat dat kwetsbare groepen zoals huurders en mensen zonder verduurzamingsopties onevenredig zwaar worden belast, terwijl de voordelen vooral ten goede komen aan andere groepen.
Waarom, zo vraag ik de minister, biedt de nieuwe Energiewet geen structurele waarborg tegen extreme energieprijsstijgingen, waardoor consumenten bij een nieuwe crisis opnieuw afhankelijk zijn van incidentele maatregelen? Waarom worden in dit wetsvoorstel energiearmoede en kwetsbare afnemers niet verder gedefinieerd? Kan de minister reflecteren op de kritiek van TNO en Nibud, met name als het gaat om energiearmoede en het noodzakelijke draagvlak om de energietransitie uit te kunnen voeren? Is de minister van plan, meer dan de wet nu doet, ervoor te zorgen dat alle consumenten in staat zijn weloverwogen keuzes te maken? Hoe voorkomt de minister dat de kosten van de energietransitie onevenredig terechtkomen bij kwetsbare groepen?
Voorzitter. De technocratische insteek van de energietransitie benadrukt des te meer het belang van lokale participatie als onmisbaar aspect van de energietransitie. Uit deze wet volgt dat decentrale overheden regels kunnen stellen omtrent de lokale participatie in de productie uit hernieuwbare bronnen. Op dit moment loopt er een eerste verkenning naar de vraag of en, zo ja, op welke manier hier invulling aan gegeven kan worden. Kan de minister toezeggen de resultaten uit de eerste verkenning naar lokale participatie met beide Kamers te delen? Kan de minister toezeggen om de AMvB voorafgaand aan de definitieve vaststelling aan beide Kamers voor te leggen?
Voorzitter. Als afsluiting wil ik een fundamenteel punt maken met het oog op de toekomst. Me dunkt is dat passend bij deze Kamer als chambre de réflexion. Ons energiesysteem staat voor een grote opgave. Het hoofddoel van deze wet is helder. Hij moet fungeren als stevig wettelijk fundament voor de energietransitie en een veilige, betrouwbare en betaalbare energievoorziening waarborgen. Het in balans brengen van deze functies is geen gemakkelijke opdracht. Een goed functionerend energiesysteem vraagt om heldere kaders die actoren in de energiemarkt de juiste rol en verantwoordelijkheid toewijzen. Dit raakt aan het werk dat de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten van de Eerste Kamer onder voorzitterschap van mijn illustere voorganger in de fractie, senator Roel Kuiper, heeft gedaan. De commissie constateert in haar rapport Verbinding verbroken? — Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten: "Het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid wordt gekenmerkt door een opeenstapeling van doelstellingen en maatregelen. Deze bestuurlijke stapeling roept vervolgens weer nieuwe vormen van regulering en bureaucratisering op. Verzelfstandiging kan kennelijk vele vormen aannemen. Het resultaat is een complexe situatie van publieke, semipublieke en private partijen die met elkaar samenwerken, waarbij zich aanzienlijke sturings- en ordeningsvragen blijven voordoen. (…) De commissie constateert dat het het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van de afgelopen twintig jaar heeft ontbroken aan een samenhangende visie op rijksoverheid en publiek belang. Er was sprake van een opeenstapeling van beslissingen, motieven en organisatievormen, hetgeen voor bestuurders, politici en burgers tot een complexe situatie heeft geleid."
De vraag is of de scheiding tussen publieke netbeheerders en commerciële aanbieders van elektriciteit niet ook grote nadelen kent. We zien dat andere landen zonder groepsverbod, zoals Zweden en Denemarken, beter in staat lijken om verduurzaming en leveringszekerheid te combineren. De vraag is niet alleen of het groepsverbod ons beperkt, maar ook of onze in Europa unieke positie van privatisering en verzelfstandiging een versnelling van onze energietransitie onbedoeld belemmert. Als we echt willen dat ons energiesysteem de uitdagingen van de toekomst aankan, moeten we bereid zijn dit soort vraagstukken opnieuw ter discussie te stellen. Kan de minister ook hierop reflecteren?
Mijn fractie en de fractie van OPNL zien uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Crone.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de laatste weken ook veel gedacht aan de toenmalige commissie-Kuiper van de Eerste Kamer. Die ging niet alleen over de energiesector maar ook over andere sectoren, zoals de zorg, het onderwijs, weet ik wat. Ze waren over één sector positief of mild in die zin dat daar de publieke belangen versus de private belangen en al die dingen meer goed in de Tweede Kamer zijn afgewogen. Daar heeft de Tweede Kamer ook twintig jaar over gedaan. Die splitsing, het scheiden van publiek eigendom van de netten aan de ene kant en de private markt aan de andere kant haalde men juist naar voren als een voordeel. Overigens was ik het met uw betoog helemaal eens. U noemde het technocratisch, ik noemde het een oligopolie, maar we hadden dezelfde conclusies. Dus dáár zit ons probleem, niet bij die splitsing, want daardoor hebben we die publieke netten gelukkig nog. Maar hoe krijgen we nou greep op die private monopolies?
De voorzitter:
Is dat uw vraag?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik hoor niet echt een vraag.
De voorzitter:
Ik hoor op zich een vraag op het laatst, maar ik weet niet of die ...
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik zei: hoe krijgen we greep op die private monopolies? Dat waren mijn laatste woorden. Dat was mijn vraag. Dat was volgens mij heel helder.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Zeker. Dat is een goede vraag. Daar heb ik niet meteen antwoord op. Het lijkt mij goed dat we toch nog een keertje met het rapport van de commissie-Kuiper reflecteren op de scheiding publiek/privaat, niet alleen als het gaat om energiearmoede, maar met name als het gaat over de energietransitie. Helpt die scheiding bij het bewerkstelligen van de energietransitie? Dat is mijn vraag. Ik heb daar ook nog niet meteen een antwoord op, maar dat is nadrukkelijk de vraag waar ik de minister op vraag te reflecteren.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
U stelde niet alleen een vraag, maar u deed ook de suggestie dat je weer concerns met een netwerk moet hebben omdat dat in Zweden zo goed gaat. Dat lijkt me niet de goede weg, want dan gaan die private monopolies ook nog de netwerken gebruiken. Dat hebben we toen verhinderd. In het Zweedse parlement hebben ze daar overigens heel vaak over gesproken. Ze hebben 10 miljard betaald om Nuon te kopen en daar hebben ze grote spijt van. Dat waren avonturen in het buitenland. Dat hebben wij toen ook voorkomen.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik zeg nadrukkelijk niet dat we het voorbeeld van Zweden moeten overnemen, maar ik vraag wel aandacht voor de negatieve gevolgen van privatisering en ik wil daar een reflectie op van de minister.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag aan collega Holterhues naar aanleiding van een amendement van de ChristenUnie in de Tweede Kamer over kwetsbare huishoudens. Ik heb daar net zo veel zorgen over als de heer Holterhues. Dat amendement is eigenlijk een beetje afgewezen om technocratische redenen. Het zou niet makkelijk zijn om de inkomensgegevens te delen, waardoor het niet eenvoudig is om in te spelen op kwetsbare huishoudens. Maar dat hebben we ook gedaan toen de prijzen van de energie enorm hoog waren. Ziet u toch mogelijkheden om daar in dit debat nog elementen aan toe te voegen, zodat de minister misschien met een toezegging komt om de kwetsbare huishoudens wat beter te bedienen?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
De fractie van de ChristenUnie heeft de goede gewoonte om moties die zijn afgewezen in de Tweede Kamer niet hier te herhalen, maar misschien is het een goede vraag aan de minister of zij mogelijkheden ziet in dezen.
De heer Schalk (SGP):
Het was geen motie, maar een amendement. Dat is nog zwaarder. U heeft daar woorden aan besteed. Ik ga dat ook doen en ik denk dat anderen dat ook gaan doen. Het zou heel goed zijn als we proberen om uit dat soort discussies te komen, want er zijn mogelijkheden genoeg om in te spelen op inkomen. Maar als u daar op dit moment geen suggestie voor heeft, dan komen we daar later nog wel op terug.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik denk dat de ChristenUnie en de SGP in dezen partners zijn.
De voorzitter:
Dat is goed om te horen. Ik geef het woord aan mevrouw Aerdts van de fractie van D66.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Allereerst willen wij de minister van Klimaat en Groene Groei ook welkom heten bij haar eerste debat in deze Kamer. Wij feliciteren haar met haar positie als de tweede klimaatminister in de Nederlandse geschiedenis. Wij wensen haar uiteraard veel succes in de komende periode en wij kijken uit naar een goede samenwerking.
Voorzitter. In mijn betoog van vorige week verwees ik al kort naar de uitdagingen waar wij voor staan als het gaat om de klimaatverandering. Het weer wordt steeds extremer. Dat merken we ook in Nederland. Vorige week, op 24 november, was het in De Bilt 17,1 graden. Het was de warmste 24 november die ooit is gemeten. Om onszelf en anderen te beschermen moeten we nu in actie komen om de klimaatverandering aan te pakken. De energietransitie is hierbij een cruciaal onderdeel.
De D66-fractie is daarom verheugd dat wij vandaag met de minister van Klimaat en Groene Groei spreken over de Energiewet. Mijn fractie ziet deze wet, onder andere in combinatie met de warmtewetten, als een belangrijke stap die nodig is om de klimaatdoelen dichterbij te brengen. En dat is nodig. Minister Rob Jetten bracht als eerste minister voor Klimaat de klimaatdoelstellingen binnen handbereik, maar de kans dat de doelstellingen voor 2030 gehaald worden, is onder dit kabinet minder dan 5%. Mijn fractie vindt het daarom van groot belang dat we met deze minister een goede inhoudelijke start kunnen maken om gezamenlijk werk te maken van deze energietransitie.
De wet die vandaag voorligt, vervangt de oude Gaswet en de Elektriciteitswet door één wet. Deze stelt regels omtrent de logistiek en het transport van energie. Daarbij worden onder andere ook oplossingen geboden voor netcongestie en worden er kaders gesteld voor de afname en het gebruik van gas. Daarnaast bevat deze wet oplossingen voor de uitdagingen die worden veroorzaakt door het decentraal opwekken van energie. Zo kunnen zonnepanelen en windmolens in de toekomst op een efficiëntere en meer betrouwbare wijze een duurzame bijdrage leveren aan onze energievoorziening.
De D66-fractie ziet dat de Energiewet een aantal problemen in de huidige energie-infrastructuur structureel aanpakt. Hiermee wordt onze energievoorziening toekomstbestendiger. Ik zal mijn fractie daarom adviseren om voor de wet te stemmen. Wel hebben wij, onder andere naar aanleiding van ons schriftelijk overleg, nog een aantal vragen aan de minister. Deze hebben betrekking op de brede context van de wet, de betaalbaarheid en toegankelijkheid van energie, de energiegemeenschappen, het delen van energie en de amendementen uit de Tweede Kamer.
Ik begin bij de context van de wet. De Energiewet richt zich op het moderniseren van bestaande regels en het toepassen van de Europese regelgeving in het Nederlandse energiesysteem. Hiermee maakt de wet de Nederlandse energievoorziening toekomstbestendig. Voor de fractieleden van D66 is het belangrijk dat die energie in de toekomst voor een groot deel afkomstig is uit duurzame bronnen. Ons land staat voor een grote klimaatopgave. We kunnen de doelstellingen alleen halen als we afstappen van de fossiele brandstoffen. In de eerste nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister dat de Energiewet in relatie tot de klimaataanpak een neutrale wet is. De regels binnen deze wet stellen kaders die van toepassing zijn op alle vormen van energie; zij bevorderen niet specifiek het gebruik van duurzame energie. Kan de minister toch aangeven hoe zij de Energiewet gaat inzetten om het gebruik van fossiele brandstoffen in Nederland af te bouwen?
Zoals ik in mijn inleiding al aangaf, lijken de klimaatdoelen op dit moment buiten bereik. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangegeven dat met het huidige kabinetsbeleid de kans dat deze doelen gehaald worden, minder dan 5% is. Daarom ook mijn vraag aan de minister hoe deze wet past binnen haar plan om de klimaatdoelstellingen te gaan halen. Welke aanvullende maatregelen gaat zij daarnaast nemen om ervoor te zorgen dat we de doelen alsnog behalen?
Dan de betaalbaarheid van de energie. In het verleden hebben we gezien dat de prijzen van energie door gebeurtenissen elders omhoog kunnen schieten, zoals gebeurde bij de Russische inval in Oekraïne. Om de kosten niet de spuigaten uit te laten lopen, stelde het vorige kabinet destijds een prijsplafond in. Dit wetsvoorstel ziet af van de mogelijkheid tot het instellen van een prijsplafond, maar geeft de ACM wel de mogelijkheid om te handhaven op de redelijkheid van prijzen. Leveranciers die exorbitante prijzen vragen voor hun energie worden beboet. Daarbij gaat de minister ervan uit dat de disciplinerende werking van de markt ervoor zal zorgen dat deze prijzen niet zullen voorkomen.
Eerdere onvoorspelbare geopolitieke ontwikkelingen hebben laten zien dat de prijzen op de markt toch excessief hoog kunnen uitvallen. Voor mijn fractie staat voorop dat een warm huis voor iedereen betaalbaar moet zijn. Hoe waarborgt de minister de betaalbaarheid van energie in het geval van onvoorspelbare prijsstijgingen, zeker nu het amendement over een sociaal tarief niet is aangenomen in de Tweede Kamer? De ACM moet nu toezien op de redelijkheid van de tarieven en geeft aan klaar te zijn voor de uitvoering van de wet, maar kan de minister ook aangeven hoe zij haar eigen rol hierin ziet?
In de wet wordt ook gesproken over kwetsbare afnemers in energiearmoede. Mijn collega Holterhues ging er net al heel uitgebreid op in. Echter, die begrippen worden niet nader gedefinieerd. Ik sluit me dan ook aan bij zijn vragen. Zou de minister kunnen aangeven hoe we de groepen wel gaan afbakenen en daar misschien een toezegging op kunnen doen?
Vorige week spraken we ook uitgebreid over de toegankelijkheid van de energietransitie voor iedereen. Mijn collega had het net ook al over het draagvlak voor die transitie. In de schriftelijke vragen hebben wij hier al bij stilgestaan, maar toch zou ik aan de minister willen vragen hoe zij haar eigen rol ziet in het kader van deze wet, of liever nog wat breder, om het draagvlak voor deze transitie te vergroten en ervoor te zorgen dat iedereen ook echt mee kan doen. De heer Zomer van Energie Samen zei het heel mooi tijdens de deskundigenbijeenkomst, waarin hij de energiegemeenschappen die door deze wet tot stand kunnen komen, vergeleek met de waterschappen, die 600 jaar geleden zijn opgericht en Nederlanders de toegang tot schoon en betaalbaar drinkwater gaven.
Ik stip hierbij dan ook nog graag even het punt aan van energie delen. De heer Crone ging er net ook al op in. In deze wet wordt geregeld dat men al energie bij dezelfde leverancier kan delen, maar de Europese regelgeving stelt dat iedereen, onafhankelijk van de leverancier, dit moet kunnen doen. We hebben al begrepen dat dit in de komende verzamelwet zal worden gerepareerd, maar kan de minister dat hier misschien ook toezeggen?
Het succes van de energietransitie hangt onder andere af van het oplossen van netcongestie. De afbouw van fossiele brandstoffen zal leiden tot een toename van het elektriciteitsgebruik. Het stroomnet moet dit verhoogde gebruik aankunnen. D66 steunt dan ook de mogelijkheid voor netbeheerders die in deze wet is opgenomen, om op piekmomenten zelfstandig op locatie extra energie op te kunnen wekken en te kunnen leveren. Ziet de minister hierbij ook de mogelijkheid om stroom van particulieren, opgewekt door bijvoorbeeld zonnepanelen op eigen dak, in te zetten om die netcongestie lokaal aan te pakken?
In de Tweede Kamer is een reeks amendementen aangenomen die impact hebben op deze wet. Daarbij gaat het ook om een aantal amendementen die de Telecomwet aanpassen. Mijn fractie begrijpt dat dit niet het terrein van deze minister is, maar gezien de zorgen over de amendementen, bijvoorbeeld bij telecomproviders, goededoelenorganisaties en loterijen, willen we het toch graag hier aan de orde stellen. De amendementen leken bedoeld te zijn om consumenten te beschermen tegen agressieve en impulsieve verkoop, maar gezien de zorgen die met ons zijn gedeeld lijken de gevolgen veel groter dan men in de Tweede Kamer leek te kunnen overzien. Het lijkt ons onwenselijk om een wet die vandaag niet aan de orde is, op een manier te wijzigen die voorbijgaat aan het beoogde doel. Zou de minister aan kunnen geven wat de gevolgen precies zijn en hoe het kabinet deze zorgen zal gaan adresseren?
Voorzitter, ik rond af. De Energiewet is nodig om onze sterk verouderde regels omtrent gas en elektriciteit aan te passen aan de huidige tijd. Met deze wet wordt de basis gelegd voor de aanpak van netcongestie en worden stappen gezet in de energietransitie. Daarmee blijft onze hoogwaardige energie-infrastructuur op peil. Onze fractie hoopt dan ook dat deze wet op steun kan rekenen bij de andere partijen in deze Kamer. Gezien de urgentie van de klimaatcrisis hoopt de fractie van D66 ook dat deze wet zal bijdragen aan een duurzame toekomst. We kijken daarom uit naar een goede samenwerking met deze minister in de komende periode, om gezamenlijk te bouwen aan een groene toekomst. We wachten de beantwoording van de vragen met belangstelling af.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Perin-Gopie van de fractie van Volt.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag een wetsvoorstel met verstrekkende gevolgen: de nieuwe Energiewet. De nieuwe Energiewet vervangt de sterk verouderde Elektriciteitswet en Gaswet en belooft daarnaast een aantal Europese richtlijnen om te zetten in Nederlandse wetgeving. Het doel van de wet is het moderniseren van onze energie-infrastructuur om de energietransitie te versnellen, consumenten beter te beschermen en flexibiliteit in het energiesysteem te brengen. Dit is essentieel in een tijd waarin de vraag naar duurzame energie stijgt en we onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen willen verminderen. Het versnellen van de overgang naar duurzame energie is niet alleen belangrijk voor het klimaat, maar ook voor de energiezekerheid van Nederland, zodat we minder afhankelijk zijn van onbetrouwbare buitenlandse energiebronnen.
Toch mogen we de kritiek van de Raad van State op deze wet niet negeren. De Raad van State heeft er bezwaar tegen dat de Energiewet de implementatie van de Europese Clean Energy Package combineert met een grote hoeveelheid andere wijzigingen, zoals de samenvoeging van de Elektriciteitswet en de Gaswet tot één wet. Dat maakt dat de rechtmatigheid en uitvoerbaarheid van deze wet ontoetsbaar zijn. De Raad van State adviseerde daarom de Elektriciteitswet en de Gaswet niet samen te voegen of om op z'n minst de Clean Energy Package via een aparte wet te implementeren. De minister en haar voorganger hebben er bewust voor gekozen om beide adviezen van de Raad van State naast zich neer te leggen. De minister en haar voorganger wilden vasthouden aan één wet, met als reden dat het voor de energietransitie van belang is de noodzakelijke wetgeving niet verder te vertragen en direct te kunnen inspelen op belangrijke actuele ontwikkelingen in het energiedomein. Maar mijn fractie vraagt zich af of dit niet een gelegenheidsargument is. Hadden de minister en haar voorganger het bezwaar van de Raad van State niet al aan de voorkant kunnen zien aankomen?
Door de wetten samen te voegen is er sprake van wetgeving van slechte kwaliteit. De Raad van State oordeelde ook: "De verschillende doelen en functies van het wetsvoorstel leiden ertoe dat het voorstel verschillende gezichten heeft. In het voorstel worden de verschillende functies bovendien onvoldoende duidelijk onderscheiden en uitgewerkt en is veelal niet duidelijk wanneer het gaat om implementatie of herimplementatie of om uitvoering van nationale beleidsvoornemens."
De wet geeft dus onvoldoende duidelijkheid over de gevolgen voor burgers en bedrijven. Hoe moeten we dit zien in de geest van goed bestuur, waar dit kabinet voor zegt te staan? Hoe verhoudt dat goede bestuur zich tot de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart tegen Nederland? Volgens de Europese Commissie voldoet Nederland mogelijk niet, of niet volledig, aan de omzetting van de Elektriciteitsrichtlijn. Kan de minister aangeven of instemming met de Energiewet leidt tot een volledige en correcte omzetting van de Elektriciteitsrichtlijn?
Mijn fractie is ook benieuwd hoe het staat met de implementatie van de rest van de Clean Energy Package. Daar zat ook de Richtlijn hernieuwbare energie in. Die had in juni 2021 omgezet moeten zijn. Ook daarbij loopt er een inbreukprocedure tegen Nederland. Daarom vraag ik de minister wat het effect is van de nieuwe Energiewet op de implementatie van de Richtlijn hernieuwbare energie.
De wet roept bij mijn fractie ook vragen op over de verenigbaarheid met het Unierecht. De nieuwe regels voor energie-uitwisseling en flexibiliteit, zoals peer-to-peerhandel en aggregatie, lijken kansen te bieden, maar deze veranderingen moeten voldoen aan EU-regels voor mededinging en non-discriminatie. De voorgestelde maatregelen kunnen schuren met de vrije toegang tot markten en mogelijk leiden tot ongelijke behandeling van kleine spelers en burgerinitiatieven ten opzichte van grote energiebedrijven. Ik wil dit graag verder toelichten, want dit is heel complex. De Energiewet introduceert maatregelen als congestiemanagement en langetermijncontracten met netbeheerders om de flexibiliteit in het netwerk te verbeteren. Dit soort contracten kunnen grote energiebedrijven bevoordelen, omdat zij de middelen hebben om aan complexe eisen te voldoen en te concurreren op deze markt. Kleine initiatieven en nieuwe marktspelers, zoals lokale energiecorporaties, zouden hierdoor moeilijk toegang kunnen krijgen tot dezelfde marktkansen. Dat is strijdig met Europese regels voor eerlijke concurrentie. Wat gaat de minister doen om gelijke kansen op de energiemarkt te bevorderen, zodat er sprake is van eerlijke concurrentie?
De Energiewet biedt mogelijkheden voor lokale samenwerking en kabeldeling om netcongestie te verminderen. Hoewel dit goed aansluit bij de EU-doelstellingen voor duurzaamheid, kunnen netbeheerders prioriteit geven aan bepaalde soorten energieopwekking, bijvoorbeeld zonneparken op grote schaal boven kleinschalige projecten van corporaties of individuen. Dit kan bij de uitvoering van de wet leiden tot indirecte discriminatie van kleine initiatieven. Hoe gaat de minister dat voorkomen?
Een punt van kritiek op de Energiewet is de complexiteit die deze wet introduceert voor burgers. Terwijl de wet belooft om consumenten meer zeggenschap te geven, wordt het tegelijkertijd moeilijker om te begrijpen hoe men daadwerkelijk kan profiteren van goedkopere en duurzame energie. De wet lijkt vooral in het voordeel te werken van theoretisch opgeleide Nederlanders met een hoog inkomen en toegang tot zonnepanelen en energieopslagsystemen. Maar voor alle andere Nederlanders, die niet beschikken over deze middelen, blijft het onduidelijk hoe zij voordelig stroom kunnen krijgen.
Het advies van de ACM om haar bevoegdheid te geven om maximumtarieven te stellen, is niet opgevolgd. De collega's van de ChristenUnie en D66 noemden dat ook al. Nu kan de ACM alleen controleren of de tarieven redelijk zijn, maar dat betekent niet automatisch dat de tarieven ook echt lager of eerlijker worden voor consumenten. Wat gaat de minister doen om de complexiteit die de Energiewet met zich meebrengt voor burgers te verminderen? Hoe zorgt zij ervoor dat de Energiewet niet alleen werkt voor een selecte groep welvarende mensen, maar ook voor mensen met een laag of middeninkomen, huurders en anderen die geen toegang hebben tot eigen zonnepanelen? Hoe zorgt zij ervoor dat de voordelen van de wet voor alle Nederlanders toegankelijk worden?
Tot slot heeft mijn fractie nog een aantal vragen over grensoverstijgende netaansluitingen. Het is vaak economisch meer voor de hand liggend om een bepaalde woning of een bepaald bedrijf aan te sluiten op een netwerk aan de andere kant van de Nederlandse grens. In hoeverre maakt deze wet dit ook mogelijk? Hoe denkt de minister samenwerking over de grens met deze wet te vergemakkelijken?
Voorzitter. De Voltfractie heeft zo haar twijfels over de Energiewet. Hoewel de doelen van de wet belangrijk zijn, is het de vraag of deze uitvoerbaar is zonder grote investeringen en duidelijke communicatie naar burgers. Als de Energiewet doorgaat zonder dat deze punten zijn aangepakt, riskeren we dat een groot deel van de bevolking niet kan profiteren van de energietransitie. Tegelijkertijd blijven we, als de Energiewet het niet haalt, zitten met verouderde regelgeving die de energietransitie belemmert. Dat betekent dat netcongestie toeneemt, consumenten minder beschermd blijven en dat de doelen van het Klimaatakkoord nog verder uit zicht raken.
Voorzitter. Ik roep de minister op om deze zorgen serieus te nemen en concrete stappen te zetten om de uitvoerbaarheid van deze wet te verbeteren. We moeten ervoor zorgen dat de energietransitie niet alleen haalbaar is voor de happy few, maar voor iedereen, want alleen dan kan deze wet bijdragen aan een duurzame en eerlijke toekomst. Ik kijk uit naar de beantwoording van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Prins van de fractie van het CDA.
Mevrouw Prins i (CDA):
Voorzitter. De ontwikkelingen in onze energievoorzieningen zijn veel en ingrijpend. Ik noem er een paar. De bronnen van onze elektriciteit zijn deels overgenomen door de meer grillige natuurelementen zon en wind. Dankzij de zonnepanelen kunnen afnemers nu ook leveranciers van energie zijn. Je wordt dan ineens actief. Het netwerk moet tweerichtingsverkeer kunnen faciliteren. Er is sprake van stevige netcongestie. Vele bedrijven en burgers hebben een grote behoefte aan energie, maar krijgen die nog niet geleverd, terwijl andere bedrijven de energie van hun zonnepanelen niet kunnen terugleveren. Het opheffen van de netcongestie vergt miljarden aan investeringen in de komende jaren, met een negatieve impact op de energietarieven tot gevolg. Er ontstaan diverse energiegemeenschappen die op lokaal niveau hun energie willen delen. Dat is overigens een mooi voorbeeld van een verantwoordelijke samenleving. De subsidies voor warmtepompen zijn afgeschaft, evenals hoogstwaarschijnlijk de salderingsregeling. De impact daarvan is nog onzeker. Ondertussen wordt steeds duidelijker dat Nederland de klimaatdoelstellingen voor 2030, laat staan voor 2050, niet zal halen.
Voorzitter. Het is dan ook goed dat er een nieuwe Energiewet voorligt, een nieuwe basis voor de markt, die aan stevige veranderingen onderhevig is, zoals ik juist heb geschetst. Een nieuwe Energiewet is nodig om de nieuwe ontwikkelingen te kunnen faciliteren. De roep van vele stakeholders om deze wet snel te behandelen, is er niet voor niets. Dat is een eerste stap, want op diverse onderdelen is nog meer wetgeving vereist. Dat geeft de minister terecht ook zelf aan in de beantwoording van onze vragen.
Voorzitter. Graag sta ik stil bij de complexiteit van de markt in relatie tot het doenvermogen van de burgers: cybersecurity, investeringen in interconnectoren, de aanpak van de netcongestie en het verbod op telemarketing. De complexiteit van de markt is groot. Je kunt afnemer worden of actief afnemer. Je betaalt leveringskosten, maar als actieve afnemer krijg je naast een terugleververgoeding ook terugleverkosten in rekening gebracht. Er is sprake van balanceringskosten. Je kunt wel of niet lid worden van een energiegemeenschap, maar je moet ook zaken afleren, zoals niet meer 's avonds na 23.00 uur de afwasmachine aandoen, maar juist als de zon schijnt. De materie is complex. In het regeerprogramma van dit kabinet staat uitdrukkelijk dat alle burgers mee moeten kunnen doen, ook met deze energietransitie. Dan vind ik het antwoord van de minister in dezen mager, namelijk: het staat eenieder vrij om zelf keuzes te maken en energieleveranciers zijn aan zet voor goede en toegankelijke communicatie.
Voorzitter. Diverse instanties, waaronder de WRR, roepen de overheid op meer rekening te houden met het doenvermogen van vele burgers. Energie is een noodzakelijke basisvoorziening en voor veel burgers ook een stevige kostenpost. Dan heeft de overheid ons inziens de plicht ook zelf zorg te dragen voor begrijpelijke informatie, inclusief alle voor- en nadelen van de keuze of, als zij deze taak wenst te delegeren aan de energieleveranciers, daadwerkelijk te toetsen of de informatie compleet en begrijpelijk is, juist ook voor mensen met een lagere sociaal-economische status. Informatie op B1-niveau, zogezegd. Graag een toezegging van de minister.
Voorzitter. Van een hele andere orde is cybersecurity. De aanvallen op onze digitale infrastructuur worden steeds omvangrijker en steeds slimmer, zeker ook in deze tijd van geopolitieke spanningen. In de Energiewet staan veel bepalingen en worden veel eisen aan de energieleveranciers gesteld. Kan de minister ons erover informeren of er ook schriftelijke afspraken zijn gemaakt over het niveau van de cybersecurity? Het gaat tenslotte om een vitale infrastructuur.
Voorzitter. Afgelopen week heeft de heer Schouw als bestuurlijk aanjager het rapport Slim met Stroom gepresenteerd. Hierin worden diverse voorstellen gedaan om het bestaande netwerk beter en slimmer te gebruiken, in aanvulling op de uitbreiding. Er zijn geen echt nieuwe voorstellen, zoals het rapport zelf ook aangeeft, maar er is wel sprake van een gebrek aan aandacht en daadkracht bij de leveranciers, en soms ook bij de ondernemers, om deze verbeteringen daadwerkelijk te realiseren. De aandacht, zo zegt het rapport, is meer gericht op de uitbreiding van de infrastructuur dan op het slimmer inzetten van het huidige netwerk. In de appreciatie van de minister is hier eigenlijk geen aandacht voor. Onze vraag is dan ook welke acties de minister gaat ondernemen om de implementatie van de diverse voorstellen te versnellen. Hoe gaat ze een en ander afdwingen?
Een van de bepalingen van de Energiewet is dat telefonische verkoop wordt verboden. De CDA-fractie deelt de mening dat ongebreidelde telemarketing meer dan irritant is en ondersteunt deze bepalingen. Echter, toch pleit ze voor twee uitzonderingen. Veel burgers met een contract voor een bepaalde tijd zullen zich er niet van bewust zijn dat hun contract op datum x verloopt. Een telefoontje van je energieleverancier om je hierop te wijzen achten wij eerder klantgericht dan irritant. Is er niet een mogelijkheid om bijvoorbeeld één telefoontje naar bestaande klanten waarvan het contract afloopt, wél toe te staan? Vervolgens kan de klant zelf beslissen of hij verder in contact wil blijven met zijn huidige leverancier. In de slipstream van dit verbod is ook de telemarketing van loterijen die geld afstaan aan goede doelen behandeld. Een deel van deze loterijen, de zogeheten artikel 3-loterijen, mogen doorgaan met hun telemarketingactiviteiten, maar bijvoorbeeld de Lotto en de Staatsloterij niet. Hier wreekt zich dat de tekst van het subamendement-Postma niet in lijn is met de toelichting.
Voorzitter. Goede doelen zijn in onze samenleving van essentiële en toegevoegde waarde. Onze fractie hecht veel waarde aan de maatschappelijke betrokkenheid van burgers. Goede doelen maken de betrokkenheid van de ene mens bij de andere mens zichtbaar. Een onderscheid maken tussen loterijen die allemaal geld afdragen aan goede doelen, alleen vanwege een onbedoeld niet volledige tekst in een amendement, achten wij dan ook niet correct. Ook voor loterijen moet er toch een eerlijk level playing field gelden? Wij verzoeken de minister om een toezegging te doen op de twee voorstellen, namelijk mogelijk maken dat de energieleverancier eenmaal belt, en ervoor zorgen dat alle loterijen die gelden afstaan aan goede doelen dezelfde telemarketingmogelijkheden hebben. Zo nodig overwegen wij een motie.
Voorzitter. Zoals bekend zijn er miljarden investeringen nodig om onze energievoorziening weer toekomstbestendig te maken. In de Energiewet geeft de minister aan dat publiek eigendom de beste waarborg is voor leveringszekerheid. Dit betekent wel een enorme aanslag op overheidsgeld, temeer daar de verkoop van TenneT Duitsland niet is gelukt. TenneT moet nu ook miljarden investeren in Duitsland. Welke overwegingen heeft de minister om bijvoorbeeld de bouw en het onderhoud van interconnectoren onder strakke voorwaarden niet aan private partijen te gunnen? Deze partijen hebben vaak een uitstekende uitvoeringskracht, terwijl TenneT — eerlijk is eerlijk — nu al enorme vertraging oploopt. Op deze wijze is er een lagere kapitaalsbehoefte van de overheid. Daarnaast vragen wij ons af hoe deze stellingname tegen privatisering rijmt met het ibo, dat momenteel onder leiding van het ministerie van Financiën onderzoekt welke opties er zijn om de financieringsstructuur van de netbeheerders anders in te richten om zo de kosten voor de samenleving te beperken. Eind februari, zo begrijpen we, zijn de resultaten gereed. Graag een reflectie van de minister.
Welke opties ziet de minister om de kosten voor energie zo laag mogelijk te houden? In Nederland worden nu al hogere energietarieven gehanteerd dan in vele andere landen van Europa. Dat geeft een risico op nog meer energiearmoede en het maakt ons ondernemingsklimaat er niet beter op, een signaal dat juist deze minister zou moeten aanspreken.
Voorzitter. Wij zijn positief over deze wet en verzoeken de minister de genoemde oneffenheden te repareren.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Aelst-den Uijl van de fractie van de SP.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Voorzitter, dank. Het zal u niet verbazen: de SP maakt zich zorgen over deze wet en dan met name over de verdeling van lasten en lusten. Ook experts zijn kritisch over de wet. Zo zei de directeur van het Nibud tijdens een deskundigenbijeenkomst: het debat over de grote transities heeft de neiging om als technisch debat gevoerd te worden in plaats van als debat over eigenaarschap, draagvlak en betaalbaarheid. De drie punten waarop het Nibud zijn zorgen uitte waren zekerheid, kenbaarheid en verduurzaming; drie zorgen die wij als SP delen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelde niet voor niets al: rechtvaardigheid zou een belangrijk onderdeel moeten zijn van klimaatbeleid. Dit zijn fundamentele punten die voor mijn partij bij elkaar komen in de existentiële vraag: markt of publiek?
Het lijkt wel een vies woord geworden: de publieke zaak. In de deskundigenbijeenkomsten en de technische briefing over deze wet deden verschillende sprekers ontzettend hard hun best om duidelijk te maken dat het, als de markt het kan, absoluut niet publiek mag. Een vreemde situatie. De markt mag winst maken en in private zakken steken en de publieke spelers mogen de onrendabele top betalen met publiek geld. Kortom: de winst is privaat, verlies en kosten zijn publiek. Best gek, zo stelde ik vorige week ook al. Wij kunnen niet aan het beeld ontsnappen dat deze wet de marktwerking versterkt in plaats van inbindt. Klopt dit, vragen wij de minister.
De heer Crone zei zojuist ook al dat de markt vooral werkt voor grote bedrijven die de markt naar hun hand kunnen zetten om prijzen hoog te houden. Daarmee werkt de markt heel veel minder voor kleine partijen en voor particulieren. Als mijn partij het historisch beziet, hadden we voor de privatisering een systeem waarbij inwoners stroom en gas kochten tegen een redelijk tarief. De overheid was hier verantwoordelijk voor. Investeringen en baten waren publiek. Het belang was immers publiek en collectief. Baten konden daarmee gebruikt worden voor de investeringen. Toen kwam de privatisering en kwamen er marktpartijen die winst moesten kunnen maken op lasten van inwoners voor energie. Nu, vandaag, zijn er zeer hoge kosten die gedekt hadden kunnen worden uit de opgespaarde opbrengsten van energielevering. Maar deze zijn in de zakken van de markt verdwenen, dus moeten inwoners hun portemonnee trekken. Daarnaast zijn er aanvullende hoge kosten omdat de ACM de markt moet controleren. Ook die kosten zijn uiteindelijk voor de inwoner. Wij zijn heel benieuwd hoeveel fte's er bij de ACM werken om op deze markt toezicht te houden.
Met deze wet moeten inwoners ineens actieve afnemers worden, om niet alleen de huidige markt te laten profiteren van het energiesysteem, maar ook een deel van de inwoners, als marktpartij. Ik moet u bekennen dat dit toch wel een tikje een omslachtige manier is om uiteindelijk het collectief te laten profiteren van een systeem. Het is een inefficiënte manier omdat uiteindelijk slechts een handvol inwoners deze rol zou kunnen nemen. Daar werd zojuist al aan gerefereerd; ik geloof door de heer Holterhues.
Dan komen wij tot de vraag of de consument kan werken met deze wet. Ons beeld is dat behoorlijk veel consumenten geen actieve deelnemer, afnemer, willen zijn. Ze willen niet actief wisselen van aanbieder. Ze willen geen thuisbatterij. Ze willen niet kunnen handelen op de onbalansmarkt en zullen daardoor misschien wel duurder uit zijn. Erger nog, door deze wet zullen energiecowboys hun kans weer schoon zien, wat ertoe zal leiden dat over een aantal jaren weer energiebedrijven failliet zullen gaan en mensen letterlijk in de kou zullen laten zitten. We weten allemaal welke inkomensgroepen daar uiteindelijk het zwaarst de dupe van zullen zijn. Dat zijn de mensen in sociale huurwoningen en in goedkope eigen woningen die niet kunnen investeren in een comfortabel huis met een lage energierekening.
Daarmee komen we op verduurzaming. In de deskundigenbijeenkomst uitten verschillende sprekers hun zorgen over de groeiende tweedeling tussen mensen die mee kunnen komen met de verduurzaming en de energietransitie, en zij die dat niet kunnen. Want als je genoeg geld had om subsidies te kunnen krijgen, heb je nu al jaren zonnepanelen, isolatie en een elektrische auto voor de deur. Als dat niet het geval was, heb je de energierekening steeds verder zien stijgen en voelt deze energietransitie als iets wat je overkomt, opgedrongen wordt en al helemaal niet als iets waar je als individu voordeel van kunt hebben. En eigenlijk heb je er ook geen voordeel van gehad, tot vandaag. Je hebt namelijk mee moeten betalen aan de energietransitie van een ander via subsidies uit algemene middelen. De huishoudelijke hulp in de tochtige huurwoning heeft de afgelopen jaren betaald voor de Tesla van mensen in nieuwbouwwijken.
Steeds meer mensen met voldoende geld verlagen hun kosten door van het gas af te gaan, een batterij te nemen en hun woning te verduurzamen. Steeds minder mensen dragen hierdoor de totale lasten van onder andere het gasnet. Hetzelfde kun je zeggen over dynamische energietarieven. Als je het kunt snappen, het risico kunt nemen en je afname planbaar kunt maken met een batterij en nieuwe apparaten met een timer, kun je met dynamische tarieven flink verdienen en flink besparen. Echter, de mensen die dat niet kunnen en afhankelijk zijn van een vast contract, betalen hier een steeds hogere prijs voor. De lusten zijn voor de enkeling en de lasten voor zij die niet mee kunnen komen. Ook wordt het risico van prijsschommelingen daarmee steeds minder collectief gedragen.
Voorzitter. Wij zijn benieuwd hoe de minister ervoor gaat zorgen dat prijzen zo transparant en vergelijkbaar mogelijk worden. Is de minister het met ons eens dat welkomstbonussen of cadeaus als loyaliteitsbonussen de vergelijkbaarheid voor consumenten niet ten goede zullen komen? Op welke manier gaat de minister zorgen voor echt onafhankelijke prijsvergelijking, zodat huishoudens en bedrijven eerlijk kunnen kiezen? We zijn heel benieuwd of de ACM voldoende toegerust is om te kunnen controleren en handhaven.
Voorzitter. We vinden het ontbreken van een prijsplafond als optie eigenlijk een weeffout in deze wet. En dat komt de zekerheid voor consumenten niet ten goede. Deze wet is wat ons betreft uiteindelijk te beperkt voor de bescherming van kwetsbare mensen. Dit geldt voor bijvoorbeeld de kaders van modelcontracten, het al dan niet collectief dragen van lusten en lasten, maar ook de waarborgsom die door consumenten opgebracht moet worden. Het Nibud benoemde het al: deze waarborgsom is zo hoog dat velen die nooit zullen kunnen dragen. Kwetsbaren komen wat ons betreft ruim onvoldoende uit de uitwerking van deze wet. Zij zitten letterlijk in de kou. De wet is ook beperkt in het beschermen van kwetsbare mensen, omdat de vangnetregeling die er eerder was, weggevallen is. "Redelijke tarieven" werd vervangen door "transparante tarieven". Een transparant tarief kan nog steeds bijzonder onredelijk en onbetaalbaar zijn. Wij zien dat dan ook als een verslechtering ten opzichte van de beide wetten die we samenvoegen. In de nota van wijziging is hier een beetje aan tegemoetgekomen, maar deze zorg is voor ons nog niet volledig weggenomen. Wij vragen dan ook een reactie van de minister op dit punt. Is de vangnetregeling, zoals we die kennen in de huidige situatie met de Elektriciteitswet, nog steeds ten volle aanwezig in de nieuwe situatie met de Energiewet?
Voorzitter. Een punt over kleine ondernemers. Ook daar maken wij ons zorgen over. Hoe worden kleine ondernemers beschermd tegen woekercontracten die hen de kop zouden kunnen kosten? Ook voor hen is het heel belangrijk dat ze eerlijke contracten krijgen.
Dan schaarste en duurzaamheid. Voor ons is dat een heel ander punt dan alleen maar "energie besparen". We zien het vraagstuk rondom schaarse grondstoffen, grondstoffen in de productielijn en uitstoot in de productielijn. Stimuleer je thuisbatterijen, die qua grondstoffen zeer vervuilend zijn en ten koste gaan van mensenrechten? Dat punt lijkt te ontbreken in de discussie over de Energiewet en de energietransitie. Er lijkt met maatregelen zelfs gestuurd te gaan worden op meer batterijen.
Wat daarnaast ook steeds verder uit beeld lijkt te verdwijnen, is de werkelijke kostentoebedelingsdiscussie en het belang van verduurzaming van bedrijven en huishoudens, omdat we uiteindelijk minder uitstoot zouden moeten willen. Je ziet nu dat huishoudens hun uitstoot of hun verbruik omlaag willen brengen met bijvoorbeeld houthaarden of met batterijen, waarvan de uiteindelijke uitstoot groter is dan wanneer ze gas of stroom gebruikt zouden hebben. Door de rare focus van zowel deze wet als van de discussie over de energietransitie raakt het collectieve belang uit beeld. Mensen schakelen hun zonnepanelen af, gaan met haardhout stoken en brengen zo grote schade toe aan het milieu. Dat komt allemaal doordat er van overheidswege vreemd zwabberbeleid is geweest en het einddoel uit zicht is geraakt: stoppen met eindige grondstoffen, met zo veel uitstoot en zorgen dat we volop inzetten op duurzaamheid. Wij denken dat door het beleid zoals de laatste tijd is gevoerd, de verduurzaming en de opwek van duurzame energie zal stokken, terwijl Nederland juist koploper was.
We zien vanzelfsprekend ook positieve punten. We zien bijvoorbeeld dat met deze wet stappen worden gezet in het bestaansrecht van energiegemeenschappen en coöperaties. Zij stelden zelf in een persbericht naar aanleiding van het bericht dat de Tweede Kamer deze wet aannam, dat de boodschap duidelijk is: er is een nieuwe speler op de markt, gericht op het bieden van sociale milieuvoordelen en niet op het maken van winst. Een ander positief punt dat wij zien, is dat er twee stokoude wetten worden verhelderd en gemoderniseerd.
Resumerend over deze wet. Wij zien positieve puntjes en we zien ook dat het voor een deel stolling van bestaand beleid is, in een wat overzichtelijker jasje. Maar we zien ook onvolkomenheden en zaken die domweg ontbreken. We vragen dan ook aan de minister om een snelle evaluatie van deze wet, een snelle mogelijkheid om hiaten te vullen. Ik noemde een aantal van deze hiaten op: het beter beschermen van kwetsbaren, een betere uitvoerbaarheid die inwoners in staat stelt om mee te doen, het echt aanpakken van energiearmoede, het transparanter maken voor de consument, het eerlijker verdelen van lasten en lusten en de vangnetregeling.
Voorzitter. Nu ik nog een paar minuten over heb, wil ik toch ook wat vooruitblikken. De discussie die we mogelijk komende week of de week daarna voeren over de salderingsregeling kunnen we niet los zien van de wet die we vandaag bespreken. Ook daar zien wij een vreemde verschuiving in de verdeling van lasten en lusten. Consumenten die de afgelopen jaren hard bezig zijn geweest om van het gas af te gaan en bezig waren met zonnestroom, lijken nu tegen een aantal heel stevige verslechteringen aan te lopen. Er wordt gezegd, als leidend principe: de kostenveroorzaker betaalt. Saldering verdwijnt mogelijk, waardoor zonnestroom minder opbrengt. Vooral voor de consument die panelen pas nu bij elkaar spaarde, en voor huurders is dat heel zuur. De vergoeding voor de opgewekte kilowatturen wordt zo laag dat het onaantrekkelijk wordt. De terugleverboete wordt niet verboden en doet de extreem lage terugleververgoeding teniet. Netbeheerders zijn aan het onderzoeken of de consument meer voor netbeheer moet gaan betalen bij een hoger verbruik of teruglevering. Een tweede boete dus: je hebt enerzijds al de terugleverboete en dan krijg je ook nog eens een boete van de netbeheerder.
Voorzitter. Daartegenover staat het bedrijfsleven. Het gekke is dat het daar omgekeerd lijkt te zijn. De grootverbruiker, dus eigenlijk de grootkostenverbruiker, krijgt korting. Dat is daar het leidende principe. Hoe meer je als bedrijf verbruikt, hoe lager je energiebelasting per kilowattuur. Zonneparken en windparken krijgen geen terugleverboete. Zonneparken en windparken hebben geen negatieve vergoeding dan wel verkoopprijs per kilowattuur. Onbalans en netcongestie die door grootschalige opwek van energiebedrijven zelf wordt veroorzaakt — wat vele malen meer is dan wat consumenten zouden veroorzaken — wordt geheel buiten beschouwing gelaten als het gaat om de kosten van het net. Consumenten betalen netbeheerkosten waar de energieproducenten daarvan gevrijwaard lijken te zijn.
Voorzitter. Wij vragen ons af in hoeverre deze Energiewet gaat bijdragen aan het gelijktrekken van de kosten per kilowattuur of per kuub voor inwoners en bedrijven, of het nou grootverbruikers zijn of niet. Want of nu een bedrijf of inwoner de energie verbruikt, de kosten voor netbeheer, transport en opwek zijn gelijk. Zoals het nu is ingericht socialiseert de overheid de kosten van het bedrijfsleven naar de inwoner. De inwoner betaalt per kilowattuur veel meer belasting, meer boete en krijgt minder terugleververgoeding. Voor bedrijven geldt overigens gewoon de verkoopprijs. De kostentoebedeling geldt vooralsnog kennelijk alleen voor consumenten en niet voor bedrijven.
Er zijn daarnaast vele marktpartijen die er baat bij hebben dat stroom die de Nederlandse consument met zijn dak opwekt zo goedkoop mogelijk gekocht kan worden, om met zo veel mogelijk winst doorverkocht te kunnen worden, in Nederland of over de grens. Hoe beschermt de regering deze consumenten? Hoe worden zij geholpen om een eerlijke prijs voor hun stroom te krijgen, zonder dat zij moeten gaan handelen met een batterij of op de onbalansmarkt?
Voorzitter. Ik sluit graag af met een oproep. De overheid heeft een belangrijke taak om inwoners te beschermen en hun belangen te behartigen. Laten we daar deze Energiewet dan ook voor inzetten. Laat de Energiewet inwoners beschermen tegen kou, schimmel, vocht, onredelijke prijzen en de macht van de markt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Precies de minuten die u heeft ingeschreven. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Strien van de fractie van de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heet namens mijn fractie de minister hartelijk welkom bij haar eerste debat in deze Kamer en ik wens haar veel succes toe in haar nieuwe functie.
Voorzitter. In het afgelopen decennium hebben enorme transities plaatsgevonden. Ik denk daarbij aan de opkomst van zonne- en windenergie — excuus voor mijn schorre stem, voorzitter — het stoppen van de Nederlandse gasproductie, de steeds meer decentrale opwekking van energie, de gedeeltelijke elektrificering van het autopark, de vervanging van gasverwarming door warmtepompen en de tendens van elektrificering in de industrie. Ze hebben tot veel problemen geleid, vooral op het gebied van betrouwbaarheid, en ze hebben vaak onnodig hoge kosten met zich meegebracht. Problemen en kosten die voor een groot deel vermeden hadden kunnen worden als er zeg tien jaar geleden een meer planmatige aanpak was geweest en als toen bijvoorbeeld was gekozen voor kernenergie ter vervanging van fossiel in plaats van wind- en zonne-energie. Ik heb er vertrouwen in dat dit kabinet een begin maakt met zo'n meer planmatige aanpak.
De onder het vorige kabinet gestarte voorbereiding van de nu voorliggende Energiewet kan daarbij een nuttig instrument zijn. In de huidige situatie is het zelfs een noodzakelijk instrument. Er wordt met deze wet in ieder geval veel geregeld op het gebied van transmissie- en distributiesystemen voor gas en elektriciteit en om de eisen aan de energieleveranciers en hun vergunningen aan te scherpen. Niettemin vraag ik aan de minister wat deze wet op korte termijn kan bijdragen aan het steeds acuter wordende probleem van de netcongestie. Eerst waren het alleen bedrijven, maar nu zijn het ook nieuwbouwwijken en huishoudens die niet meer aangesloten kunnen worden doordat het net vol zit. Waar legt de minister de prioriteiten bij dergelijke problemen, is onze volgende vraag. Is bijvoorbeeld de inkoop van congestiebeheersdiensten door systeembeheerders voor elektriciteit een oplossing die snel ingezet kan worden?
Voorzitter, ten slotte op dit thema. De PVV-fractie is geïnteresseerd in het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur waartoe opdracht is gegeven, zo hebben wij vernomen. Gaat dit onderzoek ook antwoorden geven op de vragen hoe snel en onder welke voorwaarden de netcongestie opgelost kan worden? Ten slotte vraag ik op dit onderwerp of de minister de resultaten van dit onderzoek met deze Kamer kan delen.
Voorzitter. Ik ben nog nooit zo veel moeilijke woorden tegengekomen als bij het bestuderen van dit wetsvoorstel. Ik noem er een paar: "de gegevensuitwisselingsentiteit, de GUE, die de verbinder is tussen de registerbeheerders en de diverse gebruikers van gegevens", "de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders", "het Marktfaciliteringsforum" en "de interconnectoren". Kortom, ik heb een hoop bijgeleerd. Maar ik vrees toch dat de consument, vooral die met zonnepanelen, straks met de ene na de andere onbegrijpelijke term geconfronteerd gaat worden en aan zijn energierekening geen touw meer kan vastknopen.
Nu al wordt de consument met zonnepanelen geconfronteerd met terugleverkosten die bedrijven rekenen voor mensen met zonnepanelen. Hij hoort dat de salderingsregeling wordt afgeschaft, maar ook dat hij straks weer een redelijke vergoeding voor zijn teruggeleverde stroom krijgt. Nu moet dit wetsontwerp ook de consumentenbescherming goed regelen, vooral door een versterkte rol van de ACM. Dat spreekt mijn fractie aan. Een krachtiger toezicht op de energieleveranciers lijkt mijn fractie niet overbodig. Vooral rond de afbouw van de salderingsregeling ontstaat veel verwarring. We zien de laatste tijd dat nog voordat de salderingsregeling wordt afgeschaft, door energieleveranciers al diverse kosten in rekening gebracht worden. Dat verschilt van leverancier tot leverancier, maar de consument ziet daardoor nu al door de bomen het bos niet meer. Mijn vraag aan de minister is of zij kan garanderen dat met de inwerkingtreding van deze wet een voor de consument overzichtelijke en begrijpelijke kosten- en tariefstructuur ontstaat.
Voorzitter. Nederland is weer netto-importeur van energie geworden. De afbouw van de aardgasproductie betekent niet alleen dat we niets meer kunnen exporteren, maar ook dat we voor de binnenlandse vraag sterk afhankelijk zijn geworden van een geopolitiek instabiele wereldmarkt. Dat betekent ook automatisch dat je een grotere prijsinstabiliteit voor energiedragers importeert. Deze Energiewet beoogt een toegankelijk en geactualiseerd ordeningskader te bieden voor de levering van gas en elektriciteit. Dat is in deze veranderende en instabiele energiemarkten zeer nodig. Daarmee zijn wij ook voor deze wet. Maar dat mag ons niet afbrengen van de mooie optie die er ligt om meer stabiliteit in de elektriciteitsmarkt te brengen, te weten zo snel mogelijk een aantal nieuwe kerncentrales bouwen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw korte en krachtige bijdrage. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ballekom van de fractie van de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. Namens mijn fractie een hartelijk welkom aan de viceminister-president en de minister van Klimaat en Groene Groei.
Het voorliggende wetsvoorstel is een dringend noodzakelijke aanpassing van het regulerend kader rondom de energievoorziening. Hierover is vrijwel iedereen het eens. In de visie van de VVD is het belangrijk dat er sprake zal zijn van meer transparantie in de prijszetting en een beter toezicht door de ACM, ter bescherming van het consumentenbelang. Maar daarvan hoef ik de minister natuurlijk niet te overtuigen. Er zijn weinig betere alternatieven dan het opereren via een competitieve vrije markt, zij het — dat is een noodzaak — met een robuust toegeruste toezichthouder, die streng en rechtvaardig optreedt. Dat de ACM ook meer instrumenten krijgt om de zaak in de gaten te houden, is alleen maar goed. Dit neemt niet weg dat we de minister zo goed als zeker nog vaak in dit huis zullen mogen verwelkomen, omdat nadere wijzigingen, die nog besproken moeten worden, noodzakelijk zullen zijn vanwege geactualiseerde Brusselse regelgeving. Wees ervan verzekerd dat de minister hier meer dan welkom is.
Voorzitter. Los van de dringend noodzakelijke aanpassing heeft de VVD-fractie nog wel wat vragen en opmerkingen ter verduidelijking, om er zeker van te zijn dat we het allemaal goed begrepen hebben en dat het ook gaat werken zoals het de bedoeling is. Vier punten. Ten eerste. Een positief aspect van de vernieuwing is dat het energiedelen gemakkelijker wordt gemaakt, al kan dat volgens de huidige bepalingen alleen wanneer alle deelnemers bij dezelfde energieleverancier voor kleinverbruikers aangesloten zijn.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik wilde nog even teruggrijpen op de ACM. Collega Van Ballekom zegt: het is goed dat er extra instrumenten geleverd worden aan de ACM om toezicht te houden, want anders krijg je te veel wildwest, zeg ik maar eventjes in mijn eigen woorden. De toevoeging van extra instrumenten is plezierig, daar ben ik het helemaal mee eens. Maar is de VVD ook van mening dat de capaciteit van de ACM misschien te wensen overlaat? We zien immers op dit moment al dat allerlei misstanden in de markt niet door de ACM ingeperkt kunnen worden, om verschillende redenen.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik ben aanwezig geweest bij de deskundigenbijeenkomst, waar ook de ACM aanwezig was, en die heeft mij verzekerd dat zij deze wet aankunnen. Daar ga ik dan maar vanuit.
De heer Koffeman (PvdD):
Het klopt dat de ACM dat verzekerd heeft, maar in de huidige situatie zien we dat de ACM het niet onder controle heeft. Zijn er aanwijzingen, los van de veronderstelling van de ACM dat het wel gaat lukken, dat er voldoende capaciteit is voor de inzet van die extra instrumenten?
De heer Van Ballekom (VVD):
De ACM heeft ons duidelijk gemaakt tijdens de deskundigenbijeenkomst dat de extra instrumenten die door deze wet aan haar taakstelling worden toegevoegd, uitvoerbaar zijn. Als blijkt dat dat niet kan, dan zal de ACM de regering aanspreken om meer man- of vrouwkracht te krijgen. Dat neem ik dan aan.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik ook heel graag. Dan zijn we het daarover eens.
De heer Van Ballekom (VVD):
Voorzitter. Laat ik even opnieuw beginnen. Ten eerste de positieve aspecten. Aangekondigd is dat volgens de huidige bepalingen het energiedelen makkelijker wordt gemaakt. Maar dat kan alleen als alle kleinverbruikers aangesloten zijn bij dezelfde energieleverancier. Aangekondigd is dat dit in de toekomst naar verwachting gaat wijzigen. De VVD-fractie gaat ervan uit dat dit voorstel definitief en zo spoedig mogelijk wordt ingediend, liefst nog voor de komende zomer. Want zonder een verruiming op dit onderdeel blijft het energiedelen in onze visie illusoir. Het zal namelijk vrijwel nooit voorkomen dat alle verbruikers bij dezelfde leverancier zitten. Kan de minister deze toezegging doen?
Voorzitter. Dan het tweede punt. In lijn met alle Europese richtlijnen, althans volgens de regering, wordt voorgesteld om interconnectoren exclusief in publieke handen te houden via een privatiseringsverbod. We hebben daarover vragen gesteld, maar die zijn een beetje feitelijk beantwoord, verwijzend naar de genoemde Europese regelgeving. Wij zouden graag een inhoudelijke reactie van de minister willen op de vraag of het verstandig is en of het mogelijk is.
Het lijkt ons verstandig om zo veel mogelijk partijen bij de energietransitie en de nodige investeringen te betrekken. Die nodige investeringen zijn namelijk bijzonder omvangrijk. Het lijkt ons ook verstandig om de interne markt op het terrein van de energievoorziening te versterken en het vrije verkeer te bevorderen. Dat is ook in lijn met vele verklaringen van de EU waarmee de regering heeft ingestemd. In de ogen van de VVD is het cruciaal om de energieafhankelijkheid zo veel mogelijk te beperken. Bij de mogelijkheid laat de vraag zich stellen hoe bijvoorbeeld het VK hiermee omgaat, want interconnectoren connecteren; dat zal u niet verbazen. Dan is het misschien mogelijk dat het Britse deel in particuliere handen is en het Nederlandse deel in publieke handen. Het is slechts een voorbeeld, maar is zo'n verbod onder dergelijke omstandigheden nog wel zinvol?
Ook zou het goed zijn wanneer de minister dit verbod nader toelicht in relatie tot Europese regelgeving. Is het nog los daarvan niet verstandig om de resultaten af te wachten van het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur, voordat je eventueel een definitief besluit neemt over een dergelijk privatiseringsverbod?
Voorzitter. Permitteert u mij een zijsprongetje te maken, nu we het toch over privatiseringsverboden hebben bij de infrastructuur. Vorige week hebben wij met minister Keijzer dit onderwerp besproken in het kader van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. De aanwijzingsbevoegdheid is een instrument om bepaalde wijken van een gemeente van het gas af te halen door het aanleggen van warmtenetten. De VVD verkeert in de overtuiging dat gemeenten daarbij afhankelijk zijn van de particuliere financiers en de expertise van bijvoorbeeld energiebedrijven. Nu zijn er energiebedrijven, zoals Vattenfall, die hebben aangekondigd te stoppen met de aanleg omdat de invloed op de prijszetting gering is en omdat is bepaald dat 50% van de infrastructuur in handen moet blijven van de overheid. Kortom, er bestaat twijfel over of die investering wel kan worden terugverdiend. Zoals gezegd, kan ik mij daar alles bij voorstellen, want de overheid is niet altijd de meest betrouwbare partner. Minister Keijzer kon niet ingaan op de vraag of een dergelijke beperking wel in overeenstemming is met EU-regelgeving en kon evenmin ingaan op de vraag of het wel verstandig is de particuliere sector te ontmoedigen.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
We hebben hier vorige week inderdaad kort over gesproken in het kader van de Wgiw, maar de Wet collectieve warmte komt natuurlijk nog. Ik hou collega Van Ballekom graag voor dat we 30 à 40 jaar ervaring hebben met netwerkbedrijven in private handen. Die zijn niet transparanter over het tarief en investeren niet altijd goed. Burgers hebben een groot wantrouwen, want de prijzen zijn hoog. Daarom vind ik het heel goed om te zeggen: gas en elektriciteit zijn publieke netten, maar Vattenfall mag het uitvoeren; die kan een concessie krijgen, het werk doen of wat dan ook. Het is niet zo dat er een verbod is op deelname van private bedrijven, maar de meerderheid is van de overheid. Is dat niet een publiek-private samenwerking die het optimum is? Overigens, en dan citeer ik het onderzoek van PBL, willen burgers geen privaat monopolie in hun straat. Wil de VVD dat wel?
De heer Van Ballekom (VVD):
Burgers willen een goede energievoorziening tegen een zo laag mogelijke prijs. In mijn beleving is een gezonde competitie tussen bedrijven de beste manier om die prijs zo laag mogelijk te houden.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Maar juist bij een warmtenet, stroomnet of gasnet is er geen concurrentie. Je kunt niet zeggen: nou, doe mij maar een eigen stroomnet of een eigen warmtenet. Dus alle burgers snappen, en uw partij in de Tweede Kamer gelukkig ook: private netten willen we niet; we willen publieke netten. Dat was de splitsing. Dat moeten we ook consequent voor warmte doen.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb de minister gevraagd of het verstandig is om dat privatiseringsverbod te handhaven. Ik denk dat je bedrijven als Vattenfall moet stimuleren om actief mee te doen in de investeringen en ook in het overdragen van kennis en kwaliteit om dergelijke netten aan te leggen. Ik denk niet dat gemeenten daar zelf toe in staat zijn, maar ik kan me vergissen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Ballekom (VVD):
Partners ontmoedigen als je van ze afhankelijk bent, is misschien niet zo heel slim. Ik vraag de minister dan ook of er succesvol functionerende warmtenetten tot stand zijn gekomen.
In het verlengde hiervan is de ontmoediging wellicht ook een van de redenen waarom er van de WIS, de Warmtenetten Investeringssubsidie, nauwelijks gebruikt wordt gemaakt. Zijn er andere redenen waarom de subsidieaanvragen achterblijven? De regeling staat open tot volgende week. Van de beschikbare 400 miljoen is slechts net iets meer dan 50 miljoen euro gecommitteerd. Vorige week was dat nog 50 miljoen. Ik heb net nog gekeken en nu is het 53 miljoen. Ik denk niet dat het voor de volle 400 miljoen wordt geconsumeerd. Dat is natuurlijk een prachtige meevaller voor onze minister van Financiën. Die kan dat geld goed gebruiken, maar dat kan nooit de vooropgestelde bedoeling zijn geweest. Met andere woorden, wordt nog overwogen de regeling langer open te stellen en wellicht de subsidievoorwaarden aan te passen? De minister kan hier vast op ingaan, zo liet haar collega vorige week weten. Nu is de VVD-fractie natuurlijk benieuwd naar de antwoorden van deze minister.
Terug naar de Energiewet, voorzitter. Het derde punt waarvoor wij aandacht willen vragen, is het achterwege blijven van beleid op het terrein van thuis- en buurtbatterijen. Er is niet diep ingegaan op de door ons gestelde vragen. Thuis- en buurtbatterijen zouden in onze ogen de netcongestie kunnen verlichten en energie delen kunnen stimuleren. Het is geen economische investering, zo werd gesteld, maar dan zou je kunnen overwegen een dergelijke investering te faciliteren. De veiligheid dient te worden geborgd, nogal wiedes, maar daar kunnen we ook wetgeving op zetten. Thuisbatterijen leiden niet tot vermindering van CO2-uitstoot. Dat is op zich wel juist, maar het kan een nuttig instrument zijn om beter gebruik te maken van de niet-reguleerbare energie. Onduidelijk blijft voor mijn fractie waarom hier geen beleid op wordt gezet zoals in de ons omringende landen wel het geval is. Waarom zou het in het buitenland wel werken en waarom werkt het in Nederland niet?
Een deel van het antwoord begrijp ik ook niet zo goed. Daarop zou ik eveneens een antwoord willen van de minister. Thuis- en buurtbatterijen kunnen de congestie juist verhogen, zo werd in een antwoord gesteld, omdat opgespaarde energie in dure tijden massaal wordt teruggeleverd aan het net. Maar energie is duur wanneer de zon niet schijnt, er weinig wind is en de kerncentrales die de minister wil bouwen nog niet operationeel zijn. De Duitsers hebben hier een prachtig woord voor, namelijk dunkelflaute: een periode waarin er nauwelijks aanbod is bij een mistige, windstille, donkere dag. Hoe kan er in dergelijke omstandigheden sprake zijn van extra congestiedruk, wanneer er geen aanbod is? Ik zal wel iets hebben gemist of iets niet hebben begrepen, maar ik zou graag een verklaring willen door de minister.
Vervolgens kom ik bij mijn vierde en laatste punt, waar collega mevrouw Prins ook al aandacht voor heeft gevraagd, namelijk het generieke verbod op telefonisch benaderen van potentiële consumenten of bestaande klanten in de energiesector. De VVD heeft het gevoel dat dit vrij rigide is en niet altijd in het belang van de consument. Ik heb artikel 7, lid 8, diverse keren gelezen en ik vroeg mij in gemoede af: hoe moeilijk kun je het maken?
Een ding is duidelijk; laat daarover geen enkel misverstand bestaan. Wanneer een klant of een potentiële klant een aanbod wordt gedaan, moet dit altijd schriftelijk worden bevestigd en heeft een klant een bedenktijd van twee weken. In die zin is hij of zij dus beschermd. De VVD heeft echter begrepen dat via de amendering van het oorspronkelijke wetsvoorstel ook andere sectoren betrokken zijn dan alleen de energiesector. Terecht wordt er een uitzondering gemaakt voor instanties in de sector van de goede doelen, maar dan ook weer niet voor alle instanties. Kortom, er bestaat veel onduidelijkheid, heb ik de indruk, en de uiteindelijke consequenties daarvan zijn moeilijk te overzien, omdat er geen impactanalyse is, noch een advies van de Raad van State. Eveneens bestaat er twijfel over de vraag of een generiek verbod Europeesrechtelijk wel houdbaar, toegestaan en proportioneel is. Kan de minister daarop ingaan?
Zou het, los daarvan, niet verstandig zijn, zo vragen wij de minister, om de invoering van dit specifieke onderdeel van de wet voorlopig even uit te stellen tot de impactanalyse en het advies van de Raad van State beschikbaar komen? Ik zou graag de toezegging van de minister willen dat dit onderdeel van de wet later in werking treedt. Dat kan, want dat is bepaald in artikel 7.56 van het wetsvoorstel, waarin wordt gesteld dat onderdelen van de wet bij Koninklijk Besluit op een nader te bepalen datum in werking kunnen treden. Dus het zou moeten kunnen, maar ik wil graag een reactie van de minister. Ik denk dat het verstandig is om in elk geval die impactanalyse beschikbaar te hebben en ook het advies van de Raad van State. Omdat er binnen afzienbare tijd nog veel op ons afkomt, kunnen we de wet aanvaarden met inachtneming van deze twee kanttekeningen.
En dan heb ik nog een laatste opmerking; daar heb ik nog twee minuten voor. Dat is meer uit nieuwsgierigheid dan wat anders. Dit wetsvoorstel gaat niet over beprijzen en subsidiëren, maar de samenvoeging van de Elektriciteitswet en de Gaswet heeft mogelijk invloed op de prijszetting voor consumenten en bedrijven. In het hoofdlijnenakkoord staat dat de kosten van energie voor het bedrijfsleven in lijn moeten worden gebracht met de tarieven in de ons omringende landen, om vanuit concurrentieoogpunt een gelijk speelveld te bewerkstelligen. Zou de minister hierover informatie kunnen verschaffen of kunnen aangeven waar die informatie te vinden is? En wat is de regering voornemens te doen, mocht een en ander substantieel uit de pas lopen?
Voorzitter. Wij kijken uit naar de beantwoording van de vragen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik nu het woord aan de heer Koffeman van de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel en welkom aan de minister. Energiekosten vormen een groot deel van het huishoudbudget van de meeste mensen en daarmee van de betaalbaarheid van het levensonderhoud. Uit onderzoek van TNO dit jaar blijkt dat 90% van de huishoudens in energiearmoede huurder is. Het Nibud geeft aan dat een alleenstaande met een bijstandsuitkering in een niet energiezuinige woning zijn energierekening in een jaar tijd zag verdubbelen. Juist huishoudens die niet de financiële mogelijkheden hebben om energiebesparende maatregelen te treffen, kunnen onevenredig hard getroffen worden bij prijsstijgingen in hun energievoorziening. Het is de vraag of de energiearmoede met deze wet niet gaat toenemen en of die niet leidt tot nieuwe onzekerheden voor burgers. Ik kom daar zo op terug.
Juist omdat de levering van energie steeds complexer geworden is, met aparte tarieven voor verbruik, netbeheer en levering door een woud van energieaanbieders met niet transparante termijnen, tarieven, boeteclausules en aanbiedingen, zijn de aanbiedingen van de diverse energiebedrijven voor een leek nog nauwelijks te vergelijken. Voor mensen met zonnepanelen is de ondoorzichtigheid nog groter, omdat ze te maken hebben met terugleverkosten, terugleververgoedingen, flexibele of dynamische tarieven, hoger vastrecht en onzekerheid over de uitwerking van wijzigingen in de salderingsregeling. Wat doet het kabinet om die onzekerheden weg te nemen en meer transparantie te bieden wat betreft de grote onzekerheden op het gebied van energiegebruik? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De nieuwe Energiewet kan niet los gezien worden van de Warmtewet, die vorige week behandeld werd. Op dit moment is bijna 50% van alle gebruikers van warmtenetten ontevreden met wat het warmtenet ze biedt of kost, en maar 12% is positief. Wat wil en kan de minister doen om meer gebruikers reden tot tevredenheid te geven en de redenen voor ontevredenheid weg te nemen? Een reden dat het kabinet de Wgiw nog dit jaar erdoor wil krijgen, is dat de tariefberekening voor warmtenetten per 1 januari 2025 gewijzigd kan worden. Lukt dat niet, dan kan die correctie pas in 2026 van kracht worden. Dat is van belang met het oog op de betaalbaarheidsklachten van het afgelopen jaar, waarbij verschillende sociale huurders na een overstap op een warmtenet onverwacht duur uitkwamen.
De komende tijd wordt de warmteprijs nog berekend op basis van de gasprijs. Die koppeling heeft ongewenste effecten, ook omdat de gasprijzen in de afgelopen jaren torenhoog waren. Maar er zijn meer redenen waarom de huidige gebruikers van warmtenetten niet blij zijn. Om het gasverbruik te ontmoedigen stijgt de energiebelasting elk jaar. Die gasboete komt vanwege de gasreferentie automatisch ook in de warmteprijs terecht, bij huishoudens met een warmtenet. Dat is onlogisch voor een overheid die de inzet van warmtenetten wil aanmoedigen. In de gasreferentie wordt ook uitgegaan van de kosten van een servicecontract voor het onderhoud van een cv-ketel, terwijl lang niet alle Nederlanders zo'n contract hebben. Met deze nieuwe wet zouden deze oneerlijke componenten kunnen verdwijnen uit de tariefvorming voor warmte, maar het is nog lang niet zeker of dat gaat gebeuren. Het is zelfs zo onzeker dat een op zichzelf goede ontwikkeling nog steeds koude rillingen kan veroorzaken.
Mijn eerste vraag aan de minister is waarom de wet consumenten niet gegarandeerd vrijwaart van hogere energielasten in verhouding tot andere uitgaven, wat in de huidige situatie het geval is. In veel gevallen is de informatie over de voorwaarden en de kosten niet voorhanden. De wet schrijft dat ook niet voor. Is de minister bereid om een maximumtarief voor de levering van warmte en elektriciteit vast te stellen, om te voorkomen dat gebruikers onverwacht duur uit zullen zijn? Ziet de minister nog andere invloeden dan de koppeling aan de gasprijs of de geopolitieke ontwikkelingen die de prijzen ongewenst hoog zouden kunnen maken? Natuurlijk moeten exploitanten van warmtenetten hun investering terug kunnen verdienen, maar wie houdt toezicht op de vraag of die kosten op een redelijke en billijke manier worden doorberekend? Is de Autoriteit Consument & Markt op sterkte en zijn er voldoende sanctiemogelijkheden in situaties waarin de doorberekening van kosten niet redelijk en billijk is?
Het blijkt op dit moment al moeilijk om op te treden tegen energiecowboys die via telefonische verkoop mensen ondoorzichtige contracten aansmeren met torenhoge opzegboetes. Het is mooi dat de nieuwe wet een beperking of zelfs een verbod wil instellen op die telefonische verkoop, maar op welke manier wordt toegezien op de andere methodes die die cowboys ongetwijfeld aan de dag zullen gaan leggen om mensen alsnog aan een te duur energiecontract te helpen? Graag een reactie daarop.
Dan een ander punt. Gemeenten kunnen verenigingen van eigenaren verplichten om zich aan te sluiten bij een warmtenet, maar de wet zwijgt over compensatie voor individuele huiseigenaren die al geïnvesteerd hebben in hun eigen warmtevoorziening, bijvoorbeeld door zonnepanelen te plaatsen of door zich aan te sluiten bij een lokale energiecoöperatie. Is de minister het met onze fractie eens dat huiseigenaren hiervoor gecompenseerd zouden moeten worden? Beschouwt de minister de overheid hierin als een betrouwbare partner? Die burgers doen namelijk wat de overheid jarenlang heeft gestimuleerd en nog steeds stimuleert, namelijk het verduurzamen van de eigen woning om energie te besparen. Ze zouden moeten kunnen rekenen op een overheid die dat waardeert in plaats van afstraft. Graag een reactie.
Hiermee samenhangend: hoe ziet de minister de balans tussen de keuzevrijheid van individuele bewoners om zelf te beslissen over hoe ze hun huis verwarmen versus de verplichting om aangesloten te worden op een warmtenet? Deze vraag is extra prangend wanneer bewoners gewetensbezwaren hebben tegen de herkomst van bepaalde vormen van energie. Denk aan restwarmte uit fossiele energie, uit energieslurpende datacenters of uit energie die afkomstig is van kernenergie, bruin gas of bruine stroom. Ze kunnen veel duurder uit zijn met het verplichte warmtenet. Welke mogelijkheden hebben ze behalve verhuizen? Graag een reactie van de minister.
De vraag hoe lock-insituaties voorkomen kunnen worden, is ook van belang. Hoe wil de minister voorkomen dat warmtenetten die hun energie halen uit de fossiele industrie of biomassa bijdragen aan het in stand houden van die vervuilende industrie? Is de minister het met ons eens dat lock-insituaties zo veel mogelijk voorkomen zouden moeten worden en hoe zou de minister dat doel willen bereiken?
Voorzitter, tot slot. In de Energiewet worden ook de garanties van oorsprong vastgelegd, waarmee de herkomst van elektriciteit of gas uit hernieuwbare bronnen moet worden aangetoond. Hoe voorkomt de minister dat er gefraudeerd wordt met deze garanties en dat er bijvoorbeeld gesjoemeld wordt met papieren over de toevoerketen? Nederland heeft ervaring met hout uit Oost-Europese en Canadese oerbossen dat terechtkomt in Nederlandse biomassacentrales. Anders gezegd: kan de minister voor honderd procent garanderen dat die garanties van oorsprong ook voor honderd procent correct zullen zijn? Welke ruimte laat de nieuwe wet voor lokale energiecollectieven om opwekking en verbruik van energie in eigen onderling beheer te houden en om elkaars leverancier te worden zonder afhankelijk te blijven van commerciële of publieke energieaanbieders buiten het collectief? Graag een reactie.
Voorzitter. Onze kritische vragen worden niet ingegeven door argwaan tegenover de nieuwe wet of de inzet van warmtenetten om wijken gasvrij te krijgen. Wij zien dat ze ook een nuttige rol zouden kunnen hebben in de energietransitie, maar we zoeken naar antwoorden hoe we die positieve effecten kunnen borgen en negatieve effecten kunnen voorkomen. We gaan ervan uit dat ook de minister die ambitie heeft en zien om die reden met belangstelling haar antwoorden op onze vragen tegemoet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Schalk van de fractie van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik dacht: laat ik eens lichtvoetig beginnen. Wellicht kent u de Brabantse schrijver Toon Kortooms. In een van zijn humorvolle boeken laat hij een niet al te slim raadslid voorstellen om elektriciteit en water door eenzelfde buis naar een woonwagenkamp te laten vervoeren. Dat is reden voor de burgemeester om de besluitvorming op te schorten, waarschijnlijk tot het moment dat hij zijn lachen weer kon bedwingen. De samenvoeging waarvan sprake is bij deze nieuwe Energiewet, is gelukkig van een andere orde. Beoogd is de samenvoeging van Gaswet en Elektriciteitswet gericht op de regels rondom transport en levering van gas en elektriciteit.
In de laatste decennia is de inzichtelijkheid, structuur en consistentie van de wetgeving deels verloren gegaan en zijn er verschillen ontstaan in de benadering van gas en elektriciteit. Vandaar deze nieuwe wet, om te komen tot een "toegankelijk, geactualiseerd en toekomstgericht ordeningskader voor transport en levering van gas en elektriciteit". Wie kan erop tegen zijn, zou je denken? Wat opvalt is de nadruk op betrouwbaar, betaalbaar en veilig. Wat echter ook opvalt is dat het er niet overzichtelijker op wordt. Het is complex. Ik loop slechts een paar onderwerpen langs.
Voorzitter. Een belangrijk en belangwekkend vraagstuk is dat van het privatiseringsverbod. Dat betekent dat de overheidsbedrijven die als netbeheerder functioneren, geen aandelen aan private partijen mogen uitgeven. Dat is misschien trouwens wel een inbreuk op het vrije kapitaalverkeer, zo vraag ik. Daarnaast geldt ook een groepsverbod, waardoor netbeheerders geen deel mogen uitmaken van een groep ondernemingen waartoe bedrijven horen die de energie produceren, leveren of daarin handelen. Als laatste is er ook een verbod op nevenactiviteiten, wat betekent dat netbeheerders geen activiteiten mogen ontplooien die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het energienet. Die regels komen vooral voort uit EU-regels, maar de Nederlandse wetgeving is wel strikter dan de EU-wetgeving. Zijn we daarmee niet in strijd met het Europees recht?
Terug naar het privatiseringsverbod. Doordat de netbeheerders van de overheid zijn, moeten ze ook door de overheid gefinancierd worden, maar in de praktijk is er een grote kapitaalbehoefte die ontstaat door een sterke toename van energieleveringen en -afnames, door elektrische auto's, warmtepompen, airco's en dergelijke. Het energienet moet enorm worden uitgebreid en verstevigd, maar het kapitaal daarvoor is niet beschikbaar. Wat kan er gedaan worden om daarin te voorzien? Is het privatiseringsverbod, op zee bijvoorbeeld, in het kader van kapitaalbehoefte wel zo verstandig? En ziet de regering ook mogelijkheden in de wetgeving, bijvoorbeeld door het privatiseringsverbod op te heffen of anders in te kleden?
Voorzitter. Ik weet dat de daadwerkelijke kapitaalbehoefte in kaart gebracht wordt door een ibo-onderzoek dat nog loopt. Dat moet leiden tot concrete beleidsopties die bijdragen aan onze concurrentiepositie en aan de betaalbaarheid. Maar is het niet logischer om de uitkomsten daarvan af te wachten, zodat een geïnformeerd standpunt kan worden ingenomen en de wetgeving kan worden ingericht conform de huidige omstandigheden? Is de regering het met de fractie van de SGP eens dat het vastleggen van het privatiseringsverbod en de meer specifieke verboden op netbestanddelen te voorbarig is? En welke opties zijn er om dat verbod pas later te laten ingaan? Of ziet de regering nog andere reële opties?
Voorzitter. In de toelichting op het wetsvoorstel valt op dat het ook gekoppeld wordt aan het bereiken van een netto-emissie van broeikasgassen die in 2030 55% lager ligt ten opzichte van 1990. Dat is dus in 40 jaar een emissievermindering van 55%, en in de volgende 20 jaar moet er nog eens 45% aan CO2-emissie af. Is dat nog realistisch te noemen?
Met deze Energiewet wordt sterk ingezet op minder stabiele bronnen. Er staat immers niet altijd wind en er zijn dagen waarop de zon minder schijnt. Hoe gaat deze wet toch helpen om bij een grilliger productiepatroon — mevrouw Prins van het CDA wees daar ook al op — die zware opgave te realiseren? Oftewel, hoe helpt het voorliggende wetsvoorstel om klimaatneutraliteit te bewerkstelligen?
Voorzitter. Naast de grilligheid in het systeem hebben we ook de grilligheid in het overheidsbeleid. Burgers van ons land worden niet gestimuleerd om extra te gaan inzetten op het gebruik van zonne-energie. Ik denk aan de voorgenomen afschaffing van de salderingsregeling. Bij die grilligheid komt ook nog eens het algemene probleem van de netcongestie. Hier wordt al een paar jaar aandacht voor gevraagd, ook in deze Kamer, maar de oplossingen blijven uit, zo lijkt het. Anderzijds is de inzet van deze Energiewet toch gericht op een robuuste en flexibele systeeminfrastructuur. Onlangs kwam de bestuurlijk aanjager Slim met stroom met een stevig rapport. Een van de aanbevelingen is om met energiehubs op bedrijventerreinen te gaan werken, zodat het hoofdnet wordt ontzien. Dat moet worden gefaciliteerd door netbeheerders, maar dat komt onvoldoende van de grond.
In de Kamerbrief heeft de minister gesteld dat het door de bestuurlijk aanjager genoemde aantal van 500 energiehubs in 2030 erg ambitieus is. Daarom heb ik de volgende vragen. Is het aangekondigde stimuleringsfonds voor energiehubs voldoende om die 500 energiehubs te realiseren? Zo niet, welke andere maatregelen stelt de minister dan voor? Biedt de Energiewet voldoende ruimte om met de door de bestuurlijk aanjager voorgestelde oplossingen aan de gang te gaan?
Voorzitter. Tot slot wil ik nog iets zeggen over een mogelijk maximumenergietarief voor de kwetsbare huishoudens. Ik had het er al even over in een interruptie bij collega Holterhues. In de Tweede Kamer is een amendement van de ChristenUnie verworpen, met als reden dat er geen wettelijke basis is om inkomensgegevens te delen. De aangifte van de inkomstenbelasting is pas na twee jaar definitief. Je zou dan dus niet vroeg genoeg weten of de kwetsbare huishoudens wel recht zouden hebben op een maximumenergietarief. Maar er zijn toch voorbeelden genoeg waarbij het laatst genoten salaris leidend is? Om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning of een aanvullende beurs voor de studiefinanciering wordt gekeken naar het inkomen van twee jaar geleden. Bij de berekening van een WW-uitkering is dat ook het geval. Kortom, het is niet ongebruikelijk om bij het uitgangspunt van een maatregel naar het verleden te kijken.
Ik weet hoe gevoelig het is om te werken met toeslagen of andere tegemoetkomingen die op enig moment weer moeten worden terugbetaald. Daarom vraag ik aan de regering: op welke manier kan er toch gezorgd worden voor bescherming van de meest kwetsbaren in de samenleving, zeker gezien de problemen van de laatste jaren, toen er ook naar oplossingen is gezocht rondom de energiecrisis? Ik zie uit naar de creativiteit van de minister en natuurlijk ook naar de antwoorden.
Voorzitter. Elektriciteit en water passen niet door hetzelfde buisje, maar creativiteit en innovatie passen wel binnen een nieuwe Energiewet. Ik zie uit naar de antwoorden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel, meneer Schalk. Dan geef ik nu tot slot het woord aan de heer Panman van de fractie van de BBB.
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, ik begrijp dat u de vaart erin wil houden, want u heeft mijn klok al aangezet, zie ik. Dit is 'm dan. De Energiewet. 800 pagina's. Zoals ook al opgemerkt door enkele andere fracties is het er niet eenvoudiger op geworden. Het is namelijk nogal complex geworden. Zelfs de Spoorwegwet en een wet uit 1824 gaan aan bod komen in mijn betoog. Ik ga u zo meteen laten zien wat dit te maken heeft met de Energiewet.
Voorzitter. Veel is al aan de orde gekomen, dus dat zal ik niet meer noemen. De Telecomwet is al door vier fracties genoemd, dus die laat ik achterwege, net als een paar andere punten. Het beeld dat tot nu toe naar boven komt, is de complexiteit van deze wet. Dat raakt de uitvoerbaarheid. Daar zal ik nader op ingaan.
Ik spreek namens de fracties van BBB, JA21 en 50PLUS. Ik wil dus nog het een en ander bij u onder de aandacht brengen. Ik heb vier blokjes. Eén blokje is algemeen; dat gaat over zowel gas als elektriciteit. Eentje gaat over gegevensuitwisseling, en dan kom ik op elektriciteit en gas, waarna ik afrond. Ja, je kunt het "blokjes" noemen of "hoofdstukken"; goed, we weten wat we ermee bedoelen.
Eerst algemeen. Om meteen de inleiding tot een oordeel over het wetsvoorstel Energiewet neer te zetten: onze fracties vinden het wetsvoorstel Energiewet een enorme vooruitgang ten opzichte van bestaande wetgeving en zien ook de maatschappelijke behoefte aan dit wetsvoorstel. Er is dus sprake van een urgentie ten aanzien van dit wetsvoorstel, dat primair de ordening van de elektriciteits- en gasmarkt regelt. Dit wetsvoorstel richt zich specifiek op het kader voor de actoren in de markt en is neutraal ten opzichte van de energiebronnen. We hebben het hier al gehad over kernenergie, iets wat BBB van harte ondersteunt, en over de wiebelstroom, die zo meteen nog aan de orde zal komen. Maar daar gaat het eigenlijk niet over. Het gaat over het kader voor de energiemarkt.
Gegeven deze urgentie en ondanks het vele goede werk van de betrokken ambtenaren zijn er ook punten van zorg ten aanzien van de kwaliteit van dit wetsvoorstel. Daar wil ik het verder over hebben. Energie is voor Nederlanders namelijk geen luxeproduct maar een basisbehoefte, die niet alleen betaalbaar en beschikbaar, maar ook betrouwbaar moet zijn. Om dit mogelijk te maken is het van groot belang dat de wetgeving te begrijpen is voor alle belanghebbenden, vanaf het vergelijken van prijzen en het afsluiten van een energiecontract tot en met het betalen van een overzichtelijke factuur en alles ertussenin.
Dit wetsvoorstel met 128 bladzijden — dat is eigenlijk de kern van de stapel die ik u net liet zien, maar de bijlagen vormen 807 bladzijden — waarin de Elektriciteitswet en de Gaswet samen zijn gevoegd en aangevuld met Europese wetgeving maakt het echter complex. Complexiteit heeft veelal ook een weerslag op betaalbaarheid; dat is door enkele andere fracties ook al genoemd. We weten allemaal dat het meestal niet goedkoper wordt naarmate een systeem complexer is. Dat raakt dus direct onze medeburgers met een bescheiden inkomen en ook de ruim 3,5 miljoen mensen met een pensioengerechtigde leeftijd waarvan de pensioenen niet of nauwelijks geïndexeerd worden ten opzichte van de inflatie; ik spreek ook namens 50PLUS. Niet alleen voor de betrokken bedrijven, maar ook voor burgers moeten de regels dus eenduidig en makkelijk te begrijpen zijn.
Voorzitter. Onder andere 215 keer de vermelding dat er nog iets bij ministeriële regeling of via een AMvB, een algemene maatregel van bestuur, nader ingevuld moet of kan worden, maakt deze wet niet makkelijker te doorgronden. Hoewel dit wetsvoorstel het karakter heeft van een kaderwetgeving, kan door de vele AMvB's en ministeriële regelingen het effect zijn dat dit wetsvoorstel zich dus grotendeels onttrekt aan parlementaire instemming. Kortom, het voelt als een blanco cheque.
Om de complexiteit verder te duiden beschrijft het wetsvoorstel maar liefst 38 verschillende actoren, dus betrokkenen en belanghebbenden in de energiemarkt. Daarbij wordt 192 keer vermeld dat de ACM, de Autoriteit Consument & Markt, nog iets gaat bedenken of uitvoeren. Het grappige is dat deze minister niet wordt genoemd in dit wetsvoorstel. In dit wetsvoorstel wordt namelijk de minister voor Klimaat en Energie genoemd, die op dit moment niet meer in functie is. Ik ben dus heel benieuwd hoe dit verder gaat. Daarmee sluiten de fracties aan bij het oordeel van de Raad van State, die zegt geen meerwaarde te zien in de samenvoeging van de Elektriciteitswet en de Gaswet, terwijl samenvoeging wel risico's heeft, onder meer uit het oogpunt van Europees recht.
Voorzitter. De e-mails die we allemaal hebben ontvangen, zijn reeds benoemd. Die laat ik dus achterwege. Wel ben ik ook benieuwd naar de zienswijze van de minister op de telecomwet en of het allemaal in lijn is met EU-richtlijnen.
Voorzitter. Dan kom ik bij gegevensuitwisseling. Deze wet gaat eigenlijk helemaal niet over het leveren van energie in de vorm van elektronen of gas in de vorm van moleculen. Deze wet gaat veel meer over het uitwisselen van data, van gegevens. Hiermee is gegevensuitwisseling de ruggengraat van dit wetsvoorstel geworden. Daar wordt de regelgeving verder aan opgehangen. Hoofdstuk 4, dat 7% van het hele wetsvoorstel omvat, gaat over gegevensbeheer en -uitwisseling. Dit hoofdstuk bevat meer dan 40 keer een bij ministeriële bepaling in te vullen wet. Voor mensen die niet weten wat het verschil is tussen een ministeriële regeling en een AMvB: bij een ministeriële regeling mag de minister vrij handelen en bij een AMvB gaat het langs de ministerraad en de Raad van State. Met een ministeriële regeling is het dus maar de vraag wat er gaat gebeuren.
Hoewel de fracties ondersteunen dat de minister de verantwoordelijkheid hiervoor naar zich toe trekt, zijn dit veel te veel open eindjes. De huidige informatiecode die we op dit moment hebben, sluit aan bij de huidige situatie voor elektriciteit en gas in Nederland. De noodzaak van de vele ministeriële regelingen is in dit wetsvoorstel opgenomen om aan te sluiten bij de nieuwe situatie, zoals mogelijk wordt met dit wetsvoorstel. Dit is een te grote onzekerheid voor een belangrijk onderwerp zoals het uitwisselen van gegevens van burgers en bedrijven tussen meer dan 38 actoren, zoals vermeld.
We krijgen ook een gegevensuitwisselingsentiteit. In artikel 4.15 staat dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders gezamenlijk een rechtspersoon gaan oprichten die de taken van gegevensuitwisselingsentiteit gaat uitvoeren en dat zij gezamenlijk de zeggenschap over deze rechtspersoon behouden. Momenteel zijn de systeembeheerders voor elektriciteit en gas publieke bedrijven. De veronderstelling is dat ook de ondersteuning vanuit de gegevensuitwisselingsentiteit een publieke instantie gaat worden. Dat is heel belangrijk, omdat de gegevens van burgers en bedrijven beheerd en uitgewisseld worden op het gebied van productie, transport en het gebruik van elektriciteit en gas in Nederland. Zoals bekend is de beschikking over gegevens macht en heeft zij een commerciële waarde. Daarbij gaat het ook over de privacy van mensen. Kan de minister toezeggen dat in de eerstvolgende wetswijziging wordt meegenomen dat de gegevensuitwisselingsentiteit te allen tijde een publieke instantie zal zijn?
Ook worden gegevens in de energieketen voor verschillende doeleinden gebruikt en bewerkt. Hierdoor kunnen fouten optreden, met grote gevolgen voor betrokken burgers en bedrijven. Met deze wet gaan nog meer actoren met gegevens werken. Het is daarom belangrijk dat altijd teruggegrepen kan worden op een centraal punt waar brongegevens bewaard en opgehaald worden, een single point of truth oftewel een spot. Het doel is dus dat geautoriseerde entiteiten toegang hebben tot een dataset met betrouwbare en concrete data. Onze vraag aan de minister is dan ook: kan de minister bevestigen dat de gegevensuitwisselingsentiteit de single point of truth gaat zijn voor de gegevens met betrekking tot productie, transport en gebruik van elektriciteit en gas?
Dan kom ik bij de meetbedrijven, die met betrekking tot de gegevens ook een belangrijk instrument zijn. De Energiewet stelt dat wanneer meetdata met betrekking tot stroom wegvalt vervolgens op een vooraf bekende wijze meetdata wordt geschat. De schattingsmethodiek is gebaseerd op het jaarverbruik of op het profiel. Dit betekent potentieel een informatie-asymmetrie tussen marktpartijen en dus is de kans op arbitrage, ook wel gaming risico, groot. Zeker in de energiemarkt, die feitelijk alleen bestaat uit arbitrage, is dit een risico. Door de aparte regeling van het wegvallen van een meetverantwoordelijke, is er nu slechts een vangnetregeling bij faillissement. In het wetsvoorstel lijkt er dus geen vangnetregeling voorzien als een meetverantwoordelijke om een andere reden erkenning verliest. Kan de minister aangeven hoe dit zal worden opgelost, dus als er geen faillissement is, maar men wel de erkenning als meetverantwoordelijke verliest?
Als bij de productie van duurzame energie de meting wegvalt, is de schattingsmethodiek nul. Dat betekent dat alle duurzame productie bij het wegvallen van een meetdataketen uitgaat, als aangesloten wordt bij deze schattingsmethodiek. Kan de minister aangeven hoe de sector in een dergelijke situatie moet omgaan met het opwekken vanuit hernieuwbare bronnen? Uiteraard moet afrekening plaatsvinden op basis van de werkelijk geleverde en dus gemeten energie, gas en elektriciteit. Er zijn vele huishoudens die bijvoorbeeld uit privacyoverwegingen ervoor gekozen hebben om niet over te stappen op een slimme meter. Met het nu voorliggende wetsvoorstel, waarmee de uitwisseling van gegevens nog belangrijker wordt, kan dit gaan wringen. Kan de minister aangeven hoe ze wil omgaan met mensen die ervoor kiezen om geen slimme meter te hebben?
Dan kom ik bij mijn derde blokje van de vier: elektriciteit. Sinds 1998, toen de huidige wet ontstond, heeft elektriciteit als basisenergievoorziening ons niet zo beziggehouden als in de afgelopen paar jaar. De energietransitie vergaloppeerde zich doordat de elektriciteitsinfrastructuur nog niet op niveau was om onze omschakeling naar productie van wiebelstroom en elektrificatie in gebruik op te vangen. Momenteel maken we, zoals we weten, gebruik van een mix bestaande uit regelbare en niet-regelbare energie. Het zou een teken van gezond verstand zijn om een moment van reflectie of evaluatie in te bouwen, om te kijken naar alle voor- en nadelen van de huidige energiemix en de implementatie van de visie, en daarin ook de toerekening van alle kosten verbonden aan de verschillende energiebronnen mee te nemen. Vooralsnog ondervinden we grote maatschappelijke problemen door netcongestie, waardoor op dit moment zo'n 9.000 wijken en bedrijven niet kunnen worden aangesloten op het net. Kan de minister toezeggen dat ze haar verduurzamingsbeleid, de vraag en het aanbod die voortkomen uit verduurzaming, zal afstemmen op de transportcapaciteit voor elektriciteit en gas, zowel op de korte als op de lange termijn? Dus eerst het netwerk en dan de capaciteit.
In relatie hiermee heb ik ook nog, zoals beloofd, een verdrag uit 1824, over windmolens. Ik heb twee vragen daarover aan de minister. Zijn de afstandsnormen voor windmolens al bekend en beschikbaar? Daar zitten de sector en de mensen op te wachten. De tweede vraag gaat over het Traktaat van Meppen uit 1824. Daar is nogal wat commotie over in de media. Tubantia heeft erover bericht. In het verdrag van Meppen uit 1824 zijn Nederland en Duitsland overeengekomen dat wij binnen 376 meter van de grens niet zullen bouwen. Duitsland heeft aangegeven dat te zullen respecteren. Nederland schijnt daar wat moeite mee te hebben, omdat wij windmolens willen plaatsen binnen 376 meter van de grens. Ik ben heel benieuwd hoe de minister hiertegen aankijkt en of zij ook vindt dat wij een internationaal verdrag moeten respecteren. Waarvan akte. Ik kijk uit naar de beantwoording.
Door elektrificatie en het gebruik van accu's is er een toename van het aantal woningbranden, 5% maar liefst, en branden in parkeergarages. Woningen en parkeergarages zijn nog niet altijd aangepast aan dit verhoogde risico. Ook hier zou het verstandig zijn de juiste voorzieningen eerst te realiseren alvorens de elektrificatie verder te stimuleren. Even een pas op de plaats dus.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Meppen, het verdrag, wat was het ook alweer?
De heer Panman (BBB):
Het Traktaat van Meppen.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik wil graag terugmeppen. Er zijn genoeg argumenten tegen windmolens te verzinnen, maar toch niet zo'n verdrag. Of gaat de BBB-fractie zich in het vervolg houden aan alle verdragen die we hebben afgesloten en alle contracten die we hebben afgesproken? Dat vind ik wel een goed idee.
De heer Panman (BBB):
Het is goed bestuur, zeg ik tegen GroenLinks-PvdA, dat we ons houden aan internationale verdragen. Dat zullen wij als BBB altijd doen. We houden ons aan nationale regels, maar ook aan internationale verdragen. Of het nou regels en verdragen zijn uit 1824, zoals het Traktaat van Meppen, of de Grondwet uit 1848, wij zullen er als BBB altijd achter staan.
Voorzitter. De fracties hebben de zorg dat door toenemende regeldruk en complexiteit, ook weergegeven in deze wet, het nog lastiger wordt voor nieuwkomers om toe te treden tot de energiemarkt en lastiger voor de huidige energiebedrijven om actief te blijven. Dit is ook genoemd door andere fracties.
De ACM leert ons dat er bij de elektriciteit sprake is van een oligopolie. Dat is ook door senator Crone gezegd. Er zijn slechts drie grote buitenlandse leveranciers, met dochterondernemingen, die 80% van de markt beheersen. Eneco is Japans, Essent Duits en Vattenfall Zweeds. Dit heeft minder keuzevrijheid tot gevolg. Kan de minister aangeven wat haar visie is voor de elektriciteitsmarkt en hoe dit wetsvoorstel daaraan gaat bijdragen? Zou de minister in haar beantwoording het beheersen van het oligopolie kunnen meenemen?
Dan heb ik nog een vraag over energiedelen. Met dit wetsvoorstel wordt energiedelen mogelijk voor kleinverbruikers die bij dezelfde leverancier zitten. Ook andere fracties hebben hier al aan gerefereerd. Ik zal me dus beperken tot de vraag aan de minister. Ook wij vragen ons af of het wetsvoorstel dat energiedelen met verschillende leveranciers ondersteunt op schema ligt om tijdig naar de Tweede Kamer te gaan. De aanhangende vraag is of de minister kan aangeven hoe dit momenteel in andere EU-landen is geïmplementeerd.
In de beantwoording op de schriftelijke vragen stelt de minister dat iemand die energie deelt, bijvoorbeeld een energiegemeenschap, geen marktdeelnemer is in de zin van de wet. Daarmee draagt hij ook geen balanceerverantwoordelijkheid. Nu even opletten, want dit wordt voor volgende week ook belangrijk. Kan de minister aangeven of huishoudens met zonnepanelen die energie terugleveren, in deze context worden gezien als een marktdeelnemer en dus balanceerverantwoordelijkheid hebben?
Zorgvuldigheid. In artikel 3.89 is het privatiseringsverbod voor interconnectoren opgenomen. Dit is ook net door de heer Van Ballekom genoemd. Er is geen advies ingewonnen bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Min vraag is of daar gevolgen aan verbonden zijn.
Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste blok, dat over gas gaat. Het valt de fracties op dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de gasinfrastructuurverantwoordelijke anders gedefinieerd zijn dan die van de elektriciteitsinfrastructuurverantwoordelijke. Beide energiebronnen, elektriciteit en gas, zijn immers in één wetsvoorstel ondergebracht. Zo is het publieke infrastructuurbedrijven toegestaan ook activiteiten te verrichten voor waterstofgas en waterstofdragers met betrekking tot waterstofopslagcapaciteit en waterstofterminals. Zeker als dit wordt gedaan door publieke infrastructuurbedrijven kan dit private initiatieven ontmoedigen, waardoor nieuwe gasmarkten moeilijker gerealiseerd worden. Een signaal is dat juist nu wordt geconstateerd dat de waterstofmarkt moeilijk van de grond komt. Wij zouden graag zien dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor gasinfrastructuurbedrijven gelijkgetrokken worden met verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elektriciteitsinfrastructuurbedrijven. Dit kan onder andere door artikel 3.19 aan te passen zodanig dat eerst aangetoond moet worden dat er sprake is van marktfalen voordat deze betreffende bevoegdheid wordt gegeven aan publieke infrastructuurbedrijven.
Omdat de energietransitie te belangrijk is om mogelijkheden waar een potentiële markt voor is, te laten liggen, en omdat meerdere bedrijven hebben aangegeven te willen investeren in bijvoorbeeld de waterstofmarkt, heb ik de volgende vraag aan de minister. Kan de minister toezeggen dat bij de eerstvolgende aanpassing van de Energiewet, en uiterlijk voor het einde van volgend jaar, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot waterstofgas en waterstofdragers voor de gasinfrastructuurbedrijven gelijkgetrokken worden met de huidige nu vermelde verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij elektriciteitsinfrastructuurbedrijven? En kan de minister anders toezeggen dat de bevoegdheden via een AMvB beperkt worden door voorschriften te verbinden aan deelname voor publieke infrastructuurbedrijven waardoor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden beperkt tot invoer, doorvoer en uitvoer van waterstofgas en waterstofdragers? Voor beide toezeggingen geldt uiteraard de toevoeging dat dit wenselijk is op het moment dat er sprake is van marktfalen. Momenteel weten we dat bedrijven zeggen te willen investeren. Tevens geeft de minister in de beantwoording van de schriftelijke vragen aan dat door ontbreken van tijd voor deze maatregel geen impactanalyse is gedaan. Kan de minister sowieso toezeggen dat ze in het eerste kwartaal van 2025 met de waterstofsector in gesprek gaat om te bespreken welke investeringsbeslissingen van private partijen op tafel liggen en hoe de minister de ontwikkeling van waterstof in Nederland verder kan helpen?
Ik kom tot afronding. De vraag is wanneer de kaders van wetgeving te breed zijn. De brancheverenigingen, leveranciers en producenten wisten mij te vinden om te benadrukken dat dit wetsvoorstel er toch echt moet komen. Dit wetsvoorstel raakt iedereen, want energie is een basisbehoefte voor bedrijven en burgers. Dat betekent dat de wet duidelijk moet zijn voor alle belanghebbenden. Een wet waarin 135 keer "bij ministeriële regeling" staat, waarin 179 keer staat dat iets middels een AMvB moet worden ingevuld en waarin 189 keer staat dat ACM er iets mee moet doen — dat zijn 400 open eindjes in 128 bladzijden wetstekst — roept bij mij de vraag op wanneer de kaders van wetgeving te breed zijn. Het verzoek aan de minister is om te bepalen of de uitwerking van dit wetsvoorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is. Om dit te bepalen vragen wij de minister welke concept-AMvB's met nadere regels beschikbaar zijn. Deze zouden wij graag bij onze oordeelsvorming willen betrekken. Aan de minister nog een ander verzoek. Juist bij dit wetsvoorstel, dat de kapstok is voor een belangrijke basisvoorziening in Nederland, zijn uitwerkingen via AMvB's van groot belang. Wij verzoeken de minister dan ook met klem dat zij de AMvB's laat voorhangen, opdat wij ons oordeel daarover kunnen vellen.
Het wetsvoorstel als geheel komt dus wellicht te vroeg. Niet te vroeg voor de behoefte vanuit onze maatschappij, wel te vroeg voor de volledigheid en kwaliteit van wet en wellicht ook voor de capaciteit van de ACM om te kunnen ondersteunen. Feitelijk zou niet veel meer van het wetsvoorstel actief kunnen worden dan het gedeelte dat we nu al hebben afgedekt met de huidige wetten voor elektriciteit en gas. Laten we daarom dit wetsvoorstel kwalitatief eerst naar een hoger niveau brengen, alvorens het actief te maken. De Eerste Kamer toetst onder andere op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De vele open bepalingen in dit wetsvoorstel die nog moeten worden ingevuld, maken dat wel erg moeilijk. Een vraag aan de minister is waarom er gekozen is voor de vele open eindjes in de vorm van ministeriële regelingen en AMvB's. Waarom is het wetsvoorstel niet meer gedetailleerd uitgewerkt? Waarom is er niet iets meer tijd genomen voor deze uitwerking? Op basis van bovenstaande punten zou een verzoek tot aanhouding door de minister op zijn plaats zijn. Dat is echter aan de minister zelf.
Een verzoek aan de minister dat ik nog heb, is of de minister conform artikel 7.56 de inwerkingtreding van delen van het wetsvoorstel sowieso kan opschorten totdat de bij het artikel behorende AMvB's en ministeriële regelingen, de open eindjes zogezegd, zijn ingevuld. Of ze kunnen eventueel worden meegenomen in de al geplande wijzigingen van volgend jaar.
Vooralsnog zijn er in dit debat vele vragen gesteld door vele fracties. U begrijpt dat ook de fracties van BBB, JA21 en 50PLUS allereerst uitkijken naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Heel kort, voorzitter. Een vraag aan de heer Panman. Doelt hij erop dat hij het liefst zou hebben dat er nog een novelle komt of dat de wetgeving nog een keer wordt herzien? Dan moet het voorstel toch terug naar de Tweede Kamer?
De heer Panman (BBB):
Die indruk zou ik inderdaad gewekt kunnen hebben. Het punt van wijziging ziet met name op waterstofgas en de bevoegdheden voor de infrastructuurbedrijven. Daarvan heb ik gevraagd of dat kan worden meegenomen met de eerstkomende wetswijziging. Daar is dus geen novelle voor nodig. Over de andere punten heb ik gezegd dat ik met betrekking tot de ministeriële regelingen en AMvB's graag meer inzage zou willen hebben in waar de minister aan denkt, zodat we dat kunnen meenemen in onze oordeelsvorming.
De heer Schalk (SGP):
Dat maakt het voor mij een stuk duidelijker. De heer Panman zegt dus dat het voor waterstof volgend jaar moet worden opgepakt, voor eind van het jaar, hoorde ik zelfs van hem. Dat kan bij een eventuele wetswijziging, die er ongetwijfeld een keer komt als er een AMvB is uitgewerkt of iets dergelijks. Voor de andere elementen zou hij graag inzicht krijgen in hoe die AMvB's worden uitgewerkt?
De heer Panman (BBB):
Het zou helpen als de minister ons dat in de komende weken zou kunnen toesturen, zodat we het kunnen meenemen in onze oordeelsvorming, alvorens wij gaan stemmen.
Ik was even in de veronderstelling dat er nog een vraag zou komen over de Spoorwegwet, die ik in het begin had genoemd. Dat was een wet die ook in de Energiewet is opgenomen. Het is dus een allesomvattende wet.
De voorzitter:
Ik dank u wel, meneer Panman.
Dan zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van deze kant van de Kamer. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Nee? Dan stel ik voor dat de minister nu haar antwoorden gaat schikken. Daar heeft ze een klein halfuurtje voor nodig. We kunnen dus nog voor de dinerpauze van 17.15 uur, als er allerlei commissievergaderingen starten, toch nog iets van 20 tot 25 minuten naar de beantwoording van de minister luisteren. Ik schors nu de vergadering tot ongeveer 16.45 uur.
De vergadering wordt van 16.22 uur tot 16.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik vraag de leden hun plaatsen in te nemen. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Energiewet. Het woord is aan de minister van Klimaat en Groene Groei. Zij kan tot onze volgende pauze om 17.15 uur twee blokjes doen. Deze minister prefereert het woord "blokjes". Zij zal dus nu de eerste twee blokjes doen. We stoppen precies om 17.15 uur, of eerder als dat mogelijk is. Ik geef het woord aan de minister.
Minister Hermans i:
Voorzitter. Ik heb mij voor het woord "blokjes" laten inspireren door de heer Panman. Als dat hier gebruik is, wil ik ook graag een andere term gebruiken.
De voorzitter:
Ik hou tegenwoordig erg van blokjes, liefst in primaire kleuren.
Minister Hermans:
Perfect! Dan werk ik met blokjes.
Voorzitter, dank. Het is mij een eer en genoegen om de Energiewet, een wet waar heel lang aan gewerkt is, hier vandaag in de Eerste Kamer te mogen verdedigen. Ik had nog even contact met mijn voorganger, de heer Jetten, naar wie ook mevrouw Aerdts al verwees. Hij was de eerste minister voor Klimaat die deze wet in de Tweede Kamer behandeld heeft. Hij zei: ik ben zelfs een beetje jaloers dat jij nu dit grote wetsvoorstel in de Eerste Kamer mag behandelen. Ik ben hem natuurlijk veel dank verschuldigd voor het feit dat ik hier nu sta, met al het voorwerk dat verricht is. Die woorden van dank spreek ik ook graag hier uit.
Voorzitter. Dit is een grote en omvangrijke wet. De heer Panman liet dat heel beeldend zien door de hele stapel papier hier aan ons te tonen. Het is dan ook niet een wet die over niks gaat. Deze wet legt het fundament voor de toekomst van ons energiesysteem. Dat is een systeem waarin fossiele brandstoffen een steeds kleinere rol gaan spelen, waarin we veel elektriciteit uit wind en zon gaan opwekken en waarin we onze elektriciteitsproductie naar lokale en decentrale opwek gaan verplaatsen. Mevrouw Prins noemde daar een aantal voorbeelden van. Ook komt er opwek op de Noordzee. Deze elementen van dat systeem en het feit dat we meer afhankelijk gaan worden van wind en zon maken dat systeem ook grilliger. Volgens mij gebruikte mevrouw Prins dat woord ook. Dat vraagt erom dat wij een energiesysteem inrichten dat flexibel is, dat flexibele vormen kent om met die grilligheid om te kunnen gaan en dat invulling kan geven aan de ontwikkeling van centrale naar meer decentrale opwek. Kortom, we werken toe naar een CO2-arme energievoorziening, waarin we onafhankelijk zijn van landen waarvan we niet afhankelijk willen zijn, en een energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is.
Deze wet legt het fundament, ik herhaal dat graag. Hij stelt regels voor de levering en het transport van elektriciteit en gas. Maar de wet beschermt consumenten ook beter. Dat is cruciaal voor een goed werkend systeem en voor vertrouwen in dat systeem. In verschillende bewoordingen heeft elk van de sprekers vandaag iets gezegd over het belang van vertrouwen en het belang van draagvlak. Daar zal ik later in mijn beantwoording nog verder op ingaan. Ik benadruk dat juist omdat ik het belangrijk vind dat in deze wet de consumentenbescherming sterker geregeld wordt dan ze op dit moment is.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
De minister stelt dat we op weg gaan naar een energiesysteem waarin we minder afhankelijk zijn van brandstof uit landen waarvan we eigenlijk niet afhankelijk willen zijn. Hoe verhoudt zich dat tot de shift naar thuisbatterijen, die gemaakt worden van grondstoffen afkomstig uit landen waarvan we hoogstwaarschijnlijk niet afhankelijk willen zijn?
Minister Hermans:
Ik ga straks nog een heleboel zeggen over het belang van batterijen, thuisbatterijen en buurtbatterijen. Volgens mij stelde de heer Van Ballekom mij daar ook vragen over. Ik beperk me nu dus even specifiek tot de vraag die u mij stelt. Dit verhoudt zich in die zin tot elkaar dat wij heel goed moeten nadenken over de vraag waar we produceren en waar we onze grondstoffen vandaan halen voor de productie van, in dit geval, batterijen. Dat geldt natuurlijk breder dan voor batterijen alleen. Ik zie nu waar ter wereld die allemaal vandaan komen. Ze komen overigens ook uit de VS. Ik zie kansen om in de Europese markt veel meer het heft in eigen hand te nemen en zelf batterijen te gaan produceren.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Qua productie vind ik het lovenswaardig dat we dat hier lokaal willen gaan proberen. Ik daag de minister wel uit om na te denken over waar de grondstoffen vandaan komen, hoeveel mensenrechtenschendingen daarmee gemoeid zijn en hoeveel slavernij er soms zelfs mee gemoeid is om tot de grondstoffen voor batterijen te komen, en om ook dat mee te nemen in de overweging waar wij afhankelijk van willen zijn in deze energietransitie.
Minister Hermans:
Dat ben ik eens met mevrouw Van Aelst. Bij deze energietransitie is er tegelijkertijd sprake van een grondstoffentransitie. Dat is eigenlijk een apart terrein waarop we beleid maken. Daarmee is zowel de minister van Economische Zaken als de minister voor Buitenlandse Handel bezig, en ik ook zelf natuurlijk. Dat is parallel aan al het andere wat ik aan het doen ben voor de energietransitie. Als u stelt dat het veranderen van ons energiesysteem ook iets betekent voor de vraag waar we onze grondstoffen vandaan halen, dan heeft u helemaal gelijk. Het staat ook als een paal boven water dat we daarvoor oog moeten hebben in deze hele transitie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Zeker zeg ik dat we daar oog voor moeten hebben. Maar wanneer de minister stelt dat we voor onze fossiele brandstoffen niet afhankelijk willen zijn van bepaalde landen, of van bepaalde leefomstandigheden, dan daag ik de minister uit datzelfde te vinden over de grondstoffen voor batterijen.
Minister Hermans:
De reden daarvan is alleen een andere. Waarom ik dus ... Laat ik het anders zeggen, want nu lijkt het alsof we het niet met elkaar eens zijn. Ja, ik vind dat we ons als Nederland, of als Europa — we kunnen het namelijk ook niet allemaal zelf hier in Nederland — heel erg bewust moeten zijn van waar we die grondstoffen vandaan halen. Wat kunnen we zelf hier in Europa? Als dat niet in Europa kan, met welke landen gaan we dan de samenwerking aan om aan die grondstoffen te komen?
De voorzitter:
De heer Panman heeft nog een vraag, of een interruptie.
De heer Panman i (BBB):
De discussie over de batterijen is op zich natuurlijk valide. Maar dat is ook zo omdat wij op dit moment vooral veel wiebelstroom van windmolens en zonnepanelen hebben. Een oplossing zou kunnen zijn dat wij wat versneld toe gaan werken naar kernenergie, waardoor we een planbare of regelbare stroomvoorziening hebben. Hoe ziet de minister de ontwikkeling en de toepassing van kernenergie om de wiebelstroomeffecten op te vangen?
Minister Hermans:
Kernenergie maakt onderdeel uit van de energiemix waar Nederland naartoe werkt. We hebben nu de kerncentrale in Borssele. Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel opdat die kerncentrale langer open kan blijven. Tegelijkertijd zijn we bezig met de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland. Het vorige kabinet had al de ambitie van twee nieuwe kerncentrales. Daar zijn nog twee nieuwe kerncentrales bovenop gekomen door dit kabinet. We zijn met de hele procedure voor die eerste twee kerncentrales op weg, als ik het even zo mag formuleren. Dat is een lang proces. Dat vind ik ook logisch, want je moet dat proces zorgvuldig doorlopen. Maar als het allemaal goed gaat, is het de bedoeling om daarover halverwege volgend jaar een aantal belangrijke besluiten te nemen. Dan kunnen we de ontwikkeling van kerncentrales 1 en 2 echt verder in gang zetten. Op basis van de lessen die we uit het proces met de eerste twee kerncentrales leren, richten we nu ook het proces in om uiteindelijk tot de bouw van kerncentrales 3 en 4 te komen.
De heer Panman (BBB):
Als u mij nog een vraag toestaat, voorzitter, zeg ik het volgende. Dat is heel goed om te zien. Zegt de minister daarmee ook dat de vergunningverlening en de planning van de kerncentrales daarna sneller zou kunnen dan nu met deze eerste twee het geval is? De tijd zit 'm met name in de vergunningverlening et cetera?
Minister Hermans:
Ik kan niet versnellen in de termijnen die we vastgelegd hebben in de wet over onze procedures en vergunningstermijnen. Maar we leren nu natuurlijk wel dingen over hoe je zo'n proces vormgeeft en over wat er wel of niet goed werkt in participatietrajecten; ik noem maar even iets. Dus die lessen kunnen we gebruiken. Dat kan tijd schelen. Maar ik kan niet zomaar wettelijk vastgestelde procedures aanpassen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Panman (BBB):
Tot slot, inderdaad. Ik vraag dit, omdat de technische levensduur van windmolens over het algemeen 20 tot 25 jaar is. We hebben in de afgelopen jaren heel veel windmolens geplaatst, die dus over zo'n twintig jaar uit productie gaan en vervangen moeten worden. Het zou mooi zijn als we tegen die tijd kernenergie hebben om dat op te vangen. Vandaar mijn vraag, zeg ik ter verduidelijking.
De voorzitter:
Helder. Ik stel voor dat de minister haar inleiding afmaakt. Als er dan nog vragen zijn, is er uiteraard ruimte voor interrupties.
Minister Hermans:
Dank u wel, voorzitter. Ik zei het al: deze wet legt het fundament voor de toekomst, door de bestaande Elektriciteitswet en Gaswet samen te voegen en door voort te bouwen op de kaders en ook de marktordening die daarin zijn geregeld. We voegen ook nieuwe elementen toe, ter implementatie van de elektriciteitsrichtlijn, die weer onderdeel is van het Clean Energy Package. We maken ook een aantal eigen keuzes, met name op het gebied van de consumentenbescherming en de gegevensuitwisseling. Ik zal daar straks nog uitgebreid op ingaan. Bovendien versterken we het toezicht door de ACM. We zullen de wet de komende jaren met het voortgaan van de energietransitie en alle andere ontwikkelingen die gaande zijn in de samenleving en in de wereld, verder uitbouwen of verder opbouwen, om hem beter aan te laten sluiten bij waar we zijn in de transitie. Komend jaar zullen het EMD-pakket uit Europa maar ook het decarbonisatiepakket een plek krijgen in deze Energiewet.
Om gelijk een aantal vragen van de heer Panman te beantwoorden: hij stelde aan het einde van zijn termijn dat het — ik rond het even af — om 40 AMvB's zou gaan en evenzoveel ministeriële regelingen. Om hierover iedere onduidelijkheid weg te nemen: er komt straks één AMvB, die hangt onder deze Energiewet. Die wordt naar beide Kamers gestuurd voor een voorhangprocedure in het eerste kwartaal van 2025. Er hangen ook drie ministeriële regelingen onder deze wet, die ook gemaakt zullen worden in de komende periode. De wet zal in één keer in werking treden als die AMvB hier heeft voorgehangen en daarna natuurlijk ook nog voor advies bij de Raad van State is geweest, en zodra de ministeriële regelingen ook klaar zijn. Het is dus niet zo dat er een wet in werking treedt waar nog losse eindjes aan zitten, om de woorden van de heer Panman te herhalen. Alles is immers geregeld in die ene AMvB die er komt en die hier wordt voorgehangen, en de ministeriële regelingen zijn dan ook klaar.
De voorzitter:
Meneer Panman, ik zie dat u wilt interrumperen, maar wij hadden afgesproken dat de minister haar inleiding even zou afmaken. Dan is er daarna nog ruimte voor vragen.
Minister Hermans:
Ik wil daar één ding aan toevoegen. Ik benadruk nogmaals dat ik me realiseer dat het een grote wet is, waar heel veel elementen in zitten. De AMvB komt nog en die komt ook naar deze Kamer, maar ik hecht er echt veel waarde aan dat we nu alstublieft deze stap gaan zetten met elkaar. En dat zeg ik niet alleen vanuit mijn rol en verantwoordelijkheid als minister, maar ook op basis van gesprekken die ik heb gevoerd met netbeheerders, met gemeenten, met iedereen die bezig is met de energietransitie; TenneT, de Gasunie. Laten we beginnen met deze wet, laten we hiermee de basis leggen. En ja, we zullen in de komende jaren nog aanpassingen moeten doen. Ik heb er net al twee genoemd. Daarmee zullen we de wet beter maken, daarmee zullen we de wet nog toekomstbestendiger maken. Maar laten we deze stap nu zetten zodat we vooruit kunnen en zodat ook onze wetgeving aansluit bij de transitie waar we in zitten.
De voorzitter:
Was dit uw inleiding?
Minister Hermans:
Ja.
De voorzitter:
Dan is er ruimte voor een vraag.
De heer Panman (BBB):
Even ter bevestiging, want dit is voor onze fractie enorm belangrijk. Ik had al gezegd: geen blanco cheque en geen open eindjes. Tevens ben ik mijn bijdrage begonnen met het uitspreken van onze waardering voor dit wetsvoorstel. Wij juichen dit wetsvoorstel dus op zich toe. Maar zegt de minister nu dat de wet pas in werking treedt als die ene AMvB, die al die punten in de wet dekt, en die drie ministeriële verantwoordelijkheden bekend zijn?
Minister Hermans:
Ja, dat zeg ik. De uitwerking van die AMvB en die ministeriële regelingen zijn straks belangrijk voor het daadwerkelijk kunnen uitvoeren van de wet. Op het moment dat deze wet in werking treedt, heeft de AMvB hier voorgehangen en hebben we een advies gehad van de Raad van State. Dan hebben we die dus kunnen vaststellen en dan zijn de ministeriële regelingen ook van kracht.
De heer Panman (BBB):
Oké, dank u wel. Die wordt voorgehangen, dus ook voor deze Kamer. Is dat dan een lichte of een zware voorhang?
Minister Hermans:
Medium? Nu overvraagt de heer Panman mij eventjes. Dit zal ik checken, want dit heeft met termijnen te maken. Ik moet het even checken. Daar kom ik zo bij u op terug.
De voorzitter:
Na de dinerpauze heeft de minister het antwoord vast paraat, want "medium" kennen wij niet. De minister vervolgt haar betoog tot 17.15 uur.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan kom ik nu bij de beantwoording van de gestelde vragen. Dat ga ik in blokjes doen. Ik heb acht blokjes. Ik begin nu met het blokje algemeen. Wordt het op prijs gesteld als ik alle blokjes even noem? Ja? Ik begin met het blokje algemeen. Dan heb ik het blokje energie leveren en energie delen. Daarna kom ik op consumentenbescherming en toezicht. Dan volgt blokje vier: systeembeheer. Vervolgens komt blokje vijf: data en meten. Daarna volgt blokje zes: betaalbaarheid en energiearmoede. Dan heb ik blokje zeven: de Wgiw en warmte. En tot slot volgt blokje acht: overig.
Voorzitter. Ik begin met het blokje algemeen. De heer Schalk vroeg: hoe past de Energiewet binnen het plan van de minister om de klimaatdoelstellingen te gaan halen? De heer Schalk stelde mij ook de vraag — die vraag stelde mevrouw Aerdts mij ook — welke aanvullende maatregelen het kabinet gaat nemen om ervoor te zorgen dat het klimaatdoel weer binnen bereik komt. Eerst even over hoe de Energiewet hierbij past. De energietransitie en de klimaatdoelstellingen leiden bij elkaar opgeteld tot een nieuw energiesysteem. Dat is eigenlijk wat ik in mijn inleiding zei. Het is: minder fossiel, meer wind en zon en meer lokale decentrale opwek. Daardoor wordt de uitstoot van broeikasgassen beperkt en dat is van belang voor de klimaatdoelstelling, die we ook in de Klimaatwet hebben vastgelegd. De uitstoot wordt dus beperkt. De flexibiliteit in het systeem moet groter worden. De Energiewet waarborgt de totstandkoming van het systeem waarbinnen we dit kunnen doen. Er zijn natuurlijk meerdere wetten die relevant zijn om de klimaatdoelen te kunnen halen, om ons klimaatbeleid te kunnen uitvoeren. Maar deze wet is belangrijk, omdat die de kaders, de basis, legt voor het energiesysteem dat we bouwen en dat zo belangrijk is om naar een CO2-arm energiesysteem te gaan.
Dan over de aanvullende maatregelen. Daarover buigt het kabinet zich deze maanden. Het is de bedoeling om bij de Voorjaarsnota, dus in het voorjaar, met een pakket van alternatief beleid te komen om de doelen weer binnen bereik te krijgen.
Mevrouw Aerdts vroeg mij hoe ik de Energiewet ga inzetten om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen. Ik zei het al: de Energiewet stelt de kaders voor de energietransitie en voor hoe de energiemarkt daarbinnen opereert. Denk aan hoe we wind en zon beter inpassen en hoe we de elektriciteitsketen en de groei daarvan kunnen bevorderen. In die zin levert de wet dus een cruciale bijdrage aan het kunnen wegbewegen, van het draaien van ons energiesysteem op fossiele energie. In het tweede kwartaal van 2025 stuur ik een brief aan de Kamer over het thema verantwoorde afbouw fossiele brandstoffen. Dat is een brief in een breder kader, maar daarin ga ik ook specifiek op dit onderwerp in. Dan kan ik nog preciezer ingaan op hoe dat er in de tijd uit zal zien.
Ook een vraag van mevrouw Aerdts is hoe we het draagvlak voor de energietransitie kunnen vergroten, zodat iedereen kan meedoen. De heer Holterhues, de heer Koffeman en mevrouw Van Aelst stelden mij daar ook vragen over. Ik heb veel over het draagvlak gehoord. Dat vind ik heel terecht, want we zitten in een enorme transitie. Dat hebben we nog nooit gedaan in deze omvang en op deze manier, maar we moeten het wel met elkaar doen, met iedereen in Nederland: met alle bedrijven, organisaties en partijen die daadwerkelijk bezig zijn met het doen van de transitie, maar natuurlijk ook met alle inwoners van Nederland, die dit in hun dagelijks leven gaan merken, die dat nu al merken of het in de komende jaren gaan merken. Dat lukt alleen als er draagvlak voor is. Daarvoor moet het beleid begrijpelijk en te volgen zijn. En ja, deze wet is complex en bevat heel veel elementen. Het is dus aan mij, aan het kabinet en aan ons allemaal, bezig met en betrokken bij deze energietransitie, om ons steentje daaraan bij te dragen en om dit op een goede manier te vertellen en uit te leggen.
Daar hoort ook bij dat we bij maatregelen die we nemen, bij beleid dat we vormgeven, steeds de afweging maken dat het effectief en eerlijk is. Hoe verdelen we de kosten? Hoe geven we het principe "de vervuiler betaalt" vorm? Het zijn allemaal aspecten die steeds moeten worden meegewogen om het draagvlak te behouden en natuurlijk het liefst steeds verder te vergroten.
Draagvlak gaat ook over de vraag of je het gevoel hebt dat je mee kan praten of je mening kan geven en dat je misschien wel besluitvorming kunt beïnvloeden in het proces. Wat dat laatste betreft gebeuren er verschillende dingen. Afgelopen week of misschien al twee weken geleden zijn er uitnodigingen voor het burgerberaad verstuurd. Daar heeft een heel aantal mensen op gereageerd en daar wordt nu een selectie uit gemaakt van 175 deelnemers. Deze mensen gaan in het komende halfjaar onder leiding van een onafhankelijk voorzitter in gesprek over het klimaatbeleid. Ik zal zelf een paar keer met de minister van Binnenlandse Zaken aansluiten bij die gesprekken, juist omdat ik het belangrijk vind om te horen hoe dat gesprek, die dialoog plaatsvindt. Ook komt er een maatschappelijke dialoog over het energiesysteem. Ik weet niet of dit een hele sexy term is om mensen hiervoor uit te nodigen, maar we hebben deze dialoog aangekondigd in het Nationaal Plan Energiesysteem, het NPE. Heel binnenkort stuur ik een brief naar de Tweede Kamer en uiteraard ook naar de Eerste Kamer over hoe we die dialoog gaan opzetten. Dan zal ik ook nadenken over de naam van die dialoog.
Ik zei al dat draagvlak ook te maken heeft met betaalbaarheid, maar daar wilde ik nader op ingaan in het blokje over betaalbaarheid en energiearmoede.
Dan is er een vraag van mevrouw Perin-Gopie over het advies van de Raad van State. De Raad van State zei eigenlijk: doe nou een aparte implementatiewet en een aparte Elektriciteits- en Gaswet. Dat was een advies op deze Energiewet, dus toen de keuze al door het kabinet gemaakt was om dit allemaal bij elkaar te doen. De Raad van State zei: als het kabinet besluit om het toch samen te houden, motiveer dan goed waarom je dat doet. Dat heeft het kabinet gedaan in de memorie van toelichting, vanuit de gedachte dat het vanwege de consistentie en samenhang van al deze onderwerpen van belang is om ze samen te voegen in één wet. Dat is de reden waarom het advies niet is opgevolgd, maar de motivatie ervan wel nader is uitgewerkt.
Misschien nog iets over het Clean Energy Package. Dat vergt een meer fundamentele wijziging en herijking van het complete wettelijk kader zoals dat destijds voorlag. De Energiewet voorziet daar ook in. Die voorziet in de voorwaarden die dat pakket daarvoor stelt. Een voorbeeld hiervan is de in artikel 23 van de Elektriciteitsrichtlijn vrij algemeen geformuleerde verplichting om te voorzien in een gegevensbeheermodel voor de veilige, beschermde en efficiënte toegang tot en uitwisseling van gegevens.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Dank aan de minister voor deze toelichting. Misschien ben ik iets te vroeg en komt het nog, maar ik vroeg me af of deze wet ook de Richtlijn hernieuwbare energie regelt.
Minister Hermans:
Daar kom ik nu, want u vroeg mij ook: zit daar ook de Richtlijn hernieuwbare energie in, ook wel RED II genoemd, die in juni 2021 omgezet had moeten zijn? Inmiddels is de RED III al in omloop, maar het gaat nu over de RED II. Die is in 2021 omgezet. De Energiewet bevat op onderdelen de herimplementatie van die richtlijn. Dat zit dus ook in de Energiewet. Inmiddels heeft de Europese Commissie ons vragen gesteld over de omzetting van de RED II. De Nederlandse regering heeft een officiële reactie op die vragen van de Commissie gegeven. Mocht er naar aanleiding van die procedure nadere wetgeving nodig zijn die ook deze wet raakt, dan zullen we de Energiewet natuurlijk aanpassen en met een voorstel daarover naar beide Kamers komen.
Mevrouw Perin-Gopie vroeg mij ook nog naar de inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Nederland en vroeg of instemming met de Energiewet leidt tot een volledige en correcte omzetting van de Elektriciteitsrichtlijn. De Elektriciteitsrichtlijn is volledig geïmplementeerd op grond van de bestaande regelgeving onder de Gaswet en de Elektriciteitswet. Dat is op 13 oktober 2023 ook in de Staatscourant gemeld. De Energiewet vormt een fundamentele herijking van de bestaande wetgeving en omvat de herimplementatie van diverse richtlijnen en verordeningen. Uiteraard is de volledige implementatie van alle Europese richtlijnen een belangrijke doelstelling van de wet. Daarom biedt deze wet ook een kader voor de implementatie van de EMD-richtlijn, die volgend jaar komt. Heel precies: die is nu al zelfs in consultatie. Die consultatie loopt tot 5 december. Dat is later deze week. Ik hoop voor de zomer een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden. Het decarbonisatiepakket zullen we begin volgend jaar in consultatie brengen. Daarna volgt ook het wetsvoorstel voor de Tweede en de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Het is bijna 17.15 uur. Ik schors deze vergadering tot 18.15 uur en dan gaan we verder met de beantwoording van de minister in eerste termijn.
De vergadering wordt van 17.14 uur tot 18.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik geef de minister het woord voor haar beantwoording van de vragen in haar eerste termijn.
Minister Hermans i:
Voorzitter, dank u wel. Ik ben beland bij blokje twee: energie delen en energie leveren. De heer Panman vroeg of het wetsvoorstel waarmee energie delen bij meerdere leveranciers mogelijk wordt gemaakt, op schema ligt. De vraag is natuurlijk: wat betekent "op schema liggen"? Dit betreft de EMD-richtlijn, die afgelopen zomer in werking is getreden. De consultatieronde loopt nu en eindigt deze week, op 5 december om precies te zijn. We zullen het dan omzetten in een wetsvoorstel. Ik hoop dat ik dat wetsvoorstel voor de zomer kan aanbieden aan de Eerste Kamer. Lidstaten hebben twee jaar de tijd om de bepaling over energie delen te implementeren. Ik weet even niet meer wie de vraag stelde hoe het in de andere lidstaten zit. Ik geloof dat het de heer Crone was. Het is mijn verwachting dat de meeste lidstaten hier nog mee aan het werk zijn. Het is een richtlijn van afgelopen zomer.
In het verlengde daarvan werd mij gevraagd of huishoudens met zonnepanelen die energie terugleveren, marktdeelnemers zijn en of zij daarmee ook een balanceringsverantwoordelijkheid hebben. Ik kan bevestigen dat huishoudens die energie terugleveren geen marktdeelnemers zijn en dus ook geen balanceringsverantwoordelijkheid hebben.
De heer Koffeman vroeg welke ruimte de wet laat voor lokale energiecollectieven om opwekking en verbruik van energie in eigen beheer te houden. De Energiewet voorziet in twee mogelijkheden voor energiegemeenschappen om de elektriciteit die zij opwekken ter beschikking te stellen aan hun leden. Ten eerste kan de energiegemeenschap leverancier worden van de afnemers. Ten tweede kan de energiegemeenschap de energie die zij opwekt, delen met haar leden. Dat zijn kort en goed de twee vormen die mogelijk zijn.
De heer Crone vroeg: heeft de ACM voldoende instrumenten om toezicht te houden op de energiegemeenschappen, ook in relatie tot het verdienmodel? Energiegemeenschappen kunnen op grond van de Energiewet alle activiteiten uitvoeren, behalve netbeheer. Er zijn in Nederland al meer dan 700 energiegemeenschappen actief. Tot nu toe gaat het vaak om de productie van duurzame energie. Met de Energiewet krijgen energiegemeenschappen meer ruimte om energie te delen. Nu gebeurt dat nog bij dezelfde leverancier, maar straks krijgen ze vrije leverancierkeuze. Dat vergroot de mogelijkheid voor energiegemeenschappen om de zelf opgewekte elektriciteit beschikbaar te stellen aan de deelnemers. Dat kan weer effect hebben op het verdienmodel van de reguliere leveranciers, maar ze moeten hier wel aan meewerken. De ACM zal hier ook op toezien. Ik heb geen signalen dat de ACM hiervoor onvoldoende instrumenten zou hebben.
De heer Crone vroeg ook of ik een modelcontract ga maken waar energiegemeenschappen mee aan de slag kunnen. In de Energiewet is opgenomen dat vergunninghoudende leveranciers twee modelcontracten moeten aanbieden: eentje voor onbepaalde tijd met variabele tarieven — die bestond al — en eentje voor bepaalde tijd met vaste tarieven. Die laatste is nieuw. Maar energiegemeenschappen vallen niet onder de vergunninghoudende leveranciers, dus ze kunnen gebruikmaken van het modelcontract en dit aanbieden, maar de wet verplicht hen daar niet toe. Ik vind dat persoonlijk ook niet passend. Daarmee vergroot je de drempel voor een energiegemeenschap, terwijl je zo'n energiegemeenschap juist de ruimte wil geven om zelf initiatief te kunnen nemen. In het conceptvoorstel ter implementatie van de EMD-richtlijn, waar ik al een paar keer wat over gezegd heb, wil ik de ACM vragen om een voorbeeldovereenkomst inzake energie delen ter beschikking te stellen. De energiegemeenschappen kunnen daar hun voordeel mee doen.
Ik heb nog een vraag van de heer Crone. Hij vroeg: waarom is energie delen in deze wet beperkt tot bedrijven en huishoudens met dezelfde leverancier? Ik denk dat ik die vraag net beantwoord heb. Dat is hoe we het nu in de wet hebben staan. De richtlijn van deze zomer biedt ook de mogelijkheid voor vrije leverancierskeuze, dus voor meerdere leveranciers. Dat komt terug in de eerste aanpassing van de Energiewet, in de loop van volgend jaar.
Daarmee heb ik ook de vraag van mevrouw Aerdts en de heer Van Ballekom beantwoord of ik dat zo snel mogelijk kan doen. Dat is dus ook mijn streven.
De heer Crone vroeg mij waarom wij geen Nederlandse naam hebben gekozen voor de Energy Sharing Organizer. Ik kan de heer Crone toezeggen dat wij in het concept-implementatiewetsvoorstel van de EMD-richtlijn de Nederlandse vertaling van de richtlijn zullen gebruiken, en daar staat: "de organisator van energie delen". De heer Crone vroeg buiten de microfoon om een novelle, maar die is niet nodig, want dit komt in het voorstel dat ook nog naar de Tweede Kamer moet. Maar we gaan met de Nederlandse term werken.
De heer Holterhues vroeg mij om toe te zeggen dat ik de resultaten uit de eerste verkenning omtrent lokale participatie met beide Kamers deel. Het afgelopen jaar is de ontwikkeling van financiële participatie gemonitord. In de zogenaamde zonnebrief, die ik rond het kerstreces — echt een moment voor een zonnebrief — aan beide Kamers stuur, zal ik daar ook op ingaan.
Verder had de heer Holterhues een vraag naar aanleiding van regels die decentrale overheden kunnen stellen omtrent de lokale participatie in de productie van energie uit hernieuwbare bronnen. Kan ik de AMvB daarover voorafgaand aan de vaststelling aan beide Kamers voorleggen? In de Energiewet is bij amendement opgenomen dat een producent van hernieuwbare energie een motiveringsplicht opgelegd kan krijgen ten aanzien van het al dan niet voldoen aan het streven naar 50% lokaal mede-eigendom van de installatie. Dit is een aangenomen amendement van het lid Rooderkerk van D66 in de Tweede Kamer. Gemeenten en provincies mogen deze motiveringsplicht opnemen en nader uitwerken in een verordening. Ik heb de Tweede Kamer al toegezegd dat ik de AMvB aan haar zal voorleggen. Dat zeg ik ook expliciet tegen de heer Panman, die mij daarnaar vroeg: de AMvB wordt aan u voorgelegd conform de procedure dat zij vier weken bij beide Kamers voorhangt. Overigens moet ik wel tegen de heer Holterhues zeggen dat voor dit specifieke onderwerp geen regels zijn voorzien. In de Energiewet is ook geen grondslag opgenomen voor een nadere uitwerking bij AMvB van dit hele specifieke onderwerp. Maar in het algemeen kan ik zeggen dat die ene AMvB, die dus onder deze wet komt te hangen, in de Eerste Kamer komt voor te hangen. Dat was blokje twee.
Dan kom ik bij blokje drie: de consument.
De voorzitter:
De heer Crone heeft een interruptie.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Dank, minister. Ik merk dat u gedreven bent om de zaken rondom de EMD en verschillende energieleveranciers goed te regelen. De consultatie loopt dus nog een paar dagen, zoals u al zei, maar ik hoor dat ze het bijvoorbeeld in Oostenrijk allemaal heel simpel geregeld hebben. Ik neem aan dat daarnaar wordt gekeken, want ik hoor dat wij weer kiezen voor heel ingewikkelde varianten. Het is technisch zo ingewikkeld dat ik deze vraag niet kan specificeren. Ik hoef ook geen specifiek antwoord te horen, maar ik ben wel blij met wat u zei over modelcontracten — die zijn inderdaad voor individuele burgers. Maar ook voorbeeldovereenkomsten hebben ze in die landen vaak al ontwikkeld.
Minister Hermans:
Laat ik dan ook geen specifiek antwoord geven, maar in algemene zin zeggen dat als er voorbeelden zijn van landen waar dat energie delen op een eenvoudige manier geregeld is, wij ons daar ook door zullen laten inspireren bij de verdere vormgeving.
Dan kom ik bij blokje drie: consument en toezicht. Dat is best een stapel. Dat is ook heel logisch, want de wet regelt ook een heel aantal dingen in het kader van consumentenbescherming en versterking van het toezicht door de ACM. Ik begin met de vraag van de heer Crone: heeft de ACM voldoende mogelijkheden om op te treden tegen monopolies en prijsmanipulaties door energieleveranciers? De Energiewet bevat een expliciete taak voor de ACM om toezicht te houden op de leveringsmarkt en de mate van concurrentie op die markt. In dat verband kan de ACM, als dat nodig is, een bindende gedragslijn opleggen aan leveranciers. Daarnaast kent het wetsvoorstel diverse toezichts- en handhavingsinstrumenten toe aan de ACM, zoals een bindende aanwijzing of een last onder dwangsom of boete. Dat is dus echt een versterking van het toezicht van de ACM. Ten slotte is er de Mededingingswet, op grond waarvan de ACM kan optreden tegen concurrentiebeperkende afspraken tussen leveranciers. Dat kan dan gaan om prijsafspraken of afgestemd marktgedrag. De ACM ziet ook toe op concentraties op de energiemarkt. Zo kan het ontstaan van monopolies worden voorkomen. Kortom, de ACM heeft een uitgebreid instrumentarium om toezicht te houden op de concurrentie op de leveringsmarkt en als het nodig is, kan zij dus handhavend optreden.
Zowel de heer Crone als de heer Panman stelde mij vragen over de concurrentie op de huidige energiemarkt. De invalshoek was in beide inbrengen net iets anders, maar de achterliggende gedachte is wel hetzelfde, als ik het goed heb gehoord, namelijk dat er een paar grote partijen zijn die de markt domineren. Ik moet er wel bij zeggen dat het beeld dat door de heren Crone en Panman geschetst is, in veel meer woorden dan hoe ik het net samenvatte, niet een beeld is dat het kabinet herkent. Er zijn op dit moment meer dan 50 leveranciers actief op onze energiemarkt. Die concurreren met elkaar. Er is ook nog steeds sprake van toetreding van nieuwe leveranciers tot de markt. De meest recente rapportage van de Europese koepel van toezichthouders toont ook aan dat Nederland juist relatief goed scoort als je het aantal partijen op de markt beziet. Dat wordt dan afgezet tegen het aantal inwoners. Ik heb geleerd dat daar ook een index voor is, namelijk de zogenaamde Herfindahl–Hirschman-index. Dat is een maatstaf voor marktconcentratie. Daar scoren wij laag op en laag scoren op deze maatstaf is goed.
Dan nog even het wetsvoorstel in relatie tot het toezicht op concurrentie. De lidstaat moet garanderen dat de consument tegen concurrerende, eenvoudig vergelijkbare, transparante en niet-discriminerende prijzen energie ontvangt, door erop toe te zien dat er op de markt voldoende concurrentie is. Dit waarborgen wij in de wet door leveranciers wettelijke voorschriften op te leggen voor een transparant en vergelijkbaar aanbod, voor het overstappen op een andere leverancier en voor het garanderen van een minimaal aanbod van vaste, variabele en dynamische contracten, zodat de consument maximale keuzevrijheid heeft.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de heren Crone en Panman over het proces zeg ik het volgende. Ik ben en blijf — en dat geldt ook voor mijn collega's op het ministerie — doorlopend in gesprek met partijen op de energiemarkt, maar ook met het bedrijfsleven en consumentenorganisaties. Kortom, ik ben doorlopend in gesprek met iedereen die te maken heeft met de energiemarkt. Ook hebben we in de aanloop naar dit wetsvoorstel een uitgebreide wetenschapstoets uitgevoerd. De heer Panman vroeg mij: hebben er nou voldoende vreemde ogen meegekeken? Dat hebben we dus op die manier gewaarborgd. Ik zet me ook in om de marktordening, zoals we die geregeld hebben, vanuit verschillende perspectieven te blijven bezien. Ook daarvoor is dit wetsvoorstel onderwerp geweest van een brede internetconsultatie, waarbij het iedereen vrij stond om te reageren op het voorstel. Ik kan zeggen dat we ook bij de verdere uitwerking van dit voorstel, dus ook in de lagere regelgeving, dergelijke consultatiemogelijkheden inbouwen.
Dan nog over de marktverhoudingen. Op verzoek van de Tweede Kamer is vorig jaar een grondige analyse gedaan van de borging van publieke belangen in de energievoorziening. Dat onderzoek is gedaan door Strategy& en is september vorig jaar naar de Kamer gestuurd. De heer Crone vroeg mij om een maatschappelijk debat — volgens mij waren dat de woorden die hij gebruikte — te organiseren of nog een aanvullend onderzoek te doen naar die marktordening. Ik noemde net wat we gedaan hebben wat betreft het erbij betrekken van vreemde ogen, van externe partijen, om tot een goed wetsvoorstel te komen. Ik ben nu even op zoek naar een manier om recht te doen aan de vraag van de heer Crone, zonder het werk over te doen dat bijvoorbeeld Strategy& heeft gedaan en dat vorig jaar naar de Tweede Kamer is gestuurd. Ik kan de uitkomsten van dat onderzoek natuurlijk ook met de Eerste Kamer delen, voor zover die u nog niet bereikt hebben; dat als eerste. Ik kan ook de twee onafhankelijke wetenschappers die over dit onderwerp met de Tweede Kamer van gedachten gewisseld hebben, vragen of zij bereid zijn om eenzelfde gesprek ook met u te voeren. Ik kijk even in de richting van de heer Crone om te zien of ik hiermee antwoord geef op de door hem gestelde vraag. Als dat het geval is, zou dat heel mooi zijn.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat kan misschien helpen. Ik heb het niet alleen in het kader geplaatst van "gaat het op dit moment allemaal mis?", maar vooral in het kader van "de markt is in verandering met al die vele kleine gebruikers erbij". Het gaat nu meer om de toekomst. Ik denk dat het nu redelijk oligopolistisch is. Dan kost het maar een beetje prijsverhoging; dat is dan maar zo. De toekomst is voor mij belangrijker. Ik ken die twee onderzoekers verder niet, maar ik zou het dus wel op prijs stellen als we verder in gesprek zouden gaan over de vraag of zij die marktanalyse ook hebben gemaakt, want "publiek belang" is een heel breed begrip. Ik wil het echt toespitsen op de mededingingsaspecten. Daarbij gaat het niet alleen om het aantal spelers, maar ook om hoe toegankelijk het is voor nieuwkomers, zoals energiegemeenschappen. Ik hoor het bedrijfsleven dat iets wil doen, met elkaar of met de buurt, namelijk klagen. Als zij klagen, zal dat niet voor niks zijn. Dat is toch een aanvulling op wat u zegt. Ik ben niet tegen wat u zegt en ik ken die twee niet, maar ik denk dat het goed zou zijn als er nog twee bijgevoegd worden op dat specifieke onderwerp. We gaan natuurlijk niet onderhandelen over het aantal, maar het gaat om de kwaliteit van de achtergrond van die mensen. Daar zit ik even naar te zoeken.
Minister Hermans:
Uiteindelijk gaat u natuurlijk zelf over wie u uitnodigt voor een dergelijk gesprek. Ik weet alleen dat er twee wetenschappers zijn die dat gesprek in de Tweede Kamer hebben gevoerd. Vandaar dat ik de suggestie doe dat zij wellicht dit gesprek met u hier in de Eerste Kamer kunnen voeren. We hebben dus dat rapport dat ik al noemde. De heer Crone schetst nu dat hij signalen krijgt uit gesprekken met het bedrijfsleven. Ik zal zelf ook in de gesprekken die ik voer deze vraag stellen om te kijken of het signaal ook tot mij komt, of ik het beeld herken en wat wij er vervolgens mee moeten. Daar alerteert u mij nu ook op.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat ik hier in de tweede termijn nog even op terugkom. Dan moeten we maar even kijken waar het kan landen.
Minister Hermans:
Ja.
Mevrouw Van Aelst vroeg of de ACM voldoende toegerust is om toezicht te kunnen houden en te kunnen handhaven. Ik heb deze vraag specifiek geïnterpreteerd in het kader van deze wet; net ging het meer over de mededinging en de marktordening. Mijn beeld is: ja, de ACM is voldoende toegerust. In reactie op de energiecrisis heeft de ACM in de afgelopen jaren op meerdere fronten haar toezicht versterkt. De financiële eisen aan vergunningverleners zijn bijvoorbeeld aangescherpt. Dat doet de ACM nu via beleidsregels. Die eisen leggen wij nu ook vast in deze wet. Naar aanleiding van de energiecrisis zijn er ook andere dingen toegevoegd. Er vindt nu jaarlijks een stresstest plaats. De inkoopstrategie wordt getoetst. En er vindt een beoordeling van het risicomanagement plaats. Ook controleert de ACM of energieleveranciers kunnen voldoen aan de plicht om op een betrouwbare manier gas en elektriciteit te leveren, ook nadat de vergunning verleend is. Er wordt dus niet alleen vooraf gekeken of de leverancier op een goede manier kan leveren en dus een vergunning kan krijgen, maar er wordt ook naar gekeken als de leverancier eenmaal die vergunning heeft. Tot slot houdt de ACM natuurlijk toezicht op de energietarieven. Dat is ook parallel aan de introductie van het energieplafond geïntensiveerd. Heel specifiek: in het eerste kwartaal van 2023 is er nog uitgebreid onderzoek gedaan op locatie bij de grootste energieleveranciers om te kijken naar wat er gebeurde met die prijzen. De ACM is daar echt langsgegaan en heeft inzicht gekregen in alle informatie. Overigens kan de ACM te allen tijde alle informatie opvragen die zij nodig acht om haar toezichthoudende taak uit te kunnen voeren.
Mevrouw Perin-Gopie vroeg naar de verenigbaarheid met het Unierecht. Ook vroeg zij wat ik ga doen om gelijke kansen op de energiemarkt te bevorderen, zodat eerlijke concurrentie in acht wordt genomen. Op grond van de Energiewet hebben dus ook nieuwe marktdeelnemers toegang tot de energiemarkt. In artikel 2.3 van de wet is geregeld dat je niet mag discrimineren. De leverancier mag een eindafnemer er dus niet van weerhouden om elektriciteit te produceren met het oog op eigen verbruik, opslag, verkoop of levering aan derden. De leverancier mag de eindafnemer er niet van weerhouden om actief te zijn op het gebied van flexibiliteit of energie-efficiëntie, om deel te nemen in een energiegemeenschap of om voor een deel van zijn aansluiting gebruik te maken van een andere leverancier. Daarbij is bepaald dat de leverancier de afnemer niet mag benadelen wanneer die hier gebruik van maakt. De ACM zal hierop toezien. Zo bevorderen we de gelijke kansen voor mensen die willen toetreden tot de energiemarkt.
Dan vroeg de heer Crone of de ACM niet ook meer inzicht moet krijgen in de strategie en vooraf richtlijnen moet kunnen geven. De ACM behoudt met de Energiewet de mogelijkheid om toe te zien op de bedrijfsstrategie van een energieleverancier. Met het antwoord dat ik net aan mevrouw Van Aelst gaf en alle toegang die de ACM te allen tijde tot informatie heeft, geldt ook dat sinds oktober 2022, dus sinds dat toezicht versterkt is, het risicomanagement goed geborgd moet zijn bij de energieleverancier. Daar moet een ondernemingsplan aan ten grondslag liggen. Vergunninghoudende leveranciers leveren dat ondernemingsplan dus ook aan, waarmee de ACM inzicht heeft in de bedrijfsstrategie. Dat kan de ACM dus meenemen in haar toezichtstaak.
Dan vroeg de heer Holterhues mij naar de kritiek van de ACM dat het vaststellen van maximumtarieven geen onderdeel is van de Energiewet. Hij vroeg mij waarom het kabinet ervoor heeft gekozen om dat voorstel niet over te nemen. Het kabinet neemt dat voorstel niet over omdat het vaststellen van een maximumtarief niet past binnen het Europeesrechtelijke uitgangspunt van de vrije prijsvorming, zoals die in de Elektriciteitsrichtlijn is geregeld. Het kabinet baseert zich hierop en zegt dat het dan geen stand houdt bij de rechter. De Raad van State zegt dit ook in zijn advies: op die vrije prijsvorming kunnen we geen inbreuk maken. Die vrije prijsvorming is dus het uitgangspunt, maar ik zeg daarbij dat dit betekent: geen maximumtarief, ook niet met terugwerkende kracht. De ACM ziet er wel op toe dat de tarieven redelijk en transparant zijn. Ze kunnen optreden en handhaven als een tarief niet redelijk wordt geacht.
Mevrouw Van Aelst vroeg mij in hoeverre de Energiewet gaat bijdragen aan het gelijktrekken van de kosten per kilowattuur of kuub voor inwoners en bedrijven, of het nu grootverbruikers zijn of niet. Daarop moet ik antwoorden dat de Energiewet spelregels stelt voor een concurrerende markt. We regelen dus het speelveld, maar met deze wet bepalen we niet wat de uiteindelijke kosten zijn. Die spelregels moeten ervoor zorgen dat er een scherp en divers aanbod voor consumenten is. Dat is de beste garantie voor een zo laag mogelijk tarief voor iedereen, op basis van de gedachte en de ordening die in de wet zitten. De prijzen moeten transparant en redelijk zijn, zoals ik net in de richting van de heer Holterhues aangaf, maar het is aan de leveranciers om een prijs te bepalen en die aan consumenten en bedrijven op te leggen. De ACM heeft de exclusieve bevoegdheid om nettarieven vast te stellen. Die moeten kostenreflectief zijn.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Laat ik de vraag specificeren. Op dit moment heft de overheid op de eerste 2.900 kilowattuur een heel veel hogere belasting — daar zitten huishoudens in — dan voor grootverbruik, de kilowatturen van bedrijven. Daarom vroeg ik hoe deze Energiewet eraan gaat bijdragen dat er daadwerkelijk op een eerlijke manier wordt geheven, want het huidige systeem is een stimulans om veel te verbruiken. Je hoeft namelijk alleen over de eerste kilowatturen veel belasting te betalen, en daarna daalt het heel stevig. Dat is voor consumenten niet eerlijk en het is voor het totale systeem vreemd, als je wilt dat mensen minder verbruiken.
Minister Hermans:
Ja, maar dan gaat het over de tarieven in de energiebelasting. Die zitten in het Belastingplan. Dat is niet wat de Energiewet regelt. Dat is wat anders dan waar de ACM op toeziet, namelijk op redelijke en transparante tarieven. Deze vraag gaat over hoe de energiebelasting geregeld is, of die degressief of progressief is en wie hoeveel betaalt. Begrijp ik dan de vraag van mevrouw Van Aelst goed?
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
De vraag was hoe we ervoor gaan zorgen dat mensen minder energie verbruiken, op een eerlijke manier. Daarbij stel ik, vanuit de SP, dat minder belasting betalen als je meer verbruikt, een rare stimulans is. Ik hoopte dat de minister daar enige reflectie op zou geven, anders dan zeggen: dit zit in het Belastingplan. Obviously, maar dat neemt niet weg dat we het nu hebben over het hele energiesysteem en de vraag hoe we een en ander verbruiken.
Minister Hermans:
Ja, hoe belasten we verbruik? En wat is dan eerlijk? Wat vinden we reëel?
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
En wat stimuleer je en wat niet?
Minister Hermans:
Ik wil voorkomen dat we hier terechtkomen in een debat over de energiebelasting. Dat is echt weer een heel andere systematiek, waar dit kabinet wel keuzes in maakt. Dat ben ik met mevrouw Van Aelst eens. Maar dan ga ik het ook iets breder trekken. Dit gaat over de vraag wat de uiteindelijke kosten voor een huishouden zijn. Ik zie dat de energiekosten voor sommige mensen echt hoog zijn en een flink, fors, aanzienlijk deel van hun inkomen beslaan. Dus het kabinet kijkt echt naar manieren om de kosten van de energierekening te kunnen drukken. Het energiefonds is daar een voorbeeld van. Tegelijkertijd zetten we ook in op hoe je de energierekening structureel kunt verlagen. Dus hoe kunnen we mensen helpen met het isoleren of verduurzamen van hun woning om de kosten echt naar beneden te krijgen? Dat zijn twee sporen waarlangs het kabinet iets doet om de energierekening voor mensen thuis omlaag te krijgen. Over de tarieven en de exacte keuzes voor die tarieven in het Belastingplan zou ik volgende week, als het Belastingplan aan de orde is, het debat voeren met de staatssecretaris van Financiën.
Dan kom ik bij alle gestelde vragen over telemarketing en het amendement-Flach en het subamendement-Postma daarop, waardoor onduidelijkheid ontstaan is over wie er nou precies wel en niet onder vallen. Met dat subamendement zijn uitzonderingen geregeld voor goede doelen, loterijen en uitgevers van kranten, weekbladen en tijdschriften. Het subamendement is duidelijk en concreet geformuleerd, maar het zondert ogenschijnlijk — dat blijkt ook uit de vragen en de inbrengen vanmiddag — niet alle beoogde loterijen uit. Ik hoorde vragen van de Kamer over de uitzondering voor loterijen die geld afdragen aan goede doelen, zoals cultuur en sport. Volgens mij was het mevrouw Prins die daar heel expliciet over was. Nogmaals, deze zijn nu dus niet allemaal uitgezonderd, zoals wel is verwoord in de toelichting van dat betreffende amendement. Ik zou de Kamer dus graag toe willen zeggen dat ik in overleg ga met de minister van Economische Zaken en de Tweede en Eerste Kamer een brief zal sturen waarin we hierop ingaan. Als de Tweede Kamer dat wenst, dan is dat de goede plek om het amendement zodanig te wijzigen dat gewoon duidelijk is wie er onder de uitzondering vallen. Het amendement is namelijk weliswaar ingediend bij de behandeling van de Energiewet, maar het betreft de Telecomwet. Met het aannemen van dit amendement — stel, deze wet wordt ook hier in de Eerste Kamer aangenomen — wijzigt de Telecomwet, maar er is al wel gezegd dat pas een jaar na inwerkingtreding van de Energiewet dit amendement ook van kracht zal worden. We hebben dus even tijd om dit in overleg met de Tweede en Eerste Kamer op een goede manier vorm te geven.
De heer Schalk i (SGP):
Een hele korte verhelderingsvraag. Ik begrijp dat het amendement helemaal niet in deze wet wordt behandeld. Is hij dan aangehouden of zo door de heer Flach?
Minister Hermans:
Nee. Excuus, ik maakte het verwarrend. Het amendement ziet op de Telecomwet, maar is ingediend bij de behandeling van de Energiewet. Op het moment dat ook hier de wet wordt aangenomen, verandert dat amendement automatisch de Telecomwet, maar de minister van Economische Zaken heeft al gezegd dat pas een jaar na inwerkingtreding van de Energiewet dit artikel in de Telecomwet van kracht zal worden. In aanmerking genomen dat ook de Energiewet niet direct van kracht wordt op het moment dat die hier, naar ik hoop, wordt aangenomen, hebben we nog wel anderhalf jaar de tijd om dit op een goede manier vorm te geven, ook in overleg met de Tweede en Eerste Kamer.
De heer Bovens i (CDA):
Dank voor die toezegging. Het gaat er natuurlijk niet om dat we de tijd hebben om het duidelijk te krijgen, zoals u letterlijk zei. Het ging ons erom dat we die tijd benutten om het te regelen, zodat het dan ook in de geest van het amendement geregeld wordt. Dan ben ik met de toezegging natuurlijk zeer gelukkig. Als we alleen duidelijkheid krijgen, zou dat net iets te weinig zijn. Maar als ik de minister zo mag interpreteren dat het inderdaad de bedoeling is om die twee categorieën loterijen, die alle twee goededoelenloterijen zijn, op dezelfde wijze te behandelen, dan vind ik dat een mooie toezegging en dan zullen wij geen motie indienen.
Minister Hermans:
Het gaat inderdaad om de onduidelijkheid die er nu is door hoe het geformuleerd is. Niet alle loterijen zijn nu uitgezonderd, zoals dat wel verwoord is in de toelichting van het subamendement. Er zit dus gewoon onduidelijkheid in hoe het gedefinieerd is. Er is verwezen naar — nu ga ik het even uit mijn hoofd doen — de Kansspelwet, dacht ik. Daar staat geen limitatieve lijst in. Verder pas ik even op, want ik doe het nu echt uit mijn hoofd.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Geldt dit in het overleg met de minister van EZ, die over de Telecomwet gaat, ook voor de algemene bepaling inzake het verbod van telefonische benadering van klanten of potentiële klanten? Ik kan me voorstellen dat sommigen, wanneer het contract afloopt, best weleens contact willen hebben, tenzij ze van tevoren hebben aangegeven absoluut geen contact te willen hebben, want dat kan natuurlijk ook. Dat is dan hun eigen keuze. Gaat het overleg ook over dat onderdeel van de wet?
Minister Hermans:
Ik had nog twee vragen, een van de heer Van Ballekom en een van mevrouw Prins. In antwoord op de vraag van de heer Van Ballekom: het amendement ziet op een verbod op telemarketing op basis van de klantrelatie, niet op een verbod op telemarketing in zijn algemeenheid. Dat laatste mag ook Europeesrechtelijk gezien niet.
Dan de vraag van mevrouw Prins over het telefoontje als een contract afloopt. Klanten kunnen nog steeds telefonisch worden benaderd, maar alleen als zij dat wensen en daarvoor toestemming hebben gegeven. Dat is wel geregeld met het amendement. Energiebedrijven kunnen wanneer het contract van een klant afloopt, nog steeds contact met de klant opnemen. Dit kan via de mail of de telefoon, als mensen dat hebben aangegeven.
De heer Koffeman stelde mij een vraag over het optreden tegen energiecowboys, die met telefonische verkoop mensen ondoorzichtige contracten aanbieden. Hij vroeg op welke wijze wordt toegezien op de andere methodes die de cowboys gebruiken om mensen aan dure energiecontracten te helpen. Ik heb al het een en ander gezegd over telemarketing. De minister van EZ bereidt een wetsvoorstel voor dat een afkoelingsperiode van ten minste drie werkdagen regelt bij verkoop aan de deur of op straat. Dit geldt ook voor het aanbieden van energiecontracten. De internetconsultatie hiervan is begin 2025 voorzien.
De heer Koffeman i (PvdD):
Geldt dat alleen voor particuliere contracten of ook voor ondernemers?
Minister Hermans:
Dat ga ik na.
De heer Koffeman (PvdD):
Het probleem met energiecowboys is dat ze met name kleine ondernemers benaderen, omdat ze bij particulieren minder mogelijkheden hebben. Ik zou het inderdaad interessant vinden om te weten of in die nieuwe beperking ook ondernemers in het algemeen zijn meegenomen.
Minister Hermans:
Dat snap ik. Ik denk dat de consumentenbescherming in deze wet is geregeld voor mensen met een kleine aansluiting, en ik krijg vast zo een briefje als ik het helemaal verkeerd zeg. Dat zijn huishoudens, microbedrijven en kleinere ondernemers. Ik verwacht dat dit op eenzelfde manier geregeld is, maar ik ga het voor de zekerheid voor u na.
Een heel aantal leden — ik noem even mevrouw Prins, de heer Holterhues, mevrouw Van Aelst en ik vergeet ongetwijfeld iemand — heeft de vraag gesteld of de consument nu kan werken met deze wet. Het is best een complex verhaal. Is het ook begrijpelijk voor mensen met een lagere sociaal-economische status? Deze wet geeft afnemers steeds meer mogelijkheden om zelf actief deel te nemen aan de energiemarkt. De voorbeelden zijn het zelf opwekken van elektriciteit, met zonnepanelen bijvoorbeeld, het afsluiten van een dynamisch leveringscontract of het delen van elektriciteit. In het wetsvoorstel is geregeld dat de leverancier de afnemer ontzorgt. De afnemer krijgt bijvoorbeeld het recht om niet-gebruikte elektriciteit terug te leveren aan de leverancier. De leverancier moet de afnemer ook wijzen op risico's en moet vooraf duidelijke en transparante informatie verschaffen, zodat je als klant altijd een weloverwogen keus kan maken.
Ik realiseer me ook dat niet alle vormen om actief te worden, geschikt zijn voor alle afnemers. De wet regelt dat je daar zelf een keuze in kunt maken en dat je zelf moet bepalen waar je je goed bij voelt en waar je gebruik van wilt maken. Als je hier interesse in hebt en je wilt op deze manier een bijdrage leveren, vind ik in algemene zin dat die mogelijkheid er moet zijn. De wet beoogt drempels weg te nemen, te ontzorgen en het gemakkelijker te maken. Ik wil toezeggen dat ik samen met maatschappelijke partijen ga kijken naar de mogelijkheden om de begrijpelijkheid te verbeteren, bijvoorbeeld van de energierekening. Dat is ook zo'n belangrijk element in het vergelijken en het maken van de keuze. Er zijn heel veel nieuwe mogelijkheden en er zijn heel veel opties om zelf actief te worden. Ik vind dat die mogelijkheden voor een zo breed mogelijke groep toegankelijk moeten zijn. Uiteindelijk is het natuurlijk iemands eigen afweging of hij het wel of niet doet. Ik zal dat gesprek gaan voeren.
Mevrouw Van Aelst vroeg nog hoe kleine ondernemers beschermd worden tegen woekercontracten. Ik ben het helemaal met haar eens dat ook kleine ondernemers eerlijke contracten moeten kunnen krijgen. Mijn antwoord in de richting van de heer Koffeman kwam doordat ik het antwoord op deze vraag had gezien. In de Energiewet is die bescherming geregeld voor alle eindafnemers, waaronder ook de kleine ondernemers. In lijn met de Elektriciteitsrichtlijn is deze ook uitgebreid. De kleine ondernemers hebben dus ook recht op levering tegen transparante en redelijke prijzen, alsmede op transparante en redelijke voorwaarden. Zij moeten ook in staat zijn om prijs en voorwaarden te kunnen vergelijken.
Een andere vraag van mevrouw Van Aelst betreft de welkomstbonussen, cadeaus en loyaliteitsbonussen. Ze vroeg of ik het met haar eens ben dat dit soort bonussen de vergelijkbaarheid voor consumenten niet ten goede komt. Daar ben ik het mee eens, als het echt cadeaus betreft. Je ziet bij een zorgverzekering wel eens dat er een tandenborstel wordt aangeboden. Als het dat type welkomstcadeaus zijn, dan ben ik dat helemaal met u eens. Daarom hebben we in het Energiebesluit opgenomen dat bonussen alleen in geldelijke vorm mogen. Dat is in lijn met het advies van de ACM om de vergelijkbaarheid van energiecontracten te bevorderen.
Dan een vraag van mevrouw Van Aelst over hoe we consumenten beschermen via de Energiewet. Hoe worden ze geholpen met een eerlijke prijs voor hun stroom, zonder een batterij of op de onbalansmarkt? Op dit moment kan alle opgewekte zonnestroom worden gesaldeerd bij de eigen leverancier. Maar dit gaat mogelijk veranderen als de wet om het salderen te beëindigen door de Eerste Kamer wordt aangenomen. Het wordt dus nog niet geregeld in de Energiewet. Als ik het goed gezien heb in de planning gaan we op heel korte termijn met elkaar bespreken hoe die wet in elkaar zit en wat dat betekent voor terugleveringskosten en redelijke vergoedingen.
Voorzitter. Dit was mijn blokje consument en toezicht.
De voorzitter:
Dan zijn we nu dus aan blokje vier toe?
Minister Hermans:
Ja, blokje vier: systeembeheer. Dit is een vraag van de heer Holterhues over het groepsverbod. Andere Europese landen zonder dat groepsverbod, zoals Zweden en Denemarken, lijken beter in staat om verduurzaming en leveringszekerheid te combineren. De vraag van de heer Holterhues was of dat groepsverbod ons beperkt en of de positie van privatisering en verzelfstandiging ons soms onbedoeld belemmert bij het versnellen van de energietransitie. Dat is wel een belangrijke toevoeging.
Even voor de volledigheid: andere lidstaten verschillen op heel veel manieren van Nederland: in hoe ze hun energiemix hebben ingericht, in hun geografische ligging, maar ook in de marktinrichting. Het is soms dus lastig om ze een-op-een te vergelijken. Ook wijs ik erop dat voor landelijke netbeheerders in de meeste lidstaten in Europa nu een groepsverbod geldt, net zoals dat in Nederland geldt. Dat is ook zo in Zweden en Denemarken. Europa staat ook geen andere keus meer toe.
Voor regionale netbeheerders geldt in de rest van Europa geen groepsverbod. Dat bestaat alleen in Nederland. Ook als landen dat verbod niet hebben, betekent dat niet dat netbeheerproductie en -levering plaatsvindt in één geïntegreerd bedrijf. Europa eist namelijk dat regionale netbeheerders in een groep juridisch, financieel en organisatorisch volledig afgescheiden zijn. Extra regels en bijzonder toezicht zijn ook vereist, om ervoor te zorgen dat de bedrijven in de groep onderling niet ontoelaatbaar samenwerken. Binnen de Europese kaders is het dus niet mogelijk om het groepsverbod om te draaien. Alleen voor regionale netbeheerders zou een iets lichtere variant in theorie mogelijk zijn, maar dat zou dan vragen om een nieuw wetsvoorstel. Dit was mijn antwoord op uw vragen over het groepsverbod.
Ook de heer Schalk stelde mij daar een vraag over. Die ging over het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten, vooral voortkomend uit EU-regels. Zijn wij nou strikter dan de EU-wetgeving? Voorzitter …
De voorzitter:
Ik zie dat het goed gaat met mevrouw Vogels, die zo-even viel. Zij wordt ondersteund, maar loopt zelf.
Minister Hermans:
Gelukkig, voorzitter. Ik was bezig met de vraag van de heer Schalk of wij in strijd zijn met het Europees recht. De Nederlandse wetgeving is niet strikter dan de EU-wetgeving. De EU-wetgeving vereist een scheiding tussen netbeheer enerzijds en productie, opslag en levering anderzijds. De EU-wetgeving gaat daarbij uit van ontvlechting van eigendom. Dit is een wat technischer stukje, voorzitter, maar ik hecht eraan dit op zorgvuldige wijze te beantwoorden. Voor distributiesysteembeheerders — een van de ingewikkelde woorden in dit wetsvoorstel, zoals de heer Van Strien zei — staat de EU-wetgeving ook een model toe zonder ontvlechting van eigendom, maar met andere waarborgen om de vereiste scheiding en onafhankelijk netbeheer te bewerkstelligen. Daar heeft Nederland dus niet voor gekozen. Een keuze daarvoor zou een ingrijpende wetswijziging vergen, waarbij het uitgangspunt van scheiding van activiteiten en onafhankelijk netbeheer nog steeds, maar dan dus op een andere wijze, moet worden gewaarborgd.
Mijn voorganger heeft de Tweede Kamer uitgebreid over het groepsverbod geïnformeerd. Mocht u daar prijs op stellen, dan kan ik de brief daarover uiteraard nog een keer met u delen.
De heer Crone vroeg naar de export van elektriciteit, bijvoorbeeld naar Duitsland. Die belast het net, maar Duitsers betalen niet mee aan het netwerk en de transportkosten. Hebben we al geregeld hoe we daarmee omgaan? De koppeling van de Nederlandse elektriciteitsmarkt met omliggende landen is van belang voor onze leveringszekerheid. Die leidt ook tot meer stabiele prijzen en bevordert de integratie van CO2-vrije elektriciteitsbronnen. Gezien de potentie van wind op zee op de Noordzee, de kosten van de aanleg van de infrastructuur op zee en hoe die worden doorberekend in de tarieven ben ik het wel met de heer Crone eens dat het van belang is om afspraken te maken over de kostendeling. Bij voorkeur doe ik dat op Europees niveau, omdat de baten ook naar diverse landen zullen stromen. De verdeling van de kosten met de omliggende landen zou daarbij representatief moeten zijn voor de verdeling van de verwachte baten. In juni van dit jaar heeft de Commissie — excuseer mij voor het Engelse woord — een cost sharing guidance gepubliceerd. Momenteel werken de systeembeheerders in overleg met het ministerie en de toezichthouders aan een nadere invulling van deze guidance. Ik benadruk hoe belangrijk ik het vind om over de toekomstige kostendeling tot afspraken te komen. Ik voer die gesprekken op meerdere plekken tegelijk: binnen het EU-kader en in een samenwerkingsverband dat we hebben met Noordzeelanden, en natuurlijk bilateraal, met onze buurlanden.
Dan was er een vraag over grensoverstijgende netaansluitingen. In hoeverre maakt de wet dit mogelijk? Hoe kan de wet dit vergemakkelijken? Die vraag stelde mevrouw Perin-Gopie mij. De wet maakt het niet expliciet mogelijk, maar verbiedt het ook niet. In principe worden woningen in Nederland aangesloten op Nederlandse netbeheerders. Zo gaat dat ook in de rest van Europa. Dit kunnen we niet zomaar wettelijk vergemakkelijken. Als je dit anders wil gaan doen, dan moet je nieuwe grensoverschrijdende afspraken met andere lidstaten maken, en ook afspraken met toezichthouders, ook over belastingen en over hoe je omgaat met consumenten uit andere landen. Dit is dus een zeer complexe en uitgebreide opgave. De vraag is even wat daar de toegevoegde waarde van is.
De heer Van Ballekom, mevrouw Prins en de heer Schalk vroegen mij naar de interconnectoren en het privatiseringsverbod. Is dat privatiseringsverbod nou wel zo'n goed idee voor die interconnectie? De voorgestelde wetswijziging wat betreft de interconnectie is gericht op het borgen van publieke belangen. Alleen als je dat in publieke handen organiseert, kun je de exclusieve taak voor het ontwikkelen en bouwen van die interconnectoren toewijzen, om zo de leveringszekerheid en de nationale veiligheid, die echt zwaarwegende maatschappelijke belangen, te borgen. Deze wijziging, of de manier waarop we dat nu in de wet hebben ingericht, past bij de door de voorgaande kabinetten gemaakte keuzes. Dat is overigens ook door de Kamer bekrachtigd. Dat zijn ordeningskeuzes om de aanleg en het beheer van het elektriciteit- en gassysteem in publieke handen te houden. Die keuze is gemaakt om het publieke belang van leveringszekerheid en van nationale veiligheid, maar ook van een betaalbaar energiesysteem, te kunnen borgen. Dit sluit aan op de taak die TenneT al heeft om interconnectoren op land te ontwikkelen en te beheren. Die rol hebben zij ook op zee.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Ik ga nog even terug naar de beantwoording van de minister van mijn vraag. Ik zat nog even te kauwen op haar antwoord. Ik dacht de minister te horen vragen wat de meerwaarde is van grensoverstijgend energie kunnen delen. Mijn fractie heeft het idee dat dat een oplossing kan zijn voor de congestieproblemen, zeker in de dichterbevolkte gebieden. Soms hebben onze buren iets meer ruimte, waar wij iets dichter op elkaar wonen. Dat zou dan een oplossing kunnen zijn, ook met het oog op de Europese richtlijn die we allemaal uit te voeren hebben. Als je daarop met buurlanden een meer gezamenlijke aanpak creëert, zou je daar juist voordelen uit kunnen halen.
Minister Hermans:
Dan halen we capaciteit die we zelf even niet hebben uit het buitenland. Nou is het wel zo dat ze in de ons omringende landen de capaciteit ook heel hard nodig hebben. Ik denk dus dat er in die zin weinig aanvullende ruimte is waarvan wij gebruik zouden kunnen maken. Als u het goedvindt, kom ik hier in tweede termijn op terug.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Dan nog even aanvullend, om daarin een gedachte mee te nemen. In een ideaalbeeld heb je Europese regelgeving en zorg je voor richtlijnen die je nationaal moet uitwerken. Dat vraagt er dus om dat buurlanden dat op eenzelfde manier uitwerken. We zien dat dat verschillend is in Nederland en in Duitsland, om maar een buurland te noemen. Maar als we daarin meer samen optrekken, zouden we er allebei voordeel uit kunnen halen. Ik ben benieuwd naar de reflecties van de minister zo meteen.
De voorzitter:
Dat komt in de tweede termijn inderdaad.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik begrijp dat er keuzes gemaakt zijn om het privatiseringsverbod af te kondigen. Je kunt natuurlijk altijd op keuzes terugkomen. Ik heb nog een vraag. Wie gaan die interconnectoren dan aanleggen? Ik geloof niet dat de overheid dat gaat doen, maar oké. Waarom is de minister niet voornemens om de resultaten van het interdepartementaal beleidsonderzoek Bekostiging elektriciteitsinfrastructuur af te wachten? Ik denk dat die toch heel belangrijk zijn. Als je toch niet terugkomt op eerder genomen beslissingen, dan had je wellicht ook niet dat onderzoek hoeven afkondigen.
Minister Hermans:
Eerst even over dat bouwen. De exclusieve taak van het ontwikkelen en bouwen van interconnectoren leggen we bij TenneT neer. Die doen dat al op land en ook op zee, voor de netontwikkeling maar dus ook voor deze interconnecties.
Dan in relatie tot het ibo. De publieke belangen die verbonden zijn aan de energie-infrastructuur, blijven bij het ibo-onderzoek onverminderd gelden en worden meegewogen. In het ibo bekijken we waar die stijgende nettarieven in Nederland vandaan komen. Hoe zitten die tarieven in elkaar? Wat zou je eraan kunnen doen? Wat zijn beleidsopties om die kosten te dempen? De investeringen die de komende jaren gedaan moeten worden, moeten namelijk niet de energieprijzen nog verder doen stijgen, wat enerzijds een effect heeft op de energierekening van de mensen thuis, en anderzijds ook het investeringsklimaat onder druk zet. De energietarieven in Europa zijn hoog, maar in Nederland zijn ze binnen Europa nog eens extra hoog. Het publieke belang van de keuze hoe we dit geordend hebben, inclusief wie die interconnectoren bouwt, ook in relatie tot onze wind-op-zeeambities, staat onverminderd overeind. Tegelijkertijd zoeken we in dat ibo uit, gelet op hoe we alles geordend hebben en hoe de publieke belangen geborgd dienen te worden, wat de beleidsopties zijn om iets aan die kostenstijging te kunnen doen.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik ga hier ook nog een keer over nadenken, maar als je leest welke omvang die investeringen aannemen — er worden bedragen genoemd van 140 miljard — dan weet ik niet of we dat alleen maar kunnen realiseren binnen de begroting. Dat zal dan gebeuren via TenneT. Vandaar ook mijn vraag of het wellicht beter is om eerst de uitkomst van dat onderzoek af te wachten en te kijken hoe groot die investeringsomvang is en of we dat allemaal via de begroting kunnen financieren. Maar oké, ik begrijp de minister.
De voorzitter:
En u gaat nog even nadenken.
Minister Hermans:
Voorzitter, mag ik nog even, in reactie op de heer Van Ballekom? Dit is echt een groot vraagstuk dat ons bezighoudt bij het voortzetten van die energietransitie. Toch nog even over deze interconnectoren. Als we daar straks veilinginkomsten uithalen en het in beheer is bij TenneT, kan dat ook worden ingezet om die nettarieven te verlagen. Die kant zit er natuurlijk ook aan, als het in publieke handen is.
De heer Van Strien i (PVV):
Ik had ook naar het ibo gevraagd. Ik weet niet of de minister daar nog op komt.
Minister Hermans:
Ja, bij de netcongestie.
De heer Van Strien (PVV):
Nu de vraag, want dat intrigeert me, naar aanleiding van de discussie die we daar zojuist over hadden. Op welke termijn kunnen wij dat onderzoek tegemoetzien?
Minister Hermans:
Verwacht wordt dat het onderzoek klaar is in februari, maart. Dan zal het kabinet daar een appreciatie op geven. Mogelijk kunnen we het ook betrekken bij de voorjaarsbesluitvorming. Maar het komt dus beschikbaar in het voorjaar, in antwoord op uw vraag.
De heer Van Strien (PVV):
Dank u wel.
Minister Hermans:
De heer Van Strien vroeg ook of dat onderzoek bijdraagt aan het oplossen van netcongestie. Het richt zich met name op de kosten en de kostenverdeling van de infrastructuur en niet specifiek op congestieproblematiek. Maar mocht het inzichten opleveren die ons kunnen helpen om dat probleem verder op te lossen, dan ben ik de eerste die daar iets mee zal doen. Het is namelijk een groot en ingewikkeld vraagstuk; daar kom ik straks ook nog op in antwoord op een aantal vragen die mevrouw Prins daarover stelde.
Mevrouw Prins vroeg of ik wilde reflecteren op welke opties ik zie om de kosten voor energie zo laag mogelijk te houden in relatie tot het ibo-rapport. Het betreft hierbij een onafhankelijk advies aan het kabinet, dus ik kan echt niet vooruitlopen op opties die aan het kabinet zullen worden aangeboden.
In het verlengde hiervan stelde mevrouw Prins mij nog een vraag over TenneT Duitsland. Voor de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland heeft het aantrekken van private investeerders op dit moment de voorkeur als structurele oplossing. Hierover is met Prinsjesdag een brief gestuurd aan de Kamer.
De heer Van Ballekom vroeg mij naar de mogelijke invloed op de prijszetting voor consumenten en bedrijven door de samenvoeging van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Het samenvoegen van beide wetten heeft zelfstandig geen impact op de prijszetting voor consumenten en bedrijven. In het hoofdlijnenakkoord, waar de heer Van Ballekom mij ook naar vroeg, staat dat de kosten voor energie — dan gaat het specifiek over het bedrijfsleven — in lijn moeten worden gebracht met de tarieven in ons omringende landen, met het oog op een gelijk speelveld. De heer Van Ballekom vroeg mij waar hij meer informatie kan vinden. Die passage in het hoofdlijnenakkoord gaat over de kosten waarvoor dat ibo zo belangrijk is. Daar moeten dus concrete opties uitkomen die bijdragen aan die concurrentiepositie. Zoals ik net al zei, kan ik nu nog niet vooruitlopen op de exacte inhoud en uitkomsten. Maar die komen dus in het voorjaar van 2025. Dat is een antwoord op uw vraag waar u informatie kunt vinden.
De heer Panman vroeg mij een aantal dingen over de waterstofsector en de ontwikkeling van die infrastructuur. Misschien begin ik eerst met de vraag of ik met de waterstofsector in gesprek ga in het eerste kwartaal van 2025 om te kijken wat er nou aan investeringsbeslissingen op tafel ligt, hoe het gaat, waar partijen tegenaan lopen en wat het kabinet kan doen, wat ik als minister kan doen, om die ontwikkeling in Nederland verder te helpen. Ik kan toezeggen dat ik dat gesprek zal voeren.
Ik kan niet toezeggen — dat was een vraag die de heer Panman mij ook stelde — of ik in de eerstvolgende aanpassing van de Energiewet … Dat is logischerwijs, als ik het voor heer Panman mag invullen, bij de implementatie van het decarbonisatiepakket, dat in feite de waterstofinfrastructuur moet regelen. De vraag was of ik kan toezeggen om dan te regelen — ik moet het even goed zeggen, zodat ik de vraag van de heer Panman goed weergeef — dat de bevoegdheden beperkt worden via een AMvB door voorschriften te verbinden aan de deelname voor publieke infrastructuurbedrijven, waardoor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden beperkt tot invoer, doorvoer en uitvoer van waterstof en waterstofdragers.
De infrastructuur voor waterstof en waterstofdragers is van groot belang, ook voor de leveringszekerheid van Nederland. Private marktinitiatieven hebben daarbij de voorkeur, maar de markt bevindt zich nog in een opstartfase. Zoals de heer Panman in zijn inbreng ook zei, komt die nog niet echt van de grond. Er lopen verschillende private initiatieven, maar vanwege onzekerheid in de markt is er nog geen finaal investeringsbesluit genomen. De onzekerheid zit rondom de vraag, het aanbod en de beschikbare infrastructuur. Het risico is dus aanwezig dat er geen private initiatieven van de grond komen. Daarom willen we de publieke dienstverlener, de Gasunie in dit geval, niet bij voorbaat uitsluiten. Anders gezegd, ik wil graag alle opties openhouden op dit moment.
De heer Panman i (BBB):
Ik had nog één klein woordje toegevoegd, twee woordjes eigenlijk: bij marktfalen. Dat is denk ik wel essentieel. Eigenlijk zou ik de huidige situatie willen omdraaien. Geef marktpartijen de kans en geef bij marktfalen de publieke-infrastructuurbedrijven voor gas de mogelijkheid om hierop te acteren. Op dit moment bereiken mij signalen dat de markt zeer terughoudend is, juist omdat de publieke-infrastructuurbedrijven voor hun speelveld te veel bevoegdheden hebben. Het is denk ik wel essentieel om "bij marktfalen" mee te nemen.
Minister Hermans:
Dat nuanceert natuurlijk wel enigszins hoe ik de woorden eerder begreep. Ik vind het belangrijk dat we al die opties nu openhouden. Ik zie ook dat de marktkant nog onvoldoende van de grond komt. Daarom ga ik het gesprek aan over de oorzaken daarvan. In artikel 3.19 van de wet is een limitatieve lijst opgenomen. Die zouden we in de toekomst weer kunnen aanpassen, zoals dat ook in het verleden is gebeurd. Ook gelet op de fase waarin we nu staan en de maanden die er nu aankomen, ga ik graag dat gesprek en die dialoog aan, maar houd ik op dit moment beide opties en wegen open.
Mevrouw Van Aelst vroeg mij hoeveel fte er bij de ACM werkt om toezicht te houden op de energiemarkt. Bij de directie Toezicht Energie van de ACM werkt op dit moment 164 fte. Dit omvat alles, van elektriciteit tot gas, warmte en drinkwater op de BES-eilanden. Het is dus voor dat hele pakket, en Toezicht Energie is uitgebreid in de afgelopen jaren.
De heer Crone vroeg mij naar het experimenteerartikel in de wet, dat na advies van de Raad van State is gesneuveld. Hij vroeg of dat niet heel jammer is en of ik kan bevestigen dat ook onze eigen infrabedrijven actief mogen en zullen meewerken aan dit soort lokale initiatieven van burgers en bedrijven. Het experimenteerartikel is inderdaad gesneuveld. De Raad van State zag voor zo'n bepaling geen ruimte, gelet op de Europese kaders. Er zijn in het verleden wel experimenten met lokale energie gestart; Schoonschip uit Amsterdam is er daar een van. Het wetsvoorstel biedt ruimte voor lokale initiatieven zoals energiegemeenschappen. Die kunnen door infrastructuurbedrijven in de groep van de netbeheerder ontzorgd worden met betrekking tot hernieuwbare opwekking- of opslagsystemen. Maar ik kan in de Energiewet dus niet afwijken van bepalingen in de EU-regelgeving.
Dan is er nog een vraag van de heer Crone over de capaciteitsmarkt. Er gaat in de toekomst mogelijk een capaciteitsgebrek optreden. Waarom hebben wij in tegenstelling tot een aantal andere Europese landen niet zo'n capaciteitsmarkt? En wil ik daar onderzoek naar doen? Ik ben het helemaal met de heer Crone eens dat de leveringszekerheid van elektriciteit en ook het in voldoende mate borgen van die leveringszekerheid van groot belang zijn voor de Nederlandse samenleving en voor onze economie. Wij hebben een relatief grote hoeveelheid gasvermogen, een beperkt aandeel kolenvermogen en een aanmerkelijk gunstigere positie dan landen om ons heen. Artikel 5.12 van de Energiewet bevat de mogelijkheid tot het inrichten van een strategische reserve voor die leveringszekerheid. Ik zal nog voor de kerst een brief aan de Tweede Kamer en ook aan u sturen over leveringszekerheid en de stappen die ik zet om voorbereid te zijn, mocht een capaciteitsmarkt in Nederland nodig zijn. Ik ben hier in de Tweede Kamer ook al herhaaldelijk op bevraagd. Dat is ook begrijpelijk want leveringszekerheid is echt heel belangrijk. Dit was het blokje systeembeheer.
Dan kom ik bij het blokje 5: data en meten. De heer Crone vroeg of ik een kenniscentrum of een actiecentrum wil oprichten waar burgers en bedrijven die energie delen en die energiegemeenschappen willen oppakken, kunnen worden ondersteund met kennis en expertise. Op dit moment wordt bij de RVO een kennisfunctie netcongestie ingericht om bedrijven en medeoverheden mede te adviseren over mogelijke oplossingen en kansen. Netbeheerders werken daarnaast aan een kennisplatform energiehubs, specifiek gericht op de uitwisseling van kennis over energiehubs. Ik zal kijken of en op welke wijze ik energie delen kan betrekken bij beide initiatieven, omdat mij dat logische plekken lijken waar je ook deze kennisfunctie kunt beleggen, maar ik wil dat wel even bespreken met RVO en de netbeheerders.
De heer Panman vroeg of ik kan toezeggen dat bij de eerstvolgende wetswijziging wordt meegenomen dat de gegevensuitwisselingsentiteit te allen tijde een publieke instantie is. Het antwoord daarop is ja. Dit is al ondervangen in artikel 3.14 van de wet, waar ook het privatiseringsverbod in is op genomen. Hierin wordt gesteld dat de transmissie- en distributiesysteembeheerder niet in private handen mag zijn. Die systeembeheerders richten deze entiteit op. Daarmee zal die entiteit dus een publieke instantie zijn.
De heer Panman vroeg nog naar de meetverantwoordelijke, want de aparte regeling daarvoor is vervallen. Wat gebeurt er nou bij een faillissement of als er geen faillissement is maar wel de erkenning dat de meetverantwoordelijke verloren is? Het hebben van een meetverantwoordelijke is alleen verplicht voor een eindgebruiker met een grootverbruikaansluiting. Als de ACM besluit om de erkenning van een meetverantwoordelijke in te trekken, wordt de eindgebruiker hiervan tijdig op de hoogte gesteld. Dat is een verplichting in de AMvB. De verantwoordelijkheid voor het op tijd krijgen van een nieuwe meetverantwoordelijke ligt vervolgens bij de gebruiker. De meetverantwoordelijke blijft verplicht om zijn taken uit te voeren tot de erkenning is ingetrokken. Die kan dat blijven doen als er geen sprake is van een faillissement.
De heer Panman vroeg mij of die gegevensuitwisselingsentiteit de single point of truth gaat zijn voor de gegevens met betrekking tot productie, transport en gebruik van elektriciteit en gas. In de Energiewet is er expliciet voor gekozen om gegevens bij de bron te houden. Dat is veiliger en betrouwbaarder naar de mening van het kabinet. De entiteit fungeert dus als loket en beheert zelf geen gegevens. Het is een loket waar je terechtkunt voor inzicht in je eigen gegevens, ook al liggen die bij verschillende partijen.
De heer Panman (BBB):
Ik weet niet of ik daar in tweede termijn op terug moet komen of dat het nu kan tijdens een interruptie, maar wij gaan naar 38 actoren in de nieuwe situatie. Dat zijn heel veel partijen. Dat betekent dat op heel veel plekken brondata liggen, waardoor het overzicht kwijtraakt. Kan de minister bekijken of er misschien een mogelijkheid is om dat toch centraal neer te leggen bij de gegevensuitwisselingsentiteit? Dan is voor iedereen duidelijk waar data en ook betrouwbare data te halen zijn.
Minister Hermans:
Ik kom graag terug op deze vraag in de tweede termijn. Ik had mij op heel veel voorbereid, maar de meetverantwoordelijke zit even niet in mijn hoofd. Ik doel dan op de kennis daarover, want het is natuurlijk wel een belangrijk element in de wet.
Voorzitter. Dit waren de vragen in het blokje systeembeheer.
Ik kom bij blokje zes: betaalbaarheid en energiearmoede. Mevrouw Aerdts vroeg: hoe waarborgt de minister de betaalbaarheid van energie in het geval van onvoorspelbare prijsstijgingen, ook met het oog op het feit dat het amendement over een sociaal tarief niet is aangenomen? De ACM heeft natuurlijk een rol in het toezien op de redelijkheid van tarieven, zoals u zelf ook al zei. Maar u vroeg ook hoe ik mijn eigen rol hierin zie. De ACM heeft die taak als toezichthouder en kan die ook veel onafhankelijker uitvoeren. Die kijkt hoe het gaat, hoe het werkt en of de partijen ook daadwerkelijk een redelijk tarief in rekening brengen. Ik zie mijn rol ten aanzien van de betaalbaarheid veel breder dan alleen deze wet. Ik zei net al in antwoord op een vraag van mevrouw Van Aelst: deze wet ziet op de spelregels voor hoe prijsvorming tot stand komt. Het moet redelijk, transparant en vergelijkbaar zijn.
Maar het punt van de betaalbaarheid van energie en van hoe ons energiesysteem werkt, is natuurlijk veel breder dan dat. We hadden het net al even over de tarieven in de energiebelasting, maar het gaat ook om de hoogte van de energierekening. Soms kunnen we echt helpen, bijvoorbeeld door middel van het energiefonds. Dan doen we iets aan de hoogte van de rekening voor de meest kwetsbaren. Ik benadruk ook dat we ons ervoor moeten blijven inzetten om mensen te helpen met verduurzamen. Ik vind dat een hele belangrijke route. Gelukkig kan dat ook. Daar is nog steeds budget voor, ook vanuit het Klimaatfonds. Denk aan het Warmtefonds en aan de afspraken die we met woningcorporaties maken om slecht geïsoleerde woningen met hoge labels, de E-, F- en G-labels, uit te faseren. Dat is natuurlijk dé manier om de energiekosten structureel naar beneden te krijgen en om de betaalbaarheid ... Ik weet niet of "onder controle houden" de allerbeste omschrijving is, maar we willen daar in ieder geval wel goed oog voor houden.
Dat is eigenlijk ook een antwoord op de vraag die de heer Holterhues mij stelde, namelijk: hoe zorg ik ervoor dat de kosten niet onevenredig terechtkomen bij kwetsbare groepen? Er worden maatregelen getroffen om de meest kwetsbare groepen te ontzien, te helpen of te ondersteunen. Ik noemde al een aantal voorbeelden in de richting van mevrouw Aerdts, maar hiervoor geldt natuurlijk ook het energiefonds, dat dit kabinet in de komende twee jaar voortzet. We hebben ook het Social Climate Fund vanuit Europa, dat juist bedoeld is om de meest kwetsbare huishoudens en kleine bedrijven te kunnen helpen.
De heer Schalk vroeg: hoe zorg je voor bescherming van kwetsbare groepen in de samenleving? De Europese richtlijn vraagt lidstaten om daar expliciet voor te zorgen, maar zegt wel: doe dat via sociaal beleid of op andere manieren dan via ingrijpen in de prijsstelling. Dat is precies wat deze wet regelt. Daarom herhaal ik het antwoord op de vraag die u mij stelde: in deze wet regelen we de regels voor hoe die vrije prijsvorming tot stand komt en vooral hoe we daarop kunnen toezien. Maar ook op andere manieren, bijvoorbeeld via het koopkrachtbeleid, via de verduurzamingsondersteuning en via het energiefonds, helpen we kwetsbare huishoudens bij de kosten van hun energierekening.
De heer Schalk (SGP):
Toch nog een hele korte vraag hierover. Met haar antwoord legt de minister dus eigenlijk hier het kader voor de wet neer. Maar zegt ze tegen een aantal collega-ministers: regel even dat het zo voor mekaar komt dat kwetsbaren niet worden geschaad door de Energiewet?
Minister Hermans:
Als dat de indruk is die ik heb gegeven met het antwoord, moet ik die echt even wegnemen. De Energiewet regelt hoe ons systeem van transport, levering en productie van elektriciteit en gas geregeld is. De Energiewet, althans de richtlijn, zegt: lidstaat, u heeft ook een verantwoordelijkheid om iets te doen voor kwetsbare huishoudens, kwetsbare afnemers in uw land, maar doe dat via sociaal, eigenlijk flankerend beleid. Dat neemt niet weg dat ik vind dat de Energiewet als kader wel heel belangrijk is. De prijsvorming is inderdaad vrij, want zo hebben we de marktordening geregeld, maar toen de Europese regels ons dat toestonden hebben wij niet voor niets bij nota van wijziging het begrip "redelijk tarief" weer in de wet gezet. Dat was er eerst uitgehaald, maar dat is bij nota van wijziging teruggekomen in de Energiewet.
Ik vind het begrip "redelijk" ongelofelijk relevant, want het gaat om de volgende vragen: is dit een prijs die inderdaad concurrerend is, is dit een prijs waarin bepaalde kosten niet onterecht zijn meegerekend, en is dat tarief ook transparant en vergelijkbaar voor consumenten, voor afnemers? Het geeft de ACM ook handvatten om te kunnen ingrijpen als die tarieven niet redelijk zijn. Daarmee wordt dus geborgd dat er geen onredelijke prijzen worden gevraagd.
Als het echt gaat om het helpen van kwetsbare huishoudens met hun energierekening, dan kan ik dat niet in deze wet regelen. Ik zal zo nog iets zeggen over de definitie van "energiearmoede", maar via het Klimaatfonds hebben wij middelen beschikbaar gesteld om mensen te kunnen helpen bij het verduurzamen van hun woning. Dat is natuurlijk structureel de manier om je energiekosten omlaag te krijgen. Op de begroting van de minister van Sociale Zaken is geld gereserveerd voor het energiefonds, waarmee we de meest kwetsbare huishoudens kunnen helpen enerzijds met het echt drukken van de kosten, dus het betalen van de rekening, en anderzijds met verduurzamen. Ook zijn we aan het kijken wat we met de Europese middelen uit het Social Climate Fund kunnen doen. Dan moeten we zelf ook iets bijleggen, maar we bekijken welk beleid we daarmee kunnen intensiveren, herfinancieren of nieuw doen om kwetsbaren te helpen.
De heer Panman (BBB):
Ik heb even een vraag in dit kader. U gaat wel over het Klimaatfonds. Ik heb dat niet helemaal helder, maar u ongetwijfeld wel. Gaat u met middelen uit dat Klimaatfonds dan ook woningcorporaties helpen bij de verduurzaming?
Minister Hermans:
Ik moet dit even precies zeggen, want er zitten heel veel regelingen in het Klimaatfonds. De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mevrouw Keijzer, maakt nieuwe prestatieafspraken met corporaties, die ook gaan over verduurzaming. Naar ik weet bevat het Klimaatfonds ook regelingen die daarbij helpen. Die zullen ongetwijfeld niet alle kosten afdekken, want dat kan niet, maar die bieden daar wel een ondersteuning bij. Als u exact wilt weten welke regelingen dat zijn en welke bedragen daaraan hangen, dan moet ik daar even op terugkomen in tweede termijn.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Dank, zeg ik via de voorzitter, aan de minister voor haar antwoorden op de vragen over de kwetsbare groepen. Als ik de vragen van SP, D66, GroenLinks-Partij van de Arbeid, SGP, maar ook mijn eigen fractie, goed beluister, dan is onze angst dat het bij incidentele hulp blijft. Kun je zaken niet structureel regelen? Ik begrijp het antwoord van de minister als het erover gaat dat dat niet in deze wet kan. Maar ik denk wel dat die angst blijft bestaan. Kun je het niet op zo'n manier regelen dat het structureel wordt geregeld? Dan hoef je niet aan te kloppen bij andere ministeries om het te regelen. Dat was een opmerking van de heer Schalk. Kan de minister daar antwoord op geven?
Minister Hermans:
Voor mij voelt het niet als "aankloppen bij andere ministeries". Dit voelt als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van dit kabinet. Dit kabinet erkent in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerprogramma dat we voor een aantal grote ontwikkelingen en opgaven staan. De energietransitie is er daar een van. Daar werken we aan omdat we de klimaatdoelen willen halen en dit land schoon willen doorgeven. Daar werken we aan om de afhankelijkheid van landen waarvan we niet afhankelijk willen zijn te verkleinen en terug te dringen. En dat doen we ook omdat ik er echt in geloof dat we hier economisch sterker uit kunnen komen.
En ja, ik zie ook dat dit heel veel vraagt van heel veel mensen in Nederland. Het überhaupt op een andere manier gaan nadenken over hoe je voorziet in je eigen elektriciteit en energie vraagt veel. Ook de kosten vragen veel. We hebben net na de Russische inval in Oekraïne de gigantische prijsstijgingen gezien. Toen heeft het vorige kabinet in kunnen grijpen met het prijsplafond. Dat was toen een manier om hele grote klappen te kunnen dempen. Nu kijken we met het hele kabinet wat we kunnen doen om de betaalbaarheid van de energietransitie overeind te houden voor verschillende mensen en verschillende groepen in het land. Iedereen heeft daar een verantwoordelijkheid in. Ik kan dingen doen en dingen mogelijk maken via mijn eigen begroting. De ISDE-regeling maakt het voor huiseigenaren mogelijk om te isoleren met dubbelglas, vloerisolatie en dakisolatie. Die regelingen hebben we onlangs nog aangepast. We hebben bijvoorbeeld het minimale aantal vierkante meters voor glasisolatie naar beneden bijgesteld, omdat we zagen dat we een hele grote groep mensen hebben kunnen helpen met deze subsidie. Ik kom nu eigenlijk bij de wat kleinere huizen terecht, die logischerwijs ook minder vierkante meter glas te isoleren of te verdubbelen hebben. We willen wel dat die regeling ook voor hen toegankelijk is.
Dat is dus wat ik kan doen vanuit mijn ministerie. Het koopkrachtbeleid zit bij het ministerie van Sociale Zaken. Ik heb daar dus contact over met de minister van Sociale Zaken. De minister van Volkshuisvesting is verantwoordelijk voor wat er gebeurt in de gebouwde omgeving. Met haar heb ik dus de gesprekken over wat we kunnen doen om de verduurzaming van de woningvoorraad en van huurwoningen te versnellen. Het zit dus bij verschillende ministeries, maar het is de verantwoordelijkheid van het hele kabinet.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik dank de minister via de voorzitter voor het antwoord. Ik zal daar in mijn tweede termijn op terugkomen.
Minister Hermans:
Daarmee heb ik de vraag van de heer Holterhues over de reflectie op de kritieken van TNO en Nibud ook beantwoord, denk ik, want die kwamen allemaal in deze interruptie voorbij.
Dan vroeg de heer Crone: hoe gaat de regering het aan de wet toegevoegde doel van het tegengaan van energiearmoede vormgeven en welke instrumenten zijn er daarvoor? In de Tweede Kamer is een amendement van mevrouw Kröger ingediend en aangenomen dat regelt dat een nationale definitie van energiearmoede wordt vastgelegd in het Energiebesluit. Die definitie zal in lijn liggen met de Europese definitie die is opgenomen in de Energy Efficiency Directive en met de factoren waarop de huidige Monitor Energiearmoede is gebaseerd. Als we straks die definitie hebben, kunnen we de ontwikkelingen blijven monitoren en bepalen wanneer aanvullend beleid nodig is. In de voorhang van het Energiebesluit in de Kamer zal ik meer in detail ingaan op die definitie, de vormgeving van de verkenning en de aanwijzing van een adviesinstantie.
Dan vroeg mevrouw Aerdts waarom "energiearmoede" en "kwetsbare afnemers" in het wetsvoorstel zelf niet verder worden gedefinieerd. Ik heb net gezegd welke route we lopen als het gaat om energiearmoede. Ik hoop dat ik daarmee ook uw vraag heb beantwoord. De Energiewet bevat op wetsniveau een bredere definitie van "kwetsbare afnemers". Die hebben we overgenomen uit de Europese richtlijn. Dat geeft ons de ruimte om er daarna zelf invulling aan te geven. Bij het vormgeven van maatregelen kunnen we dan de kwetsbare huishoudens op een passende manier ondersteuning bieden. Afhankelijk van de kwetsbaarheid kan dat natuurlijk een andere maatregel vergen.
Mevrouw Van Aelst stelde een vraag over de evaluatie van de wet. Zij vroeg of we een snelle mogelijkheid hebben om hiaten in de Energiewet op te vullen. Ik ben het met mevrouw Van Aelst eens dat het heel waardevol is om bedoelde en onbedoelde effecten van de wet snel in kaart te kunnen brengen en waar nodig bij te kunnen sturen. Gelukkig zijn er al twee momenten voorzien waarop wij de wet ook gaan aanpassen. Dus als wij in de komende periode dingen tegenkomen waarvan wij denken dat ze aanscherping of verbetering in de wet vergen, dan zijn daar al twee momenten voor voorzien. Als je echt een goed beeld wil hebben van hoe een wet uitpakt in de praktijk, dan heb je wel twee of drie jaar nodig om goed te kunnen zien hoe het werkt en of iets eenmalig een opstartprobleem of echt een structureel probleem is.
Mevrouw Van Aelst noemde in haar inbreng enkele hiaten rondom het beter beschermen van kwetsbaren, een betere uitvoerbaarheid, het echt aanpakken van armoede en transparantie. Ze noemde een terechte lijst van onderwerpen. Op de vraag of dat onderwerpen zijn die zich ook lenen voor een uitgebreider evaluatieonderzoek zou ik antwoorden: laten we dat op een later moment afstemmen, als we ook een beetje zien hoe de wet in de praktijk uitpakt.
In algemene zin geldt wel dat de ACM in haar toezicht hier ook op toeziet. Het toezicht raakt aan een aantal van deze onderwerpen. Ik realiseer me dat het wat anders is dan de vraag die u mij stelde, maar het is niet zo dat de onderwerpen helemaal uit zicht raken. Ze hebben ook hun plek in het toezicht.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Enerzijds hoor ik de minister zeggen dat er een aantal momenten komen waarop de wet al mogelijk aangescherpt of aangevuld gaat worden, maar ik hoor de minister ook zeggen dat een goede evaluatie pas na twee of drie jaar kan. Zegt u dan ook toe dat die evaluatie er komt over twee à drie jaar, zodat we op dat moment ook goed kunnen kijken of de punten waarvan wij als SP nu denken dat ze kwetsbaar zijn, ook daadwerkelijk kwetsbaarheden waren? Als we pas over twee jaar gaan besluiten dát we gaan evalueren, dan zijn we zo vier jaar verder.
Minister Hermans:
Ik ben daar terughoudend in, juist omdat het zo'n omvangrijke wet is die zoveel elementen beslaat. Mevrouw Van Aelst noemt een aantal punten. Een deel daarvan valt onder het toezicht van de ACM. Een deel zit ook in wat we natuurlijk zelf maatschappelijk zien gebeuren. Daar zullen we dus op acteren. Maar nu zo'n grote, alomvattende evaluatie toezeggen gaat mij voor dit moment een stap te ver. Dit was mijn blokje betaalbaarheid.
Dan kom ik bij de vragen die gesteld zijn over de Warmtewet en de Wgiw, zoals vorige week behandeld met de minister van VRO. De heer Crone vroeg mij hoe ik aankijk tegen het publieke meerderheidsbelang in de Wet collectieve warmte. De heer Van Ballekom vroeg mij dat ook, maar stelde daar ook nog wat andere vragen over; daar ga ik dus apart nog even op in. Dat publieke meerderheidsbelang blijft wat mij betreft onderdeel van de Wet collectieve warmte. Ook tijdens het begrotingsdebat in de Tweede Kamer heb ik in schriftelijke antwoorden al aangegeven dat ik hieraan wil vasthouden. Ik zie ook een aantal goede redenen voor dat publieke meerderheidsaandeel. Warmtenetten zijn een nutsvoorziening met een vitaal karakter, waarbij ook nog eens sprake is van een natuurlijk monopolie waar kwetsbare consumenten afhankelijk van zijn. Het geeft ook publieke zeggenschap over de koers van het warmtebedrijf. Alleen regulering en toezicht achteraf zijn wat mij betreft onvoldoende om publieke belangen echt effectief te kunnen borgen. Gemeenten hebben ook aangegeven dat dat publieke meerderheidsbelang cruciaal is voor het draagvlak in de warmtetransitie. Dat wordt ook weer ondersteund door recent onderzoek van het PBL, waarin staat dat publiek eigendom als meer legitiem wordt ervaren. Volgens mij verwees de heer Crone zelf in zijn inbreng ook naar dat onderzoek.
De heer Van Ballekom vroeg mij of de beperking van particulier eigendom in warmtebedrijven niet strijdig is met EU-regels en of private bedrijven niet moeten worden gestimuleerd om actief mee te doen. Het publieke meerderheidsbelang is voorgeschreven in het wetsvoorstel Wcw. Voor alle duidelijkheid: dat wetsvoorstel ligt nog in de Tweede Kamer. Dat behandelen we hier later dus nog apart, maar dat wetsvoorstel is niet in strijd met Europees recht. In de toelichting op dat wetsvoorstel is dat ook heel uitgebreid toegelicht. We kunnen een dergelijke inbreuk op het vrije verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging namelijk rechtvaardigen, ook Europeesrechtelijk, gelet op dwingende redenen van algemeen belang. Zoals ik zojuist ook in de richting van de heer Crone zei, is een rechtvaardigheidsgrond dat het gaat om een nutsvoorziening waar verbruikers afhankelijk van zijn. Het gaat om een monopolist, net als bijvoorbeeld bij publieke drinkwaterbedrijven. Dus daarom mogen we kiezen voor zo'n publiek meerderheidsbelang. We hebben een beoordelingsmarge op dit punt die vrij ruim is. De Wet collectieve warmte biedt ruimte aan private warmtebedrijven om in verschillende rollen actief te blijven op de warmtemarkt, bijvoorbeeld als minderheidsaandeelhouder, als warmtebron of als dienstverlener.
De heer Van Ballekom vroeg mij of er succesvol functionerende warmtenetten zijn. Waarom wordt er nauwelijks gebruikgemaakt van de WIS, de Warmtenetten Investeringssubsidie? Ongeveer een half miljoen Nederlandse huishoudens wordt voorzien van warmte door warmtenetten. Het oudste warmtenet van Nederland functioneert al sinds 1923. Die netten variëren van groot naar klein en zijn zowel in private als in publieke handen. Ik moet ook gewoon erkennen dat het tempo van de ontwikkeling van nieuwe warmteaansluitingen te laag ligt om de eerder geformuleerde doelstelling te halen. Op 7 oktober heb ik daarover een brief gestuurd aan de Tweede Kamer en daarin ben ik ook ingegaan op de redenen waarom dit volgens ons vertraging oploopt.
Dan specifiek over de WIS, de Warmtenetten Investeringssubsidie. De heer Van Ballekom noemde bedragen, maar ik heb actuelere bedragen. Hij begon over 50 en 54 miljoen, maar vorig jaar is de regeling voor het eerst opgesteld en is er in totaal voor 248 miljoen subsidie aangevraagd. Het totaal beschikbare bedrag is inderdaad, zoals de heer Van Ballekom zei, 400 miljoen. Het is nog tot 13 december mogelijk, dus nog precies tien dagen, om aanvragen in te dienen.
Waarom stellen we het niet langer open? Er is een meerjarenbudget tot 2030. Het komende jaar wordt de nieuwe openstelling voorbereid. Daarbij wordt ook steeds gewerkt aan het verbeteren van het instrument en het actualiseren van de financiële gegevens. In januari zal RVO hierover weer het gesprek voeren met warmtebedrijven.
De heer Koffeman vroeg mij wat ik wil en kan doen om de redenen voor ontevredenheid weg te nemen, of eigenlijk om de tevredenheid te bevorderen van de gebruikers van warmtenetten. Ik noemde net al even de Kamerbrief van 7 oktober, waarin ik de redenen voor de vertraging heb beschreven. Daarin zit ook de ontevredenheid die mensen nu ervaren. Wij maken een warmtenet op die plekken waar het voor de samenleving de goedkoopste en duurzaamste oplossing is. Dan moet dat ook leiden tot een aantrekkelijke prijs voor de eindgebruiker. Dat is nu lang niet altijd zo. Dan moet er ook nog voldoende uitvoeringscapaciteit zijn om in die netten te investeren en om ze te kunnen exploiteren. En de gemeente moet een stevigere regie gaan nemen in de warmtetransitie. Dat zijn eigenlijk drie redenen waarom het halen van de doelstelling vertraging oploopt. In dezelfde brief heb ik toegezegd om de Kamer in het voorjaar te informeren over het onderzoek dat we nu doen naar wat er nodig is aan aanvullend instrumentarium om invulling te geven aan de randvoorwaarden om de warmtenetten verder succesvol te kunnen implementeren.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Koffeman. Het gaat allemaal over de warmtewet die nog moet komen, maar ik probeer ze nu zo goed mogelijk te beantwoorden. Ben ik bereid om een maximumtarief vast te stellen, om te voorkomen dat mensen onverwachts duur uit zijn? Is de ACM op sterkte om in te kunnen grijpen als de doorberekening van de kosten niet redelijk en billijk is? Op dit moment zijn de tarieven in warmtenetten op gas gebaseerd. Na inwerkingtreding van de Wet collectieve warmte, de Wcw, kan besloten worden om over te stappen naar op kosten gebaseerde warmtetarieven. De kosten van warmte worden dan inzichtelijk en gebruikers betalen niet meer voor hun warmte dan nodig is. Met de Wgiw, die de Eerste kamer vorige week behandeld heeft, wordt de huidige Warmtewet, die nu van kracht is, zodanig gewijzigd dat de ACM al kan starten met de voorbereiding van een kostengebaseerde tariefregulering. De ACM is daarvoor capaciteit aan het opbouwen. De wijze waarop de ACM straks kan ingrijpen, wanneer de doorrekening van de kosten niet redelijk en billijk is, wordt afgestemd op de precieze uitwerking van de tariefregulering in dat besluit collectieve warmte. Een maximumtarief zou daar onderdeel van uit kunnen maken. Op dit moment is in het wetsvoorstel de optie opgenomen van een tarieflimiet.
Dan nog een vraag van de heer Koffeman over de keuzevrijheid van warmtenetten en hoe die precies in zijn werk gaat. Kunnen gemeenten vve's daartoe verplichten? Om het heel kort en bondig te zeggen: je kunt gedwongen worden van het gas af te gaan, maar je kunt niet gedwongen op een warmtenet worden aangesloten. Je hebt altijd de keus om voor een andere warmtebron te kiezen. Die moet dan wel duurzaam zijn. Dat is een voorwaarde. De vve waar de heer Koffeman mij expliciet naar vroeg, zal in gezamenlijkheid met eigenaren moeten besluiten over het aansluiten op een warmtenet. Een individuele bewoner mag dan zelf bepalen of hij zich aansluit bij het nieuwe warmtenet, dus er is geen sprake van dwang.
De heer Koffeman (PvdD):
Als ik het goed begrijp kunnen deelnemers in een vve besluiten individueel niet mee te doen met het warmtenet.
Minister Hermans:
Ja. De vve zal in gezamenlijkheid moeten besluiten over het aansluiten op een warmtenet. Een individuele bewoner mag zelf bepalen of hij aansluit bij een nieuw warmtenet. Er is geen sprake van dwang. Een alternatieve oplossing, zoals de warmtepomp, is onder bepaalde voorwaarden toegestaan om zo de keuzevrijheid te waarborgen. Ik zal die bepaalde voorwaarden even checken. Als u dat goed vindt, kom ik daar in tweede termijn even op terug.
Dan nog een laatste vraag van de heer Koffeman over de warmtenetten. Hij zei dat we lock-insituaties moeten voorkomen. Dat ben ik natuurlijk eens met de heer Koffeman, maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat onze verwachting niet is dat die lock-ins zich gaan voordoen. Er is geen economische incentive om meer fossiele restwarmte over te houden dan strikt noodzakelijk en een restwarmteproducent zal in eerste instantie energie willen besparen en de hoeveelheid restwarmte willen beperken. De conceptwet collectieve warmte schrijft voor dat restwarmte kosteloos, met uitzondering van de zogenaamde uitkoppelkosten, beschikbaar moet worden gesteld aan een warmtebedrijf. Daarom zal een lock-in naar verwachting dus niet optreden. Tot zover de Warmtewet en de Wgiw.
Dan kom ik nu bij de netcongestie, blokje acht. De vraag van de heer Van Strien was wat die Energiewet nou op korte termijn kan bijdragen aan het oplossen van het steeds acuter wordende probleem van netcongestie. Netcongestie en de aanpak daarvan lopen primair via het LAN, het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Dat is een programma van het ministerie. Samen met netbeheerders en de ACM worden daar heel veel acties in opgepakt. Wetgeving speelt eigenlijk maar in beperkte mate een rol bij het aanpakken van dit probleem. Maar deze wet, de Energiewet, biedt natuurlijk wel een duidelijk kader voor netbeheerders. Duidelijkheid in z'n algemeenheid helpt natuurlijk altijd. Het wetsvoorstel biedt een grondslag voor de inkoop van flexibiliteit als alternatief voor netverzwaring. Dat is natuurlijk belangrijk, zeker in de periode dat we die uitbreiding en die versterking nog niet voor elkaar hebben gekregen. Ook verduidelijkt het voorstel dat netbeheerders in uitzonderlijke situaties zelf mogen investeren in regelbare opwek om congestieproblemen op te lossen. Dat is het antwoord op uw vraag, denk ik.
Voorzitter. Eerst waren het alleen bedrijven die niet aangesloten konden worden en nu zijn het ook nieuwbouwwijken en huishoudens. De heer Van Strien stelde mij de vraag waar ik prioriteit leg en of de inkoop van congestiebeheersdiensten door systeembeheerders voor elektriciteit een oplossing is. Eerst even over de prioritering. Het prioriteren van toegang tot het net ligt bij de ACM, die daarvoor een prioriteringskader heeft gemaakt dat onlangs van kracht is geworden. Het is een maatschappelijk prioriteringskader, om heel precies te zijn. Als er sprake is van schaarste krijgt woningbouw voorrang op veel andere netgebruikers. Dat geldt ook voor aansluitingen van partijen die bijdragen aan de veiligheid in Nederland, zoals politie, brandweer en de ambulancedienst, maar het kan ook het onderwijs zijn of de drinkwatervoorziening. Bij schaarste kan de inkoop van congestiebeheersdiensten een oplossing zijn. Het wetsvoorstel biedt daarvoor een grondslag. Het is wel een nieuw en complex instrument, moet ik in alle eerlijkheid zeggen. Samen met de netbeheerders en de ACM kijkt het kabinet hoe we dit op een goede manier kunnen uitrollen.
De heer Panman vroeg mij of wij het beleid op verduurzaming kunnen afstemmen op de transportcapaciteit. Eerst het netwerk en dan de capaciteit, was kortgezegd de vraag van de heer Panman. Bij de ontwikkeling van het beleid houden we rekening met de bestaande en de benodigde transportcapaciteit. In de investeringsplannen van netbeheerders en in de prognoses die zij maken, houden zij rekening met de capaciteitsvraag als gevolg van het beleid. Met het aanwijzen van nationale en provinciale MIEK-projecten — MIEK staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat — investeren we op locaties van groot maatschappelijk belang. Dat is een kader dat onder de Energiewet komt te hangen en dat gaat over het prioriteren van investeringen. De bevoegdheid voor het prioriteren van aansluitingen ligt bij de ACM, zoals ik net zei in antwoord op de vraag van de heer Van Strien, maar in de Energiewet is geregeld dat het kabinet investeringen kan prioriteren, uiteraard in overleg met provincies en netbeheerders.
De heer Panman (BBB):
Ik vraag dit om het volgende. We hadden een heel stabiel netwerk in de tijd dat we minder duurzame energie hadden en minder niet-reguleerbare stroom, wiebelstroom. We zijn het allemaal gaan gebruiken en we zijn ook gaan elektrificeren, waardoor er netcongestie ontstaat. Nu heeft de coalitie in het regeerakkoord een maatregel opgenomen om het salderen voor huishoudens te ontmoedigen. Ik ga ervan uit dat er dan ook ontmoediging gaat plaatsvinden aan de SDE-kant, bij windmolens en zonnevelden, totdat we de netcongestie de baas zijn en we weer voldoende capaciteit hebben om dat allemaal op te vangen. Dat is eigenlijk de achtergrond van mijn verhaal.
Minister Hermans:
Nee, dat gaan we niet doen, want die twee dingen staan los van elkaar. De reden waarom het kabinet voorstelt om te stoppen met salderen heeft een andere oorzaak. Door het succes van de aanleg van zonnepanelen in Nederland zien we nu ook een keerzijde, namelijk dat ook niet-zonnepaneelbezitters meebetalen aan de kosten van zonnepaneelbezitters. Dat leidt tot oneerlijkheid in het systeem. Het salderen brengt ook hoge kosten met zich mee. Er kan in de transitie een moment ontstaan dat je moet zeggen: we stoppen met een regeling die we in 2004 als tijdelijke stimulering hadden bedacht voor deze vorm van duurzame opwekking van energie. Bovendien kan dit besluit helpen om de netcongestieproblemen tegen te gaan, omdat dit mensen stimuleert om energie die zij zelf met zonlicht hebben opgewekt, ook zelf te gaan gebruiken en niet aan het net terug te leveren.
De heer Panman (BBB):
Het is een lang verhaal, maar aan het eind is de minister het toch met mij eens. Begrijp ik dat goed?
Minister Hermans:
De heer Panman vraagt mij of ik in de SDE-regeling andere keuzes maak voor de windparken op zee, wind op land en grote zonneprojecten. Maar ik trek grootschalige zon op land en de salderingsregeling die geldt voor particulieren, even uit elkaar.
De heer Panman (BBB):
Ik zal het hiermee afronden. Mijn gedachtegang is de volgende. Die netcongestie komt doordat niet alleen de huishoudens met zonnepanelen, maar ook de windmolens op land en op zee, de zonnevelden en de gas- en kolencentrales op hetzelfde net zitten. Dat gezamenlijke spel zorgt voor de netcongestie. In de Miljoenennota — vang me niet op de precieze bladzijde, maar volgens mij staat het op bladzijde 54 bovenaan — staat dat de saldering zal worden afgeschaft vanwege de netcongestie. Vandaar mijn vraag wat de minister verder nog gaat doen om die netcongestie te beperken tot het moment dat het net weer op orde is en alle klappen kan opvangen.
Minister Hermans:
Nu begrijp ik de vraag van de heer Panman wel. Daarvoor doen we een aantal dingen. Eén. We zetten in op uitbreiding en versterking van het net in het algemeen. Dat zijn grote langjarige projecten. Die proberen we te versnellen door vergunningsprocedures in te korten en eenvoudiger te maken. Daarover zal ik volgend jaar een aantal voorstellen indienen. Twee. Het duurt even voordat we versterkt en uitgebreid hebben. Dus we kijken naar het slimmer en flexibeler gebruiken van de huidige capaciteit. Dat was ook een vraag van mevrouw Prins in haar eerste termijn. De heer Schouw heeft er ook net een rapport over opgeleverd. Daar moeten we meer uit halen. Dat zit in type contracten, denk aan het ATR85-contract, waarin een aanbieder van grootschalige batterijopslag een afspraak maakt met TenneT dat hij 15% van de tijd afgeschakeld kan worden als de netcongestie hoog is. In ruil daarvoor gelden lagere tarieven. Dit soort oplossingen, contracten en flexibiliteit moeten we in ons systeem gaan brengen. Überhaupt hebben we die flexibiliteit nodig op de lange termijn, maar zeker in de komende jaren als die netcongestie aan de orde is. Omdat we met z'n allen aan het elektrificeren zijn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Panman.
De heer Panman (BBB):
Een afrondende vraag, toch nog. Die 2,7 miljoen huishoudens, een derde van alle huishoudens, produceren met elkaar 7% van alle elektriciteit die wij produceren in Nederland. Die 7% is dus de laatste druppel. In voorbereiding op het debat van volgende week vraag ik mij af hoeveel kosten voor congestie en onbalans er nog gaan naar die huishoudens met zonnepanelen. Dat is het amendement dat is toegevoegd in de Tweede Kamer. In de Tweede Kamer is een amendement toegevoegd aan de Wet beëindiging salderingsregeling. Daarin staat dat de kosten die veroorzaakt worden door huishoudens met zonnepanelen, verhaald worden op die huishoudens met zonnepanelen. Als de minister zegt dat ze die congestie en die onbalans wel wegmasseert, vraag ik me af welke kosten er nog overblijven. Die vraag mag ook beantwoord worden in het debat van volgende week.
Minister Hermans:
U overvraagt mij. Het is het effect van het amendement-Vermeer, denk ik. Ik moet dit even precies nagaan. Even voor alle duidelijkheid: ik smeer de netcongestieproblematiek niet weg. In zijn geheel niet. Dit is echt een groot probleem op dit moment in onze verduurzaming. Het is een probleem bij keuzes die mensen thuis maken, of het nu is dat ze een elektrische auto aanschaffen en moeten wachten op een aansluiting voor een laadpaal, of dat ze een warmtepomp willen aanschaffen. Maar ook in de verduurzaming van de industrie moeten bedrijven op sommige plekken tot ver in de jaren dertig wachten, voordat zij een zwaardere aansluiting kunnen krijgen. Dit is echt een serieus vraagstuk, dat niet met één maatregel of één vingerknip is opgelost. Het vraagt heel veel van iedereen die betrokken is bij de energietransitie. Vanuit mijn ministerie zijn collega's van mij dag in, dag uit ermee bezig. En ikzelf besteed er ook veel tijd aan. Ik smeer de problemen op geen enkele manier weg en ik zal volgende week ingaan op de specifieke vraag naar de effecten van het amendement-Vermeer.
De heer Panman (BBB):
Doen we volgende week. Ik had het over "wegmasseren" en niet "wegsmeren".
Minister Hermans:
O. Maar ik wil het óók niet wegmasseren.
De voorzitter:
Ik begrijp dat u deze opmerking nog even wilde maken, maar volgende keer mag dat via de voorzitter.
De heer Schalk (SGP):
Om te voorkomen dat we volgende week een heel lang debat over de salderingsregeling hebben, ga ik hier toch nog maar even op in. Anders moet ik de vraag volgende week stellen. Ik bedoel het absoluut niet cynisch, maar proef ik uit de woorden van de minister dat eigenlijk alle projecten en alle grootschalige toestanden en dergelijke de komende periode worden ondersteund om de zaak voor elkaar te krijgen, maar dat alleen voor de gewone burger — zeg maar de 7%, of de "druppel" — de salderingsregel op een harde manier ineens wordt stopgezet? Snapt u dat ik het niet cynisch bedoel, maar dat ik dit wel heel scherp wil hebben?
Minister Hermans:
Ik begrijp uw vraag, maar ik ben het niet eens met de onderliggende aanname. Ik snap dat het afschaffen van salderen geen leuke maatregel is als je net in zonnepanelen geïnvesteerd hebt en de saldering berekend hebt in je investering. Dit is niet de meest populaire maatregel uit de lijst van dingen die mijn opdracht zijn uit dit regeerprogramma. Heel plat gezegd is die ook gewoon ingegeven doordat we financieel in andere tijden zitten dan een tijdje geleden. Dit is een bijdrage die ik vanuit mijn portefeuille kan doen. Die kan ik inhoudelijk goed onderbouwen, door wat ik net vertelde. Het terugleveren, het salderen, brengt kosten mee die door iedereen betaald worden. De belastingopbrengst die we niet hebben, of eigenlijk de derving, wordt door iedereen betaald. De kosten van het salderen komen ook terecht bij mensen die geen zonnepanelen hebben. Ik vind het dus goed te verdedigen dat we met deze regeling stoppen. Ik snap ook dat dat niet leuk is en dat dit niet de fijnste maatregel is.
In de verduurzaming van bedrijven in het mkb, maar ook in de grote industrie, kijken we waar we kunnen helpen en ondersteunen. Dat blijven we natuurlijk ook doen voor mensen thuis. Dat doen we niet meer met een salderingsregeling, maar met allerlei andere regelingen, zoals de ISDE-regeling als je thuis gaat verduurzamen of als je een warmtepomp wil aanschaffen. Daar blijven allemaal subsidies en ondersteuningsregelingen voor mogelijk.
Dan de batterijen. De heer Van Ballekom vroeg mij hoe het kan dat batterijen extra congestie veroorzaken. Dat is eigenlijk gewoon wat we in de praktijk zien gebeuren. We zien dat batterijen worden ingezet om te handelen op de onbalansmarkt. Ik moet erbij zeggen dat dat vaak door commerciële tussenpartijen gebeurt. In 5% tot 10% van de gevallen laadt een batterij nu tijdens piekmomenten op. Door deze toegenomen elektriciteitsvraag kan de netcongestie verergeren. Dat is wat we in de praktijk zien, terwijl het gebruik van een batterij in principe juist kan helpen. Als je elektriciteit opslaat en op de momenten dat je die nodig hebt zelf gebruikt, gebeurt dat natuurlijk niet.
We zijn nu samen met de ACM, de sector en netbeheerders aan het kijken wat we kunnen doen om batterijen netcongestieneutraal in te passen. Wat voor voorwaarden moet je stellen om te voorkomen dat batterijen de netcongestie verergeren terwijl er juist zo'n potentieel in zit? Ik heb het al een paar keer in de Tweede Kamer gezegd, en ik herhaal het hier graag: ik wil heel graag dat we thuisbatterijen kunnen blijven stimuleren. Deze vorm van opslag zorgt voor de flexibiliteit die zo belangrijk is in het systeem. Ik kan me ook voorstellen dat dit iets is waarvan je denkt: dit is een bijdrage die je kunt leveren. Door thuis een batterij aan te sluiten, doe je een bijdrage aan de netcongestieproblematiek. We zien alleen in de praktijk het probleem dat ik net schetste. Daar moeten we wat aan doen. Als we dat hebben opgelost, zal ik bezien of ik het financieel verder kan stimuleren. An sich vind ik de ontwikkeling en opslag van batterijen heel goed en heel praktisch. We hebben inmiddels 40.000 thuisbatterijen. Dat was eind 2023. Dat is een stijging van 125% ten opzichte van het voorgaande jaar. Je ziet dus ook echt dat de animo enorm toeneemt.
De heer Schalk vroeg mij naar het stimuleringsfonds voor energiehubs. Is dat voldoende om de 500 hubs uit het rapport van de heer Schouw te realiseren? We zien dat het inrichten van zo'n energiehub in de praktijk lastig is. Het is niet alleen afhankelijk van de fysieke netwerkinfrastructuur, maar het vergt ook investeringen in flexibiliteit door bewoners en bedrijven en het maken van samenwerkingsafspraken. Op basis van de ervaringen die we hebben opgedaan, denk ik dat we kunnen opschalen. Voor het stimuleringsprogramma voor energiehubs is tot 2025 166 miljoen vrijgemaakt. Dat is erop gericht om de leerervaringen te gebruiken om die energiehubs voor elkaar te krijgen. Maar 500 is gewoon een vrij ambitieus getal. Als we met die leerervaringen en de inzet van de subsidie weten welk aantal we voor elkaar krijgen, dan kan ik preciezer een getal formuleren. Maar het staat als een paal boven water dat we die energiehubs nodig hebben en dat we kunnen helpen om ze breder in Nederland voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Prins heeft mij vragen gesteld over het rapport van de heer Schouw. Ligt de focus niet te veel op het uitbreiden van dat net, want het gaat juist over het slimmer en flexibeler gebruikmaken daarvan? Ik hoop dat ik daarop net al wat heb geantwoord, in antwoord op de vraag van de heer Van Strien hoe het LAN in elkaar zit. Ik denk zelf dat de deals die we nu met sectoren proberen te sluiten daarvan een mooi voorbeeld zijn, ook naar aanleiding van het rapport-Schouw. Met de waterschappen hebben we zo'n eerste sectordeal gesloten. Volgens mij was dat twee weken geleden. Dat was juist om de flexibiliteit en het slim gebruiken van het net vorm te geven. Ik hoop dat er meer van dat soort deals volgen.
Voorzitter. Dan kom ik bij het laatste blokje, het blokje overig. Ik heb hier een aantal vragen die ik al heb beantwoord, zoals deze over saldering. Maar deze vraag van de heer Holterhues heb ik nog niet beantwoord.
De voorzitter:
Verras ons.
Minister Hermans:
Die vraag gaat over de arbeidsmarktkrapte in de technieksector. Hoe gaan wij die aanpakken in de context van het feit dat er in heel veel sectoren personeelstekorten zijn? Ik zeg met het volgende denk ik niks nieuws. De heer Holterhues zei het zelf ook in zijn inbreng. Voldoende vakmensen zijn cruciaal om de energietransitie voor elkaar te krijgen, om die 380kW-stations die we zo hard nodig hebben en al die infrastructuur die nodig is voor de energietransitie te bouwen. Het kabinet zet het Actieplan groene en digitale banen door. Dat is al ingezet door het vorige kabinet. Dat is echt gericht op een hogere instroom van studenten in het technisch onderwijs en op de technische arbeidsmarkt.
In de sector zelf gebeurt ook van alles. Een goed voorbeeld is het samenwerkingsverband Mensen Maken de Transitie. Dat is een samenwerking van acht landelijke partijen, die installateurs, bouwbedrijven, netbeheerders en onderwijs- en onderzoeksinstellingen vertegenwoordigen. Die richten zich naast de opleiding en het instromen van vakmensen ook op innovatie en samenwerking om juist de productiviteit te verhogen. Het helpt qua efficiëntie om wijken te verduurzamen en ze werken aan een gestandaardiseerde aanpak om de beschikbare capaciteit zo goed mogelijk te kunnen inzetten.
Dit kabinet gaat door met het opschalen van opleidingsplekken voor statushouders bij netbeheerders. Dat is ook door het vorige kabinet ingezet. Daarvoor is vanuit het Klimaatfonds geld beschikbaar gemaakt. Zo kunnen we hen opleiden, ze gaan aan het werk en ze dragen daarmee bij aan een belangrijke transitie in ons land.
De heer Koffeman vroeg naar de garanties van oorsprong en hoe ik voorkom dat er gefraudeerd wordt met die garanties. De voorwaarden waaronder garanties van oorsprong worden afgegeven, zijn gedetailleerd vastgelegd in de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong. De voorwaarden hebben betrekking op de wijze waarop de geproduceerde hernieuwbare energie bij de producent gemeten moet worden, de voorwaarden waaraan meetinrichtingen moeten voldoen, de controle daarop en het systeem van inboeken en afboeken van de garanties van oorsprong. Hiermee wordt gegarandeerd dat de informatie betrouwbaar is en er geen dubbeltellingen optreden. Die garanties van oorsprong worden uitgegeven door VertiCer, onder mijn mandaat. De werkwijze bevat de nodige waarborgen om fraude te voorkomen.
Dan vroeg de heer Panman mij nog hoe we omgaan met mensen die niet willen overstappen op een slimme meter. Momenteel beschikt al ruim 90% over een geschikte slimme meter, zeg ik toch even tegen de heer Panman, voorzitter. Netbeheerders staan in de startblokken om de laatste geschikte meters in de komende twee jaar aan te bieden. Als je niet wilt overstappen naar een slimme meter die op afstand uitgelezen kan worden, dan zijn er nog twee opties. Als de heer Panman daarin geïnteresseerd is, kan ik die nog even delen. Dat is óf een slimme meter die niet op afstand uitgelezen kan worden, óf een digitale meter. Ik weet niet of dit echt iets toevoegt aan de helderheid van het antwoord, maar het goede nieuws is dus dat al ruim 90% over een slimme meter beschikt en dat iedereen klaarstaat om die laatste 10% ook nog van een slimme meter te voorzien. Anders moet ik hier in tweede termijn even op terugkomen.
De voorzitter:
Meneer Panman, u wilt nog een toelichting?
De heer Panman (BBB):
Dit is hét moment voor duidelijkheid, vandaar toch even de verduidelijkende vraag: wat gaat u doen als mensen zeggen dat ze coûte que coûte hun huidige meter willen houden? Dat is de vraag.
Minister Hermans:
Voorzitter. De twee mogelijkheden die ik net voorlas, hebben de boel voor mijzelf niet heel veel duidelijker gemaakt. Ik kom op deze vraag in tweede termijn terug. Ik moet dit zorgvuldig doen en leg deze vraag dus op het stapeltje tweede termijn.
De heer Panman vroeg mij naar afstandsnormen voor windmolens. Daar wordt op dit moment door de staatssecretaris van IenW aan gewerkt. Ik realiseer mij, en weet ook, dat daar door veel partijen op gewacht wordt. Ik hoop dat we die normen vanuit het kabinet snel kunnen sturen. De beoogde inwerkingtreding is in de zomer van volgend jaar, juli 2025.
Dan het Tractaat van Meppen uit 1824. Daar heb ik in de begrotingsbehandeling ook een vraag over gekregen, van de heer Vermeer van de BBB-fractie en overigens ook van mevrouw Postma van de NSC-fractie. In dat verdrag uit 1824 is overeengekomen dat binnen 376 meter vanaf de Nederlands-Duitse grens niet gebouwd zal worden. Nederland is nu van plan om daar windmolens te bouwen en daar is dus commotie over ontstaan. Het signaal is bekend, zeg ik tegen de heer Panman, en wordt actief opgepakt door het kabinet. De ministeries van VRO, BZK en BZ zijn in overleg met Duitsland om te komen tot één uniforme procedure voor bouwprojecten in de grensregio, en daar vallen windmolens ook onder. Conform de motie-Vermeer/Postma — dat wist ik niet eens — zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de voortgang van die gesprekken.
Voorzitter. Tot slot een vraag van mevrouw Prins. Tot slot maar zeker niet onbelangrijk. Zij vroeg naar aanvallen op onze energieinfrastructuur. Dat is een steeds groter wordende dreiging. Hebben wij ook schriftelijke afspraken gemaakt over het niveau van de cybersecurity? Ja, er zijn afspraken met vitale energieaanbieders. De digitale bescherming en veiligheid van onze vitale energieinfrastructuur heeft niet alleen mijn prioriteit, maar ook die van het hele kabinet. Het ministerie van Klimaat en Groene Groei werkt dagelijks aan de verbetering van de weerbaarheid van de energieinfrastructuur, via de zogenaamde Versterkte aanpak vitale infrastructuur. Hiervoor zijn regels. Die zijn onderdeel van dit wetsvoorstel, maar komen ook terug in andere wetgeving. Als mevrouw Prins er prijs op stelt, kunnen we daar nog wat nader op ingaan. Maar ik kan haar geruststellen, want de afspraken zijn gemaakt en deze wet biedt daar regels voor.
Overigens hebben binnen het digitale weerbaarheidsdomein de vitale energieaanbieders, zoals netbeheerders en elektriciteitsproducenten, al rechten en plichten voor de bescherming van het belangrijke netwerk. Dat gebeurt op basis van de huidige Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, de Wbni. Ik denk dat ik daarmee de vraag beantwoord heb.
Voorzitter, ik heb hiermee alle vragen die mij gesteld zijn, beantwoord.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw beantwoording in de eerste termijn. Na een hele korte sanitaire stop gaan wij om 20.45 uur weer verder, met de tweede termijn van de Eerste Kamer.
De vergadering wordt van 20.40 uur tot 20.47 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik hervat de vergadering over de Energiewet. Wij zijn nu toe aan de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Crone, die zich heeft ingeschreven voor vier minuten.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik had vijf gedaan, maar ik ben één minuut gezakt. Ik dank de minister en wederom de ambtelijke ondersteuning. Heel veel antwoorden waren er al, dus dan kan de tweede termijn korter zijn.
We hebben gelukkig veel toezeggingen gehad. Die ga ik niet allemaal opsommen, maar een paar belangrijke natuurlijk wel. Ach, ik pak het verkeerde blaadje.
Voorzitter. Allereerst de consultatie over energiedelen bij verschillende leveranciers. Ik heb gezegd dat ze het bijvoorbeeld in Oostenrijk en elders veel simpeler hebben geregeld dan de consultatie in Nederland. U heeft gezegd: daar gaan we zeker naar kijken.
Het punt over armoede laat ik liggen voor de heer Holterhues. Ik ondersteun zijn motie op dat punt.
Dan de capaciteitsmarkt. Er komt kennelijk al heel snel een brief naar de Tweede Kamer; daar wacht ik heel keurig even op.
Rond het experimenteerartikel heeft u gezegd wat ik eigenlijk ook suggereerde. Die netbedrijven kunnen natuurlijk heel veel doen in hun eigen domein, ook met burgers en bedrijven die het willen doen. De nieuwe wet geeft ze meer mogelijkheden, dus ik hoop dat de netbedrijven daar heel erg aan bijdragen.
Dan het actiecentrum. RVO is kennelijk al aan de gang met iets; daar wacht ik ook even op. Misschien kan ik een brief krijgen — dat hoeft niet voor de stemmingen — over wat de RVO doet, wat de initiatiefwet van mevrouw Kröger betekent en meer van dit soort dingen. In de antwoorden zat al het faciliterende kader. Misschien kan het een beetje samengevoegd worden in een volgend stadium.
U sprak over draagvlak. Inderdaad, ik had het PBL-rapport ook geciteerd. Burgers willen van het aardgas af, want ze snappen niet alleen de klimaatkant, maar ook dat het een brandstof is waarvoor je afhankelijk bent van het buitenland. Ze willen dan wel consistent beleid. Ik heb daar nu niet moeilijk over gedaan, maar dit is wel het eerste kabinet dat niet consistent beleid voert omdat heel veel dingen zijn afgeschaft. We gaan het er nog wel een keer over hebben. Burgers zien dat natuurlijk: hogere heffingen voor de elektrische auto's, warmtepompen weg enzovoorts. En over de saldering zal ik nu niets zeggen. Burgers willen geen commercieel monopolie en ook geen warmtenet in hun straat. Daar vond ik de minister glashelder over. Ik ben blij dat zij op dat punt de strakke lijn van de Wcw volhoudt.
Mijn hoofdpunt was toch als volgt. Er is twijfel of er nu voldoende marktwerking is. We gaan naar een hybride systeem met grote concerns en daarnaast steeds meer energiegemeenschappen, hoe die ook allemaal gaan heten. Ik wil toch onderzoek hebben naar hoe dat de marktverhoudingen verandert, of dat wel symmetrisch is tussen de grote concerns en de nieuwe energiegemeenschappen, qua kennis en qua macht. Want markt is toch ook macht, of je hebt die juist niet en bent afhankelijk.
De index van Hirschman heb ik ook ooit geleerd. Maar het zegt niks dat er 50 leveranciers zijn, want heel veel van die leveranciers vallen onder dezelfde concerns. Greenchoice en Vandebron zijn niet lang geleden overgenomen door die grote jongens. Dat waren twee nieuwe vechters in de markt die groen wilden zijn. Die moeten natuurlijk — dat is economie; zo is het ook — passen in het concernbeleid. Ik wil dus toch graag een onderzoek hebben. Ik herinner me heel goed een reeks workshops — dat klinkt minder zwaar — die vijf jaar geleden rond NS en spoor is gedaan. Dat heeft ons en de Tweede Kamer enorm geholpen en het is gepubliceerd in ESB. Dan gaan specialisten vertellen hoe zij dat nou zien. Daar heeft ACM veel aan, daar heeft KGG veel aan en daar hebben wij veel aan. Ik wil graag zo'n reeks workshops en dien daartoe een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de energiemarkt een sterke concentratiegraad kent;
constaterende dat er weliswaar vele leveranciers zijn, maar dat die vaak dochters zijn van enkele grote concerns en daarmee niet volledig zelfstandig kunnen opereren;
constaterende dat de energiesector op weg is naar een hybride vorm, van enkele grote concerns en vele kleine energiegemeenschappen van bedrijven en huishoudens, die lokaal samenwerken en energiestromen integreren (elektriciteit, gas, warmte enzovoorts);
verzoekt het kabinet een breed en onafhankelijk economisch onderzoek te entameren naar welke mededingingsaspecten, zoals asymmetrisch informatie, toetredingsdrempels en marktmacht, hierdoor veranderen en of het toezichtkader eventueel moet worden aangepast, en binnen vijf maanden aan de Kamer terug te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Panman, Koffeman, Van Aelst-den Uijl en Holterhues.
Zij krijgt letter H (36378).
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Dat laatste is in het voorbeeld van het NS-onderzoek ook gedaan.
Voorzitter. Het genoemde onderzoek van Strategy& — het mooie van Google is dat je het tijdens het debat even kunt opzoeken — ging over de vraag hoe de markt heeft gereageerd op de Poetinprijzen en al dat gedoe. Dat gaat niet over de toekomst met een hybride marktstructuur, dus dat moet toch echt nog plaatsvinden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Holterhues van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie en die van OPNL bedanken de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik vond de antwoorden van de minister over het algemeen erg duidelijk en helder; ik heb dat weleens anders meegemaakt. Ik wil de minister via u voor die duidelijkheid bedanken. Dat schept vertrouwen in onze gezamenlijke ambitie de energietransitie te bewerkstelligen.
Over één onderwerp blijven we bezorgd, en dat is energiearmoede en het gegeven dat financieel kwetsbare afnemers niet zijn gedefinieerd in het wetsvoorstel. Mijn fractie begrijpt het antwoord van de minister op de vraag waarom maximumtarieven geen onderdeel zijn van de Energiewet. De minister noemde een aantal maatregelen om kwetsbare huishoudens te ontzien, maar er zijn ons inziens wellicht andere mogelijkheden voor het kabinet om structureel de positie van financieel kwetsbare huishoudens in dezen te verbeteren. Vandaar onze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat tijdens de energiecrisis is gebleken dat financieel kwetsbare huishoudens op korte termijn moeilijk te ondersteunen zijn met de huidige instrumenten;
constaterende dat de Energiewet onvoldoende handvatten bevat om dit probleem in de toekomst te adresseren;
constaterende dat een energieprijsplafond of een sociaal tarief specifiek is gericht op het betaalbaar houden van energie voor kwetsbare huishoudens en dat die effectief kunnen zijn in het betaalbaar houden van energie voor deze groep huishoudens;
overwegende dat het van belang is de effectiviteit en toepasbaarheid van deze beleidsopties verder te onderzoeken;
overwegende dat het goed is om dergelijke instrumenten zorgvuldig te evalueren op criteria zoals betaalbaarheid, uitvoerbaarheid, effectiviteit en doelgerichtheid;
verzoekt de regering een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden en effecten van zowel een sociaal tarief als een energieprijsplafond;
verzoekt de regering de Kamer te informeren over de resultaten van dit onderzoek en met concrete voornemens te komen voor structurele verbeteringen in het instrumentarium om financieel kwetsbare afnemers te beschermen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holterhues, Schalk, Van Aelst-den Uijl, Van der Goot, Aerdts, Perin-Gopie en Crone.
Zij krijgt letter I (36378).
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Voorzitter. Over mijn vraag of liberalisering van de energiemarkt behulpzaam is bij de energietransitie moeten we bij een andere gelegenheid maar eens verder debatteren.
Voor het overige zal ik mijn fractie en die van OPNL adviseren voor dit wetsvoorstel te stemmen.
Tot zover onze reactie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Aerdts van de fractie van D66.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Graag bedanken wij de minister en haar ambtenaren voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen. Ik ben ook heel blij dat de minister uitgebreid is ingegaan op haar eigen rol in de energietransitie, de prijs van energie, warmte et cetera. De minister gaf aan dat ze richting de Voorjaarsnota met aanvullende maatregelen zal komen om de klimaatdoelen van 2030 weer dichterbij te brengen, waaronder een brief over de verantwoorde afbouw van fossiele brandstoffen. Wij zullen deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden. Wij dagen de minister daarbij uit om vooral niet te terughoudend te zijn.
Wat betreft het draagvlak voor de energietransitie en het doenvermogen van de inwoners van Nederland hoorden we goede woorden over het burgerberaad, de dialoog, maar het bleef een beetje aan de oppervlakte. Ik doelde eigenlijk op het doenvermogen van álle Nederlanders. De minister gaf aan zich te realiseren dat niet iedereen aan alles kan meedoen, maar mijn fractie zou graag zien dat iedereen in ieder geval de kans krijgt. Zou ik de minister mogen vragen om de toezegging te doen dat zij met name in de nadere uitwerking van de lagere regelgeving nadrukkelijk rekening houdt met de uitkomsten van het onderzoek naar doenvermogen en het creëren van meer draagvlak, door bijvoorbeeld die dialoogsessies te organiseren waar ze eerder over sprak?
Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat ze samen met de minister van EZ de onduidelijkheid van de amendementen-Flach en subamendement-Postma weg zal nemen voordat de wijziging van de Telecomwet in werking zal treden.
Voorzitter, ik rond af. Mijn collega's stonden er vandaag ook al bij stil: ik wil graag mijn dank uitspreken aan alle experts die ons de afgelopen tijd geholpen hebben en met ons mee hebben gedacht ter voorbereiding van dit debat. We wachten de laatste beantwoording van de vragen door de minister met belangstelling af.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Perin-Gopie van de fractie van Volt.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Via deze weg dank ik de minister voor haar antwoorden. Dat was heel helder, maar er is toch nog wat onduidelijkheid bij mij. Zoals ik eerder in mijn inbreng aangaf, laat het advies van de Raad van State zien hoe complex deze wet is, omdat daarin de Elektriciteitswet en de Gaswet worden samengevoegd maar daarnaast ook een aantal Europese richtlijnen worden geïmplementeerd.
Over de implementatie van die richtlijnen heb ik toch nog wat vragen. Ik had de minister gevraagd of het nou goed gaat, waarop zij in haar beantwoording aangaf dat allemaal nu geregeld te hebben en ook al eerder een aantal zaken geregeld te hebben. Maar als ik kijk op de website van de Europese Commissie, dan zie ik dat zij in april 2024 nog een bericht heeft uitgedaan over dat er extra vragen zijn gesteld aan de Nederlandse staat over de implementatie van de Hernieuwbare Energierichtlijn en de Elektriciteitsrichtlijn. Ik vroeg mij af of de minister daar iets meer informatie over kan geven. Voor zover het bij mijn fractie bekend is, neemt de Europese Commissie in haar oordeel om überhaupt te starten met een inbreukprocedure ook de wetgeving mee die al in de maak is en die al voorligt. In april 2024 was al duidelijk dat de Energiewet, die vandaag voorligt, in de maak was. Ik zou graag van de minister willen weten wat de stand van zaken is van de inbreukprocedure, waar zij staat in de bevraging en beantwoording en of ze verwacht dat de Commissie de wet die vandaag voorligt, destijds heeft meegenomen in haar oordeel of dat ze tot een nieuw oordeel zal komen als deze Energiewet is aangenomen.
Dat was eigenlijk het laatste wat ik hier vanavond nog over wilde zeggen. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA. Zij volgt vanavond mevrouw Prins op in dit debat.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik mag inderdaad mevrouw Prins vanavond vervangen. Maar mij past bescheidenheid, want ik ben degene die soms aan het einde van de dag blij thuiskomt en de wasmachine aanzet omdat mijn moeder mij geleerd heeft om gebruik te maken van nachtstroom. Ik vergeet daarbij volledig dat ik zonnepanelen heb. Dat is niet zo handig. Mevrouw Prins kijkt gelukkig mee en geeft mij rugdekking. Dat geeft mij de ruimte om nog een aantal dingen aan de orde te stellen.
We spraken over de complexiteit van de markt en over het doenvermogen van inwoners. De minister gaf aan niet echt te willen reflecteren op het armoedevraagstuk in relatie tot energie. We hebben begrepen dat dat nog op een nader moment komt. Maar nogmaals, wij willen wel graag een lans breken voor de energieloketten bij gemeenten. Laat de minister die met haar leven verdedigen, want juist daar kunnen mensen terecht als ze af en toe echt niet meer weten hoe ze iets moeten aanpakken ten aanzien van de verduurzaming. Dat vinden wij met elkaar heel erg belangrijk. Ik zie dagelijks hoe graag inwoners zich daartoe wenden. Ik zou de minister willen vragen om echt toe te zien op het voortbestaan van deze energieloketten.
De minister is ingegaan op cybersecurity en op het slimmer benutten van het netwerk. Ze sprak over de deals. Wij zijn daar inderdaad zeer benieuwd naar. Als daar op een nader moment nog iets meer over te zeggen valt, dan zal mevrouw Prins dat zeker met zeer veel belangstelling volgen.
Wij hebben een lans gebroken voor het level playing field ten aanzien van de telefonische verkoop. Daar hebben we goede antwoorden op gekregen. Maar we hebben nog niet helemaal een goed antwoord gekregen op het thema interconnectoren en TenneT. Kan er niet toch wat ruimte geboden worden aan andere private bedrijven, uiteraard met alle waarborgen? Want anders lukt het misschien niet.
Tot slot, voorzitter. De minister sprak aan het einde nog even over het tekort aan vakmanschap, in reactie op de vraag van een van de collega's. Ik las vanochtend in de krant weer over een enorm tekort aan mbo'ers. Er hebben zich weer minder mbo'ers ingeschreven. Ik wil de minister met een kleine knipoog vragen om zich ook te bemoeien met de onderhandelingen over de bezuinigingen op het onderwijs. Laten we er echt voor zorgen dat onze praktisch geschoolde helden uiteindelijk het onderwijs kunnen krijgen waar wij allemaal om zitten te springen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Aelst van de fractie van de SP.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dank, voorzitter. Aan passie en energie ontbreekt het deze minister niet. Dat is verfrissend en prettig. We zijn het overduidelijk niet met elkaar eens over een heel aantal punten, ook al is dat is niet per se onverwacht of verrassend.
Eén punt is voor mijn fractie zo belangrijk dat ik er nogmaals om zal vragen, namelijk een evaluatie. Wij kunnen ons voorstellen dat een evaluatie van de gehele wet in de hele breedte wellicht ingewikkeld is, maar ik vraag dan in ieder geval om een evaluatie op deelonderwerpen waar zowel de ACM als het Nibud als de minister zelf zorgen over heeft geuit. Want deels waren we het misschien ook met elkaar eens. Voor ons zit 'm dat vooral in de bescherming van kwetsbare mensen en de uitvoerbaarheid voor inwoners. Zullen inwoners daadwerkelijk in staat zijn om mee te doen als actieve deelnemer of actieve afnemer, zoals u het noemde? Ook zit het 'm in het stuk energiearmoede. Is de minister bereid om een deelevaluatie op die drie punten uit te voeren en de Kamer hierover te informeren, eventueel in combinatie met verslagen van toezichthouder ACM? De kwetsbare groepen moeten te lang wachten als we niet op de kortere termijn een evaluatie doen. Als we er te lang mee wachten, heeft het ook niet zo heel veel zin meer. Ik kom hier ook op terug, omdat het voor mijn fractie heel belangrijk en ook bepalend is voor de vraag of ik mijn fractie kan adviseren om hiermee in te stemmen. Anders moet ik mijn fractie helaas adviseren om tegen te stemmen, en dat hoop ik niet te hoeven doen.
Dank.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Strien van de fractie van de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister en haar ambtenaren heel hartelijk voor de beantwoording van de vragen. Ik blijf wel wat zorgen houden over de energierekening van de consument, zowel wat betreft de gecompliceerdheid als de hoogte en de mate waarin de ACM hier een mitigerende rol kan gaan spelen. Deze zorgen heeft de minister niet helemaal weg kunnen nemen, maar ik heb op dit moment ook geen verdere vragen waarop de antwoorden die zorgen zouden kunnen wegnemen. Resumerend, ik zal mijn fractie voorstellen voor deze wet te stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Ballekom van de fractie van de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Dank u, voorzitter. Dank ook aan de minister en haar staf voor de beantwoording. Ik heb nog een vaststelling, een vraag en een opmerking. De vaststelling is dat de minister heeft toegezegd in overleg met de minister van Economische Zaken duidelijkheid te verschaffen over de telemarketing — en dat in de volle breedte. Wij zien uit naar die informatie, niet alleen omdat we nieuwsgierig zijn maar ook omdat de mensen buiten dit huis daar recht op hebben.
Ten tweede. Ten aanzien van de energietarieven en de vergelijkbaarheid met andere landen refereert de minister in haar antwoord aan het beleidsonderzoek inzake de infrastructuur. Maar de vergelijkbaarheid van de energietarieven beperkt zich toch niet tot de kosten die verbonden zijn aan de infrastructuur? Daar zou ik dus toch nog een nadere verduidelijking van de minister op willen krijgen, want het gaat over meer dan alleen de infrastructuur. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat keurig in de gaten houden, ook om het level playing field ten behoeve van de concurrentiepositie van Nederland te waarborgen.
Ook had ik nog een opmerking, maar die is eigenlijk ingehaald door de vraag van mevrouw Van Toorenburg. Ten aanzien van de privatiseringsverboden bij de aanleg van interconnectoren en bij de aanleg van warmtenetten had ik de hoop uitgesproken dat de regering zichzelf niet op een gegeven moment tegenkomt als het gaat om de omvang van de investeringen die daarmee gemoeid zijn, en de capaciteit die het vergt van overheden om het aan te leggen. Maar mevrouw Van Toorenburg heeft daar een meer specifieke vraag over gesteld, en we kijken uit naar de beantwoording daarvan door de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Schalk van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk ook dank aan de minister voor de beantwoording. Er is nog even één vraag die bij mij leeft, ongetwijfeld omdat ik zelf niet volledig heb geluisterd. Ik had een vraag gesteld naar aanleiding van het ibo-onderzoek om de daadwerkelijke kapitaalbehoefte in kaart te brengen, kort gezegd. Ik had gevraagd of het niet logischer is om de uitkomsten daarvan af te wachten, zodat er een geïnformeerd standpunt kan worden ingenomen. Misschien kan de minister daar nog even op ingaan? Of heeft het er soms mee te maken — daar zat ik later aan te denken — dat er natuurlijk nog een heleboel invulling komt en dat het ibo-onderzoek daarin meegenomen kan worden?
Voorzitter. Het tweede punt dat ik nog graag wilde noemen, gaat over de salderingsregeling. Ik heb natuurlijk goed geluisterd. Het lijkt me dat we daar beter volgende week op terug kunnen komen met een korte, puntige opmerking. Ik heb twee minuten aangevraagd voor dat debat. In twee minuten moet dat makkelijk kunnen.
Voorzitter. Ik heb ook gevraagd of de klimaatdoelstellingen nou haalbaar zijn. Ik heb even meegeschreven met de minister. Zij heeft aangegeven dat ze bij de Voorjaarsnota terug zal komen — ik citeer, denk ik — "met een pakket om de doelen weer binnen bereik te krijgen". Mag ik dan concluderen dat ze inmiddels niet binnen bereik zijn en dat er dus echt iets moet gaan gebeuren om dat voor elkaar te krijgen, zodat we straks niet tegen nieuwe problemen aanlopen?
Voorzitter. Het laatste punt dat ik wil noemen, zijn de kwetsbare huishoudens. De minister geeft aan dat deze Energiewet eigenlijk een kaderwet is en dat door flankerend beleid, via fondsen of andere ministeries, gezorgd wordt voor regelingen om het betaalbaar te maken. Ze noemde SZW en Volkshuisvesting. Ze zei heel mooi: we vinden dat het de verantwoordelijkheid van het gehele kabinet is. Nu is dat niet heel vreemd, want volgens mij is dat eigenlijk met alle wetten zo. Ik weet dus niet wat dat echt toevoegde. Ik heb wel zorgen over die kwetsbare huishoudens. Daarom heb ik steun gegeven aan de onderzoeksmotie die door collega Holterhues is ingediend.
Voorzitter. Dat is niet het enige wat we steunen, want mijn fractie zal ook het wetsvoorstel gaan steunen. Nogmaals dank voor de beantwoording. Ik hoop dat ik nog een antwoord krijg op de vragen die ik net stelde.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is tot slot het woord aan de heer Panman van de fractie van de BBB.
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Die was verhelderend. In de eerste termijn heb ik zelf aangegeven dat we erg veel moeite hadden met alle open eindjes. Dat beslechtte de minister kordaat door te stellen dat ze met één AMvB en drie ministeriële regelingen zou komen om dit allemaal op te lossen. Ik heb begrepen dat de minister hiermee ook toezegt dat de wet niet in werking treedt en er dus ook geen koninklijk besluit is zonder dat deze AMvB en drie ministeriële regelingen duidelijk zijn. Ik wil dat echt even zeker hebben. Dat is voor ons heel belangrijk. Dat is ook 80% van de zorgen die we hadden over dit wetsvoorstel. Verder zijn wij zeer content met de antwoorden die de minister heeft gegeven.
Zoals in de interrupties ook al is aangegeven, zijn er een paar dingen die wij graag nog anders zouden zien. Een daarvan is dat de gegevensuitwisselingsentiteit echt het single point of truth wordt, waar alle brondata centraal worden opgeslagen. Dat is echt van belang, want het gaat om data van mensen en bedrijven over productie, transport en consumptie. Met 38 actoren wordt het echt lastig om te constateren waar nu die data zitten. Als een consument wil achterhalen of de data die energiebedrijven gebruiken kloppen, dan moet dat op één plek terug te vinden zijn. Dat zou de gegevensuitwisselingsentiteit kunnen en moeten zijn. Ik dien daarom een motie in, die mede wordt ondersteund door de heer Crone. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in artikel 4.15 van het wetsvoorstel Energiewet (36378) staat dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders gezamenlijk een rechtspersoon gaan oprichten die de taken van de gegevensuitwisselingsentiteit (GUE) uitvoert en de gegevensuitwisselingsentiteit de gegevens van burgers en bedrijven gaat beheren en uitwisselen op het gebied van productie, transport en gebruik van elektriciteit en gas;
constaterende dat de gegevens in de energieketen voor verschillende doeleinden gebruikt en bewerkt gaan worden en hierdoor fouten kunnen optreden met mogelijk grote gevolgen voor betrokken burgers en bedrijven (met de wet gaan nog meer actoren met gegevens werken; het is daarom belangrijk dat altijd terug kan worden gegrepen op een centraal punt waar brongegevens bewaard en opgehaald kunnen worden, een Single Point of Truth, oftewel een SPOT; het doel is dat geautoriseerde entiteiten toegang hebben tot de dataset met betrouwbare en concrete data);
overwegende dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders de zeggenschap over deze rechtspersoon houden en de gegevens die de GUE gaat beheren waardevolle privacygevoelige informatie van burgers betreft;
verzoekt de regering in de eerstvolgende wetswijziging van de Energiewet vast te stellen dat de GUE te allen tijde een publieke instantie is — dat was indirect al wel zo, maar we willen dat echt specifiek — en de GUE de Single Point of Truth gaat zijn voor gegevens met betrekking tot productie, transport en gebruik van elektriciteit en gas,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Panman en Crone.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter J (36378).
Dank u wel voor deze toch gedetailleerde motie.
De heer Panman (BBB):
Nou, dank u wel. Het was even een aanloop, maar het verzoek kwam. Dat was het met betrekking tot de gegevensuitwisseling.
We wachten de reactie rondom de slimme meter nog even af. De minister zou in de tweede termijn nog terugkomen op de vraag wat zij gaat doen als de 10% die nog geen slimme meter heeft, de oude meter echt wil houden.
We zijn blij dat de minister ook de afstandsnormen voor windmolens voor de zomer in de Kamer laat passeren. Daar is echt duidelijkheid over nodig. Mensen zitten daar ook op te wachten, want het is een grote onzekerheid. Je zou maar in een gebied wonen en niet weten waar die windmolens komen. Zoals gesteld is de BBB-fractie momenteel — niet alleen momenteel — faliekant tegen meer windmolens op land. Wij kijken uit naar kernenergie om de wiebelstroom op te vangen. We zijn blij dat de minister ook heeft aangegeven dat huishoudens die zonnepanelen hebben en energie terugleveren, geen marktdeelnemer zijn in de zin van de wet en dus ook geen balanceerverantwoordelijkheid dragen. Betekent het feit dat de huishoudens met zonnepanelen geen balanceerverantwoordelijkheid dragen ook dat bij hen ook geen balanceerkosten in rekening gebracht kunnen worden? Daarbij refereer ik ook aan het amendement dat is toegevoegd in de Tweede Kamer.
Dan het gas. Ik ben toch volhardend. We hebben gesproken over de gasinfrastructuurbeheerder, welke taken en bevoegdheden hij heeft en het feit dat hij op dit moment de waterstofmarkt in de weg zit. Daar zou ik toch echt een motie over willen indienen. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het wetsvoorstel publieke infrastructuur bedrijven de mogelijkheid krijgen activiteiten te verrichten rondom waterstofgas;
overwegende dat dit private initiatieven ontmoedigt, waardoor de waterstofmarkt moeilijker van de grond komt;
overwegende dat dit op de elektriciteitsmarkt niet het geval is;
verzoekt de regering om bij de eerstvolgende aanpassing van de Energiewet voor het einde van 2025 de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor bedrijven die gasinfrastructuur beheren, gelijk te trekken met de elektra-infrastructuurbeheerders tot het moment van marktfalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Panman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter K (36378).
De heer Panman (BBB):
Ik heb in het verlengde hiervan nog wel een vraag. De Gasunie investeert nu in infrastructuur voor waterstof en heeft bij de overheid bedongen dat de risico's, ook de risico's op onderbezetting, gedekt worden door de overheid. De fractie van de BBB zou graag willen weten hoe groot dit risico is in financiële termen. Wat is de impact als het duurder wordt? Wat is de impact van de vertraging die nu optreedt door een lagere benutting van deze infrastructuur? Bedrijven willen er niet in investeren. Dat zorgt voor een vertraging in de benutting van deze infrastructuur. Dat heeft financiële gevolgen. Als de minister daar nog op kan reflecteren, zou dat heel fijn zijn.
Dan ben ik door mijn lijstje heen en bedank ik de minister voor de beantwoording tot zover.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Nee, dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te antwoorden of heeft u een paar minuten nodig? Geeft u het aan met uw vingers. Tien minuten. Dan starten we om 21.30 uur met de tweede termijn van de kant van de regering.
De vergadering wordt van 21.19 uur tot 21.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de beantwoording van de minister in haar tweede termijn en ik geef het woord aan de minister van Klimaat en Groene Groei.
Minister Hermans i:
Voorzitter. Voordat ik inga op de moties, beantwoord ik een aantal vragen die aan mij zijn gesteld. Dat doe ik op volgorde van de sprekers in de tweede termijn. Dan begin ik met de heer Crone. Kan ik een brief toezeggen over de RVO-kennisfunctie en netcongestie, en over de vraag of energie delen daar wel of niet bij kan worden betrokken? Ja, in de volgende brief over het Landelijk Actieprogramma Netcongestie in april zal ik hierop ingaan.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Crone over de marktwerking en het hybride systeem. Kan ik laten onderzoeken hoe dit de marktverhoudingen verandert? Is het symmetrisch qua kennis en macht tussen grote bedrijven en energiegemeenschappen? Ik ga zo nog uitgebreid in op de motie van de heer Crone, maar wat deze vraag betreft: in Nederland zijn er al meer dan 700 energiegemeenschappen. Met de Energiewet krijgen die gemeenschappen ook betere toegang tot de markt. Zo hebben zij geen leveringsvergunning nodig om te mogen leveren aan hun leden. Met name de uitbreiding van de mogelijkheid om energie te delen zal het voor energiegemeenschappen makkelijker maken om de energie die zij zelf opwekken, te delen met hun afnemers. Dit kan nu al tussen afnemers bij dezelfde leverancier en straks dus ook bij verschillende leveranciers. Ik zie dus nu geen aanleiding om dit nader te onderzoeken, maar ik zal de ontwikkeling de komende jaren wel op de voet volgen.
Dan een vraag van mevrouw Aerdts over meedoen. Zij zei dat ik een deel van haar vraag niet had beantwoord, of in ieder geval aan de oppervlakte was gebleven. Zij vroeg of ik meer rekening wil houden met de uitkomsten van het onderzoek naar doenvermogen en het creëren van meer draagvlak door het organiseren van dialoogsessies. Een toets in relatie tot het doenvermogen is al opgesteld. Die maakt ook onderdeel uit van de stukken bij het wetsvoorstel. In reactie op een verzoek van verschillende brancheverenigingen en stakeholders is dit najaar een gesprek georganiseerd over het traject richting de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Dat is de zogeheten dialoogsessie. Die ging vooral over de technische overgang van het systeem. We willen een soortgelijke sessie organiseren in het voorjaar, gericht op onderdelen van de regelgeving die specifiek gericht zijn op afnemers. Denk bijvoorbeeld aan prijsvergelijkers, de Consumentenbond, de geschillencommissie en dergelijke. Ik kan mevrouw Aerdts dus toezeggen dat ik het thema in die sessie een belangrijke plek geef en de verbinding zal leggen met het verdere werk aan de regelgeving.
Dan vroeg mevrouw Perin-Gopie mij naar de stand van zaken van de inbreukprocedure. Wij hebben de Europese Commissie het wetsvoorstel toegestuurd en toegezegd de Commissie op de hoogte te houden van de voortgang. We hebben geen nieuwe berichten ontvangen van de Commissie sindsdien en we gaan ervan uit dat de Commissie de uitkomst van het wetsproces volgt.
Dan had ik nog een vraag openstaan uit eerste termijn, ook van mevrouw Perin-Gopie. Die gaat over het grensoverschrijdend energie delen bij het oplossen van transportproblemen. Mevrouw Perin-Gopie had het eerder over de uitwisseling van elektriciteit en later ging ze in een interruptie in op het grensoverschrijdend energie delen, wat dus iets anders is dan de aansluiting. Ik ga hier nu specifiek op in. Energie delen is een bijzondere vorm van elektriciteitslevering. Dit gaat over het leveringsdeel van de energiemarkt en niet over het gebruik van de infrastructuur. Dit kan het transportprobleem — mevrouw Perin-Gopie refereerde namelijk ook aan de netcongestie — dus niet oplossen. Het is ook niet toegestaan onder de EMD-richtlijn, hebben we nog even uitgezocht. Het mag alleen binnen één en dezelfde biedzone en in ons geval betekent dat binnen Nederland.
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Van Toorenburg namens mevrouw Prins over de energieloketten. Ik weet niet meer de woorden waarmee mevrouw Van Toorenburg mij opriep om aan de slag te gaan, maar ik moest in elk geval de energieloketten in elke gemeente beschikbaar houden. Ik kan mevrouw Van Toorenburg zeggen dat we dat in het Klimaatakkoord ook hebben afgesproken en dat gemeenten hiervoor middelen kunnen aanwenden uit de CDOKE-regeling. Ik ben even vergeten waar dit ook alweer exact voor staat, maar het zijn uitvoeringskosten voor die energieloketten. Dit vloeit overigens voort uit een Europese richtlijn, dus dit blijft ook een wettelijke plicht.
Dan was er een vraag van mevrouw Van Toorenburg waar de heer Van Ballekom zich bij aansloot. Moeten we toch niet meer ruimte geven aan private bedrijven bij interconnectoren? Ik moet weer even het handschrift goed ontcijferen. In de Energiewet is de keuze gemaakt om dit publiek te regelen en te organiseren. Dat waarborgt de integrale ontwikkeling van ons Nederlandse energiesysteem en het bespaart ook systeemkosten. Dat is de reden dat het kabinet die ruimte niet aan private partijen geeft. Die interconnectoren voor elektriciteit kunnen zwaarwegende belangen hebben, zoals leveringszekerheid en nationale veiligheid. Het bouwen en ontwikkelen daarvan is daarmee de exclusieve taak van TenneT. Dat past — ik herhaal nu woorden die ik ook in de eerste termijn zei — bij de ordeningskeuze die door eerdere kabinetten en ook door de beide Kamers is gemaakt om dit in publieke handen te beleggen.
Mevrouw Van Toorenburg deed nog een oproep inzake het mbo. Laat ik niet ingaan op lopende gesprekken, maar ik kan wel de oproep steunen die mevrouw Van Toorenburg überhaupt deed over hoe hard wij praktisch opgeleide mensen nodig hebben en hoe ongelofelijk belangrijk ons mbo-onderwijs, en iedereen die mbo-opgeleid is, is voor alle sectoren in Nederland. Ik sta hier in het bijzonder voor de energietransitie en iedereen die daarin werkzaam is. Ik hoop dat veel vmbo-scholieren die aan het begin van het nieuwe jaar voor de keuze staan voor een nieuwe opleiding, echt serieus een mbo-opleiding in de techniek overwegen en op die manier voor ons toekomstig energiesysteem opgeleid worden en daardoor een bijdrage kunnen leveren aan onze toekomst.
Mevrouw Van Aelst vroeg naar de evaluatie. Ze vroeg of ik niet toch een deelevaluatie zou willen doen, in het bijzonder op de punten bescherming kwetsbare mensen, de uitvoerbaarheid en armoede en energiearmoede. Ik begrijp de vraag van mevrouw van Aelst heel goed. Zonder dat ik nu een hele evaluatie of een deelevaluatie toezeg, wil ik kijken of ik toch tegemoet kan komen aan de wens van mevrouw Van Aelst om hier goed zicht op te krijgen. Wat energiearmoede betreft verschijnt er elk jaar een monitor met gegevens over energiearmoede in Nederland. Ook volgend jaar verschijnt weer een monitor.
In antwoord op een vraag van mevrouw Aerdts heb ik over de uitvoerbaarheid gezegd hoe ik daarmee ook in relatie tot deze wet in de komende periode aan de slag wil gaan. De bescherming van kwetsbare mensen zit deels in die energiearmoedemonitor, maar breder dan dat natuurlijk ook in het koopkrachtbeleid en in alles wat samenhangt met de mate waarin mensen meekomen in de energietransitie. Ik interpreteer de vraag van mevrouw Van Aelst zo dat ik die drie elementen kan leggen langs die instrumenten die we al hebben om te monitoren. Als daar inzichten uitkomen die aanleiding geven om de wet aan te passen of aan te scherpen, eventueel al bij de aanpassingen die voor volgend jaar in de planning staan, wil ik dat graag toezeggen.
Meneer Van Ballekom stelde mij de vraag of het ibo zich niet alleen beperkt tot de kosten van de infrastructuur. Het ibo richt zich op de kostenontwikkeling van de elektriciteitsinfrastructuur tot 2040 en op de vraag hoe kosten gefinancierd kunnen worden en verdeeld kunnen worden over de aangeslotenen. Daar ziet het ibo op en daar worden beleidsopties voor geschetst. Heb ik daarmee uw vraag beantwoord? Dat lijkt van niet.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Ik weet dat het daarom gaat, maar er is een afspraak gemaakt, ook in het hoofdlijnenakkoord, om de energietarieven voor het bedrijfsleven te analyseren en te kijken of die uit de pas lopen met de energietarieven in de lidstaten om ons heen, om de concurrentiekracht van het Nederlands bedrijfsleven niet op achterstand te zetten. Daarover heb ik een vraag gesteld. In de beantwoording heeft u alleen naar dat beleidsonderzoek verwezen. Maar er zijn toch nog andere factoren die de energieprijs beïnvloeden? Ik zou graag een overzicht willen hebben van de energietarieven voor het bedrijfsleven in de Europese Unie en hoe die van Nederland zich daartoe verhouden, inclusief hoe de totale kosten zijn opgebouwd, want een deel kan voor de infrastructuur zijn en een deel kan belasting zijn. Ook kunnen er nog andere factoren zijn die de prijs beïnvloeden. Misschien bestaat zo'n overzicht al, maar dan kunt u zeggen waar het staat. Het gaat mij om die informatie, vandaar de vervolgvraag.
Minister Hermans:
In de afgelopen periode is er een aantal onderzoeken verschenen die ingaan op de nettarieven in Nederland, in vergelijking met die van landen om ons heen. Ze gaan ook over de vraag waar de verschillen in zitten, dus de elementen die de prijs bepalen. Als de heer Van Ballekom er prijs op stelt, dan kan ik een aantal van die onderzoeken gebundeld naar de Kamer sturen. Wij hebben niet op alle elementen direct invloed. Een belangrijk element waardoor de kosten in Nederland hoger zijn en ook de komende jaren verder zullen stijgen, is echter de aanleg van infrastructuur. Ik denk dat we met de beleidsopties die uit het ibo komen, in elk geval inzicht hebben in wat we zouden kunnen doen. Ik realiseer me ook dat we de IKC-regeling, de indirecte kostencompensatie, dit jaar nog wel hebben in Nederland, maar voor de jaren erna niet meer. In landen om ons heen is die er nog wel. Dat heeft natuurlijk een effect. En dan is er nog een regeling, waarvan ik de naam altijd vergeet. Het is de volumecorrectieregeling. Deze is in Nederland afgeschaft, maar in een aantal landen om ons heen bestaat deze nog. Deze regeling heeft ook effect op het gelijke speelveld en op de hoogte van de tarieven. Ik zeg bij dezen toe dat ik de onderzoeken hierover zal sturen.
De heer Van Ballekom vroeg nog om een reflectie op de energietarieven in Nederland, in relatie tot landen om ons heen. Dat is eigenlijk dit debat; dat is hartstikke mooi.
Dan de heer Schalk. Moeten we het ibo, waarover het al veelvuldig is gegaan, niet afwachten om de kapitaalbehoefte voor TenneT in kaart te kunnen brengen? De minister van Financiën rapporteert regelmatig over de kapitaalbehoefte. Daarvoor hoeven we niet te wachten op het ibo. Het ibo kijkt overigens ook naar manieren om de kapitaalbehoefte te drukken of anders in te vullen.
De heer Schalk vroeg of de klimaatdoelstellingen haalbaar zijn. Mijn antwoord was dat ik in het voorjaar met een pakket kom om de doelen weer binnen bereik te brengen. Zijn ze dat dan nu niet? Het antwoord daarop is nee. Vlak voor het herfstreces is de Klimaat- en Energieverkenning uitgekomen, waarin het PBL laat zien hoe we ervoor staan met het behalen van onze klimaatdoelen. Daarin was de conclusie dat we niet op koers liggen. Vorig jaar lag de 55%, het doel voor 2030, nog binnen de bandbreedte, op basis waarvan het PBL rapporteert. Nu is die eruit gevallen en zitten we op een bandbreedte van 46% tot 52%. Als je daar het geagendeerde, voorgenomen beleid bij optelt, kom je op 53% of 54% en daarmee is de 55% uit de bandbreedte gevallen. Dat verplicht ons om het doel weer binnen bereik te brengen. Met dat pakket kom ik in het voorjaar van volgend jaar.
De heer Schalk i (SGP):
Dank voor dit open en best wel verontrustende antwoord. We gaan een paar jaar tegemoet, waarin heel veel moet gebeuren. Een belangrijk deel van de opgave moet nog plaatsvinden. Op welk moment begint de minister ook over wetgeving te denken waarin dergelijke percentages zijn genoemd? Anders hebben we in 2030 opnieuw een Urgenda, omdat we in de wet bepaald hebben wat het percentage qua terugloop moet zijn.
Minister Hermans:
De doelen zijn vastgelegd in de Klimaatwet voor 2030 en 2050. Daarmee verplichten we ons om dit voor elkaar te krijgen. Dat legt ook een zware verantwoordelijkheid op ons allemaal. Het PBL rapporteert jaar op jaar in de Klimaat- en Energieverkenning hoe we ervoor staan. Het is aan het kabinet om met beleid en met voorstellen te komen om dat doel serieus binnen bereik te houden. Zo kunnen we aan de buitenwereld, maar ook aan de rechter, als dat aan de orde is, laten zien dat we serieus bezig zijn, dat we niet alleen beleid in voorbereiding hebben, maar ook in werking laten treden, waarmee we het doel gaan halen. Het is wel het punt waar we ons nu voor 2030 op richten. In algemene zin ligt daar natuurlijk de vraag onder waarom we dit doen. Ik heb in eerdere debatten in de Kamer gezegd dat het niet het percentage an sich is dat mij motiveert om dit te doen. Het helpt wel om focus aan te brengen, maar we doen dit om een energiesysteem te maken dat ons onafhankelijker maakt. We doen dit omdat we dit land schoon door willen geven. We doen dit ook omdat ik ervan overtuigd ben dat we hier economisch sterker van worden.
De heer Schalk (SGP):
Met dat laatste deel van het betoog ben ik het helemaal eens. Iets doen vanwege een percentage zou dwaasheid zijn. Je doet het met goede bedoelingen. We hebben er echter voor gekozen om in een wet vast te stellen wat het uiteindelijk moet zijn. Als je dat niet haalt, kun je natuurlijk tegen de rechter zeggen dat je dit en dat allemaal hebt gedaan. Maar je kunt er ook tijdig op proberen in te spelen dat we als samenleving zo meteen weer lamgelegd worden als het percentage echt onhaalbaar lijkt te zijn, terwijl je wel aan de doelen wilt blijven werken. Elke jurist kan ons dan bij wijze van spreken stilleggen op basis van het feit dat we buiten de wet treden.
Minister Hermans:
Ik begrijp de zorg die de heer Schalk schetst. Vanuit de verantwoordelijkheid die ik heb, in de rol waarin ik nu werk, vind ik dat ik ervoor verantwoordelijk ben om alles op alles te zetten voor de afspraak die we hebben gemaakt en die we in de Klimaatwet hebben vastgelegd. Het is nu eind 2024. Ik moet met een realistisch pakket met voorstellen komen om dat doel weer binnen bereik te brengen. We zitten nog vijf jaar voor 2030. Dat is aan de ene kant ver weg en aan de andere kant dichtbij. Dat realiseer ik me ook. Maar dit is de verantwoordelijkheid die ik nu voel. Ik ga niet vooruitlopen en speculeren over de vraag of je de percentages in de wet moet aanpassen. We hebben die ambitie niet voor niks vastgelegd. Daarom schetste ik net even het waarom en de onderliggende ambitie. Gemotiveerd door die ambitie ga ik aan de slag, met mijn collega's in het kabinet.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Panman.
De heer Panman i (BBB):
Op 27 juni vorig jaar lag de implementatie van de Europese Klimaatwet voor. De minister van Klimaat en Energie zei: we moeten van 49% naar 55% in 2030. Toen gaf de Europese Rekenkamer al aan dat het onrealistisch was om überhaupt 49% te halen. Ik snap de goede bedoelingen en die ondersteun ik ook. De BBB-fractie is ook voor het doorgeven van een goede aarde. Wij vinden ook dat we het klimaat zo goed mogelijk moeten achterlaten, behandelen en noem maar op. Maar hier zitten juridische aspecten aan. Het is goed dat de heer Schalk dat noemt. Je kunt nu wachten op de Vollenbroeks en dat soort mensen die hier een slaatje uit slaan. Ik zou de minister willen verzoeken om een tweesporenbeleid te volgen. Eén spoor is om inderdaad alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat we zo dicht mogelijk bij de 55% komen. Anderzijds biedt de Europese Klimaatwet in artikel 2 de mogelijkheid om te salderen op Europees niveau. Ik zou de minister dus willen uitnodigen om alvast met andere landen in gesprek te gaan om te kijken of we kunnen salderen, zodat dit geen voedingsbodem geeft voor mensen die claims willen indienen.
Minister Hermans:
Ook in de Eerste Kamer is de Klimaatwet aangenomen, waarin heel duidelijk een doel en een percentage zijn afgesproken. Ik heb net het waarom onder dat doel toegelicht. Ik ga daar niet van afwijken. Daar hebben we ook in het hoofdlijnenakkoord heel duidelijke afspraken over gemaakt. We hebben het in dit debat vaak gehad over duidelijkheid naar de sector. Ik vind dat dit ook getuigt van duidelijkheid: we hebben een doel afgesproken en daar gaan we nu voor, om de redenen die ik eerder genoemd heb. Ik ga daar dus niet op inleveren. Natuurlijk kijk ik naar uitvoerbaarheid. Natuurlijk kijk ik of maatregelen met elkaar een realistisch pakket vormen.
Dan het salderen. Die vraag heeft u mij eerder gesteld in een hoorzitting. Ik meen mij te herinneren dat dit vóór 2030 überhaupt niet aan de orde is, of niet mag. Ik kan u wel goed nieuws meedelen. Ik was twee weken geleden in Baku, alwaar de klimaattop plaatsvond. Het is heel veel gegaan over de 300 miljard en of dat bedrag nou te hoog of te laag is. Daar zal ik nu verder niet op ingaan. Maar er is nog iets anders gebeurd. Daar is onder leiding van Nederland en Denemarken namens de Europese Unie een deal gesloten over artikel 6 uit het Akkoord van Parijs. Dat gaat over koolstofverwijdering. Dat is een ongelofelijk belangrijk element om richting 2030, maar zeker ook in de jaren daarna, internationaal te kunnen handelen wat betreft koolstofverwijdering. Dat soort stappen hebben we nodig om klimaatverandering tegen te gaan, niet alleen in Nederland, niet alleen in Europa, maar mondiaal.
De voorzitter:
Dank u wel. We hebben het hier over de Energiewet. Ik zou het daar nu verder over willen hebben en ik zou ook vooral de appreciatie van de minister van de moties willen horen.
Minister Hermans:
We hebben het over de Energiewet. Ik had nog twee antwoorden beloofd aan de heer Koffeman over de Warmtewet. Ik doe het heel snel.
De vve's en de individuele appartementseigenaren. Ik zei al dat de vve in gezamenlijkheid met de eigenaren zal moeten besluiten over het aansluiten op een warmtenet. Een individuele bewoner of eigenaar mag zelf bepalen of hij aansluit bij een nieuw warmtenet. Er is dus geen sprake van dwang. We moeten wel voorkomen dat een individuele bewoner de komst van het warmtenet tegenhoudt, bijvoorbeeld als er voor de aanleg van het warmtenet gebruikgemaakt moet worden van ruimten die eigendom zijn van de individuele bewoner terwijl die niet wil aansluiten. Daar zou de vve bevoegdheden voor moeten krijgen. Dat moet nog worden geregeld. Mogelijk gebeurt dat in de Warmtewet, maar mogelijk ook in het Burgerlijk Wetboek. We zijn nog aan het onderzoeken hoe dat er precies uitziet.
Ik zei nog iets over de voorwaarden bij de warmtepomp. Dat heb ik iets te ruim geformuleerd. Het betreft één voorwaarde. Het mag gewoon geen fossiel alternatief zijn. Het moet wel een duurzame warmtebron zijn.
Ik had beloofd terug te komen op de colportage. Geldt dat alleen voor particulieren of ook voor kleine ondernemers? Bij het wetsvoorstel over colportage is het uitgangspunt de bescherming van consumenten, en niet van kleine ondernemingen. Dit stukje van het Burgerlijk Wetboek ziet alleen op de relatie tussen de consument en de handelaar. Telemarketing ziet overigens ook op kleine ondernemingen, maar dat is geregeld in de Telecommunicatiewet.
Voorzitter. Dan nog een aantal vragen van de heer Panman. Ik begin even met de ruim twintig partijen die brondata beheren. Verliezen we niet het overzicht? Kan de entiteit deze data niet verzamelen? De gegevens worden inderdaad door veel partijen geregistreerd. Dat is nu ook al zo. De gegevens komen op dit moment altijd op de juiste plek in het systeem terecht. Dat laat zien dat er geen sprake is van een verloren overzicht. De gegevensuitwisselingsentiteit is juist als loket bedoeld waarbij de eindgebruiker inzicht krijgt in dit overzicht van gegevens.
Wat gebeurt er als een afnemer geen slimme meter wil accepteren? Kan die dat weigeren? De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, de RDI, houdt toezicht op de verplichting om een geschikte meter te accepteren en kan de afnemer in het uiterste geval een last onder dwangsom opleggen. Dit gebeurt pas nadat een meter actief is aangeboden en er meermaals een herinnering is gegeven. Iedereen die daar nog niet over beschikt, krijgt sowieso de komende twee jaar eerst een meter aangeboden. De afnemer is dus verplicht om een meter te accepteren die afname en invoeding separaat kan meten. Dat kan een slimme meter zijn, of een digitale meter.
Hier heb ik een blaadje met wel heel veel details, dus die laat ik even achterwege.
De Energiewet treedt toch niet in werking zonder dat de AMvB en de regelingen gereed zijn? Ja. Ik herhaal wat ik eerder heb gezegd: de Energiewet treedt pas in werking op het moment dat ook de AMvB en de regelingen zijn vastgesteld.
Klopt het dat huishoudens met zonnepanelen geen balanceringsverantwoordelijkheid hebben en dus ook geen balanceringskosten hoeven te betalen? Nee, dat klopt niet. Huishoudens zijn namelijk niet zelf balanceringsverantwoordelijk. De leveranciers aan wie je teruglevert, zijn dat wel. Voor de balancering op zijn aansluiting die verband houdt met teruglevering, maakt de energieleverancier kosten die hij bij het huishouden met zonnepanelen in rekening mag brengen. Dat ziet allemaal op de redelijke terugleverkosten. Daarover komen wij vast nog te spreken bij het wetsvoorstel over het afschaffen van het salderen.
Dan Gasunie die investeert in waterstof. Hoe groot is het financiële risico wat betreft de vertragende werking en de impact als dat allemaal duurder wordt? De Energiewet gaat over elektriciteit en gas, en op zeer beperkte punten over waterstof. Bij het decarbonisatiepakket komt waterstof aan de orde en gaan we daarover uitgebreid spreken.
Voorzitter. Dan kom ik bij de moties.
De voorzitter:
Meneer Panman, u heeft ontzettend veel interrupties gepleegd. Is dit nodig of kan het schriftelijk? U krijgt van mij één kans om het toe te lichten.
De heer Panman (BBB):
De carbonisatiewetgeving staat pas later, volgend jaar op de agenda. Kan de minister ons dan eerder per brief informeren wat de kosten en risico's zijn? Die zijn namelijk al wel bekend, omdat de deal inzake deze investeringen tussen Gasunie en de overheid al gesloten is.
Minister Hermans:
Ik weet niet wat we daar exact al wel en niet over weten. Wat ik weet en wat ik kan delen, zal ik op papier zetten en delen met de Kamer.
Voorzitter. Dan een viertal moties. Ik begin met de motie-Crone met letter H, medeondertekend door Panman, Koffeman, Van Aelst en Holterhues, over een onafhankelijk onderzoek naar marktconcentratie. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het gaat om een onderzoek naar de toekomst van de energiemarkt, dan wil u er graag op attenderen dat er in de zomer van 2024 bijna 4 miljoen is toegezegd voor een onderzoek naar de marktordening van het energiesysteem, een marktordening die geschikt is voor een CO2-neutraal energiesysteem in 2050. Dit onderzoek op initiatief van EZK is gericht op kennisontwikkeling over de gewenste marktontwikkeling, inclusief mogelijke markt- en sturingsmechanismen in relatie tot het energiesysteem in 2050. Ik wil het verzoek van de heer Crone graag meenemen in dat onderzoek, maar acht het onwenselijk om parallel daaraan nog een apart onderzoek te starten. Wat ik kan doen, is de specifieke aandachtspunten die de heer Crone in de motie noemt, onder de aandacht brengen bij de onderzoekers die met dit onderzoek bezig zijn.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Dank voor deze poging, maar de calls voor dat NWO-onderzoek moeten nog worden uitgezet. Voordat zich daar onderzoekers op inschrijven, duurt het dus nog even. Dat is een heel ander perspectief en gaat om diepgaand onderzoek van universiteiten. Daar ben ik hartstikke voor, maar ik wil hiermee gewoon vrij simpel kennis naar ons toe organiseren; kennis die er nu al is in de universiteiten, bij de ACM en overal. Net als toen voor het spooronderzoek is gedaan, organiseer je vier, vijf workshops en heb je de kennis die nu actueel is, beschikbaar. Dat bijt elkaar helemaal niet, want dat diepgaande onderzoek moet ook plaatsvinden. Wat ik vraag is ook niet zo duur. Het gaat dus niet om de kosten, maar om het nu snel te doen. Ik vraag ook dat het binnen vijf maanden klaar is, inclusief een rapportage. Ik snap niet zo goed wat daarop tegen is, want het is toch een ruime meerderheid die het vraagt?
Minister Hermans:
Ik ben nooit tegen onderzoek, alleen zei ik in eerste termijn al: wij hebben al het onderzoek van Strategy&, we hebben de onafhankelijke wetenschappers die ook in de Tweede Kamer reflecties hebben gegeven op de marktordening. Ik wil ervoor oppassen dat we onderzoek op onderzoek blijven stapelen, terwijl ik hier een route zie om de vraag die de heer Crone stelt, en die ik op zich ook begrijp, ergens in onder te brengen zonder dat we een nieuw traject opzetten.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Het onderzoek dat u noemde — dank daarvoor — is gedaan om te kijken hoe het is gegaan bij de crisis van de Oekraïne en de Poetinprijzen. Dat onderzoek heb ik net teruggezien. Dat gaat helemaal niet over de toekomst en over een situatie waarin er een hybride markt is met veel lokale energiegemeenschappen. Daar gaat het mij om en die kennis leeft nu bij alle universiteiten. Die wil ik naar ons toe organiseren en naar u toe organiseren. Dat is vrij simpel. Het gaat om bestaande kennis, terwijl de call bij NWO erom gaat nieuwe kennis op te bouwen. Daar is NWO voor. NWO is niet voor beleidsonderzoek of praktisch onderzoek. Het bijt elkaar helemaal niet. Ik ben blij met het onderzoek van NWO, maar wat ik wil is daarmee helemaal niet in strijd. Anders moeten we maar zien wat de Kamer ervan vindt. We vragen het niet voor niets. Daar komt nog bij: ik heb uitvoerig aangegeven dat er heel veel twijfel is over de marktwerking, de concentratieverschijnselen. De ACM heeft daar ook op gewezen. Iedereen heeft het daarover, dus waarom zou u dit niet doen? Zo ingewikkeld is het niet.
Minister Hermans:
Nu doet de heer Crone geen recht aan de input van de ACM, ook op deze wet, op het onderzoek dat door Strategy& is gedaan en waarin niet de conclusie is getrokken dat er nu iets aan die marktordening moet gebeuren. Dat wij hier ten principale, vanuit de politieke overtuigingen van waaruit we in de politiek zitten, anders denken over marktordening, vind ik heel logisch en heel begrijpelijk. Wat betreft de onderwerpen die de heer Crone noemt, snap ik dat we daar naar de toekomst toe inzicht in willen hebben. Daarom stel ik voor om het te koppelen aan het NWO-onderzoek. Die vorm van workhops vind ik mooi, maar het is natuurlijk aan de onderzoekers zelf of zij die vorm op die manier willen toepassen. Ik zie de heer Crone zijn hoofd schudden. Ik doe echt mijn best om een route te zoeken om tegemoet te kunnen komen aan zijn verzoek.
De voorzitter:
De heer Crone nog. Ik wil namelijk wel graag een duidelijk oordeel van de minister.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Wat NWO zeker niet wil, is dat de politiek, ministers of wij, gaan bepalen hoe NWO-onderzoeken moeten zijn. Die zijn juist fundamenteler, en dat is hartstikke goed. Ik vraag het volgende, en dat is veel meer gerelateerd aan de praktijk van de dag, waarover ik hoor van energiegemeenschappen, energiebedrijven en netwerkbedrijven: mobiliseer de kennis die er nu al is op universiteiten en vanuit de praktijk. Dat kan veel sneller. Dat bleek ook een ontzettende opluchting te geven rond het spoor, waarover ESB heeft gepubliceerd. Dat bijt elkaar helemaal niet. Ik heb helemaal geen kritiek op de ACM. Ik heb ook helemaal geen kritiek op NWO. Dit is gewoon onze eigen behoefte. Ik zie niet in wat daar het bezwaar tegen is.
De voorzitter:
Tot slot de minister. Hoe luidt het oordeel?
Minister Hermans:
De toelichting die de heer Crone nu geeft, is net anders dan het verzoek in de motie, want dat gaat over het entameren van een breed en onafhankelijk economisch onderzoek. Wat de heer Crone nu zegt in dit interruptiedebat, is meer: haal de kennis naar je toe, voer er een keer een gesprek over, een soort expertmeeting, en kijk of daar iets uitkomt waar je nog wat aan hebt of wat mee kan doen in de toekomst. Dat vind ik echt een andere vraag dan een nieuw, separaat onderzoek. Als dat de vraag is van de heer Crone en als dit is wat in de motie staat, zou ik hem willen vragen om de motie even aan te passen. Anders gaat de interpretatie van het verzoek verloren in alle woorden die erover gewisseld zijn.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik wil een poging doen. Het is iets meer dan één expertbijeenkomst. Het zijn er een paar achter elkaar. Daardoor kun je verschillende accenten onderzoeken. Zo is dat bij het spoor ook gegaan. Dat spoor heb ik al vier keer genoemd in het debat. Ik ben niet met NWO of fundamenteel onderzoek gekomen. Maar het gaat mij niet om verwijten. Ik wil best iets aanpassen. Laten we dan kijken. Dan moet ik 'm opnieuw indienen, voor de stemmingen. Ik zal ernaar kijken en erover overleggen, als u dat wilt.
Minister Hermans:
Laten we dat doen, want het verzoek vraagt echt om een breed en onafhankelijk economisch onderzoek.
De voorzitter:
Helder. Er komt waarschijnlijk een aangepaste motie, waar we eventueel volgende week over kunnen stemmen. Dan de volgende motie.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dat is de motie die verzoekt om een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden en effecten van een sociaal tarief en een energieplafond, en om de Kamer over de resultaten te informeren. Na het uitbreken van de crisis in 2022 zijn er diverse verkenningen en onderzoeken uitgevoerd naar compensatiemaatregelen die gericht zijn op huishoudens die kwetsbaar zijn voor hoge energieprijzen. Ik ben bereid om toe te zeggen om een overzicht van alle relevante stukken, onderzoeken en analyses die toen gemaakt zijn, via de Griffie gebundeld naar de Kamer te sturen. Dan kunt u daar nog eens kennis van nemen en heeft u het allemaal bij elkaar. De uitvoering van het prijsplafond loopt nog tot en met 2025, omdat komend jaar pas de definitieve vaststelling van de subsidie aan leveranciers plaatsvindt, inclusief de zogeheten margetoets. De formele evaluatie van deze regeling volgt daarna. Ik ben natuurlijk bereid om ook die uitkomsten met de Kamer te delen. Maar ik voel er ook in dit geval niet heel veel voor om al die onderzoeken opnieuw te doen of vooruit te lopen op de uitkomsten van een onderzoek dat nog loopt. Als ik de motie zo mag lezen dat ik alles wat we hebben, bundel, en het onderzoek dat nog komt, stuur zodra het er is, kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Het nietje van Pechtold.
Minister Hermans:
Dan de motie van de heren Panman en Crone, over de gegevensuitwisselingsentiteit, een uitgebreide en gedetailleerde motie. Voor het debat en de Handelingen zeg ik nog een keer heel duidelijk: die entiteit is publiek. Die hangt onder de TSB en de DSB, die publiek zijn, dus het is een publieke entiteit. Ik moet de motie wel ontraden, want het voorstel zet de veiligheid van gegevens op het spel. Dat staat haaks op de huidige data-architectuur. Het kost honderden miljoenen. Er is vijf jaar aan gewerkt, met de hele sector en heel veel specialisten. Ik geloof echt dat we dit op een zorgvuldige en goede wijze hebben vormgegeven.
Voorzitter. Dan de motie van de heer Panman over waterstof, met het verzoek om bij de eerstvolgende aanpassing van de Energiewet voor het einde van 2025 de verantwoordelijkheden en bevoegdheden gelijk te trekken totdat er sprake is van marktfalen. Private ontwikkeling van de waterstofinfrastructuur heeft de voorkeur van het kabinet. Er is een risico dat er geen private initiatieven van de grond komen. Daarom wil het kabinet de Gasuniegroep niet bij voorbaat aansluiten en daarom ontraad ik deze motie.
Voorzitter. Staat u mij toe een enkel woord tot slot te zeggen, want met het einde van deze termijn komt er een einde aan een heel lang traject waar een heel intensief ... Ben ik iets vergeten? Mijn oordeel over de laatste twee moties? De motie over de gegevensentiteit en de motie over waterstof en de Gasunie heb ik beide ontraden.
Er komt een einde aan een traject waar heel lang en heel intensief aan gewerkt is door heel veel partijen, mensen en ambtenaren op verschillende ministeries. Ik heb het een paar keer gezegd. Het is een belangrijk fundament voor de energietransitie waar we middenin zitten.
Voorzitter. Staat u mij toe een heel kort woord tegen mijn ambtenaren te zeggen, tegen de ambtenaren van Klimaat en Groene Groei die hierachter zitten en mogelijk ook vanuit huis meekijken. Er is lang aan deze wet gewerkt door een groot team, eerst van Klimaat en Energie en nu van mijn ministerie van Klimaat en Groene Groei. Het is een groot en hecht team dat deze klus samen vandaag geklaard heeft, na een hele intense week. Mijn dank en waardering is altijd groot, maar vandaag nog net iets groter.
Dank u wel.
(Applaus)
De voorzitter:
Dat gebeurt niet vaak, minister. Maar applaus voor u en uw grote team.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Voor de goede orde attendeer ik de leden erop dat de Kamer vorige week heeft besloten om de stemming over het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en de ingediende motie aan te houden tot volgende week dinsdag 10 december, zodat het wetsvoorstel dan in samenhang in stemming kan worden gebracht met het wetsvoorstel dat we vandaag hebben behandeld. Ik stel dan ook voor om volgende week over beide wetsvoorstellen en alle ingediende moties te stemmen. Aldus besloten.
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de vergadering. Ik dank de leden, de minister en zeker alle medewerkers.