Verslag van de vergadering van 10 december 2024 (2024/2025 nr. 12)
Aanvang: 18.00 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025) (36602);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2025) (36603);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025) (36604);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025) (36605);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36609);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025) (36610);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde de voortzetting van het antwoord van de regering in de eerste termijn van het Belastingplan en andere wetten.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en de Belastingdienst.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen i:
Helemaal goed, voorzitter, dank u wel. Ik heb thema's. Voor de orde, voor de tijd: ik heb negen thema's. Vier gaan er over de voorliggende wetten. Vijf gaan over dingen die niet voorliggen vandaag. Ik begin met de dingen die voorliggen en dan kijken we gewoon hoever we komen.
Misschien wel het leukste en meest besproken onderwerp van de afgelopen dagen, weken en iets wat ons allemaal verbindt en verdeelt: de btw. Graag neem ik u even kort mee in wat er de afgelopen tijd is gebeurd op de btw. Voor het hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet gezocht naar dekkingsmogelijkheden. Ik hoef hier volgens mij niet uit te leggen dat we op zoek gegaan zijn naar ruwweg 15 miljard euro. Dat ga je dekken met inkomsten en het beperken van uitgaven. Volgens mij doet het kabinet allebei. Mijn voorgangers en ik gaan over de extra inkomsten. In de formatie hebben we in ieder geval de afspraak gemaakt om ook een deel te zoeken in de btw. Daar is ook een reden voor. We hebben gekeken naar het afschaffen van fiscale regelingen die niet doelmatig of niet doeltreffend zijn. Onder andere het lage btw-tarief en nog een aantal fiscale regelingen zijn beoordeeld als niet-doeltreffend. Er is dus gekozen voor het afschaffen van een aantal posten, zoals logies, cultuur, boeken, sport. U kent het lijstje. Met name op het gebied van cultuur, sport en boeken is het draagvlak onvoldoende gebleken.
Ik vind het eigenlijk heel erg mooi dat partijen in het kabinet en in de oppositie daar over hun eigen schaduw zijn gestapt om uiteindelijk te werken aan een pragmatische oplossing. Voor het afschaffen van het verlaagde btw-tarief op logies is wel voldoende draagvlak in de Tweede Kamer. Deze maatregel is ook negatief geëvalueerd en was opgenomen in meerdere verkiezingsprogramma's. Voor het kabinet staat deze maatregel specifiek niet ter discussie.
Het opruimen van de fiscale rommelzolder, zoals mijn voorganger Van Rij het noemde, vergt wel enige politieke moed, want voor alle andere posten binnen de btw geldt dat uiteindelijk iedereen wel baat heeft bij een verlaging van een specifiek soort btw. Tegelijkertijd beseft het kabinet dat alles impact heeft. Het gevolg van de afspraak met de Tweede Kamer is een verplichting — die is ook zo uitgesproken door mijn collega, de minister van Financiën — voor het kabinet om voor het voorjaar te komen met een alternatief. Ik zal u later in dit thema vertellen hoe ik dat alternatief ga invullen.
Voor we komen bij het alternatief hoe de btw er in 2026 uit gaat zien, wil ik u graag vertellen hoe we omgaan met het overgangsrecht dat al op 1 januari in werking treedt. Laten we ook helder zijn dat nu in de wet komt te staan dat de btw op cultuur, sport en boeken 21% zal zijn per 1 januari 2026. Er zijn een aantal categorieën waar vragen over zijn. Die gaan niet over boeken, maar de Toppers zijn al genoemd. Daar zou je zomaar een jaar van tevoren kaarten voor kunnen bestellen. Hoe gaan we daar dan mee om? De vragen daarover zijn gesteld door de heer Martens, mevrouw Geerdink, de heer Holterhues, mevrouw Moonen, de heer Van Apeldoorn en de heer Hartog. Hoe bereiden de sport- en de cultuursector zich nou voor op die btw-verhoging en misschien ook wel niet, mocht het eventueel niet doorgaan als we komen tot een akkoord? Ik kan het volgende toezeggen. Ik denk dat het woord "toezeggen" ook heel belangrijk is, want uiteindelijk willen we daarmee een motie voorkomen. Ik kan toezeggen, en zal dit in een brief bevestigen, dat ondernemers die vanaf aankomende januari starten met de kaartverkoop voor bijvoorbeeld sportwedstrijden of culturele evenementen die in 2026 plaatsvinden, niet hoeven te starten met het in rekening brengen van het 21%-tarief. Het overgangsrecht bij de btw-verhoging op cultuur en sport wordt tijdelijk opgeschort. Ik maak daarvoor gebruik van een beleidsbesluit.
Ik heb eigenlijk drie mogelijkheden. Het is misschien wel goed om die even af te pellen. Een. Niks doen. Dat betekent dat alle ondernemers verplicht zouden zijn om 21% in rekening te brengen. En als de btw dan toch verlaagd wordt, moet dat ook worden terugbetaald. Bij bedrijven is dat uitvoeringstechnisch nog wel te doen, maar voor particulieren is dit ronduit verschrikkelijk want dan moet iedereen met zijn bonnetje naar de Belastingdienst komen. Dat willen we graag voorkomen. Niks doen is dus geen optie.
Twee. Over een novelle is ook gesproken, maar daarvoor is de tijd heel krap en collega Heinen heeft aangegeven dat dit heel erg lastig is en we dit niet gaan doen.
Wat overblijft, is een beleidsbesluit. In dit geval mag ik als staatssecretaris dat beleidsbesluit ook nemen. Daarover zal ik de wereld, Nederland in het bijzonder, per brief informeren. Volgens mij komt die deze week, omdat het allemaal op tijd gepubliceerd moet worden. Met dit beleidsbesluit wordt goedgekeurd dat het verlaagde btw-tarief van 9% wordt toegepast op vooruitbetalingen en de verkoop van tickets voor culturele prestaties in de eerste helft van 2025. We gaan voor het eerste halfjaar. Veel bedrijven dienen hun btw-aangifte per kwartaal in. Dat betekent dat wij kunnen kiezen tussen 1 april en 1 juli. Met 1 april zetten we het wel heel erg onder druk, ook in het kader van gesprekken richting de Voorjaarsnota. Die beginnen natuurlijk al eerder, maar gaan soms ook over 1 april heen. 1 juli vonden we daarbij een redelijke grens. Dat wilde ik vertellen over de overgangssituatie.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen heeft een vraag.
Mevrouw Moonen i (D66):
Eerst heb ik even een constatering. We constateren dat u nu de toezegging doet waar D66 in eerste termijn om heeft gevraagd. Ik ben er blij mee dat u het technisch kunt inregelen dat al die sectoren effectief die 9% kunnen blijven hanteren en niet eerst 21%. Er hoeven nadien dus geen verrekeningen plaats te vinden. Het valt me op dat u nu cultuur en sport noemt. Heel goed, want die moet u zeker ook noemen, maar ik had het over boeken, sport, media en cultuur. Het gaat om alle vooruitbetalingen in die vier sectoren waarin we toch voornemens zijn, en daarin vertrouwen wij elkaar, het hoge btw-tarief niet in te voeren. Voor de duidelijkheid, ook naar de mensen in het land toe — daar hebben we het over — zou ik willen zeggen geen onderscheid te maken in die vier categorieën, zodat alle verplichtingen die je mogelijk aangaat, ook als je dit jaar een boek bestelt dat volgend jaar geleverd gaat worden, vallen onder de 9%. Ik ben blij dat dit technisch kan en wil daar nog even een reactie op.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helemaal goed. U heeft het over vier categorieën. Kun u deze even herhalen?
Mevrouw Moonen (D66):
Jazeker, dat doe ik met plezier. Dat zijn boeken, sport, media en cultuur. Ik had een voorbeeld uit de cultuursector gebruikt, maar ik had ze in eerste termijn ook alle vier genoemd. Het gaat om een consistente lijn.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Ik denk dat ik er in mijn hoofd drie heb, want boeken, kranten en media reken ik als één categorie. Dat is verder prima. Er zijn trouwens nog veel meer verschillende categorieën. Het gaat om sport, media en cultuur. Die gaan wettelijk naar 21%. Ondernemers zullen in het eerste halfjaar van 2025 — dit zal ook te lezen zijn in het beleidsbesluit — 9% in rekening mogen brengen. Mocht het tarief onverhoopt toch op 21% terechtkomen, zal dit verder niet gecorrigeerd en nageheven worden. Dat is denk ik een hele brede toelichting daarop. Ik wil nog een puntje maken. U maakte zelf de opmerking "boeken die vandaag besteld worden en volgend jaar geleverd worden". Als u op 31 december een boek bestelt, zit daar volgens mij per definitie 9% btw op. Dat krijgt u dan in januari en dat valt volgens mij buiten het beleidsbesluit dat ik hier zojuist heb toegelicht.
Mevrouw Moonen (D66):
Dat klopt. Het gaat over iets wat je koopt, aanschaft of bestelt in 2025 en wat je effectief in het jaar erna ontvangt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Correct. Het gaat uiteindelijk om de gekke situatie dat we in de wet voor 2026 een verkeerd percentage hebben staan, mochten wij rondom de Voorjaarsnota met een nieuw btw-plan komen waardoor er lagere tarieven zijn dan in de wet zijn opgenomen met dit Belastingplan.
Mevrouw Moonen (D66):
Dank. Ik vind het heel fijn dat deze toezegging nu bij D66 in het toezeggingsregister gevoegd kan worden.
De voorzitter:
Tot slot wil ik iedereen eraan herinneren om efficiënt te interrumperen. Ik geef het woord aan de heer Hartog.
De heer Hartog i (Volt):
Dit is een hele positieve start van deze avond. Dat is al goed. Een nieuw voorstel roept wel een nieuwe vraag bij mij op. Je kunt natuurlijk bij wet met percentages schuiven, maar nu komt er een wet te liggen en u besluit daar een uitzondering op te maken. Kunt u uitsluiten dat dit een risico geeft op het gebied van staatssteun?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Zeker. Volgens mij is dat niet aan de orde. Ik weet dat ik dat besluit mag nemen als dat tarief naar beneden gaat. Ik zou dat besluit niet mogen nemen als het tarief omhooggaat. Besluiten dat een belasting zomaar omhooggaat, dat gaat niet. Daar moet een aparte wet voor komen. Een beleidsbesluit voor een pragmatische oplossing als deze, waarbij we tijdelijk aan ondernemers doorgeven dat ze 9% in rekening mogen brengen, dat mag ik nemen. Dat is trouwens ook geen verandering van de situatie.
De voorzitter:
Concluderend, de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Ik had gehoopt het met één interruptie af te kunnen, maar ik dacht juist het omgekeerde bij staatssteun. U geeft staatsteun als u een tarief naar beneden haalt. Dat betekent dat als de Belgen denken een Nederlands boek in België te verkopen met een beter tarief dan in Nederland, zij ineens weer die concurrentie vanuit Nederland krijgen. Dus via uw besluit heeft het een concurrerend effect in de cultuursector. Ik vraag het u alleen. Als u zegt dat u kunt uitsluiten dat het staatssteun is, dan accepteer ik dat.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Nou, misschien is het even goed om te zeggen dat we dus niks veranderen. Wat nu 9% is, zal het komende halfjaar ook 9% blijven, dus ik zie geen concurrentieverschillen ten opzichte van het komende halfjaar. Volgens mij is het dan geen staatssteun. Mocht het wel zo zijn, dan kom ik daar in tweede termijn uiteraard op terug.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Misschien is het wel belangrijk om aan te geven waarom wij toch wat aan de btw willen doen. We willen uiteindelijk ook in de btw een vereenvoudiging laten plaatsvinden. Het is ook onderdeel van de deal die gesloten is met de partijen in de Tweede Kamer om het Handboek Omzetbelasting te gebruiken als oplossing voor de deal. Mensen vragen mij weleens wat er dan zo complex is aan twee verschillende btw-tarieven en daarom wil ik graag wat voorbeelden noemen. Zo is er een verschil tussen sportieve yoga en meditatieve yoga. Sportieve yoga valt onder sport en daarvoor geldt het verlaagd tarief. Meditatieve yoga valt niet onder sport en daarvoor geldt het algemeen tarief. Daar is over geprocedeerd en dit staat ook in het Handboek Omzetbelasting als een uitzondering, een specifieke duiding van de grens.
Een ander voorbeeld is de vraag of magische truffels voedingsmiddelen zijn. Truffels zijn in principe voedingsmiddelen. Je zou dan zeggen dat daar een laag btw-tarief geldt, maar magische truffels eet en drinkt men niet vanwege de voedingswaarden. Om die reden is hierop het hoge btw-tarief van toepassing. Is een fotoalbum een boek? Daar wordt nu over geprocedeerd. Is tandpasta een geneesmiddel?
Deze voorbeelden staan allemaal in het Handboek Omzetbelasting. Steeds opnieuw worden deze kwesties voorgelegd aan de rechter die hierover een definitief oordeel moet vellen. Het legt enorm beslag op de rechterlijke macht en het maakt dat het boek inmiddels 50 pagina's telt. Mijn collega in de Tweede Kamer, de heer Heinen, had het boek meegenomen voor alle Kamerleden. Ik doe u dat niet aan, maar het is wel goed om te benoemen hoe complex die situaties zijn en wat voor gekke dingen er in het handboek staan.
Er is er eentje die ik toch ga uitspreken. De heer Heinen deed dat ook met enige aarzeling in de Tweede Kamer. Condooms vallen onder het verlaagd tarief, maar glijmiddel valt onder het algemeen tarief. Daar is wettelijk over geprocedeerd en dit is hoe het zit. Dat zijn bijzondere situaties; ik noem ook even caviavoer en konijnenvoer. En zo meteen krijgen we misschien wel hetzelfde gedoe met logies waarbij je gebruikmaakt van een glampingtent die voor je is opgezet en logies waarbij je de tent zelf opzet. Dat zijn precies de dingen waarover geprocedeerd wordt. Om die reden hopen wij heel erg om met deze acht partijen te komen tot een oplossing, zodat we naast een budgettaire dekking ook een versimpeling van het btw-stelsel teweeg kunnen brengen.
Ik ga graag in op een aantal vragen met betrekking tot het btw-systeem. Dat gaat bijvoorbeeld over logies. Mevrouw Bakker-Klein vraagt waarom groepsaccommodaties niet worden uitgezonderd van de btw-verhoging op logies? Dat is een goede vraag. Dat is precies weer zo'n punt: wanneer is een groep een groep, en wat is dan een groepsaccommodatie? Is een Hiltonhotel ook een groepsaccommodatie als je daar met twintig vrienden een nacht gaat verblijven? Er zijn ook groepsaccommodaties waarbij je netjes op tweepersoonskamers slaapt; heel veel kloosters bieden dat aan. Om die reden is die grens heel moeilijk te trekken en hebben wij gemeend dat niet te moeten doen. Er zijn uiteindelijk niet voldoende onderscheidende criteria tussen groepsaccommodaties en logies. Uiteindelijk zijn beide het bieden van bedden in een slaapruimte, bedoeld voor kort verblijf. Dat is wat ik erover kan zeggen.
Het verschil met kamperen, dat wel onder het lage tarief blijft vallen, is dat het kamperen ook een aparte post in de btw is. Dat je zelf je tent moet opzetten is voor de gemiddelde consument echt iets anders dan het aangeboden krijgen van logies. Daarnaast bood een uitspraak van de Hoge Raad voldoende aanknopingspunten om een ander tarief te hanteren voor kamperen. Hier wordt dus al over geprocedeerd.
De Hoge Raad zegt dat er sprake is van logiesverstrekking als er verblijfsruimten ter beschikking worden gesteld die zijn toegerust om daarin kort te verblijven, zonder dat de tijdelijke bewoner is belast met de zorg voor de inventaris. Uiteindelijk wordt daar verder niets gezegd over de grootte van de groep. Zo hebben wij gezinnen met twee kinderen, maar er zijn ook gezinnen met vijf kinderen. Wanneer wordt een gezin dan een groep voor de btw? We willen daar niet aan beginnen. Om die reden hebben wij die uiteindelijk onder één post geschaard.
Een vraag van mevrouw Moonen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij in eerste instantie kijkt welke mogelijkheden er binnen het btw-domein zijn en dat hij, als die er niet zijn, ook daarbuiten zoekt naar alternatieven, uiteraard in samenspraak met de meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer? Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan is de motie-Van Dijk c.s. ingediend. Op 14 november is deze motie aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om voor de Voorjaarsnota in overleg met de Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van de genoemde verlaagde btw-tarieven te presenteren. De motie verzoekt de regering expliciet daarbij gebruik te maken van het handboek omzetbelasting, willekeurige aanpassingen te voorkomen en te streven naar vereenvoudiging. Dat is de afspraak die wij gemaakt hebben. Het kabinet ziet de motie-Van Dijk als een verplichting om in samenspraak met partijen in de Kamer tot een alternatief voor de btw-verhoging voor sport, cultuur en media te komen. De motie geeft aan dat alternatieven primair in de btw worden gezocht. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer is dat ook bevestigd. Dat wil het kabinet dan ook als uitgangspunt hanteren; het wil op dit moment niet voorsorteren op eventuele andere uitkomsten.
De heer Schalk i (SGP):
Het valt me op dat de staatssecretaris citeert, maar wel een woord toevoegt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Welk woord?
De heer Schalk (SGP):
De staatssecretaris zei zojuist "verzoekt de regering daarbij exclusief gebruik te maken van het handboek omzetbelasting". Dat staat er niet, maar dat zei de staatssecretaris wel. Er staat "verzoekt de regering daarbij gebruik te maken van het handboek omzetbelasting". Dat betekent dus dat het logisch is dat het daarbij gebruikt wordt, maar dat er ook ruimte is als het alleen daarmee niet lukt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
U zei volgens mij dat ik "exclusief" gezegd heb, maar ik zei "expliciet".
De heer Schalk (SGP):
Expliciet.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik zei: "De motie verzoekt de regering expliciet daarbij gebruik te maken van het handboek omzetbelasting." Dus ik citeerde niet het woord "expliciet".
De heer Schalk (SGP):
Ik hoorde het woord, maar dat zien we wel terug in de Handelingen. Het gaat erom dat er niets expliciets staat. Er staat: "Verzoekt de regering daarbij gebruik te maken van het Handboek omzetbelasting". Dat kun je strikt lezen: alsof je alleen maar dat mag gebruiken. Maar je kunt het ook lezen als: je mag het daarbij gebruiken of je moet het daarbij gebruiken. Lukt dat niet, dan kun je een vervolgstap maken. Ziet de staatssecretaris dat ook? En proefde ik in zijn laatste woorden zojuist ook dat hij zei: ik ga beginnen met dat boek en dan hoop ik dat ik er al uit ben?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik ben niet heel erg van de hoop. Ik ben meer van het zeker weten. Wij hebben een politieke deal gesloten in de Tweede Kamer, waarbij wij hebben gezegd dat wij de ruimte gaan zoeken in de btw. Dit gesprek heb ik overigens zelf in de Tweede Kamer gevoerd. Mijn collega Heinen heeft daarover nog het volgende gezegd tijdens de Financiële Beschouwingen: "Het startpunt van de discussie is het Handboek omzetbelasting dat we hebben gepresenteerd". Iedereen sprak tegen elkaar uit dat we daarvan af moeten. Dat wordt dus het startpunt van de discussie. Laten we nu niet vooruitlopen op de uitkomst van die discussie, want dan doe ik onrecht aan de partijen die om tafel zitten.
In het debat dat in de Tweede Kamer is gevoerd, voelde ik veel commitment van de partijen om binnen dit dossier te zoeken naar oplossingen, waarbij helder is waar ze niet gezocht moeten worden. Afspraak is afspraak, zeg ik er nu zelf bij. En wederzijds vertrouwen. Juist in de eerste termijn van uw Kamer is een aantal keren gezegd: wat betekent dat vertrouwen en wat betekent het als we dingen tegen elkaar uitspreken? Het is zaak dat we daarvoor gaan staan en dat is overigens wederzijds. We hebben met deze partijen afgesproken dat we binnen de btw gaan kijken of we de dekking kunnen organiseren en tegelijkertijd nog een aantal andere zalvende en lovende doelen kunnen halen: versimpeling en vereenvoudiging. Dat is uiteraard ook goed voor de uitvoering en handhaving bij de Belastingdienst.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik kom dan even tot een conclusie. Ik heb de staatssecretaris heel goed gehoord. Ik heb ook het citaat gehoord. Voor mij is het glashelder dat we beginnen — en dat is het uitgangspunt — …
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Het startpunt.
De heer Schalk (SGP):
… het startpunt — met het Handboek omzetbelasting. Vervolgens zullen we zien waar dat eindigt.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ik heb er met minister Heinen bij de Financiële Beschouwingen uitvoerig over gesproken. U citeert de minister correct. De zin die hij toen uitsprak aan het slot was: "en niet daarbuiten". Overigens had hij het over startpunt en u had het net over uitgangspunt. Maar in de brief van 6 december aan de Tweede Kamer staat aan het einde van de tweede alinea: "Tot slot geldt dat alternatieven binnen het btw-domein worden gevonden en minstens budgettair hetzelfde moeten opleveren." Is het nu een uitgangspunt of een vertrekpunt? Of is het wat er staat in de brief van 6 december, na Sint-Nicolaas: "Tot slot geldt dat alternatieven binnen het btw-domein worden gevonden."? Is het nu een vertrekpunt, een uitgangspunt of een doel dat bereikt moet worden?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Alledrie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Met dat antwoord kan ik weinig.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Voorzitter, staat u me toe dat wat toe te lichten. Ik heb dit probleem als mijn persoonlijke missie opgevat. Dit probleem begint niet met een startpunt, maar met het feit dat we dekking nodig hebben voor een aantal andere lovende doelen, zoals lastenverlichting, verhoging van het kindgebonden budget en huurtoeslag. Ze zijn vandaag allemaal voorbijgekomen. Dat kost gewoon geld. We hebben daar geld voor nodig en dat geld hebben we gevonden door het verhogen van de btw van een aantal posten. Het gat van 1,3 miljard dat ontstaat door politiek te beloven dat deze posten niet verhoogd worden, moet wel gevuld worden. Ik heb me gecommitteerd aan die dekkingsopdracht. Als ik dat niet zou doen, krijg ik ruzie met meneer Heinen. Dat wil ik niet, want dat is een zeer gewaardeerde collega. Het is echt mijn missie om dat gat te vullen.
Overigens kan het zomaar zijn dat als je een creatieve oplossing hebt gevonden, je niet op 1,3 maar op 1,4 uitkomt. Daar heeft de heer Heinen ook al het een en ander over gezegd in de Tweede Kamer. Als je een versimpeling uitvoert en je komt wat over de rand heen, kunnen we dat ook weer teruggeven in lastenverlichting op arbeid. Uiteindelijk is minder belasting op arbeid en meer belasting op consumptie de beweging die we graag zouden maken. Dat is in ieder geval het startpunt, het uitgangspunt en mijn persoonlijke missie.
Wat ik zelf eigenlijk het leukste vind aan dit hele verhaal ... Hoe verwoord je dit goed? Ik zie het als een persoonlijke missie om dit probleem op te lossen. Het is een groot politiek probleem. Ik weet ook wat ik me op de hals haal. Het sluiten van een formatieakkoord met vier partijen duurde al een maandje of zeven. Dat was best een huzarenstukje. Daar komen nu gevoeglijk nog een aantal partijen bij. Dat betekent dat je gaat proberen om iets wat uiteindelijk goed is voor Nederland met zoveel partijen tegelijk af te stemmen. Daarvoor heb ik mij aan de lat gezet. Dat moet ik ook nog doen zonder dat mensen er chagrijnig van worden. Het is een startpunt, uitgangspunt, doel en persoonlijke missie. Ik zie het ook als een klein aftrapje voor het volgende. Dat is een nieuw belastingstelsel. Dat wil ik eigenlijk op dezelfde manier gaan doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Begrijp ik u nou goed? Doet u nou iets af aan wat er in de brief van 6 december staat? Daar staat: "Tot slot geldt dat alternatieven binnen het btw-domein worden gevonden." Of staat dat nog steeds?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
We moeten nog gaan zoeken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat begrijp ik, maar hier staat: "Tot slot geldt dat alternatieven binnen het btw-domein worden gevonden."
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja. Punt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het kan niet daarbuiten, zei minister Heinen. Dat heeft hij gezegd in antwoord op mijn vraag. Die vraag was: u gaat dadelijk toch niet weer de AOW'ers op de een of andere manier ... Die werken namelijk niet meer. U had het er al over om de belasting op arbeid te gaan verlagen als het meevalt. De ouderen krijgen dan dus niks. Ik ben ook bang dat de ouderen weer gepakt worden als het niet lukt om te dekken.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laat ik het zo zeggen: mijn vader heeft net dit jaar de 67-jarige leeftijd bereikt. Met "de ouderen pakken" kan ik dus niet thuiskomen. Dat gaan we niet doen. We hebben het hier over de btw. We hebben het hier niet over de AOW, pensioenen en allerlei andere belastingen. We hebben het hier over de btw. Misschien is dit wel even goed om te noemen. Ik denk dat het belangrijk is dat je duidelijk bent als je zo'n missie aanneemt. Ik wil ook duidelijk zijn: we willen een versimpeling van de btw. Dit wordt geen discussie over de erf- en schenkbelasting, het belastingtarief op arbeid, de vennootschapsbelasting, de assurantiebelasting of de kansspelbelasting. Dit wordt een discussie over de btw. Daar zitten risico's aan. Ik zie die risico's vooral in het licht van de politieke wil van partijen om uiteindelijk met elkaar iets te doen wat goed is voor Nederland, en wat trouwens ook goed is voor de Belastingdienst. Het aantal mensen dat bezig is met precies dat ingewikkelde handboek over de omzetbelasting, heeft mij namelijk verbaasd.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, we hebben afgesproken dat we de interrupties echt zouden beperken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja. Ik heb nog één hele korte vraag.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De staatssecretaris heeft een aantal voorbeelden gegeven. Als hij de oplossingen binnen de btw zoekt en zegt dat hij dat breder wil zien in het kader van vereenvoudiging, gaat hij dat dan misschien doen in het perspectief van "op weg naar één btw-tarief"?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laat ik het zo zeggen: binnen de btw gaan wij kijken hoe wij een gat van 1,3 miljard kunnen dekken. Gevoelsmatig zeg ik dat alles naar één btw-tarief brengen, nu wel een hele grote politieke hink-stap-sprong is. Ik verwacht zeker niet dat we dat in een maandje met elkaar maken, maar ik wil een open gesprek. Moet je je eens voorstellen dat acht partijen "dat is een heel goed idee" zeggen. Dan gaan we daar zeker naar kijken.
De voorzitter:
Dat zou fantastisch zijn.
Mevrouw Moonen (D66):
De fractie van D66 herkent zich in de uitleg die de staatssecretaris net gaf. Je moet ergens starten. Je vertrekt ergens. Je start bij dat btw-handboek. Zoals u het verwoordde, kan ik me erin vinden.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dank u wel. Ik heb ook nog zin in deze btw-actie met elkaar, trouwens. Ik hoop ook echt dat we op dat punt met elkaar kunnen doen wat goed is voor Nederland.
De voorzitter:
Wij hebben ook zin in een tijdige afronding. Ik verzoek u dus om efficiënt door te praten.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik zal sneller praten. Moet ik dat niet doen? Ik heb wel een vraag van mevrouw Geerdink. Daar komt-ie. Graag een reflectie. Wil het kabinet werk maken van de uniformering van het btw-tarief? Volgens mij heb ik die vraag net beantwoord. Dat ging snel.
Dan een vraag van de heer Van Apeldoorn en de heer Hartog. Welke andere btw-tarieven worden verhoogd om het gat te dekken? Heeft de regering hier al een indicatie van? Wat gebeurt er als er geen alternatief gevonden wordt, of bij een eventueel demissionair kabinet? Poeh, dat zijn een hoop vragen. Zowel de minister als mijn voorganger heeft aangegeven het als een verplichting te zien om tot een alternatieve invulling te komen. Afgelopen vrijdag heb ik een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over het proces. Daarvan heb ik uw Kamer een afschrift gestuurd. Laat mij de komende maand even, zonder dat wij daar nu druk op zetten en posten gaan kiezen, in gesprek gaan met alle betrokkenen. Daarna hoop ik in een commissiedebat in de Tweede Kamer het gesprek te voeren over de scenario's, de pakketten die ik uiteindelijk presenteer, en over de vraag of die kunnen rekenen op voldoende draagvlak in het parlement. Nu speculeren over alternatieve scenario's acht ik niet productief.
Met betrekking tot uw vraag over wat er gebeurt bij een demissionair kabinet: ik heb geen flauw idee, maar volgens mij wordt er in de meeste situaties een verzoek gedaan om het beleid voort te zetten.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Als het kabinet demissionair is, dan hebben we nog allerlei plannen, denk ik, misschien ook vanuit deze Kamer. Maar dat is allemaal slechts een scenario. Nog even om het helder te krijgen: de staatssecretaris kan nu nog niets zeggen over welke alternatieven gevonden zullen worden, dus die zoektocht in het handboek naar wat er al dan niet onder het lage btw-tarief valt, moet nog van start gaan. Maar om toch scherp te krijgen wat de staatssecretaris net zei tegen de fractie van D66, in reactie op de toezegging die gevraagd was: als die zoektocht niet tot een volledige dekking leidt, tot een bevredigend einde van de zoektocht, waarbij we in dat handboek hebben gevonden wat we moesten zoeken, dan blijft het dus nog steeds mogelijk dat je vervolgens ook buiten dat handboek gaat kijken, mits dat op draagvlak in beide Kamers kan rekenen. Zo heb ik het toch goed begrepen?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik ga mij dus niet laten verleiden om nu te kijken naar andere dekkingsbronnen. Het is mijn missie om 1,3 miljard te dekken met een btw-plan. Dat ga ik doen. We kennen elkaar nog niet heel lang, maar als ik een missie heb, neem ik 'm serieus, en 1,3 miljard is een vrij digitaal getal, zeg maar. Daar gaan we dus gewoon op koersen. Dus nee, ik heb verder nog geen zicht op wat ik zou doen als ik hier niet in slaag.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dan constateer ik toch dat het de missie van de staatssecretaris en van het kabinet is om de dekking van 1,3 miljard te vinden binnen de btw. Dat is de inzet, dat is de intentie, dat is wat er gaat gebeuren wat de staatssecretaris betreft. Dat betekent dus dat we niet weten wie uiteindelijk die rekening gaat betalen, maar dat de btw voor andere groepen mensen of bedrijven omhoog zal gaan. Dat is de inzet.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Feitelijk correct, denk ik. De btw wordt natuurlijk grotendeels betaald door consumenten en op allerlei categorieën. Ik vind overigens zelf het belasten van consumptie te prefereren boven het belasten van arbeid. Je ziet ook dat doorgaans de mensen met een wat dikkere beurs het meest profiteerden van het lage tarief. In die zin denk ik dat we het ook op politiek vlak met elkaar eens zouden moeten kunnen worden over het op onderdelen verhogen van de btw.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot, voorzitter. Mijn fractie, om daar nog even op te reageren, prefereert het belasten van kapitaal boven het belasten van arbeid en consumptie. Het hoge btw-tarief is namelijk wel degelijk iets wat ook voor mensen met een kleine portemonnee een probleem is, zeker als je het verhoogt van het lage tarief naar het hoge, want het maakt het leven gewoon duurder. Daarom zijn wij nog niet gerustgesteld, misschien in tegenstelling tot andere fracties, door de beantwoording van de staatssecretaris op dit punt.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag, dus de staatssecretaris kan in principe door.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Och, wat jammer. Ik wilde zo graag de heer Van Apeldoorn geruststellen!
Dan heb ik hier een vraag liggen van mevrouw Geerdink, de heer Holterhues, de heer Van Rooijen, de heer Baumgarten en de heer Heijnen. Gaat het kabinet een impactanalyse doen voor de btw-maatregel op logies, waarin aandacht wordt geschonken aan de grenseffecten? En zo ja, wanneer is deze analyse afgerond? Allereerst hebben we geen glazen bol nodig om te weten dat deze maatregel impact zal hebben. Het is immers een flinke bezuiniging. Deze maatregel past binnen het voornemen om negatief geëvalueerde fiscale regelingen aan te pakken. Tegelijkertijd hoor ik de brede oproep van uw Kamer om een impactanalyse te doen naar de effecten van de logiesmaatregel, met name voor de grenseffecten. Er is in het ambtelijk fichebundel bij de evaluatie van het verlaagde tarief reeds gekeken naar gedragseffecten en de bedrijfseconomische gevolgen. Het is daarom mijn inschatting dat nieuw onderzoek niet zal leiden tot verreikende nieuwe inzichten.
Dat gezegd hebbende, wil ik een impactanalyse toezeggen, maar dan wel met een belangrijke kanttekening. Met de Tweede Kamer is een duidelijke afspraak gemaakt om voor cultuur, media en sport te zoeken naar een alternatieve invulling. De btw-verhoging op logies staat voor het kabinet niet ter discussie, maar ik wil zeker een onderzoek toezeggen. Dan wordt waarschijnlijk gevraagd: en wanneer dan? Het uitvoeren van een impactanalyse vergt tijd, mede gelet op de noodzakelijke aanbesteding. Ik zeg toe mijn best te doen om dit zo spoedig mogelijk op te pakken, maar kan, gelet op een kwalitatief goede analyse, niet toezeggen dat die dit voorjaar is afgerond. Mijn collega's zeggen dat het moet lukken rondom de zomer. Ik kan dus toezeggen dat het in de zomer naar uw Kamer komt.
Dan een vraag van de heer Holterhues, namelijk wat de effecten landelijk zijn van het verhogen van de btw voor logies, hotels, kamperen, met een focus op de grensregio's. Dat is eigenlijk dezelfde vraag. Ik wil dat dus meenemen naar dat debat. Overigens is het volgende wat betreft grensregio's wel interessant. De btw op logies is in Nederland en Duitsland vrij laag, maar in Nederland wordt die dan dus hoog. Dat zou een negatief grenseffect zijn. Restaurants in Nederland hebben bijvoorbeeld weer een lager btw-tarief dan restaurants in Duitsland. Er zijn aan de grens altijd effecten die negatief zijn voor de ondernemers. Die zie ik ook. Ik ben zelf ook ondernemer geweest en het is heel vervelend als je last hebt van het negatieve effect van wetgeving. Maar er zitten ook positieve effecten aan ten opzichte van onze concurrerende landen. Dat wil ik toch even genoemd hebben, vandaar dat ik deze vraag even apart beantwoord.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Ik dank de minister voor de toezegging voor een impactanalyse, maar hoor ik de minister dan ook zeggen: met de uitslag ga ik niks doen, want dit is al beslist?
De voorzitter:
De staatssecretaris rommelt in zijn bladen.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Pardon. Ik bedoel: de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik weet dat goed citeren gewaardeerd wordt in deze Kamer. Ik heb zojuist gezegd dat er met de Tweede Kamer een duidelijke afspraak is gemaakt, ook met de fractie van de ChristenUnie, om voor cultuur, media en sport te zoeken naar een alternatieve invulling. De btw-verhoging op logies staat voor het kabinet en de Tweede Kamer niet ter discussie.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Samengevat: we gaan een impactanalyse doen, maar met de uitkomst daarvan gaan we eigenlijk niks doen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laten we niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Oké, en die deelt u ook met de Eerste Kamer, neem ik aan.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik neem aan dat afschriften van alle onderzoeken jullie kant op komen, toch? Ik twijfel nu even. Ja, toch? Ja, die komen jullie kant op.
Dan een vraag van de heer Baumgarten: hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het kritische rapport van ABN AMRO over de raming van de opbrengsten van de hogere btw op logies? Dat is eigenlijk ook weer een vervolgvraag. ABN AMRO heeft aangegeven dat het kabinet de btw-verhoging op logies onderschat, zowel budgettair als maatschappelijk. Daar kijken wij anders tegen aan. Financiën heeft met alle relevante en beschikbare gegevens een zo goed mogelijke raming gemaakt van de voorgenomen btw-verhoging op logies. In de raming is rekening gehouden met zakelijke reizigers en het feit dat voor aanvullende diensten, zoals maaltijden, het btw-tarief ongewijzigd blijft. Dat stond niet goed in verschillende media. Zoals gebruikelijk bij ramingen van fiscaal beleid is de raming gecertificeerd door het CPB, ook om discussie in de krant over onderzoeken van derden te voorkomen. Dat is toch de wetenschappelijke standaard waar wij in dit huis mee debatteren. Dat wou ik daarover zeggen.
Een vraag van de heer Heijnen: hebben we de btw-herziening op onroerende investeringsdiensten wel nodig en kunnen we die uitvoeren? De herzieningsregeling heeft tot gevolg dat de btw-aftrek beter overeenkomt met het gebruik daarvan. Ook kan misbruik worden voorkomen. De maatregel is beoordeeld middels een uitvoeringstoets. Daaruit blijkt dat de voorgestelde maatregel per 1 januari 2026 goed uitvoerbaar is. Het kabinet is van mening dat de voorgestelde regeling voor een herziening van btw op diensten aan onroerende zaken gewenst, onderbouwd en doelmatig is. Dat wil ik erover zeggen. Kunnen we 'm uitvoeren? Het antwoord is ja.
Een vraag van de heer Heijnen: kan de staatssecretaris toezeggen om op korte termijn na invoering een evaluatie uit te voeren van btw-heffing op diensten aan onroerende zaken? Het kabinet is voornemens om vijf jaar na invoering van deze maatregel deze te evalueren op doeltreffendheid en doelmatigheid. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de herzieningstermijn tevens vijf jaar is. Dit zorgt ervoor dat er in de evaluatie uitspraken gedaan kunnen worden over de gehele regeling. Als er eerder wordt geëvalueerd, zijn er nog niet genoeg gegevens beschikbaar om een goede beoordeling te maken. Het aantal structuren en de uitvoeringslasten voor belastingplichtigen en de Belastingdienst zullen meelopen in deze evaluatie. Daarna wordt de uitvoeringstoets voor deze maatregel in 2027 herijkt. Dat zal mede een indicatie geven voor mogelijke uitdagingen bij het bedrijfsleven. Ten slotte zal op deze maatregel ook een invoeringstoets worden uitgevoerd om eerste signalen van mogelijke knelpunten of onbedoelde effecten vanuit de Belastingdienst en het bedrijfsleven op te halen. Wanneer dat gaat plaatsvinden, hangt af van wanneer de eerste signalen vanuit de uitvoering en het bedrijfsleven worden verwacht.
Een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers: is het kabinet bereid te onderzoeken of er een 0%-btw-tarief op openbaar vervoer mogelijk is? Het kabinet heeft op basis van eerdere onderzoeken redenen om geen btw-nultarief op ov te onderzoeken. Uit de evaluatie van Dialogic van verlaagde btw-tarieven bleek dat de btw geen doelmatig instrument is om consumptie van zogenaamde — ik vind het een raar woord, maar ik vertrouw hierbij even op ambtenaren — bemoeigoederen, zoals ov, te stimuleren. Het schijnt een technische term te zijn. Daarnaast heeft onderzoek van het kennisinstituut mobiliteit laten zien dat prijsverlaging weliswaar leidt tot meer ov-gebruik, maar in totaal tot meer reisbewegingen leidt, waarbij mensen de auto maar weinig inruilen voor het ov. Dit maakt een nultarief beperkt doeltreffend en ondoelmatig.
Nog een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers: hoe staat het met de uitvoering van de motie-Koffeman over een btw-nultarief op groenten en fruit? Naar mijn mening en naar mening van het kabinet — dat is hetzelfde tegenwoordig — is er op dit moment geen politiek draagvlak voor een btw-nultarief op groenten en fruit. De motie-Koffeman is aangenomen voor bekendwording van de resultaten van het onderzoek door SEO naar een btw-nultarief op groenten en fruit. Uit dit onderzoek volgt dat btw een ongeschikt instrument is om de consumptie van groenten en fruit te stimuleren. Er zijn geen afbakeningsvarianten die juridisch houdbaar, uitvoerbaar, doelmatig en doeltreffend zijn. Dat zijn andere woorden voor "doe het alsjeblieft niet". Tegelijkertijd is het wel een hele kostbare maatregel met naar verwachting beperkte gezondheidseffecten. Na publicatie van dit onderzoek is een vergelijkbare motie van het lid Koffeman verworpen op 7 november 2023. Een vergelijkbaar amendement van het lid Teunissen is bij het Belastingplan van vorig jaar verworpen. Ik begrijp de vraag goed, maar tegelijkertijd is dat op dit moment niet aan de orde. Dat was immers uiteindelijk de vraag.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Kort. Volgens mij is de afbakeningsvraag niet zo heel ingewikkeld voor niet-bewerkte groenten en fruit. Iedereen herkent een appel. Het gaat op als je groenten en fruit gaat bewerken. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat je dan bij definitiekwesties komt. Maar de originele motie van de heer Koffeman ging erom, juist ook om het tempo erin te houden, dat in eerste instantie alleen maar onbewerkt fruit en onbewerkte groenten onder dat nultarief zouden vallen. Zo zouden we de tijd hebben om te kijken wat we zouden doen met bewerkte producten. Ik ga geen vraag stellen, geloof ik, maar ik wilde dit toch even rechtzetten.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laat ik het zo zeggen: juist als het gaat om de vraag wat "onbewerkt" is, is dat weer voldoende voer om flink te gaan procederen. Wat is dan de status van biologisch voedsel en voedsel dat misschien schoongemaakt is? We hebben ook nog zuurkool. Is dat dan bewerkt of niet-bewerkt? Het is wel heel lekker trouwens. Of denk aan aardappels: geschild, ongeschild. Of denk aan aardappels die wel verpakt zijn op een andere manier, maar die gewassen zijn zodat ze in de schil direct gekookt kunnen worden. Ik heb overigens vorige week als onderdeel van mijn inwerkperiode een kort overzicht gezien van lopende rechtszaken. Toen dacht ik: nou, dat valt toch wel mee. Maar dat was alleen het topje van de ijsberg. Het was al zó'n stapeltje. Er wordt gewoon veel geprocedeerd als je moeilijk handhaafbare grenzen hanteert.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik denk dat de problemen op te lossen zijn als er politieke wil is om zo'n maatregel in te voeren, maar ik hoor de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Met die "politieke wil" benoemt u het precies goed, denk ik. Maar het heeft ook te maken met de kosten. Dit is een heel dure maatregel. Dat zit dus wel in de mix van wegen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Er was nog een vraag van Mevrouw Visseren-Hamakers. Wat doet het kabinet om duurzame landbouw en ecoproducten te stimuleren? Kan het kabinet een lager btw-tarief op ecoproducten hanteren? Het antwoord op deze vraag is vergelijkbaar met het vorige antwoord. Het kabinet is niet voornemens om een lager btw-tarief op ecoproducten te hanteren. Uit de evaluatie van verlaagde btw-tarieven volgt dat btw doorgaans ook geen geschikt middel is om beleidsdoelstellingen te bereiken. Daarnaast is het hoogst onzeker of op basis van het Europees beginsel van fiscale neutraliteit — ook leuk, daar ben ik ook in ingevoerd de afgelopen weken — onderscheid kan of mag worden gemaakt tussen bijvoorbeeld een appel met en een appel zonder EKO-keurmerk. Voor overige vragen over kabinetsbeleid ten aanzien van duurzame landbouw moet ik u verwijzen naar mijn collega's van LVVN, want uiteindelijk hebben zij daar ook een belangrijke rol in.
Ik ben klaar met de btw, voorzitter, in overdrachtelijke zin dan.
De voorzitter:
Dat is mooi, want er is nog wel een interruptie over de btw.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. De btw blijft altijd boeien. In een debatje met mevrouw Moonen — misschien had zij deze vraag ook wel willen stellen — was er ook nog de vraag of u het wetsvoorstel dat hieruit voortvloeit, waarin u de dekking uit dit Belastingplan vervangt door een andere, zoals u dat primair bij de btw uitlegt, separaat of als onderdeel van het Belastingplan 2026 wilt aanbieden. Onze vraag daarbij was of u wil toezeggen dat separaat aan te bieden, zoals de motie-Van Meenen voor dit jaar ook heeft verzocht.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dank voor deze vraag. Uiteindelijk gaan we voor het Belastingplan en voor elke wetgeving een traject lopen. Die trajecten duren lang. Dit wordt sowieso een traject dat onder hoge druk komt te staan. Het is ook nodig dat het ruim op tijd wordt ingevoerd, zodat we 1 januari 2026 weten waar we aan toe zijn qua nieuwe tarieven. Dat gezegd hebbend: ik heb heel enthousiast toegezegd dat we box 3 apart gaan behandelen, maar hierbij ben ik wat minder enthousiast om dat toe te zeggen. Omwille van de tijd voorzie ik dat we toch gebruik moeten maken van de versnelde procedure, omdat het zo snel klaar moet zijn. Maar als het eerder kan, dan zal ik dat zeker doen, want ook ik vind dat je dit soort dingen uit elkaar moet trekken. Het is geen onwil, maar een onmogelijkheid wat mij betreft.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer me altijd vol van begrip op te stellen voor de situatie waarin de staatssecretaris zich bevindt, maar ik zie hierin geen onmogelijkheid. Ik herinner de staatssecretaris eraan dat er bepaalde richtlijnen of vuistregels zijn van het kabinet zelf over wanneer iets in het Belastingplan of los daarvan wordt aangeboden. Als het een directe relatie heeft met de rijksbegroting, dan is dat een argument om het erin te doen. Maar hierbij wordt de ene dekking vervangen door de andere, want de oude dekking staat al. Daarmee vervalt de directe relatie met de rijksbegroting en zou het separaat moeten worden aangeboden. Ik snap persoonlijk niet waarom dat veel trager zou zijn. Ik dring er dus op aan dat u dat toch hier aangeeft. Wij overwegen anders een motie hierover in te dienen, zoals wij ook hebben besproken.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Nogmaals, ik denk dat we elkaar goed moeten begrijpen. Ik wil dit zo snel mogelijk regelen. Op het ministerie is men nu al bezig om deze wetgeving voor te bereiden. We dienen ons ook te verhouden tot de adviseurs die nodig zijn voor wetgeving. Dan wordt het al een mijl op zeven om dit voor de start van het Belastingplanproces klaar te hebben. Het lijkt mij dus meer dan logisch dat we het in dat proces mee laten lopen, zoals we ook nu elf verschillende wetten mee laten lopen in dat proces. Dat is volgens mij wat ik kan toezeggen. Nou denk ik dat u bedoelt dat het geen echt onderdeel zou moeten zijn van het Belastingplan 2026. Volgens mij kunnen we het mee laten lopen in het proces. Dan worden het dus geen elf, maar twaalf wetten. Maar dan zit het niet ín het Belastingplan. Dan begrijpen we elkaar goed, denk ik, en dan is een motie daar niet voor nodig. Mocht ik weer hele domme dingen zeggen, dan word ik vast en zeker zo meteen gecorrigeerd en dan kom ik daar in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Het gesproken woord geldt. Volgens mij hoorde ik inderdaad wat ik wilde horen. Het wordt in het belastingpakket meegenomen, en dat is prima, maar los van het Belastingplan, als separaat wetsvoorstel.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
In het jargon halen we die vaak door elkaar. We hebben het pakket en het plan en we noemen het Belastingplan. Dit hele debat heet "Belastingplan" en we hebben het over elf wetten, inclusief de salderingsregeling.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Ik heb nog een wat technische vraag over de overgangsregeling. U geeft als antwoord op onze vraag over de overgangsregeling voor de groepsaccommodaties dat het nog onder het lage tarief valt als er dit jaar of vorig jaar al boekingen gedaan zijn en als die ook al zijn betaald. Geldt dat dan voor de hele offerte, dus ook als er nabetaling wordt gedaan?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat is een hele goeie. Ik denk dat ik het antwoord weet, anders ga ik dit in tweede termijn corrigeren. Volgens mij zit het als volgt. We zitten nu in een situatie met een laag tarief. Als je nu bestelt en een factuur krijgt, moet je het lage tarief betalen. Hoe en wanneer je dat betaalt, staat los van of iets een bepaald percentage heeft. Dat heeft te maken met het moment van uitreiken van de factuur en het genietingsmoment van in dit geval de groepsaccommodatie. Zo meteen hebben we een beleidsbesluit liggen. Als u nu een boeking doet, dan is het 9%. Als u een boeking doet in het komende halfjaar, tussen 1 januari en 30 juni, voor een groepsaccommodatie in 2026, dan geldt het tarief 9%. Sorry, ik zeg "groepsaccommodatie", maar dat is niet correct. Dan geldt dat percentage dat in de wet staat en dat is 21% per 1 januari 2026.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Ze vallen inderdaad niet onder die uitzondering. Dat betekent dat je een factuur krijgt en een aanbetaling doet en dat de rest van de betaling ook gewoon onder dat factuurbedrag valt, dus onder die 9%. Als je dit jaar gaat boeken, is het inderdaad 21%. Heb ik dat dan goed begrepen?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij wel en anders word ik daar in tweede termijn op gecorrigeerd door mijn collega's. Ik was even in de war met de boeken, sport en de media en het beleidsbesluit, maar logies gaat sowieso naar 21%, dus ik snap uw vraag. Voldoende duidelijk, hoop ik?
De voorzitter:
Ik hoop het, ja.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Toch maar even een vraag, voor de zekerheid.
De heer Schalk (SGP):
Ja, voor de zekerheid, want dat moet even goed uitgeklaard zijn, natuurlijk. Ik begrijp dat logies juist niet uitgezonderd wordt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Correct.
De heer Schalk (SGP):
Dus zal daar geen andere berekening komen, wanneer het ook wordt genoten of besteld of wat dan ook. Per 1 januari wordt het gewoon 21%, behalve wanneer bij het zoeken naar het btw-plan logies ineens weer uitgeschakeld wordt, maar dat lijkt mij onmogelijk.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij had mevrouw Bakker het over een situatie dat je in 2024 al iets boekt voor 2026. Je boekt nu voor 2026 met 9% en dat wordt dan 21%. Ik voel de ambtenaren al advies geven, dus wij gaan daar in de tweede termijn honderd procent duidelijkheid over geven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan gaan we naar de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling. Die behoeft volgens mij geen toelichting, want die is al vaak besproken. Ik ga direct door naar de vragen, omwille van de snelheid. Dat wordt gewaardeerd; de voorzitter knikt.
De heer Martens stelde dat er geen sprake is van problemen met de continuïteit bij grote multinationals. Hij vroeg of in deze situatie de BOR nog wel van toepassing zou moeten zijn. De BOR biedt onder voorwaarden een gedeeltelijke vrijstelling van de schenk- en erfbelasting bij bedrijfsopvolging, bij de verkrijging van een onderneming, al dan niet in de vorm van een aanmerkelijk belang. Deze belasting moet worden voldaan door de verkrijger. De vrijstelling bedraagt 100% van de eerste 1,5 miljoen van de goingconcernwaarde en 75% van het meerdere.
De BOR heeft als doel het voorkomen van continuïteitsproblemen bij de onderneming, in de situatie dat de verkrijger zelf de belasting niet kan voldoen. Het is aannemelijk dat dit continuïteitsprobleem zich eerder voordoet bij kleinere bedrijven en bij niet-beursgenoteerde ondernemingen. Het kabinet heeft in dit wetsvoorstel voorgesteld om de toegang tot de BOR en de doorschuifregeling ab te beperken tot gewone aandelen, met een belang van ten minste 5%. Dat voorstel heeft het niet zonder meer gehaald, gelet op het aangenomen amendement op stuk nr. 11 van Stoffer cum suis. Dat amendement regelt dat de inwerkingtreding van deze maatregel gekoppeld is aan de inwerkingtreding van de verruiming van de verwateringsregeling en de verbreding van de toegang voor kleine, directe familiebelangen.
Met de door het kabinet voorgestelde maatregel worden de BOR en DSR ab beter toegepast op de situaties waarvoor deze regelingen bedoeld zijn. Ze zijn namelijk bedoeld om te voorkomen dat bij reële bedrijfsopvolgingen de continuïteit van de ondernemingen in gevaar komt door belastingheffing. Dit kan het geval zijn als er liquide middelen aan de onderneming moeten worden onttrokken, zodat de vervreemder de ib en de verkrijger een schenk- of erfbelasting kan voldoen. Deze twee regelingen zijn bedoeld voor ondernemers. Daaronder wordt de aandeelhouder-ondernemer in box 2 begrepen, maar niet de aandeelhouder-belegger in box 3.
Een vraag van de heer Van Strien: wat is de mening van het kabinet ten aanzien van de genoemde voorstellen in de rapporten in 2022 en 2023 van het CPB en ambtelijk over de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten?
De voorzitter:
Staatssecretaris, de heer Martens had even wat bedenktijd nodig, maar hij heeft toch nog een vraag over de BOR.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dank. Sorry voor de verstoring van de orde daardoor. Ik had een aantal vragen gesteld die blijkbaar op deze manier zijn samengevat. Wij kijken heel kritisch naar de BOR zoals die nu bestaat, want zoals ik in mijn eigen bijdrage zei: wie kijkt er niet positief naar het voortbestaan van familiebedrijven? Er staat geen definitie van familiebedrijven in de BOR. Daar valt vrij breed van alles onder. Via het amendement-Van Dijk — preciezer kan ik het niet zeggen — dat de toegang verder verbreedt tot situaties waarin de familie opgeteld 25% bezit, zakt het effectieve percentage toch weer ver onder de 5%. Volgens mij zegt u dat ook. Een van de vragen die ik daarover heb gesteld, is: wat is het laagste percentage onder de 5% waarmee iemand, gezien de situatie, nog in de BOR terechtkan? Ik hoor u zeggen dat het nog in werking moet treden via een koninklijk besluit, geloof ik.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat percentage heb ik niet exact paraat. U wel?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Nou, het is een vraag, dus nee. Daarom stel ik hem ook.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Daar kom ik graag in tweede termijn even op terug.
De voorzitter:
Hij komt erop terug in de tweede termijn.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Graag.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan de vraag van de heer Van Strien. De conclusies van het CPB waren destijds helder; met name de BOR kon worden verbeterd qua doelmatigheid. Het ambtelijk vervolgonderzoek had als doel de BOR en de DSR ab doelmatiger en beter uitvoerbaar te maken en deze minder aantrekkelijk te maken voor onbedoeld gebruik, wat een probleem was bij de oude regeling. Zowel het huidige als het vorige kabinet heeft de aanbevelingen uit het vervolgonderzoek overgenomen via het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel van vorig jaar. Eigenlijk haken ze op elkaar in. Door amendering is een deel van deze maatregelen aangepast. Het kabinet verwacht betere uitkomsten in een volgende evaluatie, onder andere op het punt van de doelmatigheid van het totaalpakket aan regelingen. De volgende evaluatie van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten staat gepland voor 2028, 2029 of 2030.
Een vraag van de heer Martens: wat is, gezien het amendement-Van Dijk, het kleinste aandeel waarmee iemand in aanmerking komt voor de BOR? De vraag ligt hier gewoon, dus ik ga gewoon antwoord geven. We hadden het net over de multinationals en het amendement-Stoffer. Nu gaat het dus over het amendement-Van Dijk. Ik ga nu het antwoord geven en niet in de tweede termijn. Het is trouwens het amendement-Van Dijk/Erkens. Dit amendement is vorig jaar aangenomen. Dit amendement heeft er onder andere toe geleid dat de verwateringsregeling verruimd wordt naar belangen van minder dan 0,5% en dat de toegang tot de BOR wordt verruimd naar directe belangen van minder dan 5%, mits er samen met de familie een belang van ten minste 25% is. Dat is een hele forse verruiming van de regeling. Dit betekent dat iemand met bijvoorbeeld één aandeel al toegang heeft tot de BOR als, kort gezegd, zijn familieleden, afstammelingen van de oprichter, ten minste een belang van 25% in het bedrijf hebben. Deze maatregelen treden overigens pas in werking na goedkeuring door de Europese Commissie. Dit soort dingen moet je voorleggen, afstemmen, en dat gaan we ook doen.
Nog een vraag van de heer Martens: blijft de verwateringsregeling bestaan? Dat is de makkelijkste vraag op het lijstje. Het antwoord is ja. Er staat nog één zinnetje bij, dat ik ook wil uitspreken: het kabinet heeft op dit moment niet het voornemen om deze regeling af te schaffen.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Een hele korte reactie daarop. Dat stelt ons dan teleur, want de BOR is breder geworden dan hoe die vaak wordt gepresenteerd. Voor zover Nederlanders haar überhaupt kennen, begrijpen zij haar toch als: dit beschermt familiebedrijven wanneer die overgaan van de ene op de andere generatie. De regelingen die u net schetste, begrijp ik nu goed, maar die hebben er toch heel weinig mee te maken dat iemand met één aandeel, of een zeer klein percentage, verder helemaal niet actief is in de onderneming, behalve als aandeelhouder. Dat is toch eigenlijk geen ondernemer in een familiebedrijf? Dat maakt ons zeer kritisch op de BOR. De versobering van 36 miljoen die in het wetsvoorstel staat, kunnen wij an sich wel steunen, maar er is iets fundamenteel mis met deze regeling. Dus wij kijken hier zeer kritisch naar. Zo wilde ik nog even kort reageren.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Het is geen vraag, maar ik reageer er graag op. Als wij een Belastingplan indienen, vinden wij dat natuurlijk perfect en 100% goed. Wij anticiperen niet op amendementen. Als er amendementen komen, dan zitten er absoluut amendementen tussen die ons ten positieve verbazen. Dit is er een waar we ook van schrokken, ook in Europese context. Dat is wat ik erover kan zeggen. Ik hoop dat wij uiteindelijk een BOR-regeling hebben met draagvlak in beide Kamers, waar we een aantal jaren mee vooruit kunnen.
Dan wil ik het graag hebben over het Belastingplan BES-eilanden. Daar is iets van toelichting op te geven. Er komt namelijk een novelle voor het Belastingplan BES-eilanden 2025. De heer Schalk vroeg daarover: kan de staatssecretaris bevestigen dat de novelle op tijd komt voor behandeling in de Eerste Kamer voor het kerstreces en zo niet, wat zijn dan de gevolgen? Allereerst is het natuurlijk een bijzondere situatie. We hebben een Belastingplan opgesteld. Dat is geamendeerd en breed aangenomen in de Tweede Kamer. Pas daarna werd de volledige impact van het amendement gezien. Uiteindelijk heeft de indiener van het amendement een motie ingediend en breed aangenomen gekregen — ik zeg uit mijn hoofd met 147 stemmen — om dat amendement terug te draaien door middel van een novelle. Ik denk dat dit goed is, want het onbedoelde effect was dat de mensen met de kleinste beurs daar meer belasting gingen betalen. Dat ging over zomaar een tientje per maand, en dat is veel geld. Ik ben overigens erg erkentelijk dat de heer Ceder deze motie heeft ingediend, want daarmee is de weg geplaveid om snel tot een novelle te komen. Ik heb er echt veel vertrouwen in dat die op tijd komt. Dan zijn we in principe op tijd. Ik roep uw Kamer op om dit te steunen. Ik denk dat we dit zo op deze wijze moeten doen. Het verdient niet de schoonheidsprijs, maar ik denk wel dat het goed is dat deze novelle straks ook door jullie aangenomen wordt. Dan zitten we feitelijk op hetzelfde punt als waar we stonden toen we het Belastingplan indienden.
Ik wil er nog één ding over zeggen. We zijn natuurlijk afhankelijk van de Raad van State en de Tweede Kamer, en jullie moeten de novelle op tijd aannemen. Het amendement was ingegeven door de indiener van de ChristenUnie, Grinwis, vanwege het feit dat er wat zorgen waren over de impact van het totale Belastingplan, met name op het gebied van koopkracht. Zoals wij in Nederland op groepsniveau heel precies kunnen zien hoe koopkracht zich ontwikkelt in allerlei verschillende groepen, werkt dat niet op de BES-eilanden, vanwege het feit dat daar de groepen veel kleiner zijn en er moeilijke aan data is te komen die significant genoeg zijn om wetenschappelijk aanvaardbare conclusies te trekken. Dat betekent dat we dit niet zo vaak doen. Tegelijkertijd is dat natuurlijk wel de wens van de indiener van het amendement: jongens, neem nou de tijd om dat goed te onderzoeken. Ik heb toegezegd aan de heer Ceder dat we dat gaan doen. Ik heb het toegezegd aan de heer Grinwis en de heer Ceder heeft de motie ingediend, maar dat komt wel goed. Uiteindelijk is het wel van belang dat de effecten duidelijk zijn. Daar heb ik mij met de motie-Ceder toe te verhouden.
De heer Schalk (SGP):
Dank voor deze toelichting. Ik denk dat de staatssecretaris gisteravond wel heeft gemerkt en gevoeld dat vrijwel iedereen in deze Kamer heel graag wil dat het gaat gebeuren. Mijn vraag die nu nog niet beantwoord is, is de volgende. Stel dat om de een of andere reden volgende week hier nog niet gehamerd kan worden. Is het dan een probleem als het begin januari wordt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Is het een probleem? Ja. Tegelijkertijd had ik toevallig vanochtend drie vicepremiers om me heen, die alle drie wel op een punt in hun betoog zeiden dat ze niet ingingen op als-dansituaties. Daar moeten we het gewoon even niet over hebben met elkaar, denk ik. We gaan dit gewoon regelen met elkaar. Ik heb er ook goed vertrouwen in dat het lukt. Ik heb contact gehad met de Raad van State en ook de Raad van State gaf aan dat ze alles op alles gingen zetten om het deze week te leveren. Dan zou er gestemd moeten kunnen worden volgende week.
De heer Schalk (SGP):
Daar ga ik ook nog steeds van uit. We hebben ook nog een paar begrotingen. Die komen ook in de loop van deze week. Volgende week hebben we de Comptabiliteitswet, weten we. Mijn vraag is: geldt die eventueel ook voor zoiets als deze novelle? Dat is geen als-danvraag. Dat is gewoon een wetenschapsvraag. Past de Comptabiliteitswet ook op zo'n specifiek onderdeel als deze novelle?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
In de Tweede Kamer heb ik de heer Flach een aantal keer horen zeggen: nu overvraagt u mij. Deze escape wil ik ook graag even gebruiken. In de tweede termijn kom ik er graag op terug.
De voorzitter:
De heer Holterhues nog op dit punt.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Dank aan de staatssecretaris. Nog een kleine vraag van mijn kant: wanneer denkt u dat u die verkenning uit zult kunnen voeren?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Die vraag was gesteld en is netjes voorbereid. Uiteindelijk zullen wij dat doen. Allereerst is het moeilijk om voor het maken van koopkrachteffecten een planning te geven. Die is namelijk afhankelijk van de partijen die dat voor Caribisch Nederland zullen gaan uitvoeren, het CPB, het Nibud of een andere organisatie. Hierover is nog geen besluit genomen. Uiteindelijk gaat het om de vraag wie de beste data heeft. Daar gaat het eigenlijk om. Wel is het in de tussentijd mogelijk om het effect van bepaalde maatregelen op besteedbaar inkomen van huishoudens in Caribisch Nederland door te rekenen. Waar mogelijk zal het kabinet bij begrotingswijzigingen wel de effecten op inkomens en de uitgaven van huishoudens kunnen kwantificeren. Dat zal gebeuren in de eerstvolgende voortgangsrapportage Bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland in 2025, waar de ontwerpbegroting van 2026 wordt besproken. Op die wijze worden de Eerste en Tweede Kamer hierover op de hoogte gehouden. Het is een technisch ingewikkeld vraagstuk. We kunnen niet putten uit een brede databak waar alle goede antwoorden in staan, dus daar moeten we echt even effort in stoppen. Ik heb me daar ook toe verplicht richting ChristenUnie.
De voorzitter:
Mag ik u vragen hoeveel antwoorden u nog heeft?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Alleen voor deze?
De voorzitter:
Nee, in totaal.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Heel veel.
De voorzitter:
Als wij onze planning willen halen van 22.30 uur, wil ik voorstellen dat wij vanaf nu aan het eind van elk thema de interrupties doen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan gaan we lekker door. De volgende vraag: kan worden uitgelegd of inwoners in Caribisch Nederland die het minimumloon verdienen in 2025 nu inkomstenbelasting gaan betalen of niet en hoe wordt dit geregeld? Een lang antwoord, maar uiteindelijk gaat het erom dat een koppeling wordt gemaakt tussen het minimumloon en de belastingvrije voet. Als de novelle netjes doorgaat, dan wordt er in principe geen belasting betaald over het minimumloon. Dat was een snel antwoord.
Een vraag van de heer Hartog: geldt de koopkrachtverbetering ook voor de inwoners van Caribisch Nederland als alle effecten worden meegenomen en zo nee, op welke wijze denkt de regering getroffen inwoners van Caribisch Nederland nu of in de toekomst een koopkrachtverbetering te geven? Het Belastingplan voor de BES-eilanden voor 2025 bevat een aantal maatregelen die gebaseerd zijn op het draagkrachtbeginsel. Inwoners van Caribisch Nederland met hoge inkomens betalen relatief minder belasting, omdat, op een enkele inwoner na, alle inwoners inkomstenbelasting verschuldigd zijn tegen het tarief van 30,4%. De instap van de tweede schijf lag namelijk op 350.000 dollar, zeg ik uit mijn hoofd. Daarom is voorgesteld om de instap in de tweede schijf van de inkomstenbelasting, 35,4%, te verlagen naar 50.000 dollar belastbare som. Hierdoor zullen vooral hogere inkomens meer inkomstenbelasting gaan betalen. Dat levert natuurlijk uiteindelijk een negatieve koopkracht op. Dat effect doet zich vooral voor bij inkomens boven €78.680.
Zoals het Nibud ook heeft aangegeven, is er sprake van een koopkrachtdaling op de BES-eilanden, grotendeels veroorzaakt door niet-fiscale redenen. Het kabinet heeft voor volgend jaar geen concrete belastingplannen om een eventueel koopkrachtverlies met fiscale maatregelen tegen te gaan, maar heeft aangegeven de effecten van koopkrachtmaatregelen beter te onderzoeken en uw Kamer hierover te informeren. Dat wou ik erover zeggen. Dat was wat mij betreft het Belastingplan BES 2025.
Dan gaan wij naar het laatste thema van dit belastingpakket: het wetsvoorstel Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024. Ik ga direct door naar de vragen. Mevrouw Geerdink vroeg of de staatssecretaris kan toezeggen dat de tonnageregeling wordt betrokken in het onderzoek naar kwalificerende belastingtegoeden en dat ook de Eerste Kamer het onderzoek toegestuurd krijgt. Zoals mevrouw Geerdink gisteren zelf al heeft aangegeven, is op 25 oktober jongstleden een uitgebreide brief naar beide Kamers gestuurd over de invoering van een kwalificerend belastingtegoed en de verschillende overwegingen die van belang zijn. Vervolgens is tijdens de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel in de Tweede Kamer de motie van het Kamerlid Van Eijk aangenomen. Hierin wordt verzocht om onderzoek te doen naar hoe in Nederland een nieuw systeem van duurzame innovatiekredieten kan worden vormgegeven en hierover de Kamer voor 1 juli 2025 te informeren. Het gaat hier dus om een zeer recent aanvullend verzoek. Deze motie zal de komende periode worden uitgewerkt. In het onderzoek zal worden betrokken hoe een dergelijk kwalificerend belastingtegoed zich verhoudt tot verschillende bestaande fiscale regelingen, waaronder de tonnageregeling. Uiteraard kan de brief ook naar de Eerste Kamer worden gestuurd.
Ik heb nog een vraag van mevrouw Geerdink. Driekwart van de landen die zijn aangesloten bij het inclusive framework van de OESO heeft pijler 2 nog niet ingevoerd. Wat zegt dit over het succes van de wereldwijde winstbelasting? Waar wachten de andere landen op? Wat betekent dit voor onze Nederlandse multinationals? De pijler 2-regels inzake minimumbelasting zitten zo in elkaar dat een multinational met een hoofdkantoor in een land dat pijler 2 nog niet heeft ingevoerd, niet kan ontkomen aan de wereldwijde minimumbelasting. De bijheffing vindt dan plaats in de landen die de regels al wel hebben ingevoerd. Dit betekent dat landen in de regel de minimumbelasting zullen invoeren, omdat zij anders belastinginkomsten mislopen. Immers, als het ene land niet heft, zal het andere land bijheffen over de laagbelaste vennootschappen van de multinational in dat andere land. Volgens de OESO vallen voor het verslagjaar 2024 60% van de multinationals onder pijler 2. Voor het verslagjaar 2025 is dat naar schatting 90%. Als je het mij vraagt, gaan die effecten snel en goed de goede kant op.
Ook kent pijler 2 een maatregel die als een soort vangnet fungeert. Het gaat hier om de onderbelastewinstmaatregel; dat is een mooi galgjewoord. Met de invoering van de onderbelastewinstmaatregel vanaf 2025 geldt pijler 2 voor de laagbelaste winst van de wereldwijde vennootschappen van een multinational als er ook maar één ander concernvennootschap in een land zit dat de pijler 2-regels heeft ingevoerd. Kortom, multinationals met een hoofdkantoor in Nederland krijgen net als nagenoeg alle andere multinationals — het idee van een multinational is dat je in veel landen zit — te maken met de pijler 2-regels.
Nog een vraag van mevrouw Geerdink. Kan de staatssecretaris schetsen waar de overleggen met de andere landen die wel pijler 2 hebben geïmplementeerd over gaan? Gaan die over "hoe overtuigen we andere landen om mee te doen"? Of gaan de gesprekken meer over "hoe behouden we onze multinationals voor ons eigen land"? Met andere woorden, wat is onze strategie als andere landen niet meedoen aan pijler 2? De overleggen bij de OESO zijn met alle landen die zijn aangesloten bij het inclusive framework, ongeacht of zij pijler 2 al hebben ingevoerd. De pijler 2-regels zijn zo opgezet dat laagbelaste winsten altijd ergens worden belast en dat multinationals met een hoofkantoor in een land dat pijler 2 nog niet heeft ingevoerd, niet kunnen ontkomen aan de wereldwijde minimumbelasting. Daarom is de verwachting dat landen, als gevolg van deze systematiek, ervoor kiezen om die pijler 2-regels in te voeren, puur uit eigenbelang. Immers, als het ene land niet heft, zal het andere land bijheffen. Het is daarom in het belang van de landen zelf. Er is niet echt een brede lobby aan de gang om mensen te overtuigen.
Dan waren er nog enkele vragen van mevrouw Geerdink. Verwacht de staatssecretaris dat invoering van de onderbelastewinstmaatregel zal leiden tot tegenmaatregelen door andere landen, zoals China of de Verenigde Staten? Verwacht de staatssecretaris procedures bij de belastingrechter over de verenigbaarheid van deze heffing met belastingverdragen? Kan daarbij ook iets verder in de toekomst worden gekeken, bijvoorbeeld na het verlopen van de onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel? Op basis van de onderbelastewinstmaatregel wordt er bijgeheven bij laagbelaste vennootschappen, voor zover er geen binnenlandse bijheffing of inkomen-inclusiebijheffing wordt toegepast. Deze maatregel fungeert derhalve als dat vangnet. Door de toepassing van de onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel wordt de onderbelaste winstmaatregel niet toegepast ten aanzien van vennootschappen in landen waar het hoofdkantoor van de multinational is gevestigd met een statutair tarief van minstens 20%.
Zoals mevrouw Geerdink gisteren zelf al heeft opgemerkt, loopt de onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel uiterlijk 2026 af. Dat betekent dat landen die pijler 2 hebben ingevoerd, zoals Nederland, de onderbelastewinstmaatregel vanaf dat moment kunnen toepassen en kunnen bijheffen bij de laagbelaste vennootschappen in landen waar het hoofdkantoor van de multinational met een statutair tarief van tenminste 20% is gevestigd. Het is op voorhand niet te zeggen hoe sommige niet-implementerende landen dan zullen reageren op het aflopen van de onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel en hoe de overleggen bij de OESO hierover zullen verlopen. Overigens wordt in verschillende stukken van de OESO benadrukt dat de onderbelastewinstmaatregel in lijn is met de belastingverdragen, gebaseerd op het OESO- of VN-modelverdrag. Heel veel landen die niet meedoen, hebben wel weer dat soort verdragen geïmplementeerd.
Mevrouw Geerdink vroeg ook hoe het staat met het akkoord over pijler 1. pijler 1 betreft een herverdeling van heffingsrechten over de winsten van de grootste en meest winstgevende multinationals. Op dit moment is er helaas nog geen overeenstemming op pijler 1. In de brief over de monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking zal ik ook ingaan op pijler 1. Deze brief wordt later deze week verstuurd. Uiteraard informeer ik u zo spoedig mogelijk bij nieuwe ontwikkelingen, maar Nederland zou misschien wel willen dat dit soort gesprekken wat soepeler gaan.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Ik heb een korte vraag, want het ging heel snel. Dank voor alle antwoorden. Het was nogal een exercitie. Het kan aan mij liggen, maar ik heb even gemist hoe het precies zit met die tegenmaatregelen door bijvoorbeeld China of de Verenigde Staten. Verwacht u maatregelen vanuit deze landen? Het zijn toch landen die op een bepaalde wijze meedoen met het wereldwijde construct aan winstbelasting.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik denk dat het antwoord is: ik hoop het niet. Verwacht ik het wel? Dat weet ik ook niet precies. Ik denk het wel. Sowieso zitten we in een onzekere situatie. Trump is duidelijk geweest over zijn protectionistischere kijk op de economie van Amerika, en China is per definitie geen open economie, zal ik maar zeggen. Verwachten we dan wat? Ja, dat verwachten we. Tegelijkertijd is er ook de wil om bepaalde stappen te zetten, maar over hoe dat precies zal gaan, kan ik op dit moment onvoldoende over zeggen.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Een kleine vraag dan nog. Is het mogelijk om halverwege volgend jaar een reflectie of brief te krijgen over de stand van zaken wat betreft deze twee landen op dat moment? Ik denk namelijk dat het van groot belang is voor het succes van deze regeling.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laten we het zo doen: ik informeer u graag zo spoedig mogelijk bij nieuwe ontwikkelingen. Ik weet dat die gesprekken lopen. Overigens leiden die gesprekken ook altijd tot een bepaalde verslaglegging naar de Kamer. Pin me nu even niet vast op de maand waarin dat er zou moeten zijn. Ik weet dat er gesprekken zijn. Uiteraard wordt daar verslag van gedaan, mits dat past in het belang van Nederland.
Dan de laatste vraag. Die is niet van mevrouw Geerdink, maar van de heer Van Strien. Is de Wet minimumbelasting efficiënt, aangezien sommige belastingparadijzen nog niet deelnemen aan deze regeling? Dat is eigenlijk het verhaal dat ik net een beetje probeerde te vertellen. De pijler 2-regels zijn zo opgezet dat de laagbelaste winsten altijd wel ergens worden belast. Daarom is de verwachting dat laagbelaste landen als gevolg van deze systematiek uiteindelijk zullen kiezen voor het invoeren van pijler 2 of hun winstbelasting zodanig zullen aanpassen dat het effectieve tarief in de praktijk sowieso uitkomt op ten minste 15%. Immers, als het ene land dit niet heeft, zal het andere land bijheffen over de laagbelaste vennootschappen van de multinational. Het antwoord op uw vraag is dus ja. Ik denk dat de wet efficiënt is en dat belastingparadijzen niet deel hoeven te nemen. Uiteindelijk zullen zij dan de pijn voelen van het feit dat er wordt nageheven over de vennootschappen.
Tot zover het Belastingplan. Nu ga ik door naar de zaken die vandaag niet voorliggen. Dat doe ik natuurlijk een klein beetje triomfantelijk, al wil ik proberen dat niet te doen. Ik snap dat er heel veel …
De voorzitter:
Over het Belastingplan is er toch nog een interruptie van de heer Martens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Misschien komen mevrouw Moonen en ik wel voor hetzelfde. Ik heb een vraag gesteld over de hypotheekrenteaftrek en het bericht van Raymond Gradus in de ESB, dat laat zien dat het uniform aftrektarief is doorbroken. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om een toelichting. Hoe zit dat nou? Het staat niet in de toelichting. Ik kan me ergens ook wel voorstellen dat het over het hoofd is gezien. Laten we met die vraag beginnen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Allereerst over de hypotheekrenteaftrek. Ik heb het artikel van de heer Gradus ook gelezen. Het klopt dat de hypotheekrenteaftrek met een tikkie, namelijk een half procent, omhoog is gegaan. Voor de goede orde: dat geldt niet alleen voor de hypotheekrenteaftrek, maar ook voor de zorgkostenaftrek en de giftenaftrek. Dat is een effect dat wij, denk ik, niet hebben beoogd. In het stellen van de koopkracht wordt, om een rustig beeld te krijgen, op een gegeven moment gewerkt met kortingen en dus ook met de belastingschijven. We hebben daar als regering een schijf aan toegevoegd. Dat is nu de eerste schijf. Die eerste schrijf is een tikkie lager dan wat de tweede schijf was. Dat is ook de bedoeling, omdat we de eerste schijf uiteindelijk een goed alternatief vinden. Je kunt ook aan de knop van de algemene heffingskorting draaien, maar we vinden het netter om dat te doen met een nieuwe, extra schijf. Zo hebben we dat ook vastgelegd in het hoofdlijnenakkoord. In het stellen van de koopkracht is de middelste schijf inderdaad helaas een tikkie omhooggegaan. Het is niet de bedoeling geweest om de hypotheekrenteaftrek te verhogen of iets dergelijks. Dat is eigenlijk het eerlijke antwoord.
Dan zou direct de vraag kunnen zijn: waarom koppel je het niet aan de eerste schijf? Dat is een heel ingewikkelde structuurwijziging. Alles wat we hier doen en bespreken bij het Belastingplan zijn parameterwijzigingen. Daarbij zeg je in principe: we doen het belastingtarief een tikkeltje omhoog of een tikkeltje omlaag. Dat zijn voor de Belastingdienst redelijk uitvoerbare zaken. Het koppelen van alle aftrekposten aan de eerste schijf is een structuurwijziging. Die krijgen we met geen mogelijkheid voor het nieuwe jaar gereed. Om die reden is dat verder niet aan bod gekomen.
Wat ik daar nog over wil zeggen: gaan we dat alsnog doen? Nu hebben we namelijk een jaar de tijd. Nee, ook niet. Het is juist die eerste schijf die je zou willen gaan gebruiken als alternatief voor de kortingen. Je wil niet elk jaar een discussie krijgen over de vraag hoe je met de hypotheekrentekorting omgaat als je in dat jaar misschien een half procent omhoog of een half procent naar beneden moet. Wel kan ik toezeggen dat wij hier uiteraard bij alles wat we nog gaan doen in het komende jaar expliciet aandacht aan geven. Het is inderdaad een onbedoeld effect geweest. Laat u mij daar voor het komende jaar op terugkomen.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Daar moet ik even op kauwen. Het siert de staatssecretaris dat hij toegeeft dat dit onbedoeld is gebeurd. Ik kan me dat ergens ook wel voorstellen; zo vreemd is dat niet. De reden dat wij daar een probleem mee hadden, is dat het ergens wel een monument van eerlijkheid was dat alle Nederlanders hypotheekrente aftrekken en dat tegen hetzelfde tarief doen. Eerder was het zo: je hebt hetzelfde huis als je buurman en je hebt dezelfde hypotheek, maar een ander inkomen, en hoe rijker je was, hoe meer je kon aftrekken. Dat was ergens een misstand en dat was ook niet goed voor de woningmarkt. Wij zijn dus eigenlijk op zoek naar een herstel van dat uniforme tarief. Ik hoor de uitleg van de staatssecretaris goed; ik moet daar even op kauwen, geef ik toe. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om die uniformiteit weer te herstellen, met inachtneming van de technische moeilijkheid die daar wellicht aan hangt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Poeh. Dat zou betekenen dat je het alsnog koppelt aan de laagste schijf. Tegelijkertijd wil je ook graag een alternatief hebben om aan te kunnen draaien voor de algemene heffingskorting. Ik kan dat nu niet zomaar wegen en daar een eenduidig antwoord op geven. Laat het een monument van eerlijkheid zijn dat ik dat nu niet weet.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik moet er ook even over nadenken. Dank.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik verwacht nog een reactie op twee vragen. Ik had de staatssecretaris opgeroepen om leiderschap te tonen en echt aan de slag te gaan met het eenvoudige en rechtvaardige belastingen- en toeslagenstelsel. Misschien komt hij daar nog op.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Exact. Dat is alleen wat vandaag niet voorligt. Die vraag zit dus in het mapje overige.
Mevrouw Moonen (D66):
Goed zo. Mijn tweede punt — dat heb ik genoemd vlak voor de dinerpauze, dus dat kreeg ik net niet af — ging over box 3. Ik heb een suggestie gegeven om die te vereenvoudigen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Box 3 ligt vandaag niet voor. Vandaar dat ik de vraag daarover bij de overige punten behandel.
Mevrouw Moonen (D66):
Komt goed!
De heer Baumgarten i (JA21):
Het kan zijn dat ik het gemist heb, maar komt de staatssecretaris nog terug op de zelfstandigenaftrek en de versnelde versobering daarvan?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat denk ik …. Ik moet even zoeken.
De voorzitter:
Het zou ook in de tweede termijn kunnen. Als het nu niet in uw mapjes zit, komt dat in de tweede termijn.
De heer Baumgarten (JA21):
Dat beschouw ik dan maar als een belofte.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan gaan wij verder met een ander heel leuk onderwerp, te weten de uitvoering. De heer Van Strien zei daarover: al jaren horen we over ICT-problemen bij de Belastingdienst; dat klemt temeer gezien de grote wijzigingen die in het Belastingplan staan. Zijn vraag is: zijn de nieuwe systemen klaar op het moment dat we die nodig hebben? Voor het pakket dat we vandaag bespreken en waar uw Kamer volgende week over stemt, is de Belastingdienst op tijd klaar. Het pakket is, in de terminologie van de Belastingdienst, inpasbaar en uitvoerbaar. Dat komt ook — dat is ook een beetje wat ik net zei over die parameterisering — doordat parameters aanpassen vele malen eenvoudiger is dan structuurwijzigingen doorvoeren. Uiteraard wordt in het nadenken over wetten, belastingplannen en dat soort zaken op het ministerie goed nagedacht en besproken met de Belastingdienst wat een parameterwijziging is en wat een structuurwijziging. Overigens kun je op dat punt ook als bewindspersoon zomaar een verkeerde afslag nemen door aan te nemen dat iets heel makkelijk is, terwijl dat toch niet zo blijkt te zijn.
De voortgang van de ICT-modernisering is overigens ook afhankelijk van beleidswensen, hersteloperaties en beschikbaarheid van ICT-medewerkers. Wat betreft het laatste punt: tijdens mijn eerste werkbezoek aan de Belastingdienst zag ik tot mijn verbazing en ook tot mijn vreugd dat men daar de vacaturevervulling op orde heeft, met een vervullingspercentage dat dicht tegen de 100% ligt. De problemen op dit vlak van de afgelopen jaren zijn voortvarend aangepakt. Er is nu voldoende capaciteit om ook de vergrijzingsgolf — dat zeg ik met respect overigens — in de komende jaren op te vangen. Ik was daar enthousiast over. Dat wil overigens niet zeggen dat alle vacatures vervuld zijn. Elk bedrijf en elke organisatie, ook de Belastingdienst, heeft altijd wel die ene specialist nodig die moeilijk te vinden is. Maar uiteindelijk gaat het op dat vlak goed.
De heer Van Strien i (PVV):
Fijn dat het voor dit jaar goed gaat, maar we hebben het gehad over een aantal structuurwijzigingen als het gaat over box 3 en over vereenvoudiging. Hoe zit het daar dan mee? Of komt u daar nog op terug?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Goede vraag, zeg ik via de voorzitter. Er is natuurlijk sprake van achterstallig onderhoud. Dat wordt ingelopen, maar de modernisering van de IH-keten loopt vertraging op door de recente arresten in box 3. Dat is echt een hele lastige, ook in het oplossen van het box 3-dossier. Dat betekent sowieso dat grote wijzigingen in de IH-keten, zoals de invoering van een nieuw box 3-stelsel — we hebben ook nog de hersteloperatie — pas vanaf 2028 mogelijk zal zijn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Als we kijken naar die structuurwijzigingen, waarvan er een aantal de revue gepasseerd zijn, is dan de structuurwijziging op zich het knelpunt of is de automatisering het knelpunt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik zou bijna zeggen: het is beide of geen van beide. Uiteindelijk heeft de Belastingdienst een portfolio van projecten en een beperkte capaciteit om die projecten te managen. Dat wordt continu met elkaar in balans gebracht en gepland. Ook vanuit de politiek worden prioriteiten gegeven. Sommige prioriteiten worden ook door mij gegeven. Het ene dossier is duurder dan het andere dossier, dus dat heeft misschien wat meer haast. Het is een doorgaand proces. Maar er is in ieder geval geen sprake van unlimited resources bij de Belastingdienst. Ik wilde zeggen: tot mijn spijt, maar dat is niet zo, want unlimited resources zijn ook weer heel erg duur. Er is dus een spanningsveld als het gaat om wat je in redelijkheid kunt verwachten van een IT-organisatie.
De voorzitter:
Ik stel voor om de interrupties weer aan het einde van elk blokje toe te staan.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helemaal goed. Dan een vraag van de heer Heijnen. De BBB is erg benieuwd naar de Meerjarenstrategie Belastingdienst 2025-2030, die we binnenkort zullen ontvangen. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer? De Meerjarenstrategie zal, samen met onder andere het Jaarplan 2025 van de Belastingdienst, voor het kerstreces aan beide Kamers worden aangeboden. U kunt dus lekker onder de kerstboom de Meerjarenstrategie Belastingdienst lezen. Die komt eraan!
Dan was er nog een vraag van de heer Heijnen. Lopen we niet het risico dat we over een aantal jaren weer aan de volgende upgrade van de upgradede systemen kunnen beginnen? Graag een reactie van de staatssecretaris. Als ik die vraag hoor, doet me dat denken aan een film van twintig jaar geleden: Enemy of the State. De vrouw van Will Smith vraagt op een gegeven moment: "Well, who's gonna monitor the monitor of the monitors?" Oftewel, wie controleert de controleur van de controleur van de controleur? Dit is de upgrade van de upgradede systemen. Allereerst wil ik aangeven dat de techniek steeds sneller gaat. Het is heel erg ingewikkeld om het proces van vernieuwen, het upgraden, bij te houden, want dit zal nooit stoppen. Maar in de toekomst zullen we waarschijnlijk wel kortere doorlooptijden kunnen hebben omdat we modernere systemen hebben. Bij het moderniseren van onze systemen kiezen we voor toekomstbestendige technologie en architectuurprincipes en borgen we dat lifecyclemanagement goed wordt ingeregeld. Door lifecyclemanagement goed in te richten, doe je onderhoud op tijd en voorkom je zo veel mogelijk dat achterstallig onderhoud ontstaat. IT is wat dat betreft een weerbarstige omgeving. De Belastingdienst probeert up to speed te raken, maar de ontwikkelingen gaan snel. Dat weet volgens mij iedereen.
Er is nog een vraag van de heer Heijnen. Waarom loopt bij de Belastingdienst niet ook een parallel IT-traject? De heer Heijnen zei daarmee het volgende te bedoelen: waarom niet bestaande systemen upgraden en tegelijkertijd nieuwe state-of-the-artsystemen ontwikkelen voor een aantal belangrijke belastingen? De doelstelling is om het overgrote deel van het achterstallig onderhoud eind 2026 in de meeste ketens opgelost te hebben, zoals aangegeven. Bij het moderniseren zijn we ook steeds bezig met het lifecyclemanagement. Uiteindelijk is het niet zo dat je schaduw gaat draaien met twee verschillende soorten systemen voor dezelfde belasting. Dat maakt dingen wel heel erg complex. Een aantal systemen worden vervangen en er wordt zeker wel gekeken naar pakketten die snel en beheersbaar zijn. In het verleden is bijna alles gebouwd door de Belastingdienst. Er wordt nu ook gekeken naar pakketten die in andere landen al goed functioneren. In die hele IT-portfolio worden wel de juiste afwegingen gemaakt. Doen we het zelf, kopen we het of passen we het aan? Het nu opzetten van een greenfieldorganisatie is niet iets waar we naar kijken.
Ik heb nog een vraag van de heer Heijnen. "De staatssecretaris geeft aan dat met 98% de formele bezetting van de Belastingdienst bijna op orde is. Hierbij is ook al rekening gehouden met de aankomende pensioneringsgolf. Klopt dit?" Dat betreft het antwoord dat ik net gegeven heb: ja, dat klopt. Tegelijkertijd heb je naast de pensioneringsgolf ook het normale verloop. Dat schat je zo goed mogelijk in. Dat kan misschien fluctueren, maar de directie, het management en de organisatie zijn op niveau qua recruiters en mensen die daarbij helpen. Daar verwacht ik dus geen problemen.
De heer Heijnen vroeg ook naar de handhavingsfunctie van de Belastingdienst. Om de hoeveel jaren vindt er in het bedrijfsleven een controle plaats bij belastingplichtigen op een van de belastingsoorten? Het uitvoeren van controles, zoals boekonderzoeken en kantoortoetsen, zijn voor de Belastingdienst een heel belangrijk onderdeel van de handhavingsmix. Ik zeg er maar even bij dat er ook handhavingsinstrumenten zijn die niet één bezoek aan een belastingplichtige betreffen. Neem bijvoorbeeld horizontaal toezicht, waarbij er op een andere manier toezicht plaatsvindt. Er is een mix van tientallen handhavingsinstrumenten, variërend van dienstverlening tot toezicht, maar ook opsporing. De Belastingdienst bepaalt deze handhavingsmix op basis van de uitvoerings- en handhavingsstrategie. Dat betekent dat de Belastingdienst kijkt naar de naleving van burgers en bedrijven om een effectieve en efficiënte mix van handhavingsinstrumenten te kiezen. Uw vraag is daarom niet op die manier te beantwoorden. Stel dat u het toch zou willen, dan zeg ik daarbij: dat gaan we ook niet doen. De politie zegt niet waar er wordt gecontroleerd op snelheid en ik wil als staatssecretaris geen Flitsmeister zijn die aan burgers vertelt waar er gecontroleerd wordt. Uiteindelijk is het van belang dat dat de afweging van de inspectie is. Ik ga dus geen Flitsmeister zijn. Tot zover dit thema.
We gaan naar box 3. Iedereen veert op. Laten we beginnen met iets corrigeren. Ik had gezegd iets in een brief te schrijven. De heer Baumgarten vroeg in een interruptie naar de niet-bezwaarmakers in box 3. Ik zei toen: o, dat doe ik in de brief erbij. De collega's die mij hierin ondersteunen, gaven mij het volgende aan. Dat zijn overigens fantastische collega's. Het zijn er ook heel veel en ze doen echt heel goed werk. Dat moet ook even gezegd worden. Het vorige kabinet is meerdere malen ingegaan op de behandeling van niet-bezwaarmakers. Niet-bezwaarmakers zijn mensen van wie de aanslag al onherroepelijk vaststond op 24 december 2021. Dat was de dag van het Kerstarrest en de dag voor kerst. Daarom heet het ook het "Kerstarrest". Dat gaat dus om meerdere jaren. Er is een procedure, massaal bezwaar plus, opgestart, om nogmaals aan de Hoge Raad de vraag voor te leggen of deze groep recht heeft op rechtsherstel. Eerder, in 2022, heeft de Hoge Raad al beslist dat er voor deze groep geen rechtsherstel verleend hoefde te worden. De procedure massaal bezwaar plus loopt nog. Hierover zijn geen nieuw ontwikkelingen te melden. Op dit moment dien ik mij te verhouden tot de uitspraak van de Hoge Raad uit 2022. Daarmee heb ik antwoord gegeven en hoef ik dit niet op te nemen in de brief.
Over box 3 wil ik nog het volgende zeggen. Allereerst merk ik op dat het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 geen onderdeel uitmaakt van dit Belastingplan. Ik zou daarover ook graag een veel breder gesprek hebben dan we nu hebben. Ik wil toch wat vragen hierover beantwoorden. Ik snap ook dat het leeft. Het wetsvoorstel is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. Wij hebben natuurlijk adviezen van de Raad van State gekregen. Die zijn we op dit moment aan het beoordelen. Dat is een stevig advies, een pittig advies. De Raad van State heeft daar zelf ook over gecommuniceerd. Dat betekent dat wij met elkaar goed moeten nadenken over de vraag hoe we daarmee verdergaan. Uiteraard komt er dan een nader rapport, waarin wij ingaan op de constateringen van de afdeling. Het is niet gepast om daar nu op vooruit te lopen.
Mevrouw Geerdink vraagt naar aanleiding van het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 welke keuzes ik als staatssecretaris ga maken met het wetsvoorstel en of ik het advies van de Raad van State serieus neem. Die tweede vraag kan ik mooi beantwoorden: adviezen van de Raad van State neem ik heel serieus. Het wordt wel een beetje een boeltje als ik dat anders zou zeggen. Ik wil overigens wel zeggen dat ik het advies van de Raad van State ingewikkeld vind. Het is een ingewikkeld advies, maar ik vind het ook ingewikkeld in relatie tot de Hoge Raad. Misschien heb ik daar al even bij gezegd dat ik mijn gemoedstoestand het meest treffend beschreven vond in de column van de heer Bouman in het FD van vorige week, waarin hij de suggestie deed om de Hoge Raad en de Raad van State samen in een hok te stoppen en dan te kijken wat er uitkomt. Dat gaan we niet doen, maar ik vond het wel een aardige suggestie. Het geeft aan dat we niet vooruit, niet achteruit en niet links en niet rechts kunnen. Dat betekent dat we nu toch een koers moeten kiezen en dat gaan we ook doen. Op dit moment bestudeert het kabinet het advies en zal uiteraard met een reactie komen.
Ik kan wel ingaan op de stelling van mevrouw Geerdink dat een eenvoudig stelsel op basis van werkelijk rendement beter is dan een ingewikkeld stelsel dat ondoenlijk is voor de belastingplichtige en de Belastingdienst. Maar ja, ik ben ook voor wereldvrede en tegen milieuvervuiling. Wij willen uiteindelijk een robuust stelsel voor de toekomst hebben, maar het wordt wel ingewikkeld. Een stelsel op basis van werkelijk rendement is per definitie ingewikkelder dan een forfaitair stelsel. Dat was ook de lof en hulde van het forfaitair stelsel, alleen was het niet eerlijk. Daardoor is het ook afgeschoten door de Hoge Raad, zeg ik op de meest populaire manier.
Omdat gegevens nodig zijn waarover de Belastingdienst niet beschikt en die dus ook niet vooraf kan invullen in de aangifte inkomstenbelasting, moet de belastingplichtige de benodigde informatie zelf verstrekken. Dat is inherent aan een stelsel op basis van werkelijk rendement, of capital gains, zeg ik tegen de heer Heijnen. Een forfaitair stelsel met tegenbewijsmogelijkheid, zoals dat nu op basis van het juni-arrest van de Hoge Raad uitgewerkt wordt om rechtsherstel te geven, maakt het overigens ook noodzakelijk dat belastingplichtigen zelf hun werkelijk rendement berekenen. Mochten ze daar geen zin in hebben, dan krijgen ze automatisch toch weer die forfaitaire variant.
Dat is natuurlijk alleen relevant als een belastingplichtige de heffing naar beneden wil bijstellen, waardoor de tegenbewijsmogelijkheid werkt als een soort van cap. Onder meer daardoor zijn er grote bezwaren tegen het huidige stelsel. Die bezwaren moeten weggenomen worden. Er is een brede wens om een stelsel op basis van het werkelijke rendement in te voeren. Daar is trouwens ook al heel veel over gedebatteerd. Dat is uiteindelijk ook gewoon het meest rechtvaardig ten opzichte van een forfaitaire heffing. Punt, denk ik.
Mevrouw Moonen vroeg: kan er niet een systeem worden geïntroduceerd dat vergelijkbaar is met de winstsfeer voor box 3, waarbij het werkelijk rendement box 3 op bijvoorbeeld aandelen zelf wordt ingevuld bij de aangifte en de juistheid wordt gecontroleerd met steekproeven? Deze werkwijze, die D66 overigens ook al in de schriftelijke vragen voorstelde, vormt het uitgangspunt van het formulier opgaaf werkelijk rendement dat door de Belastingdienst wordt ontwikkeld als onderdeel van het aanvullende rechtsherstel. Bij het invullen van het formulier geven belastingplichtigen straks zelf het werkelijk rendement aan.
De Belastingdienst onderzoekt op dit moment of het formulier opgaaf werkelijk rendement in de reguliere aangifte inkomstenbelasting kan worden geïntegreerd, waardoor belastingplichtigen in één keer alles kunnen opgeven. Afhankelijk van de ervaringen die de Belastingdienst in de praktijk met het verwerken van die formulieren opdoet, kan een aangepast aangifteformulier als uitgangspunt dienen voor een nieuw box 3-stelsel. Dat is wat ik daarover kan zeggen. Het zou kunnen. Alles hangt af van de keuzes die we met elkaar gaan maken. Met elkaar, laten we daar ook eerlijk over zijn.
Een vraag van de heren Martens en Holterhues. De heer Martens vraagt of uitstel van een nieuw box 3-stelsel tot na 2027 acceptabel is en of ik een simpele vermogensbelasting zou willen uitwerken als plan B. De heer Holterhues vraagt naar de planning voor box 3. Mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven dat de Belastingdienst niet voldoende capaciteit heeft om het nieuwe stelsel volledig te implementeren per 2027. Dit komt doordat de Belastingdienst de komende tijd veel capaciteit nodig heeft om het rechtsherstel uit te voeren, wat ik net ook zei op de vraag van mevrouw Moonen.
Het kabinet zal voor het einde van het jaar het parlement met een brief meer duidelijkheid geven over de vervolgplanning. Het kabinet gaat daarnaast het advies van de Raad van State goed bestuderen. Tegen eenieder die sneller wil, zeg ik: een eenvoudige oplossing is een illusie en "snel" hoort daar ook bij. Bij de vormgeving van een vermogensbelasting moet ook rekening worden gehouden met een mogelijke schending van het recht op ongestoord genot van eigendom. Dat is mogelijk namelijk ook het geval bij mensen die door een vermogensbelasting interen op hun vermogen. Dat is uiteindelijk een van de grote bezwaren van de Hoge Raad. Dit volgt na advies van de landsadvocaat, en ook de Raad van State heeft hier vorig jaar aandacht voor gevraagd bij het initiatiefwetsvoorstel over vermogensbelasting van de heer Nijboer, van uw partij. Om dit te voorkomen, is een anticumulatieregeling nodig. Ook hiervoor is informatie nodig over het werkelijk rendement van belastingplichtigen.
Dat leidt dan weer tot die extra complexiteit, ook voor die oplossing. Ik heb vandaag gegoogeld of "gordiaanse knoop" met een "g" of "ch" is. Het is met een "g". Dit is dus een gordiaanse knoop. Vermogensbelasting heeft bovendien als nadeel dat mensen met hogere rendementen evenveel belasting betalen als mensen met lagere rendementen, zoals spaarders. Zoals mijn voorgangers ook hebben aangegeven: het ideale stelsel bestaat niet. Steeds zal er een afruil tussen eerlijkheid, eenvoud voor burgers en de Belastingdienst en budgettaire aspecten gemaakt moeten worden. Het kabinet gaat al deze aspecten wegen bij de reactie op de Raad van State.
U mag mij vast niet interrumperen, meneer Martens, want ik heb nog een paar vragen.
De voorzitter:
Het kan aan het eind van het blokje. Daarna beginnen we met de heer Van Rooijen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan nog vragen van mevrouw Moonen, de heer Van Apeldoorn en de heer Baumgarten. Waar gaat de staatssecretaris dekking vinden als de invoering van box 3 verder vertraagd wordt? Kan ik toezeggen dat het geld eerlijk wordt opgehaald en de middeninkomens hiervan niet de dupe zullen worden? Mogen we een structurele werkzame oplossing verwachten? Allereerst herhaal ik nu iets wat ik de vorige keer zei in reactie op de vragen van de heer Schalk. Vandaag kwam die vraag ook een keer langs — ik weet niet meer van wie — en ik heb er dus al wat over gezegd. Van alles wat ik hier voorstel, vind ik dat het eerlijk is. Dat vind ik belangrijk om te markeren. Worden de middeninkomens hiervan wel of niet de dupe? Voor het einde van het jaar informeer ik het parlement met een brief over het vervolg van het toekomstige stelsel. Uitstel van het nieuwe stelsel gaat inderdaad gepaard met budgettaire derving, die conform de begrotingsregels gedekt moet worden. Dat zullen we doen conform de begrotingsregels. Dan komt het dus neer bij box 3.
Dan de vraag van de heer Van Apeldoorn. De compensatie van box 3 kost ons 14,2 miljard, zeg ik er even bij. Hij zegt: "40% komt bij vermogenden terecht terwijl lagere inkomens hiervoor betalen. Het kabinet besloot eerder om een deel van de lastenverlichtingen uit te stellen." Het kabinet wil dat mensen meer te besteden hebben en heeft zich ingezet voor een evenwichtig pakket waarin alle inkomensgroepen meer te besteden hebben de komende jaren. Het kabinet zag zich in de zomer tegelijkertijd geconfronteerd met een forse financiële tegenvaller. Ook voor Nederland is 14 miljard een forse tegenvaller. Dat komt dus door de extra kosten van box 3 in 2025 en 2026 in verband met aanvullend rechtsherstel. De koopkrachtenveloppen zijn daarom gefaseerd ingezet om de koopkrachtontwikkeling te spreiden over de kabinetsperiode. Hierbij is er zorg voor gedragen dat alle inkomensgroepen er de komende jaren op vooruitgaan. De beschikbare budgettaire ruimte is ingezet voor het dekkingsvraagstuk bij box 3. Het dekkingsvraagstuk in box 3 is daarnaast ingevuld door het verlagen van het tarief in box 3 terug te draaien. Ook de Aof-premie is verhoogd en de verhoging van het AWf-tarief is met een jaar versneld. Uiteindelijk hebben wij het gedaan met het verleden in het saldo en het heden in de begroting. Voor de toekomst hebben we natuurlijk een doel voor wat box 3 zou moeten opleveren. Daar dienen wij ons toe te verhouden.
Tot zover de vragen over box 3.
De voorzitter:
De heer Van Rooijen had zich al gemeld.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb in de eerste termijn uitvoerig stilgestaan bij het advies van de Raad van State. Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris nu niet kan ingaan op dat advies. Er wordt straks gewerkt aan een ander rapport et cetera, et cetera. Maar ik wil van de staatssecretaris wel horen wat hij vindt van de motie-Van Rooijen die vorig jaar december ruim aanvaard is. Die motie verzoekt om bij het zoeken van het nieuwe stelsel prioritair aandacht te geven aan de vermogenswinstbelasting. Is hij bereid die motie uit te voeren, die hier aanvaard is? Ik hoor hem er niet over. Het advies van de Raad van State is, zoals ik ook gisteren heb gezegd, een enorme steun in de rug van mijn motie. O, non-verbaal geeft u al antwoord, staatssecretaris. Dat is ook interessant. Dat kan ik ook doen trouwens. Dat doe ik ook nu. Maar de Raad van State zegt dus heel duidelijk dat wij een van de weinige landen zijn die geen capital gains tax hebben. Bijna alle landen hebben dat. De Raad van State zegt eigenlijk: in dat stelsel belast je de gerealiseerde rendementen; dat doe je niet bij de vermogensaanwasbelasting, waarbij je papieren waardestijgingen belast, die ook zo weer kunnen veranderen.
De voorzitter:
De vraag is helder. De motie-Van Rooijen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
De motie-Van Rooijen ligt er nog. Wij gaan keuzes maken ten aanzien van de mix die wij kiezen. Er liggen volgens mij verschillende opties op tafel: de ene in combinatie met de andere, de andere zelfstandig. We zullen daarnaar kijken. Aan de vermogenswinstbelasting, zoals u aangeeft, zitten ook nadelen. Het doenvermogen van burgers wordt daarbij toch iets meer op de proef gesteld dan bij andere varianten. Het is dus geen gelopen race. Dat heeft de Raad van State volgens mij ook niet betoogd in zijn advies. Dit moet echt breed worden gewogen. Wat betreft uw vraag of uw motie wordt uitgevoerd, zeg ik: we gaan kijken naar het totaal. De vermogenswinstbelasting wordt daar absoluut zeer serieus — u noemt dat "prioritair"; ik noem het "zeer serieus" — in meegewogen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik proef in uw antwoord toch een beetje het volgende. U zegt nu alweer: er is een nadeel aan de vermogenswinstbelasting. Natuurlijk, elke keuze heeft voor- en nadelen. Maar ik heb in mijn betoog uitvoerig gesproken over vermogensaanwasbelasting, ook vorig jaar. Fictief rendement is een ramp en vermogensaanwasbelasting is ook een fictief rendement, want dat belast gewoon een papieren waardestijging die niet gerealiseerd is. U zegt dat het lastig is voor de burger om het op een andere manier te doen, gericht op wat wel gerealiseerd is. Dat is dan heel concreet. Ik neem dus een beetje afstand van wat u zegt, namelijk dat daar nadelen aan verbonden zijn. Natuurlijk, alle keuzes hebben nadelen. Maar ik vind het een beetje een scheve benadering om nou uitgerekend bij gerealiseerd rendement te zeggen: het is lastig voor de burger, dus gaan we maar papieren waardestijgingen belasten.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Gelukkig, zeg ik via de voorzitter, ga ik over mijn eigen antwoorden. Volgens mij is het allerbelangrijkste — ik denk dat ik dat vandaag misschien wel een keer of acht heb gezegd — dat ik hier geen keuze ga maken in het box 3-dossier, vanwege het feit dat we het allemaal goed analyseren. Ik heb alleen maar geprobeerd wat balans aan te brengen bij één prioritaire oplossing. Ik heb dat overigens ook gedaan bij de vermogensbelasting. Daar heb ik ook wat woorden aan vuil gemaakt. Overigens, als u ook wat negatieve woorden over de vermogensaanwasbelasting wilt horen: ja, daar zitten ook lastige punten bij, bijvoorbeeld op gebied van liquiditeit en de informatiepositie. Er kleven dus nadelen aan alle vormen. Ik ga hier vandaag niet kiezen. Dat is misschien wel mijn belangrijkste boodschap.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik vind dat slot eigenlijk wel keurig en correct, want u noemt nu ook bezwaren bij de papieren belasting. We wachten het af. Maar in ieder geval is er over de vermogenswinstbelasting een aangenomen motie om die prioriteit te geven. Die is nog heel netjes geformuleerd. Ik hoop dat de staatssecretaris dat meeneemt.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris gebruikte de beeldspraak van de gordiaanse knoop. Dat is mijn favoriete beeldspraak, kan ik wel zeggen. Voor de niet-ingewijde: dat is de onontwarbare knoop; wie die zou kunnen ontwarren, zou over Azië heersen. Alexander de Grote kwam langs en hakte die doormidden. Waarom is dat mijn favoriete beeldspraak? Omdat Nederland nogal wat dossiers kent die zijn vastgelopen in hun eigen complexiteit en door de randvoorwaarden die wij met z'n allen — ik richt me ook tot de collega's — opleggen. Dat maakt de oplossing van het probleem onmogelijk. Dat geef ik graag mee aan de staatssecretaris. Als ik het advies van de Raad van State optel bij de moeilijkheden, dan denk ik niet dat we eruit gaan komen als we het niet zoeken in de eenvoud. Het perfecte stelsel is wellicht niet haalbaar. De staatssecretaris gaat een brief schrijven. De Tweede Kamer is dan eerst aan zet. Ik geef hem graag mee: ga voor eenheid. Verder uitstel kost 2 miljard euro per jaar. Anderen, vooral werkende mensen, betalen dat. Dat is voor ons onacceptabel. Dus ik geef hem mee: ga voor eenvoud.
De voorzitter:
Ik ga ook voor snelheid. Ik hoor geen vraag, dus ik geef het woord aan mevrouw Moonen.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik heb een vraag aan de staatssecretaris: kan hij toezeggen dat de box 3-problematiek de komende jaren niet wordt neergelegd bij de lage inkomens en de middeninkomens? Dat is nu namelijk wel het geval. Dat mag wat de fractie van D66 betreft de volgende jaren niet opnieuw gebeuren.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laat ik het zo zeggen: dat is een invulling van iets wat er misschien gaat komen. Dit is een als-danredenering. Mijn collega's zeiden dat ik dat niet moet doen. Even doorfilosoferend: box 3 is natuurlijk een heffing op vermogen. Als je die heffing niet kunt doen, moet je uiteindelijk elders een dekking zoeken. Ik heb nu geen antwoord op de vraag waar we die dekking exact gaan zoeken. Ik breng wel even in dat er ook mensen met een middeninkomen en zelfs mensen met een laag inkomen zijn die vermogen hebben. Er zijn uiteindelijk heel veel Nederlanders met vermogen. We zien ook dat de vermogensverdeling — daar hebben we het vandaag trouwens ook al over gehad — bijvoorbeeld veel bij de wat oudere mensen zit. Die hebben op enig moment misschien wel een erfenis of een overwaarde op hun huis of op een tweede huis. Als dat vermogen niet belast kan worden conform de regels die de Hoge Raad daaraan stelt, zullen we uiteindelijk eventueel elders een dekking moeten zoeken. Ik kan nu, op voorhand, niks zeggen over waar dat dan is.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik heb een hele simpele en korte vraag aan de staatssecretaris: waarom, gegeven dit box 3-drama, voert hij niet gewoon een simpele vermogensbelasting in? Denk aan een miljonairsbelasting van 5% boven de 5 miljoen. Die kan hij in het volgende Belastingplan al realiseren.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij heb ik daar al antwoord op gegeven. Een van de nadelen van de vermogensbelasting — ik kan de stukken er nog even bij pakken — is het recht op ongestoord genot van eigendom. Het risico van de percentages die u net noemt, is dat het niet zeker is of dit juridisch voldoende houdbaar is. Ik wil in ieder geval niet verantwoordelijk gehouden worden voor het volgende box 3-drama. Wij kijken dus echt naar een oplossing waarbij de rijken uiteindelijk bijdragen. We denken dat we daar goed over na moeten denken en dan een keuze moeten maken. Omwille van het budgettaire belang wil ik dat ook snel doen.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn tot slot.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot. Ik wil de staatssecretaris in ieder geval meegeven wat meer out of the box te denken. Over de reële rendementsheffing wordt al tien jaar of langer gepraat, maar die is er nog steeds niet. Nu zitten we wel met de situatie dat het 2 miljard per jaar kost, zolang er geen wetgeving is. Volgens mij kan zo'n vermogensbelasting echt een oplossing bieden.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dit was geen vraag. Ik wil er het volgende over zeggen. U vraagt mij out of the box te denken. In de mix of in de box zitten in ieder geval vermogensbelasting, vermogenswinstbelasting en vermogensaanwasbelasting. Zelfs forfaitair rendement zit in de box. Daar moeten we een heel wijs besluit op nemen. Dat gaan we wegen. Sowieso vind ik alles met boxen in dezen een mooie beeldspraak.
De voorzitter:
Is dit uw laatste thema?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Nee hoor, ik heb er nog drie.
De voorzitter:
Nog drie. Ah. Ehm, pfoe. Gaat u verder.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dank u wel. Een kleine, maar ook relevante: de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken. De heer Heijnen heeft daar een vraag over gesteld: kan de staatssecretaris een zesde variant uitwerken voor de gedifferentieerde verbruiksbelasting? Dit gaat om een belasting op basis van toegevoegde suikers. De variant waarbij op basis van toegevoegde suikers wordt belast is al toegelicht. Dit is gedaan in de contourenbrief en later nog eens verduidelijkt in de schriftelijke antwoorden. Daarmee kon het kabinet deze motie in de Tweede Kamer oordeel Kamer geven. Als het verzoek van de heer Heijnen is om bij deze variant ook de tarieven te laten uitrekenen, kan ik het RIVM vragen wat hiervoor nodig is. Mocht u een motie daarop overwegen: ik ben bereid dat te doen.
Een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers: kan de staatssecretaris toezeggen een wetsvoorstel op te stellen waarin plantaardige zuiveldrank en pure sappen worden uitgezonderd? Dit kan het kabinet nog niet toezeggen. Het kabinet beraadt zich er op dit moment nog op of en, zo ja, op welke wijze de huidige verbruiksbelasting wordt omgezet naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van het suikergehalte. Daar liggen ook verschillende scenario's voor. Er moet een keuze gemaakt worden. Hierbij gelden verschillende dilemma's, die uitgebreid zijn toegelicht aan beide Kamers. Bij deze afweging moeten gezondheidsaspecten, maar ook uitvoeringsaspecten en staatssteunaspecten worden betrokken, alsook de betaalbaarheid van alle dranken. Dat wordt op dit moment gewogen. Daar komen wij graag op terug. Maar als het gaat om uw vraag of er bij voorbaat iets kan worden uitgezonderd, kan ik dat nu niet toezeggen.
Ik heb nog één vraag in dit blokje. Dit is nog een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers: waarom houdt het kabinet vast aan budgetneutrale omzetting bij de overgang naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken? De omzetting naar een verbruiksbelasting op basis van het suikergehalte van de drank kent een gezondheidsdoelstelling en geen aanvullende budgettaire doelstelling. Het idee is om met eenzelfde belastingopbrengst als nu de suikerinname via alcoholvrije dranken te verminderen. Als het uitgangspunt van budgetneutrale omzetting wordt losgelaten, is extra dekking nodig. Dat is niet het uitgangspunt van dit kabinet.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dit dossier loopt al een tijdje. De sector heeft last van de verhoging van de verbruiksbelasting per 1 januari 2024. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wanneer we een besluit hierover kunnen verwachten, zodat de pijn zo kort mogelijk duurt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij op korte termijn. U wil vast en zeker een datum of een maand of een jaargetijde of een kwartaal hebben. Daar kom ik in tweede termijn graag op terug.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Even voor de helderheid: dit gaat over een voorstel, niet over nog een brief of een aanvulling op een brief. Het gaat over een voorstel. Ik ben ernaar op zoek dat de pijn op z'n laatst op 1 januari 2026 voorbij is, dus dat we het aankomend jaar gebruiken om die fout op te lossen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Nou, ik weet niet of we het als een fout zien. Maar volgens mij is dat inderdaad wel de ambitie. Ik weet in ieder geval dat er verschillende oplossingsrichtingen liggen. We gaan nog een oplossing uitwerken, zoals de heer Heijnen dat vroeg. Volgens mij zitten we nu in het proces van wegen. Dat doe ik niet alleen. Het gaat niet alleen over euro's, maar ook over gezondheidseffecten. Het is dus iets wat momenteel loopt en speelt.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Om het nog even echt scherp te krijgen: ik heb een motie hierover voorbereid, met als doel de termijn zo kort mogelijk te houden en om dit probleem op te lossen voor 1 januari 2026. Maar ik wil niet per se nog een motie indienen. Er ligt al een stapel moties vanuit de hele Staten-Generaal. Ik wil die motie dus helemaal niet indienen, maar ik heb daarvoor wel de toezegging van de staatssecretaris nodig dat het komend jaar wordt opgelost.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik kan daar zeker op terugkomen in de tweede termijn. Volgens mij ga ik ervoor zorgen dat het op tijd bij u komt.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
De tweede termijn van de staatssecretaris is voor mijn tweede termijn te laat, want in mijn tweede termijn zou ik die motie eventueel in moeten dienen. Ik ben dus op zoek naar een eerder antwoord.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat wordt lastig, want ik moet daarvoor echt even naar achter lopen. Ik heb geen idee. We gaan kijken hoe we dat kunnen doen.
De voorzitter:
U kunt moties altijd nog aanhouden als blijkt dat het antwoord voldoende is.
De heer Heijnen i (BBB):
Ik wil even checken of ik het goed begrijp. Dank voor de toezegging. U gaf nog aan dat u de zesde variant inclusief de tarieven gaat uitwerken in de contourenbrief. Wij nemen aan dat dit betekent dat die dan in het voorjaar aangeboden wordt aan de Tweede Kamer. Klopt dat?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij vraagt u naar dezelfde planning als uw collega. Volgens mij krijgt u daar antwoord op in de tweede termijn.
De heer Heijnen (BBB):
Ik ben even op zoek, want de staatssecretaris sloot af met de mededeling dat we daar een motie over kunnen indienen. Maar daardoor werd ik in verwarring gebracht, want als ik een toezegging heb, hoef ik geen motie in te dienen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij heb ik één toezegging met u gedeeld, namelijk dat we die zesde variant gaan onderzoeken. Als tweede heb ik gezegd dat we in tweede termijn terugkomen op de planning van de brief. Die weet ik op dit moment niet uit mijn hoofd. Als ik "januari" zeg en het blijkt "voorjaar" te zijn, dan krijg ik op mijn kop. Ik zit nog in mijn proeftijd.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw proeftijd. Nog twee thema's, als ik het goed heb.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Wij gaan naar de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel. Daarover waren een aantal vragen. Mevrouw Moonen zie ik niet, dus dan begin ik bij een vraag van de heer Schalk. Kan de staatssecretaris bevestigen dat bij een nieuw belastingstelsel de onevenredige behandeling van een- en tweeverdieneners wordt weggehaald? Is het een optie om bijvoorbeeld uit te gaan van het gezamenlijk huishoudinkomen? Intussen gaat hier trouwens een telefoon met een heel leuke beltoon af, voorzitter.
Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik aan de heer Schalk geantwoord — ik herhaal het even — dat ik me zal inzetten voor een eerlijke behandeling van iedereen; iets anders kan hij ook niet van mij vragen. Alle opties voor een toekomstig belastingstelsel liggen op tafel of moeten nog op tafel komen. Om een lang verhaal kort te maken: uiteraard hebben wij oog voor zaken die in dit stelsel scheef zitten. Het kabinet heeft toegezegd een open dialoog te willen aangaan met de Tweede Kamer over de doelen en randvoorwaarden voor het nieuwe stelsel. De brief die wij in het voorjaar ook naar uw Kamer zullen sturen, dient als input voor die dialoog en planning. Daar hebben we het vorige keer ook over gehad, bij de Financiële Beschouwingen. In lijn met de inmiddels in de Tweede Kamer aangenomen motie-Stoffer — die is u bekend — zal het kabinet in die brief ook ingaan op mogelijkheden om het verschil in belastingdruk op huishoudenniveau tussen alleenverdieners en tweeverdieners te verkleinen.
Dan een vraag van VVD, 50PLUS, CDA en BBB. Kan de staatssecretaris ons toezeggen dat hij de regie zal pakken voor de belastingherziening? Overweegt hij een externe fiscale autoriteit of een externe commissie? Dat is een leuke vraag. Laat ik samenvatten wat ik ga vertellen: ja, ik wil daar graag de regie in nemen.
Er is de afgelopen jaren een groot aantal zware commissies ingesteld, die hebben gezorgd voor een indrukwekkende stapel rapporten. Ik heb ze gevraagd om die ook mee te nemen. Het is echt een hele grote stapel. Ik noem er een paar. In 1986 was er de Commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting, de commissie-Oort. Er is de commissie-Stevens uit 1991, met de titel Graag of niet. In 1997 was er een ambtelijk advies dat uiteindelijk heeft geleid tot de wetgeving over de inkomstenbelasting in 2001. In 2010 was er de Studiecommissie Belastingstelsel onder leiding van Van Weeghel, met een visie voor de toekomst. The Mirrlees Review, Tax by Design, hebben we op tafel liggen.
Er is de Commissie inkomstenbelasting en toeslagen, de commissie-Van Dijkhuizen, met de titel: naar een activerender belastingstelsel. We hebben nog een rapport liggen over fiscaliteit ten behoeve van de Studiegroep Duurzame groei. In 2019 was er het Ontwerp voor een beter belastingstelsel van Cnossen en Jacobs. Er waren nog twee ambtelijke rapporten: het ibo Toeslagen, deel 1 en 2. En nog een ambtelijk rapport: Bouwstenen voor een beter belastingstelsel.
In 2020 hebben wij de commissie Regulering van werk, de commissie-Borstlap, gehad, die ook het een en ander heeft geroepen over het inrichten van een eerlijke, toekomstbestendige, solidaire, inclusieve arbeidsmarkt. Dit is one of my favourites, wou ik er even bij zeggen.
In 2020 is er de Adviescommissie belastingheffing van multinationals, de commissie-Ter Haar, Op weg naar balans in de vennootschapsbelasting. We hebben nog Kansrijk belastingbeleid van het CPB in 2020. Er is nog een drietal ambtelijke rapporten: Aanpak fiscale regelingen, Belastingen in maatschappelijk perspectief, het zogenaamde bouwstenenrapport, en het rapport Toekomst Toeslagen dat we nog hebben liggen.
En waarom noem ik ze allemaal? Deze rapporten zijn samen te vatten; alles staat hierin: grondslag verbreden, tarieven verlagen, fiscale regelingen voor uitzonderingen afschaffen. Daarnaast is er een rode draad dat verschillende soorten inkomen gelijker belast zouden moeten worden. Ze zeggen het allemaal, en al vanaf 1986.
Het is mijn bescheiden mening, en nou vraag ik vertrouwen, ook van uw Kamer, dat er geen externe commissie nodig is om deze conclusies nog een keer op te schrijven. Dit inzicht hebben we en dit inzicht heb ik. Ik heb het verzoek van een aantal mensen gehad of ik opensta voor een externe commissie. Ik wil eigenlijk niet anderhalf jaar wachten met een taakopdracht om een commissie aan het werk te zetten. Ik wil aan de slag gaan. Ambtelijk hebben ze daar trouwens ook zin in.
Ik wil eigenlijk toewerken naar een toekomstbestendig, nee, verkiezingsbestendig plan. Dat heb ik ook gezegd bij de Financiële Beschouwingen. Een verkiezingsbestendig plan, zodat iedereen met elkaar, liefst zo breed mogelijk, enthousiast wordt over de contouren van een nieuw belastingstelsel. Doe mij een lol en zet daarna ook in de verkiezingsprogramma's dat dit een goed idee is voor een nieuw kabinet.
Feitelijk is het in de recente geschiedenis maar één keer zo gebeurd dat er een nieuw belastingstelsel is gekomen, in 2001. Dat is ook niet gedaan onder leiding van een externe commissie. Dat was onder leiding van een tweetal zeer bekende Nederlanders inmiddels: de heer Vermeend en de heer Zalm, met overigens de stille kracht op de achtergrond, het DGFZ, die dit allemaal mogelijk heeft gemaakt. Nou wil ik niet zeggen dat de heren Zalm en Vermeend mijn grote voorbeeld zijn. En tegelijkertijd is het idee om samen met het DGFZ, een aantal slimme mensen en deskundige externen, die je voor sommige onderwerpen echt wel nodig hebt, erbij te betrekken, eigenlijk de route die ik zou willen lopen. Ik hoop ook dat ik dat vertrouwen krijg. Als ik verplicht word tot het inzetten van een commissie, dan ben ik anderhalf jaar kwijt. Anderhalf jaar tijd in dit politieke landschap is link. Ik denk dat we niet uit het oog moeten verliezen dat we snelheid moeten maken in deze plannenvorming.
Mevrouw Moonen (D66):
Wat de staatssecretaris schetst vind ik echt leiderschap nemen. Ik vind dat hij een hele mooie reactie geeft op wat ik vanochtend heb aangekaart; dat alles er ligt, dat het nu gaat om leiderschap tonen. Ik geloof er ook heel sterk in dat je het beste zelf verantwoordelijkheid kan nemen, natuurlijk in overleg met de Kamers. Zoals u beschrijft hoe dat in 2001 is gegaan, dat heeft ook de steun van de fractie van D66.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik kom in tweede termijn nog wel terug op dit onderwerp, de commissie, maar ik constateer in het lange betoog van de staatssecretaris, dat ik ook uit mijn hoofd had kunnen vertellen, want ik loop al enige tijd mee, dat het allemaal over het verleden gaat. Er zijn allerlei stukjes en beetjes aan de orde geweest. Er is nooit naar de toekomst gericht een samenhangend geheel gemaakt van alles wat er in het verleden was, met plakwerk, stapels links en rechts en noem het maar op. Het waren allemaal losse stukken. Een aantal zware commissies zijn van lang geleden. Het spijt me, maar als u Zalm en Vermeend gaat noemen als voorbeeld waarin het ook zonder een commissie geweldig kan gaan ... Als er één groot stelsel mislukt is, is het het boxenstelsel geweest. Ik heb dat gezegd. Ik neem aan dat u dat onderschrijft. Daar heeft de Hoge Raad met de lijdensweg van Vermeend, zoals ik het noemde, een einde aan gemaakt.
Mijn fractie blijft van mening dat een externe commissie — ik heb dat ook van andere collega's hier gehoord — te overwegen is; laat ik het netjes zeggen. Financiën moet niet zijn eigen vlees keuren. Ik hoor u zeggen: ja, maar dat waren de minister en de staatssecretaris met DGFZ. Dat is toch een beetje de slager die zijn eigen vlees keurt. Heb het vertrouwen dat een externe commissie dat goed kan doen, uiteraard zoals altijd bijgestaan door uw eigen ambtenaren op DGFZ en anderen. Wat is er tegen? Dat hoeft niet tot anderhalf jaar vertraging te leiden, want u zegt zelf: er is heel veel. Maar laat een commissie nou toekomstgericht kijken naar wat er nodig is. Het duurt nog vijf jaar eer het nieuwe stelsel er is. Kijk vooral naar de toekomst. Welke dynamische factoren zijn er nu die toen niet bekend waren?
De voorzitter:
Ik heb één kleine vraag gehoord, namelijk: wat is er tegen een externe commissie? Ik heb ook eigenlijk het antwoord daarop al gehoord, maar misschien kunt u daar nog op ingaan. Ik probeer een beetje haast te maken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, ik heb gisteren de helft van mijn betoog hieraan gewijd. Dit is mijn tweede interruptie in twee uur en dan gaat u zeggen "de staatssecretaris heeft volgens mij al antwoord gegeven", terwijl ik op een antwoord wacht. Het lijkt me correct dat ik het antwoord krijgt van de staatssecretaris en dat het niet via u gaat.
De voorzitter:
Dan vraag ik de staatssecretaris om een kort antwoord.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik ben het niet eens met wat u zojuist zei. Dat zal u niet verbazen. Ik snap de roep om aandacht voor een breed maatschappelijk draagvlak. Dat is exact wat ik wil. Dat is ook een belangrijke voorwaarde voor het succes van een hervorming als deze. Tegelijkertijd zie ik ook een externe commissie om dit uit te tekenen. Ik denk dat er voldoende ligt om over in gesprek te gaan. Het grootste risico zit hem in het politieke draagvlak. Ik wil daar echt mijn best voor doen. Overigens wil ik dat niet alleen. Er zijn meerdere bewindspersonen die me daarmee gaan helpen vanuit hun verschillende expertises. Ik hoop echt dat het me gegund wordt om dat op te pakken. Ik moet het kort houden. Ik zou het heel erg waarderen als dat vertrouwen gegeven wordt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik kom er in tweede termijn uitvoerig op terug.
De voorzitter:
Mooi.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
In onze eerste termijn hierover hebben wij gezegd dat er wat ons betreft niet eerst een commissie aan de slag moet, waarna u dan aan zet bent. Het zou parallel kunnen lopen. Mijn vraag is hoe u daartegen aankijkt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik denk dat ik dat bedoel. U zegt: een commissie. Ik vind het raar om parallel aan de slag gaan, terwijl een commissie in een hok zit om een rapport te maken. Ik wil zeker — ik denk dat dat ongeveer hetzelfde is als wat u zegt — externe deskundigen op hun vakgebied betrekken bij de planvorming. In plaats van dat wij parallel aan een aparte commissie aan de slag gaan, zou ik het eerder een soort coproductie willen maken van politici en deskundigen, en overigens ook van deskundige ambtenaren. Is dat de slager die zijn eigen vlees keurt? Tegelijkertijd is de slager volgens mij wel degene die het beste een varken kan slachten. Wat dat betreft hoop ik eigenlijk met elkaar tot een mooie oplossing te komen. Ik zie dat ik hiermee niet helemaal draagvlak creëer onder alle partijen. Ik zal kijken ... U heeft echt gelijk. Sorry.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Een vraag van de heer Heijnen. Hij zei: we missen in de taakopdracht het uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven. Hij vroeg om een reactie van de staatssecretaris op het BBB-uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven, ook bij het ontwerpen van een nieuwe belastingstelsel. Dit valt in de categorie eerlijk, rechtvaardig en vertrouwen in burgers en bedrijven. Vertrouwen in burgers en bedrijven is een belangrijk uitgangspunt en dat onderstreep ik direct. Op het moment dat wij als overheid geen vertrouwen meer hebben in burgers en bedrijven of dat vertrouwen kwijtraken, denk ik dat we de verkeerde kant opgaan. In de Fiscale strategische agenda staat het uitgangspunt dat wij willen toewerken naar een begrijpelijk, eenvoudig en rechtvaardig stelsel voor iedereen. Dat neem ik mee in de uitwerking in de brief in het voorjaar.
Dan was er nog een laatste vraag, van mevrouw Moonen: kan de staatssecretaris toezeggen dat hij leiderschap toont en snel begint met hervormingen naar een eenvoudiger en rechtvaardiger belasting- en toeslagenstelsel en welke stappen worden er op korte termijn gezet? Volgens mij heb ik het hier net over gehad. Ik vind het heel lastig om over jezelf te zeggen dat je leiderschap moet tonen. Dat vind ik eigenlijk niet passen. Ik denk dat ik daar dienstbaar aan moet zijn. Ik vind het wel ook hartstikke leuk. Dat helpt ook, trouwens. Dat is denk ik wat ik erover wil zeggen.
Voorzitter. Ik heb goed nieuws. Ik ga naar het thema "overig". Ik zie u enthousiast kijken. De heer Holterhues en mevrouw Bakker-Klein vroegen: hoe staat het met de aanpassing van het belastingverdrag met Duitsland over de fiscale behandeling van de grenswerkers? Wanneer wordt het ondertekend en is de inzet van het kabinet erop gericht dat Nederlands-Duitse en Nederlands-Belgische grenswerkers zo veel mogelijk in een gelijke fiscale positie worden gebracht? Die laatste vraag is volgens mij het hele idee van verdragen over grensaspecten. De inzet van het kabinet is om werken op afstand toegankelijk te maken voor werkgevers en werknemers in de grensregio, door fiscale belemmeringen zo veel mogelijk weg te nemen. Voor Nederland ligt de focus op de korte termijn op een drempelregeling met een beperkte dagendrempel. Een dergelijke regeling maakt het mogelijk dat grenswerkers een aantal dagen vanuit hun thuisland kunnen werken zonder dat dit fiscale gevolgen heeft. Want bij de loonheffing is wel zo: op de bodem waar je werkt, moet loonbelasting worden betaald. Daar zijn deze afspraken nou juist heel goed voor, om vast te leggen wat je doet als er wordt thuisgewerkt. We zijn overigens wel afhankelijk van Duitsland en België. Met Duitsland is overeenstemming bereikt over een drempelregeling. Ik wil het wijzigingsprotocol met Duitsland zo snel mogelijk ondertekenen. Mogelijk lukt dat al in het eerste kwartaal van 2025. Ik kan toezeggen dat ik mij er maximaal voor zal blijven inzetten om een drempelregeling met beide buurlanden af te spreken.
De heer Heijnen had een vraag over nazorg fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. Is de voorgestelde 10a-maatregel ook op toekomstige structuren van toepassing en is dat de voornaamste reden? Redt de praktijk zich met de tegenbewijsregeling? Dat is een lekker technische vraag, waarvoor dank. Per 1 januari 2025 vervalt het fiscale onderscheid tussen de besloten commanditaire vennootschap en de open cv. Daarvoor valt de cv niet langer onder het begrip verbonden lichaam in artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting. Dit kan onbedoelde gevolgen hebben voor de reikwijdte van de in artikel 10a opgenomen antimisbruikbepaling. Deze onbedoelde gevolgen gelden voor zowel bestaande als toekomstige gevallen. Om die reden heeft het kabinet voorgesteld om artikel 10a aan te passen, voor zowel bestaande als toekomstige gevallen. Er is niet voorzien in een overgangsbepaling, om geen "interbellum" te krijgen tussen een slechte en een goede regeling. Belastingplichtigen behouden de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, waardoor de antimisbruikbepaling van artikel 10a geen toepassing vindt. Dat kan ik daarover zeggen en ik hoop dat het voldoende is.
Dan een vraag van de heer Martens: waarom wordt prioriteit gegeven aan het creëren van een beter globaal evenwicht tussen de boxen door de verhoging van het box 2-tarief terug te draaien, gezien de opgave waar Nederland voor staat in combinatie met de schaarse middelen? Volgens mij hebben we het daar vandaag al over gehad, dus deze vraag laat ik graag even passeren.
Dan de vraag van de heer Baumgarten over de zelfstandigenaftrek. Waarom wordt de zelfstandigenaftrek versneld afgebouwd? Als sinds 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs versoberd, om het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en werknemers te verkleinen. Dat is overigens ook een van de adviezen van de commissie-Borstlap geweest. In latere jaren is het afbouwpad versneld, voor het laatst door het vorige kabinet in het Belastingplan 2023, naar aanleiding van de augustusbesluitvorming. De afbouw is zo vormgegeven dat de zelfstandigenaftrek in verschillende stappen wordt verlaagd naar €900 in 2027. De verlaging per 2025 naar €274 maakt onderdeel uit van dit basispad en is geen nieuwe maatregel van dit kabinet.
Een vraag van de heer Van Rooijen: kan de dertigjaarstermijn van de hypotheekrenteaftrek worden verlengd of afgeschaft en kan de aflossing van de hypotheek eventueel beperkt worden tot bijvoorbeeld 50 of 75% in plaats van de rigide 100%? In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait niet gewijzigd zullen worden. Dit is gedaan om rust en zekerheid te geven op de woningmarkt. Wel zal in deze kabinetsperiode onderzoek gedaan worden naar de onderdelen van de eigenwoningregeling om deze toekomstbestendig te maken en de problematiek rondom de dertigjaarstermijn zal onderdeel uitmaken van dit onderzoek.
Een vraag van mevrouw Bakker: zijn de belastingplichtigen op de hoogte dat zij geen recht meer hebben op de hypotheekrenteaftrek na het aflopen van de dertigjaarstermijn? Wat gebeurt er met degenen die na deze termijn nog steeds deze aftrek claimen en hoe gaat de staatssecretaris dit oppakken? Is het een optie om de dertigjaarstermijn te verlengen of af te schaffen? Wordt in het toegezegde onderzoek uitgegaan van budgettaire neutraliteit? Er wordt deze kabinetsperiode onderzoek gedaan naar onderdelen van de eigenwoningregelingen, waaronder oplossingen voor het aflopen van de dertigjaarstermijn. De contouren van het onderzoek worden de komende tijd nog uitgewerkt en het aspect over die budgetneutraliteit wordt daarin meegenomen.
Dit onderzoek wordt gedaan omdat de handhaving van de dertigjaarstermijn door de Belastingdienst niet goed mogelijk is, vanwege het ontbreken van betrouwbare contra-informatie. Ook banken en mogelijk ook belastingplichtigen beschikken niet over deze informatie. De rechttoe-rechtaan-hypotheek gaat misschien nog wel, maar in dertig jaar kunnen er in de levens van mensen heel veel zaken veranderen die impact hebben op de dertigjaarstermijn. Dit is een groot probleem, niet in de laatste plaats voor de Belastingdienst en voor belastingplichtigen. Uit het rapport Bouwstenen blijkt dat het zonder meer afschaffen van de dertigjaarstermijn belangrijke nadelen kent. Deze regelingen hebben naast een omvangrijk budgettair belang een belangrijke rol bij het tegengaan van overmatige hypotheekschulden door huishoudens en daarmee ook bij de financiële stabiliteit van Nederland, want we hebben nogal wat huizen in Nederland. Ik zeg even uit mijn hoofd dat de totale waarde van alle huizen 2.400 miljard is. Ik zie iemand knikken. Volgens mij is dat het ongeveer. Het is echt heel veel.
Een vraag van de heer Holterhues: waarom zijn er geen maatregelen op gezondheidsgebied opgenomen in dit belastingplan? Zijn gezondheidsgerelateerde belastingen niet nodig om de zorgkosten te beteugelen en een gezondere levensstijl te faciliteren? Ik ben het ermee eens dat een gezondheidsgerelateerde belasting een zinvolle bijdrage kan leveren aan de bevordering van volksgezondheid, maar dit type maatregelen leidt ook tot koopkrachteffecten en een mogelijk complexer belastingstelsel. Deze effecten dienen daarom zorgvuldig gewogen te worden. Na het aantreden van het kabinet op 2 juli zijn we daar op dit moment gewoon niet toe gekomen.
Een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers: wat zijn de consequenties van het Belastingplan 2025 in termen van brede welvaart? Brede welvaart is een breed — daarom heet het ook "brede welvaart" — en waardevol begrip. Fiscale maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord, waaronder lastenverlichting, dragen bij aan de brede welvaart door het besteedbaar inkomen van huishoudens te vergroten. Ook andere maatregelen, zoals het verlagen van de algemene heffingskorting, dragen later bij aan de brede welvaart doordat zij de overheidsschuld beperken. Hierdoor worden er geen rekeningen doorgeschoven naar volgende generaties. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023 heeft het kabinet een uitgebreid overzicht van de ontwikkeling van brede welvaart geschetst op basis van de Monitor Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ik denk dat dat een heel goed beeld geeft, en een antwoord op de vraag die u stelt. Ik vond het in ieder geval een goed rapport.
De laatste vraag was van de heer Van Rooijen en ging over de Stichting (Gelijk)waardig Herstel. Wat zijn de kosten en kan de Kamer een brief ontvangen over de nieuwe afspraken? Eerst even over de kosten. Voor het vergoeden van de aanvullende schade is 3,9 miljard begroot, waarvan 900 miljoen op de aanvullende post. Eventuele budgettaire gevolgen van de afspraken die nu met SGA zijn gemaakt, zijn pas vast te stellen nadat voldoende schadestaten conform deze afspraken zijn opgeleverd. Het streven is om voor het kerstreces een eerste indicatie te geven in een brief. Dat kan ik daarover zeggen. De vraag was: wat zijn de kosten? Dat heb ik gezegd. Kan de Kamer een brief ontvangen? Het antwoord is: ja, en snel. Volgens mij is dat een antwoord op de vraag van de heer Van Rooijen.
Het is bijna spijtig, voorzitter, maar ik ben erdoorheen.
De voorzitter:
Heel spijtig. Ik zie niemand naar de interruptiemicrofoon snellen. Ik wil graag voor drie minuten schorsen voor een sanitaire stop en dan gaan wij verder met de tweede termijn van de Kamer.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Deze voorzitter heropent de vergadering voor de tweede termijn van de kant van de Kamer. In het belang van iedereen wil ik u vragen om niet te herhalen wat u al gezegd heeft en u te beperken tot openstaande vragen of moties, maar dat is aan u.
Ik geef het woord aan de heer Martens van de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik gebruik de tweede termijn altijd om te concluderen. Ik wil eerst, voordat ik dat nog doe, de staatssecretaris en ook de andere bewindspersonen bedanken voor de beantwoording. Ik deel graag een compliment uit. De staatssecretaris doet absoluut vergeten dat hij hier voor de eerste keer zo staat. Ik vond de beantwoording uitermate helder, zakelijk en met flair. Ik spreek daarvoor mijn waardering uit.
Sinds ik in de Eerste Kamer zit heb ik het af en toe heel druk. Ik hanteer dan de Eisenhowermatrix: iets is belangrijk of niet belangrijk en urgent of niet urgent; u kent het misschien wel. Je hebt dan de kwadranten urgent en belangrijk — die moet je nu aanpakken — urgent en niet belangrijk — die moet je delegeren — niet urgent en belangrijk — die moet je inplannen — en niet urgent en niet belangrijk. Dat kadert in wat ik nu ga zeggen. De goede beantwoording neemt het zicht op haast soms een beetje weg, maar juist in dat laatste kwadrant van niet urgent en niet belangrijk zie ik heel veel activiteit van het kabinet. Ik geef graag namens mijn fractie aan het kabinet mee om zich met laserfocus te richten op de problemen van Nederland, want die zijn groot en urgent. Ik beperk mij tot wat nu relevant is.
Bestaanszekerheid blijft een megaprobleem. De inflatie is 4%. Werken gaat niet meer lonen. De lasten nemen ieder jaar van de kabinetsperiode toe. Dat is urgent voor deze mensen zelf — dat is zowat heel Nederland — en voor de tekorten op de arbeidsmarkt. Ik concludeer dat de koopkracht niet gaat stijgen. De 0,7% die wordt genoemd, wordt uit het water geblazen door de 4% inflatie die het CBS laat zien. De coalitie kan zich diverse leuke cadeaus, zoals de renteaftrek in box 2 en de BOR, ook door het kabinet zo ongewild begrijp ik, helemaal niet veroorloven, niet in financiële zin, maar ook niet in beleidsmatige zin.
Bij de bedrijfsopvolgingsregeling gaat bij mij al een klein rood vlaggetje omhoog als er 75 pagina's toelichting zijn voor 36 miljoen euro versobering, wat piepklein is op de rijksbegroting. Het is voor mijn fractie een dilemma of wij nu genoegen moeten nemen met een kruimeltje versobering van een regeling die grotendeels weinig meer te maken heeft met het daadwerkelijk zorgen dat familiebedrijven door kunnen gaan, maar ondertussen wel 700 miljoen euro per jaar opslurpt. Het gaat hier niet meer om sympathieke familiebedrijven, maar meer om het belastingvrij doorgeven van grote erfenissen. Met deze regeling is dus iets fundamenteel mis.
De btw. Wij kunnen er toch niet omheen dat we hier een wet gaan aannemen met de bedoeling die niet uit te voeren, ondanks de toch heldere antwoorden op de vragen die daarover zijn gesteld. Dat is zeer lelijk en heel erg geredeneerd vanuit het Haagse systeem en niet vanuit de samenleving en de bedrijven die hiermee te dealen hebben.
De hypotheekrenteaftrek. Ik waardeer oprecht de openheid en eerlijkheid van de staatssecretaris. Ik gaf ook aan nog na te moeten denken over de ingewikkeldheid die hij schetste. Ik heb dat gedaan. Ik vraag de staatssecretaris om de toezegging om in het voorjaar — ik zal een motie dan achterwege laten — met een brief te komen waarin hij de mogelijkheden schetst om het uniforme aftrektarief in de hypotheekrenteaftrek weer te herstellen, desnoods buiten de eerste schijf. Als hij daartoe geen mogelijkheden ziet, mag hij ook de onmogelijkheden schetsen. Ik vraag hem daarop in te gaan. Ik probeer dezelfde open houding aan te nemen als die de staatssecretaris hier ook aanneemt. Dan kan de Tweede Kamer het verder oppakken. Het past verder niet direct bij onze rol en taak.
Dan over het nieuwe stelsel. De staatssecretaris vraagt vertrouwen en we geven hem ook graag het vertrouwen om het te doen zoals hij het schetst.
Box 3, de gordiaanse knoop. Ik daag de staatssecretaris toch uit om dan de Alexander van de fiscaliteit te worden. Verder uitstel naar 2027 is volgens onze fractie onacceptabel. Anderen dragen de extra lasten in de belastingen en dat duurt al te lang. Dat is de conclusie over dit Belastingplan. Ik sta hier en ik redeneer uit het algemeen belang. Ik sta hier voor Nederland en daarom kom ik nu op voor werkende mensen en mensen aan de onderkant, mensen die in de knel zitten. Zij dragen disproportioneel de lasten binnen de belastingen doordat winst en vermogen te veel ontzien worden. Dit Belastingplan doet allerlei dingen die niet in de categorie urgent en belangrijk zitten. Het plan laat belangrijke en urgente vraagstukken onopgelost, namelijk dat werken moet lonen en het vraagstuk omtrent bestaanszekerheid.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Schalk van de fractie van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Ik ben niet gewend dat ik als tweede het woord mag voeren. Ik sta hier helemaal verschrikt, maar ik herstel me onmiddellijk. Ik wil heel graag nog een paar punten langslopen die vandaag aan de orde zijn gekomen. Daarna zal ik ook nog iets zeggen over hoe ik de beantwoording heb ervaren. Het lijkt al heel erg lang geleden dat we het hadden over de kansspelbelasting. Dat lijkt ergens in een ver verleden, maar het was vanmorgen vroeg. Het viel mij op dat daarbij werd genoemd dat het een grote stap is en dat het gevaar bestaat dat de omzet in die sector achteruitgaat. Ik zou daar geen enkel bezwaar tegen hebben, maar dat is meer een constatering dan dat ik er een vraag aan koppel.
Voorzitter. We hebben het vandaag ook over het stelsel gehad. Ik denk dat de benadering van de staatssecretaris duidelijk is. Hij zegt dat datgene wat hij voorlegt in algemeenheid eerlijk en rechtvaardig is. Dat benoemde hij ook als het ging over wat het stelsel betekent voor de eenverdiener. Hij gebruikte daarbij wel een ander woord, namelijk dat het langzamerhand scheefgegroeid is. De een zal het oneerlijk vinden, de volgende zegt dat het onevenredig is, maar hoe we het ook noemen: de toezegging van de staatssecretaris dat hij er alles aan zal doen om te kijken op welke wijze we dat kunnen verbeteren, waardeer ik zeer.
Ik heb nog een antwoord tegoed van de staatssecretaris. Ik aarzelde net of ik dat aan het eind nog een keer moest vragen, omdat het ook vanmorgen al aan de orde kwam. Het ging over de tabellen van de marginale druk. Ik heb dit ook nog even gedeeld met de ambtenaren, dus ik neem aan dat hier in tweede termijn nog een antwoord op komt. De staatssecretaris zei namelijk dat het grootste deel van de mensen te maken heeft met de marginale druk die onder de 60% zou liggen en dat blijkt niet uit de tabellen die wij hebben gekregen. Ik ben dus benieuwd hoe dat verder gaat.
Het vierde punt dat ik nog graag wil benoemen, is dat we een goed en helder gesprek gehad hebben over de btw-problematiek. Ik zie de gretigheid van de staatssecretaris om daarvoor met goede oplossingen te komen. Ik proef daarbij dat hij de gesprekken die hij gaat voeren ongetwijfeld gaat gebruiken om dat hele btw-plan naar de toekomst toe beter op te zetten. We hebben best even gekeken naar hoe we de dingen naar elkaar toe verwoorden. Ik ben het eens met de staatssecretaris zijn laatste formulering. De staatssecretaris gaf aan dat, zoals het nu voorligt, dat dikke boek het startpunt zal zijn voor het debat. Wat daarna allemaal volgt, wachten wij in alle rust af.
Voorzitter. Ik wil graag mijn complimenten geven voor datgene dat er gebeurt rondom die novelle die te maken heeft met de BES-eilanden. Iedereen weet wat ik daarmee bedoel. Ik ben heel erg benieuwd of er nog duidelijkheid komt van de staatssecretaris in tweede termijn. Ongetwijfeld krijgen we daar straks een prachtig antwoord op.
Voorzitter. Dan rest mij niets anders dan het bedanken van de staatssecretaris en de ministers voor hun inbreng, hun inzet en de manier van beantwoorden. Mijn complimenten voor de staatssecretaris, die nog maar enkele weken geleden is aangetreden.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Strien van de fractie van de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Dat gaat heel snel, voorzitter. Dank u wel.
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de overige betrokken bewindspersonen en hun ambtenaren voor de uitgebreide, correcte en zakelijke beantwoording van alle vragen. Ik waardeer in het bijzonder zijn voorstel tot aanpak van de vereenvoudiging van ons belastingstelsel en ik wens hem daar op voorhand heel veel succes bij. Ik heb er vertrouwen in dat de aanpak van deze staatssecretaris heel succesvol kan zijn, gezien hoe hij die aanpak verwoordt nu hij nog maar zo'n korte tijd in functie is.
Voor vanavond heb ik geen vragen meer. Wij zullen uiteraard voor het Belastingplan stemmen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Geerdink van de fractie van de VVD.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Voorzitter. Namens de fractie van de VVD dank ik de twee bewindslieden, maar eigenlijk via die twee het totale aantal bewindslieden dat ons vandaag heeft toegesproken voor de beantwoording van alle vragen die hier zijn langsgekomen. Ik wil ook welgemeende complimenten maken aan de nieuwe staatssecretaris vanwege de energieke en uitgebreide wijze waarop de beantwoording heeft plaatsgevonden. Ik heb al eerder "hulde" gezegd. Ik ga het nog een keer zeggen: hulde. Ik vind het heel knap.
Daarnaast wil ik stilstaan bij de bewonderenswaardige inzet van iedereen hierachter, de ambtenaren van het ministerie van Financiën. Zij zijn er wederom in geslaagd om de inbreng van onze Kamer te verwerken in het hoge tempo van de afgelopen weken dat wij uiteindelijk onszelf hebben opgelegd. Met uiteindelijk elf wetsvoorstellen is dit echt weer een grote prestatie. Mijn dank daarvoor.
We hebben gelukkig een groot aantal toezeggingen gehoord. We kijken uit naar de uitwerkingen van al die toezeggingen. De voorzitter heeft ons gemaand om die toezeggingen niet nog een keer te herhalen, dus dat doe ik niet. Ik heb nog maar één vraag. Dat is een vraag over de toezegging over de nationale fiscale wetgevingskoppen per 1 januari 2025. Het kan zijn dat ik het niet gehoord heb in alle vragen en antwoorden die we over ons heen hebben gekregen, maar kan de staatssecretaris toezeggen om een overzicht te maken van deze fiscale wetgevingskoppen per 1 januari 2025?
Tot slot, voorzitter. De VVD-fractie kijkt uit naar de reactie van de staatssecretaris in tweede termijn en wenst hem heel veel succes met de regie over de fiscale stelselwijzigingen. Ga aan de slag. Van ons krijgt u het vertrouwen. Zorg voor breed draagvlak, zowel politiek als maatschappelijk, maar ook onder fiscalisten. Zorg ervoor dat wij uiteindelijk een nieuw, toekomstgericht belastingstelsel krijgen, zo snel mogelijk. Wij zien het resultaat daarvan — volgens mij bent u iemand van het resultaat - graag tegemoet. Dank.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Holterhues van de fractie van de ChristenUnie, mede namens het CDA.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Voorzitter. Voor de helderheid: ik spreek namens de ChristenUnie en OPNL, en niet namens het CDA.
Voorzitter. De fracties van de ChristenUnie en OPNL danken de bewindspersonen voor de beantwoording van onze vragen. Ook onze complimenten aan de staatssecretaris, die slechts drie weken in functie is en al zo adequaat antwoord heeft gegeven op alle vragen.
Voorzitter. Het is duidelijk dat de keuzes die dit kabinet maakt, die ook hun weerslag in de belastingplannen vinden, voor een gedeelte niet de keuzes zijn van de fracties van de ChristenUnie en OPNL. Mijn fractie en die van OPNL zouden meer maatregelen willen zien om armoede tegen te gaan, en niet alleen maar maatregelen om in te zetten op een niet verdere stijging van de armoede. Met name zouden we, zoals ik al heb aangegeven in mijn eerste termijn, meer maatregelen willen zien voor de groep werkende armen en de groepen die echt in de knel zitten. We zien dan ook uit naar de plannen van dit kabinet rond het nationaal programma armoede en schulden dat in het voorjaar van 2025 zal verschijnen, zoals is aangekondigd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
We zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris inzake het overgangsrecht met betrekking tot de btw. We danken de staatssecretaris voor de toezegging om een impactanalyse uit te voeren voor de btw-verhoging op logies. We maken ons zoals gezegd met name zorgen over wat de impact in dezen zal zijn op de grensregio's.
Voorzitter. Ik kan het gemist hebben, maar ik heb volgens mij nog geen antwoord gehoord op de vraag of de staatssecretaris onderzocht heeft of de derving van 800 miljoen die met de inkoopfaciliteitmaatregel gepaard gaat, opweegt tegen de inkomsten die hiertegenover staan. Graag nog een antwoord hierop.
Voorzitter. We houden onze twijfels bij de kostbare accijnsverlaging voor lpg, benzine en diesel, die maar liefst 1,5 miljard kost, omdat die een grote impact hebben op de uitstoot. Ook het loslaten van het oorspronkelijke afbouwpad van de korting op de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto's zien wij niet zitten. Wij zien dan ook uit naar het door minister Hermans aangekondigde bredere beleid in het voorjaar van 2025 ten aanzien van mobiliteit en accijnzen, waarbij ook het afbouwpad voor elektrisch rijden wordt meegenomen.
Voorzitter. De staatssecretaris heeft antwoord gegeven op een aantal vragen van de collega's Heijnen en Visseren-Hamakers over maatregelen om gezond gedrag te stimuleren. De fractie van de ChristenUnie en die van OPNL zouden graag zien dat onderzocht kan worden of er ook fiscale maatregelen genomen kunnen worden om een gezonde levensstijl te stimuleren. De zorgkosten zullen de komende jaren immers de pan uit rijzen, gelet op de vergrijzing en op het gegeven dat een groot gedeelte van de bevolking lijdt onder overgewicht. Vandaar onze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het RIVM verwacht dat in 2050 64% van de Nederlanders overgewicht heeft, waarbij deze prognose in het bijzonder een grote toename voorziet in de leeftijdscategorie 18-44 jaar;
constaterende dat ongezonde voeding vanwege de prijs aantrekkelijk kan zijn voor consumenten;
overwegende dat de gezondheidseffecten van overgewicht groot zijn, waardoor het niet alleen negatieve gevolgen heeft voor individuen, maar ook voor de samenleving;
overwegende dat het onwenselijk is dat ongezonde voeding vanwege de prijs de voorkeur geniet boven gezonde voedingsmiddelen;
verzoekt de regering om bij het vormgeven van het nieuwe belastingstelsel tevens criteria mee te nemen om het gebruik van gezonde voeding en drank te stimuleren en het gebruik van ongezonde voeding en drank te ontmoedigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holterhues, Visseren-Hamakers en Bakker-Klein.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter J (36602).
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Voorzitter. Tot zover de reactie van de fracties van de ChristenUnie en OPNL.
De voorzitter:
Dank u wel, de fractie van de ChristenUnie en die van OPNL. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Moonen van de fractie van D66.
Mevrouw Moonen i (D66):
Voorzitter. Graag dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording van al onze vragen. Ook dank aan minister Van Hijum, die hier vanavond nog steeds aanwezig is. Daaruit blijkt veel commitment en betrokkenheid. Ook dank ik alle ambtenaren, van wie ik weet dat ze keihard hebben gewerkt om dit allemaal in goede orde te laten verlopen.
Voor de fractie van D66 is het heel wezenlijk dat de staatssecretaris ons heeft toegezegd dat de sectoren boeken, sport, media en cultuur ook in 2025 het lage btw-tarief van 9% kunnen hanteren voor diensten die in 2026 worden verleend. Waarom noem ik deze toezegging? Dat is omdat ik het heel wezenlijk vind dat wij in de Kamers geen uitvoeringsproblematiek toevoegen. Door deze toezegging zal alles ook administratief veel gemakkelijker verlopen. Dat is belangrijk, want we hebben genoeg uitvoeringsproblemen in dit land. Ik vind het een gezamenlijke verantwoordelijkheid, die we ook samen moeten dragen. Het is van belang dat we in de Kamer afspraken maken en maatregelen treffen waardoor de problematiek wordt opgelost en er geen nieuwe problematiek ontstaat.
Verder kunnen we ons er ook goed in vinden dat de zoektocht naar alternatieven start met het btw-boek als uitgangspunt en dat we daarna, in overleg met collega's en de andere Kamer, wel zien hoe die alternatieve dekking er uiteindelijk uit komt te zien. We hebben er vertrouwen in. Om welke reden zeg ik dat? Burgers en bedrijven krijgen vertrouwen in de politiek als politici afspraken nakomen. Als politici afspraken niet nakomen, is dat heel schadelijk voor het vertrouwen van mensen in de politiek. Ik noem dit omdat ik er zeer aan hecht dat, nu we een afspraak met elkaar hebben gemaakt, deze afspraak wordt nagekomen, en omdat we het vertrouwen van mensen in de politiek willen laten toenemen. Ook dat is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid die we als Kamerleden hebben, in dialoog met de regering. Wij dienen dat dus voort te zetten: het naleven van de afspraken die je maakt.
Over de klimaat- en milieumaatregelen ben ik, als lid van de fractie van D66, bijzonder teleurgesteld. Wij vinden het echt onder de maat dat het bereik van de klimaatdoelen zo ver uit zicht raakt. We zullen er op andere dossiers en op andere plekken hard voor strijden dat dat verbetert, want wij zijn daarin zeer teleurgesteld.
Ook de bestaanszekerheid blijft een punt van aandacht. Maar het is goed dat we vandaag van de staatssecretaris en ook van de minister hebben gehoord dat de ambitie wel degelijk is om voor de lage inkomens en middeninkomens naar de toekomst toe te werken aan het verbeteren van de bestaanszekerheid. Dat is ook voor de fractie van D66 heel belangrijk.
Tot slot wil ik waardering uitspreken voor het feit dat de staatssecretaris zelf aan de slag gaat met de hervorming naar een eenvoudig en rechtvaardig belasting- en toeslagenstelsel. Wij wensen hem als fractie van D66 daarbij graag alle succes.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Van Rooijen, maar ik zie hem niet. Ik ga dus eventjes naar de heer Van Apeldoorn, als hij daar klaar voor is.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dank, voorzitter. Dank aan de bewindslieden, ook aan de niet-aanwezige bewindslieden, voor de beantwoording. Ik deel ook de complimenten aan de kersverse staatssecretaris. Veel van mijn vragen zijn beantwoord, maar nog niet al mijn vragen. Ik loop dus nog even een aantal punten langs.
Ik had het over de winstzekerheid die boven de bestaanszekerheid wordt gesteld en de cadeaus aan het kapitaal van dit Belastingplan. Dat waren er vier. Het zijn er waarschijnlijk nog meer, maar ik houd het even bij een lijstje van vier. Een. De inkoopfaciliteit van eigen aandelen. De staatssecretaris zegt in zijn beantwoording dat het allemaal om een nauw omschreven uitzondering gaat, maar deze uitzondering kost dus wel 800 miljoen à 2 miljard per jaar. Is het niet zo dat veel grote beursgenoteerde bedrijven hun winst uitkeren via inkoop van eigen aandelen en het met dit Belastingplan dus weer onbelast wordt, omdat er geen sprake van dividendbelasting is? Dat is toch gewoon een feit? Je kunt dat politiek verschillend wegen, maar mijn fractie vindt dat buitengewoon betreurenswaardig. Heel veel belasting wordt dan niet geheven over wat de facto een winstuitkering is.
De expatregeling, cadeau nummer twee, wordt verruimd met dit Belastingplan. Maar ik ben blij dat de staatssecretaris tegelijkertijd een nieuwe versobering aankondigt. Wij zijn het eens dat ongereguleerde arbeidsmigratie ook maatschappelijk ongewenste effecten heeft. Dat geldt ook voor de expats, bijvoorbeeld als het gaat om de woningmarkt. Arbeidsmigratie is hier een verdienmodel. Wij zien nieuwe plannen voor versobering dus graag tegemoet.
Het derde cadeau aan het kapitaal betreft de directeur-grootaandeelhouders. Het tarief van box 2 gaat van 33% naar 31%. De staatssecretaris heeft het hier over een goede balans, of een goed evenwicht. Ik weet niet precies welke woorden hij gebruikte voor box 2 in vergelijking met box 1. Maar het is toch een feit dat de effectieve belastingdruk in box 2 veelal lager ligt dan in box 1, zo vraag ik de staatssecretaris. Dat is ook omdat veel ondernemers in box 2 onder het lage vpb-tarief vallen. Hoezo is dat dan evenwichtig? Daar komt nog eens een keer bij dat je in box 2 ook een half miljoen mag lenen.
Het vierde en laatste cadeau is dat de earningstrippingmaatregel, de renteaftrekbeperking, wordt verruimd. Dat wordt dan gedaan onder de bekende vlag van het vestigingsklimaat. Ik wil het volgende toch even in herinnering brengen. Dat heb ik in de discussie wel een beetje gemist. Deze earningstrippingmaatregel, de renteaftrekbeperking, komt voort uit de ATAD. Dat gaat om een EU-richtlijn die erop gericht is om belastingontwijking tegen te gaan, of te verminderen. Daarom hebben we dus die renteaftrekbeperking, of die earningstrippingmaatregel. Erkent de staatssecretaris dat we door die renteaftrekbeperking te verruimen van 20% naar 24,5% nu eigenlijk weer meer belastingontwijking gaan toestaan, of dat we daar minder streng op gaan worden? Dat gaat de belastingbetaler een half miljard of, wat is het, 424 miljoen per jaar kosten. Heb ik de staatssecretaris zo goed begrepen?
Over vermogensongelijkheid kan ik het nog heel lang hebben met de staatssecretaris. Die tijd heb ik niet, maar daar kom ik zeker nog een keer op terug, ongetwijfeld ook bij het volgende Belastingplan. Maar ik blijf me erover verbazen dat je zegt: een te scheve vermogensverdeling leidt tot allerlei problemen, maar helaas kunnen wij niet zeggen of het te scheef is en dus hoeven wij niets te doen. Dat is eigenlijk de conclusie die dit kabinet trekt. Je moet daar uiteindelijk een oordeel over vellen: vind ik het te scheef of niet? Als je het te scheef vindt, dan moet je er iets aan doen.
Over scheefheid gesproken, zeg ik nog het volgende. Dat is hier wel aan gerelateerd, maar daarover heeft de staatssecretaris volgens mij niets gezegd. Daaraan is hij in deze beantwoording kennelijk niet toegekomen. Ik heb geconstateerd, wat ik vorig jaar ook al heb gedaan, dat we in Nederland feitelijk, als je naar de top kijkt, een degressief belastingstelsel hebben in plaats van een progressief belastingstelsel. Dat blijkt ook uit een hele recente CPB-analyse, uit het voorjaar van 2024. Die is dus van dit jaar. Bij de top 1% en de top 0,1% is de effectieve belastingdruk lager dan voor de gemiddelde Nederlander. Dat geldt ook voor de top 10%. Met andere woorden, de sterkste schouders dragen helemaal niet de zwaarste lasten, zoals ik in eerste termijn ook zei. Wat vindt de staatssecretaris van die omgekeerde Robin Hood? Is dat niet in ieder geval heel slecht voor het draagvlak van ons belastingstelsel en voor onze belastingmoraal? Op die vragen heb ik eigenlijk nog geen antwoord gehad van de staatssecretaris.
Voorzitter. Ten slotte nog twee vragen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het is fijn dat hij hier ook nog is. Ik had het over de verlaging van de algemene heffingskorting en dat dat geen sociale maatregel is. Klopt het dat mensen die het minimumloon verdienen, en zeker mensen die parttime werken, dat wil zeggen minder dan 33 uur — dat is nogal een grote groep; volgens mij is dat 60% — er niet op vooruitgaan door deze verlaging van de AHK, de algemene heffingskorting, zo vraag ik de minister. Volgens mij heb ik hem dat ook horen zeggen. Dat is ook niet het geval in combinatie met de verlaging van de eerste schijf. Deels zijn dat misschien wel dezelfde mensen als de mensen die er straks met de huurtoeslag op achteruitgaan. Wat betekent dat dan voor de bestaanszekerheid van die mensen? Misschien kan de minister daar nog op ingaan.
Voorzitter, nu helemaal tot slot. Dan ben ik ruim binnen de tijd klaar. Ik was blij te horen dat de minister meermaals uitsprak dat het ook de ambitie van het kabinet is om uiteindelijk de kinderarmoede weer naar beneden te brengen en er niet tevreden mee te zijn dat het een vlakke lijn blijft en dat die armoede in stand blijft in plaats van daalt. Dat zou een uitwerking van de motie-Van Apeldoorn zijn, de motie van de SP die in dit huis bij de Algemene Financiële Beschouwingen met meer dan een tweederdemeerderheid is aangenomen. Ik zie dan ook de plannen van de minister tegemoet om die grotere ambitie, die hij kennelijk met ons deelt, ook waar te maken. Ik hoop dus dat hij kan toezeggen dat dit ook daadwerkelijk het geval zal zijn, dat er iets van een plan komt rond het voorjaar, voor de Voorjaarsnota, waarin staat hoe het kabinet denkt dat te kunnen gaan realiseren.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Rooijen voor zijn inbreng in tweede termijn.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter, dank aan u en aan de collega's die mij in uitgesteld relais alsnog het woord geven. Ik ben even naar mijn kamer gegaan om een gedegen reactie op te stellen op het zwaar teleurstellende antwoord van de staatssecretaris. Dat wilde ik goed voorbereiden, want hij heeft recht op een goed antwoord.
Voorzitter. Het antwoord van de staatssecretaris heeft mij buitengewoon teleurgesteld. Ik kan er uiteraard begrip voor opbrengen dat de staatssecretaris een eigen visie heeft, maar hij zal toch moeten begrijpen dat de Kamer ook een eigen visie heeft. Mijn fractie verwacht dus niet anders dan dat hij de visie van de Kamer serieus neemt. De staatssecretaris zegt dat alles wat er onderzocht kan worden voor een nieuw stelsel, al onderzocht ís. In brokken of bouwstenen gesproken is dat waar. Maar de laatste samenhangende totaalvisie op de toekomst van het belastingstelsel was van de commissie-Van Dijkhuizen, die in 2010 van start ging en in 2013 haar rapport heeft opgeleverd. In 2010 hadden we nog helemaal geen inkomensafhankelijke heffingskortingen en in 2013 was Rutte II daar net mee begonnen. Toen was het budgettair beslag nog minder dan 5 miljard. Nu is dat 72 miljard. Daar zijn, over brokken gesproken, het box 3-drama en de toeslagenaffaire nog overheen gegaan.
De context is al totaal veranderd en het nieuwe stelsel geldt pas over een jaar of vijf. Om dat toekomstbestendig op te leveren, kunnen we niet uitgaan van brede adviezen van veertien jaar geleden of van bouwstenen van een paar jaar geleden. Waar we het, meen ik, al vandaag met elkaar over eens zijn en wat ik in mijn inbreng ook al zo had geformuleerd, is de wens voor een uitdagend maar overzichtelijk stelsel, waarbij de diverse onderdelen deel uitmaken van een harmonieus geheel. Er is een nieuwe integrale visie nodig, geen samenraapsel, die de toets van uitvoerbaarheid glansrijk kan doorstaan. Alleen al de innovaties van de afgelopen paar jaar op het gebied van communicatietechnologie en artificiële intelligentie geven voldoende reden om opnieuw te gaan bouwen aan een stelsel voor de dertiger jaren van deze eeuw.
Bij mijn inbreng in eerste termijn heb ik veel nadruk gelegd op de noodzaak om ons belasting- en toeslagenstelsel grondig te hervormen en te vereenvoudigen. Het resultaat van een brede adviescommissie belastingherziening heeft in het verleden bewezen, hierin van grote betekenis te zijn. Ik noem de commissies-Oorts, -Stevens enzovoorts. Mijn fractie hecht er waarde aan dat beide Kamers ook gelegenheid krijgen om invloed uit te oefenen op de taakopdracht van een dergelijke commissie. Mijn fractie is verheugd met de steun van het CDA, bij monde van mevrouw Bakker-Klein, voor een brede adviescommissie belastingherziening. Ik hoop dat ook de BBB-fractie bereid is om de adviescommissie te steunen. Ik was blij om te horen dat mevrouw Geerdink tegen de staatssecretaris zei: doe het niet alleen en dat zij ook vroeg, als ik het goed heb gehoord, om een fiscale autoriteit. Heb ik dat goed begrepen?
Voorzitter. Om de staatssecretaris de komende jaren de rugdekking te geven van een gezaghebbende adviescommissie dien ik een motie in, die erom vraagt dat beide Kamers betrokken worden bij de formulering van de taakopdracht. Ik wijs erop dat de adviescommissie uiteraard door ambtenaren van Financiën wordt bijgestaan, zoals dat ook altijd bij alle commissies het geval was. Ik doe een beroep op alle woordvoerders om deze inzet gewoon te steunen. Achteraf kan blijken dat het daadwerkelijke startschot voor de grote hervorming die wij allemaal noodzakelijk achten, vandaag is gegeven. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige stelsel van belastingen en toeslagen uit zijn voegen barst;
overwegende dat ons huidige stelsel van belastingen en toeslagen herzien moet worden;
overwegende dat voorgaande grote belastingherzieningen werden ingeleid door een onafhankelijke (staats)commissie onder leiding van een gezaghebbend deskundige, zoals de commissie-Oort, de commissie-Stevens en de commissie-Van Dijkhuizen;
verzoekt de regering een onafhankelijke adviescommissie in te stellen die voorstellen doet tot herziening en vereenvoudiging van het stelsel van belastingen en toeslagen;
verzoekt de regering op redelijke termijn overleg te voeren over de inhoud van de taakopdracht alvorens een dergelijke opdracht te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Bakker-Klein.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter K (36602).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, ten slotte. In De Telegraaf stond vanavond het volgende bericht: het ministerie van Financiën komt met een eigen alternatief voor de SGH-route. Daar hebben we 'm weer. Verder: "De digitale route van het ministerie van Financiën om aanvullende schadevergoeding aan te vragen, werkt volgens dezelfde systematiek. Het start in januari met een pilot van 200 gevallen." Wat is de reden voor deze nieuwe aanpak, deze grote ommezwaai? Past dit nog binnen de goedgekeurde wet die over afspraken ging met de stichting over 2,3 miljard ruimte? Kan de staatssecretaris hierop reageren? Ik kan het mij heel goed voorstellen dat hij ons daarover in een brief informeert, want voor ons is het in ieder geval nieuw. Maar het is, denk ik, goed dat de staatssecretaris de tijd krijgt om dat wellicht wat uitvoeriger toe te lichten. In januari komen we in de commissie voor Financiën nog uitvoerig terug op die compensatieroutes en de afspraken met de stichting. Dat geldt ook voor wat betreft de nog niet ontvangen antwoorden van de minister-president.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Baumgarten, van de fractie van JA21.
De heer Baumgarten i (JA21):
Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik de bewindspersonen alhier aanwezig en de ambtenaren op de achtergrond heel hartelijk danken voor en complimenteren met de beantwoording van onze vragen. Zoals ik al eerder constateerde, kiest de regering op papier de juiste koers. De minister erkent het probleem van de marginale druk. Dat is vers één. Vers twee is echter passend beleid. Het beleid zoals dat voorligt in het Belastingplan 2025 is op onderdelen inconsistent. Hoewel het politiek te snappen is, is er onzes inziens een te grote focus op koopkrachtplaatjes van inkomensdoelgroepen, maar niet op de financiële prikkel tot meer werken. Juist dat vindt mijn fractie in het licht van de krappe arbeidsmarkt een gemiste kans. Simpel gezegd: de marginale druk moet omlaag om meer werken te laten lonen. Daar hebben we als land in alle sectoren ernstig behoefte aan.
Voorts maken wij ons zorgen over de versobering van de zelfstandigenaftrek. Linksom of rechtsom, dit ontmoedigt ondernemen. Het heeft derhalve een slechte invloed op het ondernemersklimaat, ook op kleine ondernemers en het verdienvermogen van Nederland daardoor.
Tot slot, voorzitter. Wij verwachten wel degelijk actie van de staatssecretaris als het gaat om de impact van de btw-verhogingen op logies. De effecten voor hotels in de grensregio's van ons land zullen desastreus zijn. Ik ga er op voorhand dus niet met de staatssecretaris in mee dat de uitkomsten van de impactanalyse geen consequenties zullen hebben. Het is terecht dat collega Holterhues hierop doorvroeg. We spreken elkaar hierover ongetwijfeld in het najaar van 2025 in het licht van de belastingplannen voor 2026.
Mevrouw de voorzitter, hier wil ik het voor nu bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Hartog, van de fractie van Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. Ook namens de Voltfractie dank aan de hele ploeg voor alle antwoorden die zijn gegeven. We zijn het misschien niet helemaal met elkaar eens, maar we weten nu in ieder geval welke keuzes er zijn gemaakt. Ik denk dat dat heel goed is.
In mijn tweede termijn wil ik mij met name richten tot mijn collega's en hen aanspreken op het voorliggende Belastingplan 2025.
Als Kamer hebben wij de regering verzocht om dit wetsvoorstel op te splitsen en de btw-verhogingen separaat voor te leggen. Blijkbaar kan dat nu wel voor 2026. Maar er waren zwaarwegende redenen voor waarom dat niet kon voor 2025. Dat maakt de regering daarin dan eigenlijk te kwader trouw, maar ik leg dat bij u neer. Wat wij per motie hebben verzocht, is dus niet gebeurd. Het voorstel dat nu voor ons ligt, wijkt marginaal af van wat wij met de verschillende wetsvoorstellen aangeboden hebben gekregen, zelfs met de gedane toezegging. Ik heb toch een tijdje moeten nadenken over hoe ik dit aan de collega's moet voorleggen, maar uiteindelijk heb ik besloten gewoon te doen wat goed voelt.
Voorzitter. Wij behandelen wetsvoorstellen in deze Kamer zakelijk en zonder emoties. Toch bloedt vandaag mijn democratisch hart. Wat hier gebeurt, is ongehoord. De Kamer doet tijdig een duidelijke uitspraak, maar de regering geeft ons per keurige brief gewoon nul op het rekest. Moeten wij dit echt accepteren of tonen wij aan dat onze ruggengraat sterker is dan die van een banaan? Die uitspraak heb ik overigens niet zelf verzonnen. De hoofdtaak van dit huis is om het kwade te voorkomen en het land te behoeden voor de waanzin van de dag.
Voorzitter. De weigering van de regering om uitvoering aan de motie te geven, staat niet op zichzelf. We hebben te maken met een regering die bereid was om het parlement buitenspel te zetten door via een onnodige noodwet maatregelen te nemen die heel goed via normale democratische processen zouden kunnen worden voorgelegd. Dit is ook de regering die blijkbaar zelf bepaalt welke gevraagde informatie de Kamers wel en niet krijgen. Het lijkt een regering te zijn die het met het voorbereidingstraject van wetgeving niet zo nauw neemt. We hebben niet vaak de kans de uitholling van onze democratie te stoppen. Bij de stemming volgende week hebben wij die kans wél.
Als Voltfractie denken wij dat ieder van ons de dag na de stemming onze sportschoolhouder, de directeur van ons favoriete theater of orkest en de eigenaren van een familiehotel in Limburg of Gelderland recht in de ogen moet kunnen kijken. Wij moeten dan kunnen zeggen dat wij een belastingverhoging, die echt niemand wil, hebben tegengehouden en dat wij daarmee de waardigheid van de Eerste Kamer hebben geborgd en de hiërarchie in de Nederlandse parlementaire democratie hebben bevestigd. Of we doen het tegenovergestelde.
Daarom vraagt de Voltfractie de Kamer om een hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel Belastingplan 2025. Ik heb ook in eerste termijn aangegeven dat het heel goed mogelijk is om het merendeel van het Belastingplan zonder de btw-verhogingen nog dit jaar vast te stellen. Op mijn vragen zijn geen antwoorden gekomen, dus qui ne dit mot consent; ik ga ervan uit dat dat gewoon kan. De regering kan nog deze week een nieuw voorstel hiervoor indienen. Ik ben ervan overtuigd dat zowel de Tweede als de Eerste Kamer bereid is dit voorstel met spoed te behandelen. Ook de Voltfractie is hiertoe bereid, en stelt daarom de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Eerste Kamer het voorgestelde Belastingplan 2025 heeft verworpen;
overwegende dat onderdelen van het afgewezen Belastingplan nodig zijn voor een degelijke begroting voor 2025;
overwegende dat het probleem in het afgewezen Belastingplan met name lag bij de voorgestelde btw-verhogingen;
verzoekt het kabinet onverwijld een nieuw wetsvoorstel Belastingplan 2025 in te dienen zonder de eerder voorgestelde problematische btw-verhogingen;
verklaart zich bereid een nieuw wetsvoorstel Belastingplan 2025 nog voor het einde van 2024 te behandelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hartog, Perin-Gopie en Visseren-Hamakers.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter L (36602).
De heer Hartog (Volt):
Voorzitter, mag ik nog heel kort iets zeggen?
De voorzitter:
Eerst nog de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb even een vraag naar aanleiding van de motie. Het ging een beetje snel, maar hoorde ik nou in de eerste overweging dat het Belastingplan is verworpen? Wordt de motie dus in de toekomst ingediend of wordt de motie nu ingediend, zonder dat er iets is verworpen?
De heer Hartog (Volt):
Heel scherp van de heer Schalk. Deze motie gaat ervan uit dat het Belastingplan wordt verworpen. Ik wil dan ook dat de Kamer zich direct committeert aan het creëren van een gelegenheid om dat snel te behandelen, zodat we geen problemen krijgen. Ik zeg direct tegen de heer Schalk: dat betekent dus ook dat mocht het Belastingplan worden aangenomen, ik de motie ook weer zal intrekken.
De heer Schalk (SGP):
Dat wilde ik eigenlijk juist vragen ...
De heer Hartog (Volt):
Dat vermoedde ik al.
De heer Schalk (SGP):
... want op het moment dat het Belastingplan zou worden aangenomen ...
De heer Hartog (Volt):
Dat zou kunnen.
De heer Schalk (SGP):
... dan staat er een overweging in die niet klopt.
De heer Hartog (Volt):
Heel scherp van de heer Schalk, zoals ik hem ook ken.
Voorzitter. Ik ben overtuigd van de wijsheid, onafhankelijkheid en professionaliteit van mijn collega's. Ik heb er daarom groot vertrouwen in dat deze Kamer volgende week het juiste voor alle Nederlanders zal doen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb als voorzitter nog een vraag aan de heer Hartog over zijn aankondiging over een hoofdelijke stemming. Bedoelt u dan alleen een hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel 36602, het Belastingplan 2025? Of heeft u het dan ook over alle andere wetten die wij behandeld hebben?
De heer Hartog (Volt):
Ik zou haast zeggen, voorzitter: u mag kiezen! Nee, mijn voorstel is om dat alleen te doen voor het ...
De voorzitter:
Ik mag kiezen?
De heer Hartog (Volt):
... Belastingplan 2025, dus voor een van de voorstellen.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bakker-Klein van de fractie van het CDA.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van alle vragen. Uiteraard ook dank aan de ambtenaren, die we hier niet zien, maar die achter deze deuren ook heel hard gewerkt hebben aan de beantwoording.
Complimenten voor de deskundigheid en de energie van de nieuwe staatssecretaris. Ik wil beginnen met te zeggen dat wij alle vertrouwen hebben in deze staatssecretaris dat hij ook de moeilijke taak gaat oppakken om tot een eenvoudig stelsel te komen voor onze belastingen, toeslagen en sociale zekerheid. Niettemin vinden wij het nog steeds verstandig om, parallel aan de inspanningen die u daar zelf voor gaat doen, ook een externe, onafhankelijke commissie daarbij te betrekken. Dat zou het draagvlak daarvoor ook vergroten.
Voorzitter. We zijn blij met de toezegging dat er een impactonderzoek gaat worden gedaan naar de btw op de logies. Vooral zijn wij geïnteresseerd om de grenseffecten daarvan goed in beeld te krijgen. Wij willen daar ook nog een vraag over stellen. Net als bij accijnzen zouden wij ook heel graag zien dat er aandacht is voor indirecte effecten.
We zijn ook blij met de toezegging over de professionalisering van beroepsgroepen in het sociaal domein om in ieder geval in beeld te brengen hoeveel overheidssteun er voor dit doel naar verpleegkundige en medische beroepsgroepen gaat en of dit in verhouding is met wat gezien de opgave in het sociaal domein nodig is. Dat zien we graag tegemoet. Mijn vraag is: wanneer denkt de minister dat we dit tegemoet kunnen zien?
We hebben ook begrip voor de uitleg van de staatssecretaris over de uitvoeringsproblemen als je groepsaccommodaties een andere status zou willen geven. We hebben nog wel zorgen over de doelgroepen die van deze accommodaties gebruikmaken. Daar hebben wij ook een motie voor opgesteld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een verhoging van het btw-tarief wordt voorgesteld voor groepsaccommodaties;
constaterende dat scholieren, jeugd- en scoutingverenigingen, sportverenigingen en diverse maatschappelijke en kerkelijke organisaties de voornaamste gebruikers van groepsaccommodaties zijn;
constaterende dat kampen voor kinderen en jongeren en groepsvakanties voor mensen met een kleine portemonnee van grote waarde zijn voor de ontwikkeling, het welzijn en de gezondheid van deze specifieke doelgroepen;
constaterende dat groepsaccommodaties qua tariefstelling vergelijkbaar zijn aan campings, maar ver onder die van hotels en vakantieparken liggen;
overwegende dat de impact van de verhoging van het btw-tarief voor de doelgroepen die gebruikmaken van groepsaccommodaties onevenredig hoog is in relatie tot de (beperkte) opbrengst van deze maatregel;
overwegende dat uitvoeringstechnisch problemen bestaan om groepsaccommodaties, net als campings, van de verhoging van het btw-tarief op logies uit te sluiten;
verzoekt de regering te onderzoeken of er maatregelen mogelijk zijn om de gevolgen van afschaffing van verlaagde btw-tarieven voor groepsaccommodaties voor deelnemers met een laag inkomen te compenseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker-Klein en Van der Goot.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter M (36602).
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Voorzitter. Over de groepsaccommodaties staat nog één vraag open. De staatssecretaris komt daar nog op terug in de tweede termijn, zo had hij gezegd. Deze vraag gaat over de vooruitbetalingen.
We zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris om in overleg te treden met de goededoelensector. Wij hebben zorgen over de effecten van het stopzetten van de mogelijkheid om te geven uit de vennootschap en het stewardownership niet langer mogelijk te maken. Over beide aspecten hebben wij een motie, ter ondersteuning van het gesprek dat de staatssecretaris daarover gaat hebben met de sector. In de eerste plaats een motie over geven uit de vennootschap. Deze motie wordt mede-ingediend door de heer Holterhues van de ChristenUnie en de heer Van der Goot van OPNL. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geven uit de vennootschap wordt gedaan vanuit maatschappelijke betrokkenheid;
constaterende dat de regeling voor geven uit de vennootschap door dit kabinet als overbodig wordt aangemerkt;
constaterende dat het kabinet risico's ziet van oneigenlijk gebruik als gevolg van deze regeling;
constaterende dat onderzoek naar matchingsubsidies door het kabinet wordt gezien als een mogelijk alternatief;
overwegende dat wantrouwen in grote gevers in het algemeen geen goed uitgangspunt is als het gaat om fiscale ingrepen in de filantropie;
overwegende dat een analyse van de impact van het afschaffen van de regeling ontbreekt;
overwegende dat het alternatief nog moet worden uitgewerkt;
overwegende dat gelijkwaardig overleg met de sector over de gevolgen van afschaffing van deze regeling niet heeft plaatsgevonden;
overwegende dat geen overleg met de sector heeft plaatsgevonden over afspraken ter voorkoming van ongewenste situaties;
overwegende dat derhalve geen sprake is geweest van een zorgvuldig wetgevingsproces;
verzoekt de regering om met de sector in overleg te treden over de impact van het afschaffen van de regeling "geven uit de vennootschap" en mogelijke alternatieven daarvoor in samenspraak met de sector te verkennen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker-Klein, Holterhues en Van der Goot.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter N (36602).
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Voorzitter. Dan heb ik nog een laatste motie, over stewardownership.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het plafond van de periodieke giftenaftrek verhoogd wordt naar 1,5 miljoen per jaar;
constaterende dat de regeling "schenken vanuit vennootschap" voor bedrijven daarentegen wordt geschrapt, wat de keuze voor stewardownership als vorm van bedrijfsopvolging fiscaal bemoeilijkt;
constaterende dat ondernemers bij klassieke bedrijfsopvolging kunnen rekenen op een doorschuifregeling;
constaterende dat het verschil in fiscale behandeling van bedrijfsopvolging door natuurlijke personen en door stichtingen onevenredig groot is;
constaterende dat er een groeiende behoefte is aan alternatieve eigendomsstructuren, voor een belangrijk deel onder familiebedrijven, die steeds vaker geen geschikte bedrijfsopvolger binnen de familie kunnen vinden;
overwegende dat de raming van de opbrengst van deze maatregel gebaseerd is op een niet realistische aanname dat alle giften met de huidige regelingen op dezelfde manier doorgang zullen vinden zonder die regelingen;
overwegende dat er een groot maatschappelijk belang is dat (familie)bedrijven ervoor kunnen kiezen om bij te dragen aan de maatschappij;
overwegende dat stewardownership economische en maatschappelijke stabiliteit biedt en bijdraagt aan een betere samenleving;
overwegende dat een fiscale faciliteit gerechtvaardigd is voor zover de ondernemer geen verkoopopbrengst realiseert en de stewardownedstructuur gericht is op continuïteit van de onderneming;
verzoekt de regering te onderzoeken of een alternatieve regeling voor stewardownership mogelijk is en de Kamer hierover te informeren voorafgaand aan de Voorjaarsnota 2025,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bakker-Klein.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter O (36602).
U bent ruim door uw tijd heen.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Daarmee ben ik aan het einde van deze termijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Heijnen van de fractie van BBB.
De heer Heijnen i (BBB):
Dank, voorzitter. We hebben nog een vraag en een opmerking. We nemen aan dat we de toezegging van de staatssecretaris zo kunnen begrijpen dat hij een zesde variant voor de gedifferentieerde verbruiksbelasting zal uitwerken in de contourenbrief. Bij deze variant wordt een suikertaks alleen geheven op dranken met toegevoegde suikers en niet meer op dranken met alleen natuurlijke suikers. Uiteraard is het dan in eerste instantie aan het kabinet en aan de Tweede Kamer om hierin een keuze te maken. Mijn vraag is of de staatssecretaris dat kan bevestigen.
We hadden ook een motie voorbereid. Omdat ik twijfel of ik die toezegging goed heb begrepen, wil ik die motie wel indienen. Maar als de staatssecretaris in zijn termijn die toelichting kan geven, kan deze wellicht worden aangehouden.
Ik kan alleen het dictum voorlezen of ik kan de hele motie voorlezen, voorzitter; wat u wilt.
De voorzitter:
Altijd de hele motie.
De heer Heijnen (BBB):
De motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering vijf varianten heeft geschetst voor de invulling van een gedifferentieerde verbruiksbelasting;
constaterende dat in onder meer het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk dranken worden belast op basis van toegevoegde suikers aan de hand van oplopende staffels;
overwegende dat in het Verenigd Koninkrijk binnen twee jaar 50% van de frisdranken geherformuleerd is door de invoering van de verbruiksbelasting op basis van onderscheid in toegevoegde en niet-toegevoegde suikers;
overwegende dat commerciële laboratoria in Nederland kunnen testen op toegevoegde en niet-toegevoegde suikers;
overwegende dat uit wetenschappelijk onderzoeken blijkt dat gematigde inname van natuurlijke suikers gezondheidsvoordelen heeft;
overwegende dat een variant op basis van toegevoegde suikers eenvoudiger is omdat daarin voor mineraalwater, pure zuivel- en sojadranken en pure vruchten- en groentesappen geen uitzondering hoeft te worden gemaakt;
verzoekt de regering om een zesde variant uit te werken waarin een gedifferentieerde verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken wordt ingericht op basis van toegevoegde suikers, de methode uit het Verenigd Koninkrijk daarbij als voorbeeld te nemen en deze variant mee te nemen in de aangekondigde voortgangsbrief, en deze op korte termijn naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Heijnen.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter P (36602).
De heer Heijnen (BBB):
Voorzitter. Ik had nog één opmerking naar aanleiding van de opmerking die de staatssecretaris maakte op mijn vraag over de controle en de handhavingsfunctie van de Belastingdienst. Ik begreep dat de staatssecretaris zichzelf vergeleek met Flitsmeister. Hij was geen Flitsmeister. Maar die opmerking leidde bij mij tot de conclusie dat de staatssecretaris soms weleens te hard rijdt, want hij kent in ieder geval de app Flitsmeister. Dat was de conclusie die ik daaruit trek. Ik zie hem met zijn hoofd schudden, dus ik denk dat het wel waar is.
(Hilariteit)
De heer Heijnen (BBB):
Voorzitter. Ik ga afsluiten en wil alle bewindspersonen en zeker ook hun teams nogmaals bedanken voor hun eerdere antwoorden. Ik sluit mij ook expliciet aan bij alle complimenten van mevrouw Geerdink en andere collega-Kamerleden voor het optreden van de staatssecretaris. Chapeau!
Ik kijk uit naar de reactie van de staatssecretaris en dank u wel voor uw aandacht.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu tot slot het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank u, voorzitter. Ook mijn dank en de dank van mijn fractie aan de staatssecretaris, de overige leden van het kabinet en alle ambtenaren voor alle uitgebreide antwoorden. Het kabinet kiest met dit Pakket Belastingplan voor verdere ontgroening van een toch al niet zo groen belastingstelsel. Eigenlijk is dat de rode draad door het hele Pakket Belastingplan, inclusief de salderingsregeling. De tarieven voor elektrische auto's worden versoberd, de brandstofaccijnzen worden verlaagd en groen beleggen wordt bijna onmogelijk gemaakt. Er komt een evaluatie van de maatregelen op het gebied van groen beleggen. Ik heb even niet meer scherp of die evaluatie op tijd komt voor de begroting voor 2026. Ik ontvang graag in tweede termijn een reactie van het kabinet daarop.
We slaan dus echt een verkeerde weg of eigenlijk een verkeerd fietspad in. Het kabinet maakt duidelijk een fout, zoals ik heb verwoord in mijn minicollege gisteravond. Gisteravond lijkt eeuwen geleden. De instrumenten en het budget zijn onvoldoende om de beleidsdoelen te halen. Dat is echt een klassieke fout. Daarnaast is dit Pakket Belastingplan minder sociaal. Mijn fractie maakt zich ernstig zorgen over de consequenties van de plannen voor de meest kwetsbare groepen en met name voor de huishoudens met de laagste inkomens. Wij maken ons zorgen over de bestaanszekerheid van deze groepen.
Dan een aantal onderwerpen uit de eerste termijn. Wij zijn blij met de toezegging dat er een impactanalyse komt van de btw-verhoging op logies. We zullen rond de zomer moeten kijken wat die impactanalyse betekent voor 2026. Wij zullen daar onze eigen afweging in maken.
Van een aantal onderwerpen heeft het kabinet gezegd dat die inhoudelijk terug zullen komen: fossiele subsidies, de vliegbelasting voor transferpassagiers en privéjets, de kwaliteit, kwantiteit en prijs van het ov en brede welvaart. Mijn fractie gaat de vinger aan de pols houden als die onderwerpen weer terugkomen naar onze Kamer.
Dan zijn er een aantal onderwerpen waar ik iets langer bij wil stilstaan, zoals de aangenomen motie van mijn collega Koffeman van alweer een paar jaar geleden over de verlaging van de btw op groente en fruit. De staatssecretaris gaf eerlijk gezegd wel een heel makkelijk antwoord. Hij zei: er is geen politiek draagvlak voor een nultarief op groente en fruit. Het is wel echt heel makkelijk om een motie zo lang te laten liggen, in de hoop dat de politieke verhoudingen veranderen, zodat je een motie niet hoeft uit te voeren. Ja, zo lust ik er nog wel een. Ik ben het ook inhoudelijk met de staatssecretaris oneens dat dit moeilijk te realiseren valt. Nogmaals, iedereen herkent een peer of een appel. Het gaat dus vooral over onbewerkte groenten en onbewerkt fruit. Misschien zal de motie van de ChristenUnie dit debat levend houden. Het zou ook een dure maatregel zijn. Als je de hele rijksbegroting bekijkt en ziet dat de kosten van de gezondheidszorg blijven oplopen, dan zie je dat dit een hele goedkope maatregel zou kunnen zijn.
Voorzitter. Dan de verbruiksbelasting. Ik kijk ten eerste uit naar de antwoorden van de staatssecretaris in de tweede termijn. Voor de zekerheid wil ik toch de voorbereide motie indienen. Afhankelijk van het antwoord van de staatssecretaris zal ik 'm aanhouden, intrekken of alsnog in stemming laten brengen. Het gaat onze fractie niet alleen om de inhoud, maar ook om de timing van het voorstel. Ik zal de motie zo uiteraard voorlezen. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij kan toezeggen dat hij deze oplossing meeneemt als extra scenario in de contourenbrief, omdat dit net een andere oplossing is dan die van de BBB. We zouden 'm graag ook geëvalueerd willen zien. Uiteraard zoek ik naar een timing voor het oplossen van het probleem voor 1 januari 2026. Hierbij dus de "verzekeringsmotie", voor het geval dat de staatssecretaris geen toezegging kan doen in de tweede termijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vruchtensappen zonder toegevoegde suikers en een deel van de plantaardige alternatieven voor melk niet worden uitgezonderd van verbruiksbelasting;
overwegende dat dit het behalen van duurzaamheids- en gezondheidsdoelstellingen bemoeilijkt en een ongelijk speelveld creëert;
verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden waarin plantaardige alternatieven voor melk en vruchten- en groentesappen zonder toegevoegde suikers worden uitgezonderd van verbruiksbelasting, vergelijkbaar met de bestaande uitzonderingen;
verzoekt de regering dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk te realiseren waardoor uiterlijk op 1 januari 2026 verbruiksbelasting tarieven worden aangepast,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Nicolaï, Koffeman, Van Apeldoorn en Martens.
Zij krijgt letter Q (36602).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Nog even voor de helderheid. Dit is dus naar het oordeel van mijn fractie niet alleen de gemakkelijkste oplossing voor het probleem, maar ook de goedkoopste. Misschien heb ik nu de aandacht van de staatssecretaris. Ik had de aandacht van de staatssecretaris.
Dan last but not least het 0%-tarief voor btw op biologische producten. De staatssecretaris zei "dat heeft geen zin", of "het is niet zo doelmatig of doeltreffend". Volgens de informatie die mijn fractie heeft, is het wel doelmatig en doeltreffend. Wij maken ons ook zorgen over het behalen van de doelen van die 15% landbouwgrond ecologisch van dit kabinet, als wij niet dit soort instrumenten inzetten. Mijn vraag is dan ook: hoe wil dit kabinet die doelstelling halen, als het niet het bijbehorende instrumentarium ontwikkelt? Vandaar dat mijn fractie een motie heeft opgesteld. Voor de Partij voor de Dieren is het een hele rustige, genuanceerde motie. Daar moeten de collega's even aan wennen, denk ik. Wij geven het kabinet ruim de tijd om erover na te denken. We gebruiken de terminologie "binnen een haalbare termijn". Dus volgens mij is het echt een heel erg haalbare motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland slechts 4,4% van de totale landbouwgrond gebruikt voor biologische landbouw en dat dit onder het Europese gemiddelde ligt;
constaterende dat het kabinet wil dat in 2030 ten minste 15% van de totale landbouwgrond in Nederland gebruikt wordt voor biologische landbouw;
overwegende dat door een btw-verlaging op biologische producten de omzet van biologische producten wordt bevorderd en prijzen omlaag zullen gaan;
overwegende dat omschakeling van gangbare landbouw naar biologische landbouw door een btw-verlaging aantrekkelijker wordt;
verzoekt de regering binnen een haalbare termijn de btw op biologische producten te verlagen van 9% naar 0%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Koffeman en Nicolaï.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter R (36602).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Nogmaals dank.
De voorzitter:
Ik dank u wel.
Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Wenst één van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Ik heb begrepen van de regering dat zij vijftien minuten nodig heeft om even de antwoorden te ordenen. Ik schors de vergadering tot 21.45 uur.
De vergadering wordt van 21.32 uur tot 21.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Voordat ik het woord geef aan de staatssecretaris en de minister wil ik graag het woord geven aan de heer Hartog van de fractie van Volt voor het indienen van een gewijzigde motie.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. Als de heer Schalk al moet vragen wat het betekent, dan moet je gewoon zorgen dat het duidelijk is. Ik wil dus een gewijzigde motie indienen.
De voorzitter:
De motie-Hartog c.s. (36602, letter L) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een gerede kans is dat de Eerste Kamer het voorgestelde Belastingplan 2025 zal verwerpen;
overwegende dat onderdelen van het eventueel afgewezen Belastingplan nodig zijn voor een degelijke begroting voor 2025;
verzoekt het kabinet onverwijld een nieuwe wet Belastingplan 2025 in te dienen zonder de eerder voorgestelde problematische btw-verhogingen;
verklaart zich bereid een nieuw wetsvoorstel Belastingplan 2025 nog voor het einde van 2024 te behandelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter S, was letter L (36602).
Dank u wel. Dan heeft de heer Schalk nog een vraag voor u.
De heer Schalk i (SGP):
Complimenten aan de heer Hartog dat hij een sprong voorwaarts heeft gemaakt en dat hij ervoor gezorgd heeft dat we geen motie hebben die ons staatsrechtelijk misschien best wel een beetje in de problemen zou kunnen brengen. Dat was een beetje vreemd. Nu staat erin dat er een gerede kans is. De heer Hartog zou ook volgende week, indien we dan gaan stemmen en het Belastingplan wordt inderdaad verworpen, gewoon naar de microfoon kunnen lopen en aan de staatssecretaris kunnen vragen wat hij nu gaat doen. Wat voegt deze motie dan toe?
De heer Hartog (Volt):
U heeft gelijk dat dat kan. Ik heb de staatssecretaris al in eerste termijn gevraagd wat hij zou gaan doen en hoe dat zou kunnen worden opgelost. Daar is geen antwoord op gekomen, dus heb ik besloten om toch die motie neer te leggen, ook om aan te geven dat wij als Kamer, zeker als Volt-fractie, bereid zijn wel mee te werken.
De heer Schalk (SGP):
Mag ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
Zeker.
De heer Schalk (SGP):
Het is nu een soort als-danmotie geworden: "stel voor dat", "als", "er is een gerede kans". Er staat nu: als het verworpen zou worden, wat gaat u dan doen? Dat kun je dan bij elke begroting of bij elk wetsvoorstel toch indienen als motie?
De heer Hartog (Volt):
Je kan het bij ieder voorstel doen. Dat doe ik niet. Ik vind dit belangrijk genoeg om het alsnog schriftelijk neer te leggen, zodat we op voorhand weten waar we aan toe zijn.
De voorzitter:
Helder. Het staat de Kamer natuurlijk vrij om wel als-danredeneringen te hebben. De heer Van Strien.
De heer Van Strien i (PVV):
Ik wilde graag weten van de heer Hartog of er, als die gerede kans zich voordoet, dan al vergaderdagen gepland zijn voor 31 december. Of moeten wij een deel van onze vakantie — ik bedoel ons reces — verschuiven? Dat is mijn vraag.
De heer Hartog (Volt):
De heer Van Strien weet dat dit al sinds 5 oktober voorligt. De regering had al heel lang kunnen doen wat ze vandaag heeft gedaan. We hadden al heel lang een ander debat kunnen voeren. Dat was al mogelijk. Dit is echt een laatste redmiddel. Zoals de heer Van Strien aangeeft, kunnen we dat inderdaad nog dit jaar doen. Ik zeg tegen de heer Van Strien: niemand vindt dit leuk; niemand zit hierop te wachten.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord ...
(Hilariteit)
De voorzitter:
... aan mijn neus. Ik moest niezen. Daarna geef ik het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen i:
Voorzitter, gezondheid. Ik heb nog wat verduidelijkingen. Die zal ik even doornemen. Allereerst een verduidelijking naar mevrouw Bakker-Klein. Welk tarief voor logies is van toepassing als er geboekt en betaald is in 2024 voor een verblijf in 2026? In deze situatie bepaalt het moment van betalen het btw-tarief. Stel dat een voetbalclub in 2024 een accomodatie heeft geboekt voor 2026. Ze hebben in 2024 75% aanbetaald en daarop is het 9%-tarief van toepassing. Betalen zij in 2025 of 2026 de resterende 25% dan is daarop het 21%-tarief van toepassing. Dit is gangbaar bij btw-verhogingen. Het gebeurt niet zo vaak, maar als het gebeurt, is dit de procedure.
De heer Schalk vroeg of bij de novelle ook de Comptabiliteitswet geldt. De impliciete vraag is wat er misgaat als de novelle er niet op tijd is. Ik wil niet speculeren over de situatie dat de novelle er niet op tijd is. Ik heb er echt heel goed vertrouwen in. Het kabinet, de Raad van State en beide Kamers zijn volgens mij volledig gecommitteerd aan deze novelle. Als we het voorstel uitstellen of aannemen zonder novelle ontstaan er problemen voor de laagste inkomens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dat vinden we allemaal ongewenst. Komma! Ik heb nog drie pagina's met wetstechnische uitleg en die kan ik zo meteen nog meegeven.
De voorzitter:
Dat kan ook in de brief, hoor ik de heer Schalk zeggen. Dat is het handigst, want dan krijgt iedereen die in zijn mailbox om tot zich te nemen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Oké. Dan gaan we dat doen.
Dan gaan we verder met ook een vraag van de heer Schalk, die zegt dat uit de tabellen met cijfers over de marginale druk een ander beeld blijkt dan dat de staatssecretaris schetst. In veel gevallen is de marginale druk boven 60%. Kan de staatssecretaris dit nader toelichten? Zeker ook omdat ik heb gezegd dat die voor vier op de vijf werkenden onder de 60% ligt. De tabellen die u heeft laten zien, zijn tabellen die op hele specifieke groepen toezien, ook met toeslag. En juist daar doen de problemen zich voor. In het totale beeld van alle belastingplichtigen, alle werkenden, is het beeld zoals ik dat heb geschetst. Wat u voor u heeft liggen, zijn niet de beelden voor heel Nederland. Ze gelden voor specifieke scenario's waar mensen inderdaad een hele hoge marginale druk hebben. Gelukkig is dat een klein deel van Nederland.
Dan kom ik bij een vraag van de heer Van Apeldoorn. Ik hecht eraan te zeggen dat de vragen die hij stelde, al wel zijn langsgekomen. Op zich is het ook weer wel een sport om nu hetzelfde antwoord te geven. De eerste vraag is of het klopt dat we aan de top een degressief belastingstelsel hebben en geen progressief. Het antwoord daarop is neen. Dit klopt niet. We hebben geen degressief belastingstelsel. Box 1 heeft een progressieve tariefstructuur, net als box 2 en de vpb. Box 3 heeft een proportionele structuur met een ruime vrijstelling en is daarmee effectief progressief. In de praktijk kan de belastingheffing voor de hoogste inkomens, de top 1%, wel degressief uitpakken. Dit is een groep die een groter deel van het inkomen spaart en daarover dus geen btw betaalt. Ze maken het geld niet op. Het is een groep die vooral ook veel meer mogelijkheden heeft om belasting uit te stellen. Dit blijkt ook uit de CPB-studie Inkomens en belasting aan de top uit mei 2024. Ik denk dat het beeld van de heer Van Apeldoorn daarvandaan komt.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
De vragen die ik had gesteld in tweede termijn waren wat mij betreft vervolgvragen, ingaande op de antwoorden van de staatssecretaris die mij niet in alle opzichten bevredigden. Op dit concrete punt zeg ik: ja natuurlijk, ik ken de tariefstructuur. Ik weet dat er een progressieve tariefstructuur is. Maar het gaat erom hoe het effectief uitpakt. Ook het CPB heeft al in een eerdere studie gesteld dat het Nederlandse belastingstelsel daarmee voor de top, in de praktijk, degressief is. Dat zijn de feiten. Daarover zijn we het eens.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij is dit precies het antwoord dat ik zojuist heb gegeven. We hebben geen degressief stelsel, maar in de praktijk kan het belastingstelsel wel degressief uitpakken en daarvoor geef ik ook redenen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Maar dat is een correctie. Het is niet zo dat "het degressief kan uitpakken", maar "het pakt degressief uit", dus wij hebben bij de facto een degressief belastingstelsel. Als het dan in de praktijk zo uitpakt, welke woorden je daar ook voor kiest, zou je daar dan niet wat aan moeten willen doen? Dat betekent namelijk dat feitelijk de sterkste schouders niet de zwaarste lasten dragen in Nederland. Dat is toch een probleem, vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid? Of zie ik dat verkeerd?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat zijn weer veel vragen ineen. Allereerst de vraag of we hier wat aan gaan doen. We gaan sowieso werken aan een nieuw belastingstelsel. Dat moet eerlijk en rechtvaardig zijn. We gaan het belastingstelsel wat mij betreft dus aanpassen. Er is daarnaast een verschil tussen een degressief stelsel of een stelsel dat degressief uitpakt als mensen bepaald gedrag vertonen. Er zijn ook mensen die vast en zeker dat gedrag niet vertonen, dus dat het de facto altijd zo is, is gewoon niet waar. Tegelijkertijd heeft het natuurlijk onze warme aandacht en doen we allerlei initiatieven en onderzoeken om te zorgen voor een eerlijk belastingstelsel.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot, voorzitter. Ik constateer dat het een beetje lijkt alsof de staatssecretaris afstand neemt van de CPB-studie. Die studie is heel erg helder. Het CPB geeft cijfers van de effectieve belastingdruk per inkomensgroep. Dat zijn gemiddelden die voor sommige individuen niet gelden en voor sommige individuen misschien alleen nog maar meer. Sommige mensen ontwijken ook belastingen. Daarmee is het belastingstelsel nu effectief, de facto, feitelijk niet rechtvaardig. De sterkste schouders dragen niet de zwaarste lasten. De staatssecretaris heeft daar eigenlijk geen antwoord op. Hij constateert dat het zo is, maar ik hoor geen enkel voorstel van de staatssecretaris om daar iets aan te doen. Sterker nog, de lasten op de grote vermogens worden verlaagd door dit kabinet in het Belastingplan 2025.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan nog een vraag van de heer Van Apeldoorn. Komt het box 2-tarief nu niet effectief uit onder het tarief van werknemers? Volgens mij hebben we daar een debat over gehad. Met het Belastingplan 2024 is als gevolg van het Amendement-Van der Lee het tarief in de tweede schijf van box 2 met ingang van 1 januari verhoogd naar 33%. Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord voorgesteld om dit weer terug te draaien en het tarief van de tweede schijf van box 2 te verlagen naar 31%. Daarbij hecht het kabinet dus aan globaal evenwicht. We hebben daar volgens mij uitgebreid over gesproken. Met de voorgestelde maatregel wordt een beter globaal evenwicht in de tarieven bereikt. Dat was ook de strekking van de vorig jaar door uw Kamer aangenomen motie-Heinen. Ik heb daar nog een voorbeeld bij. Als gevolg van de verhoging van het box 2-tarief bedroeg het effectieve toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders 50,29%, voor werknemers is dat 49,50% en voor IB-ondernemers is dat 44,80%. Met de voorgestelde maatregel om het box 2-tarief te verlagen naar 31% komt het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders uit op 48,80% en wordt een beter globaal evenwicht in de tarieven bereikt. Dat is het antwoord dat ik u kan geven.
Dan was er een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers. Komt onderzoek naar effecten van het afschaffen van groen beleggen op tijd? Dat is een goede vraag. Het antwoord is ja. Ik kan toezeggen dat dat onderzoek er voor de voorjaarsbesluitvorming is. Ik zal daarover in contact treden met de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Dan de vraag van de heer Van Apeldoorn. Erkent de staatssecretaris dat door de verruiming van de renteaftrekbeperking het kabinet meer belastingontwijking gaat toestaan? Het kabinet hecht eraan om op te merken dat in de afgelopen tien jaar meer dan 30 maatregelen zijn genomen tegen belastingontwijking en voor een evenwichtige heffing van multinationals heeft Nederland in totaal voor 5,5 miljard aan maatregelen genomen. De maatregelen hebben het belastingstelsel aanzienlijk robuuster gemaakt. Dit kabinet blijft zich onverminderd inzetten tegen belastingontwijking. Tegelijkertijd geldt dat het kabinet het verdienvermogen van Nederland wil versterken. Het kabinet heeft het verbeteren van het ondernemersklimaat als prioriteit gesteld. Een sterk ondernemersklimaat is onmisbaar voor een stabiele Nederlandse economie en gezonde bedrijven, waarvan iedereen meeprofiteert. Het kabinet heeft in dit kader signalen ontvangen dat het bedrijfsleven in Nederland met het oog op het vestigingsklimaat zorgen heeft over het ongelijke speelveld. Dat heeft te maken met het uiteenlopen van de in de EU gehanteerde percentages voor de earningsstrippingmaatregel. Daarom heeft het kabinet in het regeerprogramma afgesproken om de renteaftrek te versoepelen naar 25%. De versoepeling komt het ondernemersklimaat ten goede. Bedrijven kunnen meer winst maken in Nederland. De Tweede Kamer heeft dat op haar beurt naar 24,5% geamendeerd.
Nog een vraag van de heer Van Apeldoorn: is het niet zo dat veel grote, beursgenoteerde bedrijven hun winst uitkeren via inkoop van eigen aandelen en dat dat met dit Belastingplan weer onbelast wordt, want er geldt geen dividendbelasting? Toch even voor de boeken: volgens mij hebben we hier echt uitgebreid over gedebatteerd. Ik doe het verhaal graag nog een keer.
Het is echt een misverstand dat een aandeelhouder per definitie niet wordt belast ter zake van de inkoop van aandelen. Dat is in beginsel namelijk wel het geval. De inkoop van eigen aandelen door een beursfonds is bovendien in principe belast met dividendbelasting. Het beursfonds zelf is vennootschapsbelastingplichtig. Nederlandse beursfondsen kunnen slechts onder strikte voorwaarden vrijgesteld eigen aandelen inkopen onder de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting. Niet elk beursfonds kan aan de voorwaarden voor deze faciliteit voldoen. De belangrijkste voorwaarde is dat er in het jaar van inkoop ook contant dividend wordt uitgekeerd waarover wél dividendbelasting wordt geheven. Dit contante dividend moet minimaal gelijk zijn aan het gemiddelde bedrag aan dividend in contanten dat in vijf voorafgaande kalenderjaren is uitgekeerd. Daarnaast mag het totale bedrag van de inkoop in één kalenderjaar niet hoger zijn dan twintig keer het bedrag van het gemiddelde uitgekeerde dividend in contanten in de vijf voorafgaande kalenderjaren, verminderd met de bedragen van inkoop waarop de inkoopfaciliteit van toepassing was in de vier voorafgaande kalenderjaren.
Deze voorwaarden hebben als doel dat de inkoop niet ten koste gaat van het uitdelen van gewoon dividend. Uit onderzoek blijkt dat er goede bedrijfseconomische redenen zijn om de inkoopfaciliteit te behouden. De inkoopfaciliteit is ingevoerd, zodat de inkoop van aandelen door Nederlandse beursfondsen niet nadeliger zou zijn ten opzichte van die van buitenlandse concurrenten. De inkoop van eigen aandelen wordt in omringende landen namelijk in de meeste gevallen niet belast met een dividendbelasting. Bovendien zou zonder de inkoopfaciliteit een beursfonds bij inkoop van aandelen de verschuldigde dividendbelasting voor eigen rekening moeten nemen en vormt deze dividendbelasting zodoende directe kosten voor het beursfonds. Dit leidt doorgaans tot een hogere belastingdruk dan de uitkering van regulier dividend. In tegenstelling tot regulier dividend kan deze dividendbelasting dan niet worden verrekend door de aandeelhouder. De aandeelhouder waarvan de beursvennootschap de aandelen koopt, is immers onbekend.
Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord de ambitie uitgesproken om het Nederlandse vestigingsklimaat te verbeteren. Het hebben van een goede en stabiele concurrentiepositie en voorspelbaar fiscaal beleid zijn daarbij belangrijke speerpunten. Om deze verbetering te verwezenlijken heeft het kabinet onder meer gekeken naar fiscale maatregelen. Het kabinet heeft besloten om enkele lastenverzwaringen die op of na Prinsjesdag 2023 zijn aangekondigd, of maatregelen die door de toenmalige samenstelling van de Tweede Kamer bij amendement zijn getroffen, terug te draaien. Dit geldt ook voor de maatregel tot afschaffing van de inkoopfaciliteit. Ik hecht eraan hieraan toe te voegen dat deze dus nul was. De faciliteit zou veranderen, maar is nooit veranderd. Nu wordt ze weer nul. Daarmee heb ik volgens mij de vraag beantwoord.
De voorzitter:
Ja, u heeft de vraag beantwoord, maar ik denk dat weinig mensen het hebben begrepen, omdat dit typisch iets is wat wij schriftelijk tot ons moeten nemen. Maar de heer Van Apeldoorn gaat een poging wagen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik wil de staatssecretaris complimenteren met de snelheid waarmee hij deze uitgeschreven antwoorden weet voor te lezen. Ik ga hier niet in detail op in. Het is duidelijk dat wij het op dit punt niet met elkaar eens gaan worden. Ik zeg twee dingen. Ten aanzien van de inkoopfaciliteit eigen aandelen probeert de staatssecretaris opnieuw te benadrukken dat het allemaal heel erg beperkt is. Het gaat om een beperkte categorie et cetera, et cetera. Maar volgens het kabinet zelf kost dit wel 800 miljoen euro per jaar aan inkomstenderving en volgens de SOMO 2 miljard euro per jaar. Dat is geen klein bier. Dat is dus een keuze die je maakt. Dat geld had je kunnen ophalen en aan andere zaken kunnen besteden. Dat gebeurt nu dus niet.
Over de earningsstrippingmaatregel las de staatssecretaris ook een uitgebreid antwoord voor. Ik blijf herhalen dat die om een goede reden is ingevoerd, namelijk het tegengaan van belastingontwijking. Als je die vervolgens verruimt, kan de staatssecretaris zeggen: tja, het vorige kabinet heeft allerlei maatregelen tegen belastingontwijking genomen. Daar heb ik even niks mee te maken. Ik heb het nu over deze maatregel. Deze maatregel is, zou ik zeggen, niet goed voor het tegengaan van belastingontwijking, omdat je de renteaftrekbeperking weer verruimt. Dat is gewoon een feit. Daar maakt de staatssecretaris een andere politieke keuze in; dat snap ik. Maar daarmee gaat hij niet inhoudelijk in op mijn punt. Ik hoop niet dat hij nogmaals hetzelfde gaat voorlezen — dat is echt niet nodig — maar ik wilde dit er toch even tegenover stellen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik hoorde overigens het woord "renteaftrekbeperking". Ik had het nu over de inkoop van aandelen en de dividendbelasting. Goedbeschouwd is hier een breed debat over gevoerd. Als er behoefte is aan een schriftelijk betoog: volgens mij staat het allemaal in de Handelingen. Het vorige kabinet heeft dit ook niet voorgesteld. Het is een amendement geweest van de Tweede Kamer, dat vorig jaar is ingediend. Het kabinet heeft, ook na uitdrukkelijke signalen dat dit handig en verstandig is, deze maatregel teruggedraaid.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog, want wij wachten ook nog op de appreciaties van de moties.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Zekers. Een vraag van mevrouw Geerdink. Zij vroeg: is het mogelijk om een overzicht te krijgen van eventuele nationale koppen in de fiscaliteit binnen Nederland? Door de Europese Commissie wordt op dit moment in het kader van de evaluatie van de EU-richtlijn antibelastingontwijking een uitgebreider verslag opgesteld, specifiek over deze maatregelen. Volgens de meest recente planning wordt dit rapport in 2025 gepubliceerd. Dat gaat overigens alleen over de renteaftrekbeperking. Om een onderzoek in te stellen naar fiscale koppen en in dat kader alle belastingwetgeving door te akkeren, is een bijzonder heftige exercitie. Mijn collega's raden mij ten stelligste af om die exercitie nu aan te vangen. Echter, wat ik zeker wel graag wil doen — dat zou ik ook graag willen toezeggen — is in gesprek gaan met het bedrijfsleven en vragen van welke Nederlandse of Europese fiscale koppen zij last hebben. Dit kan ik dan terugkoppelen, zodat het als input kan dienen voor een verder debat. Via die band lijkt mij dat de meest effectieve en meest doelmatige oplossing. Wanneer ik dat zal terugkoppelen? Op tijd. Hiermee ga ik het komende halfjaar aan de slag; zulke gesprekken zijn natuurlijk niet in een maand afgerond. Maar ik ga dit doen.
De heer Martens vraagt of de staatssecretaris voor het voorjaar de mogelijkheden in kaart kan brengen om de maximale hypotheekrenteaftrek te koppelen aan de eerste schijf in box 1 van de inkomstenbelasting. Ik begrijp de wens van de heer Martens om die mogelijkheden in kaart te brengen. Daarom wil ik de heer Martens graag toezeggen dat ik de mogelijkheden, of de onmogelijkheden, als die er zijn, voor het voorjaar in kaart zal brengen. Deze zal ik meenemen in mijn fiscale beleids- en uitvoeringsagenda. Dat wil overigens niet zeggen dat ik nu toezeg dat ik die koppeling ook zal maken. Maar de zin en de onzin van deze koppeling toevertrouwen aan het papier en dat naar de Kamer sturen, kan ik zeker doen.
Dan een vraag van de heer Heijnen: werkt u een zesde variant uit voor de gedifferentieerde verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken? Volgens mij vroeg hij specifiek om een toezegging. Het antwoord daarop is ja. In het voorjaar worden de Kamers hierover verder geïnformeerd.
Dan nog een vraag van mevrouw Visseren-Hamakers: kan het kabinet toezeggen dat per 1 januari 2026 een einde wordt gemaakt aan de volgens sommige partijen onhoudbare situatie van de huidige verbruiksbelasting? Het antwoord daarop is dat ik dat niet kan toezeggen. Het kabinet verwacht dit voorjaar tot besluitvorming over te gaan en zal de Kamer daarna informeren. Voor de invoering van een nieuwe verbruiksbelasting zal een systeemwijziging nodig zijn. De Douane geeft aan daar 12 tot 24 maanden voor nodig te hebben. Bij de invoering van een nieuwe belasting geldt dat als categorieën dranken worden uitgezonderd, hierover mogelijk staatssteungesprekken met de Europese Commissie moeten worden gevoerd. Ook dat neemt tijd in beslag. Ook geldt dat in het systeem van de douane ruimte is voor een systeemwijziging per 2027. De uitvoering van het hoofdlijnenakkoord krijgt hierbij voorrang van het kabinet. De eerste mogelijkheid doet zich dus voor in 2028.
De heer Heijnen vraagt wanneer de Kamer de besluitvorming van het kabinet over de verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken kan verwachten. Ook vraagt de heer Heijnen wanneer het kabinet een gedifferentieerde verbruiksbelasting zou kunnen uitvoeren. Het kabinet zal dit voorjaar een besluit nemen over het voorstel om de huidige verbruiksbelasting al dan niet om te vormen naar een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van suikergehalte. Ik kan en wil op dat besluit nu niet vooruitlopen, want ik ga daar niet in mijn uppie over. Wat ik kan toezeggen, is dat het kabinet beide Kamers dit voorjaar informeert over het besluit en dat het daarbij ook die zesde variant, waarover wij het eerder hadden, zal betrekken. Wij zullen dus ingaan op de consequenties van deze variant voor de overige tarieven.
Dan is er nog een vraag van de heer Van Rooijen. Het ministerie komt met een alternatieve route voor SGH. Reden voor deze ommezwaai past ook binnen de gesprekken met de stichting. Het antwoord daarop is dat het kabinet verschillende routes ontwikkelt om tegemoet te komen aan de verschillende behoeftes en diversiteit van gedupeerde ouders. De pilot voor een definitief besluit wordt doorgezet, maar die is geen vervanging van de SGH-route. Het is een aanvulling. Ook is dit een mogelijkheid om eventuele schrale routes sneller te kunnen opschalen. U vroeg specifiek of een brief daarover naar de Kamer kan komen. Die brief is vandaag al gestuurd. Ik zal vragen of deze ook met u gedeeld kan worden. Ik weet gewoon niet hoe dat technisch automatisch gaat. Het krantenartikel waaraan u refereerde is ook naar aanleiding van de brief die daarover is gestuurd.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
We zullen die brieven uiteraard lezen. Dank voor het feit dat u die stuurt. Ik weet niet of het bericht dat ik in De Telegraaf las, helemaal aansluit bij wat u in de brief schrijft. Daar leid ik uit af dat u spreekt over een aanvullende route, maar uit het bericht begreep ik dat het in de plaats kwam van de afspraken die tot dusverre met de stichting zijn gemaakt. Mijn vraag was of de afspraken op basis van de wet die wij onlangs hebben aangenomen, en waar mijn fractie als enige tegen heeft gestemd, en waarvoor 2,3 miljard beschikbaar is, met de stichting blijven of dat Financiën nu, los van de stichting, een eigen en snellere compensatieroute volgt met een digitale methode op basis van dezelfde systematiek van vaste bedragen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
De vraag is …
De voorzitter:
Gaat u verder. Het is een beetje off topic. Misschien kunt u de vraag snel beantwoorden? Of komt het misschien in de brief?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik probeer de vraag zo snel mogelijk te beantwoorden. De brief is naar u toe. Als u mij vraagt om u te adviseren of u De Telegraaf moet geloven of mijn brief …
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het laatste, uiteraard.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
… dan zou ik zeker wijzen op mijn brief. Wat betreft uw vraag of het een aanvulling of een vervanging is, is het antwoord dat het aanvulling is. Op de vraag of er andere of nieuwe afspraken zijn gemaakt met de SGH is het antwoord nee. Volgens mij staan alle afspraken. De laatste afspraken zijn van de zomer herzien, dus daar is volgens mij helemaal geen sprake van.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dit was volgens mij het antwoord op de vragen. Ik heb nog wel een kleine persoonlijke …
De voorzitter:
Een kleine persoonlijke noot.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Ik had nog om een toezegging gevraagd over de verbruiksbelasting en wel of u het scenario zoals ik dat heb verwoord in de ingediende motie, in de contourenbrief wilt meenemen. Dat is een net iets andere variant dan die van de BBB.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja.
De voorzitter:
Dat komt waarschijnlijk ook in de reactie op de moties.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat denk ik ook.
De voorzitter:
Dat komt in de reactie op de moties. Misschien kunt u daar even op wachten.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Zekers.
De voorzitter:
We kregen nog een persoonlijke noot. En ik had begrepen dat er ook nog een vraag aan de minister is gesteld. Of niet?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja, daar komen we zo meteen op. De persoonlijke noot is dat bakkers uiteraard hun eigen brood niet moeten keuren, maar dat bakkers wel heel goed hun eigen brood kunnen bakken. Ik vind dat een heel passend alternatief voor de Handelingen.
Dan hebben we een aantal moties die ik ga doornemen. Allereerst de motie met letter J. Die kan ik oordeel Kamer geven. Het kabinet onderstreept het belang van een gezonde levensstijl. Bij het maken van het nieuwe belastingstelsel wordt het gewogen en wordt er met veel verschillende criteria rekening gehouden, zoals eerlijkheid, budgettaire effecten, uitvoerbaarheid, bijdrage aan maatschappelijke doelen en de gevolgen van gezondheid. Waar relevant kunnen die ook in kaart worden gebracht.
De motie met letter K moet ik helaas ontraden. Daarin wordt het kabinet verzocht om een externe commissie in te stellen voor een herziening van het belastingstelsel en om overleg te voeren over de taakopdracht. Het kabinet ziet geen toegevoegde waarde in nieuw advies boven op alle adviezen die de afgelopen tien jaar al zijn opgesteld. Dat is het technische antwoord. Ik heb volgens mij geprobeerd toe te lichten dat ik dat heel graag zelf ter hand neem. Er ligt heel veel en dat wil ik daarbij betrekken. Een nieuwe belastingcommissie zorgt er echt voor dat we minstens een jaar vertraging oplopen, waardoor onduidelijk is of ik de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord kan nakomen om wetgeving voor te bereiden voor een belastinghervorming. Ik ontraad daarom de motie. Tegelijkertijd is dat ook omdat ik een verzoek aan de Kamer heb gedaan om mij daarin te vertrouwen. Ik hoop ook echt dat ik het vertrouwen krijg om dit uit te voeren. Ik zeg het maar even op mijn manier. Dat zou ik heel fijn vinden.
De voorzitter:
Mag ik nog even vragen of u de motie heeft ontraden?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja, ik heb 'm het oordeel "ontraden" gegeven.
De voorzitter:
De motie is ontraden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat was mij niet ontgaan, voorzitter. De staatssecretaris gebruikt de woorden "het vertrouwen van de Kamer". Mijn motie zegt niet dat ik geen vertrouwen in de staatssecretaris heb. Ik hoop niet dat hij 'm zo uitlegt. Dit is een constructieve motie, in het kader van "een advies is nooit weg". Wat is er tegen om een commissie ... Enfin, het leidt niet tot vertraging als die commissie snel wordt geïnstalleerd en die de staatssecretaris en het departement helpt om tot een toekomstbestendig stelstel te komen. We worden het er niet over eens, maar we moeten hier niet praten in termen van "vertrouwen" en "wantrouwen", want daar doe ik niet aan mee.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Misschien in het kader van vertrouwen: mocht u zeggen dat u een expert heeft waarmee ik echt moet praten, dan ben ik daartoe van harte bereid.
Dan ga ik naar de volgende motie. Dat is volgens mij de motie met letter L. Op deze motie staat geen letter.
De voorzitter:
De motie met letter L is ingetrokken. Dat was de motie van de heer Hartog van Volt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja, helemaal goed.
Dan gaan we naar de motie met letter M. Die motie verzoekt de regering te onderzoeken of er maatregelen zijn om mensen met een laag inkomen te compenseren voor de verhoging van de btw op groepsaccommodaties. Die motie moet ik helaas ontraden. De essentie van het debat van vandaag is om te streven naar een eenvoudiger stelsel. Daar passen dit soort nieuwe instrumenten niet bij. De btw-verhoging is juist gebruikt om de koopkracht van lage inkomens te verbeteren, zodat mensen zelf kunnen kiezen waaraan ze geld uitgeven. Ik snap het verzoek overigens wel. Tegelijkertijd is dit uitvoeringstechnisch natuurlijk ook best ingewikkeld. Om die reden moet ik de motie dus ontraden.
Dan de motie met letter N. Die motie verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de sector, de effecten te bezien en alternatieven te wegen. Die motie wil ik in principe wel oordeel Kamer geven. Tegenover het afschaffen van "geven uit de vennootschap" staat het in stand blijven van de giftenaftrek in de vpb en een verhoging van de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting van €250.000 naar 1,5 miljoen euro. De regeling "geven uit de vennootschap" bestaat nog geen jaar. Ik schat dus in dat de impact relatief beperkt zal zijn. Als ik de motie zo mag verstaan dat er bij het onderzoek naar een geefsubsidie contact zal zijn met de filantropische sector, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Anders moet ik de motie ontraden. Mag ik 'm zo interpreteren? Dank u wel. Dan is het dus oordeel Kamer.
De motie met letter O is ook van het CDA. Die motie vraagt of wij willen voorzien in een alternatieve regeling voor stewardownership en de Kamer willen informeren voorafgaand aan de Voorjaarsnota. Die motie moet ik helaas ontraden. De motie verzoekt een nieuwe regeling uit te werken zonder dekking. Reeds om die reden moet ik de motie al ontraden. Bovendien zijn er nu al fiscale mogelijkheden. Zo geldt er een vrijstelling van de schenk- en erfbelasting indien wordt geschonken of nagelaten aan een stewardowner die als anbi kwalificeert. Het rendement kan worden gebruikt door die anbi. Bovendien blijft de giftenaftrek in de vpb in stand en gaat de aftopping van de periodieke giftenaftrek omhoog naar 1,5 miljoen euro. Daarom is het mijns inziens nu niet nodig om nader onderzoek te doen naar een verdere verruiming van de mogelijkheid om te geven. Uit de evaluatie blijkt ook dat het ondoelmatig is. Dat is ook de reden dat er nog verder onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor een geefsubsidie. Ik ontraad deze motie daarom dus.
Dan de motie met letter P. Die verzoekt de regering een zesde variant uit te werken. Volgens mij heb ik dat net toegezegd en is de motie daarmee overbodig. Ik kijk even via de voorzitter naar de heer Heijnen.
De voorzitter:
Wilt u de motie intrekken, meneer Heijnen, omdat die overbodig is?
De heer Heijnen i (BBB):
Wij trekken de motie in, voorzitter.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Heijnen (36602, letter P) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan de motie met letter Q. Die verzoekt de regering om voor 1 januari 2026 een wetsvoorstel over plantaardige melk en vruchtensappen met een gedifferentieerde verbruiksbelasting in te dienen. Momenteel wegen we verschillende varianten. In het voorjaar volgt besluitvorming. Daar is net ook al iets over gezegd. Daarna moet de wet worden gemaakt en moeten staatssteunaspecten worden onderzocht, ook met de Europese Unie. De Douane, de uitvoerder, heeft vervolgens flink tijd nodig. Los van inhoudelijke issues kan zo'n wet op z'n vroegst per 1 januari 2028 ingaan. Om die reden moet ik deze motie ontraden. Tegelijkertijd zijn we er wel mee bezig. Dat wil ik wel even meegeven. De toezegging is volgens mij dat wij bezig zijn met dit hele ... Zeg ik iets doms nu?
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Sorry voor de verwarring. Ik had naast het indienen van de motie gevraagd om een toezegging om de inhoud van de motie — namelijk de oplossing om plantaardige alternatieven voor melk, vruchtensappen en groentesappen zonder toegevoegde suikers uit te zonderen van de verbruiksbelasting — als zevende scenario in de contourenbrief mee te nemen, als ik de nummering goed heb. Dit is net een andere oplossing dan die van de BBB. Dus zou de staatssecretaris willen toezeggen om dit inhoudelijke voorstel mee te nemen in de contourenbrief?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat is een hele goede vraag.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Beetje laat. Even denken.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik heb die vraag lang geleden gesteld.
De voorzitter:
Kan dit ook per brief? Dit kan ook schriftelijk, neem ik aan, als de staatssecretaris hier nog over moet nadenken.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
De motie moet ik in ieder geval ontraden, maar dat heeft vooral te maken met timing en de punten die ik net noemde. Of er eventueel nog een zevende variant kan komen, daarover kan ik uiteraard per brief informeren.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Maar ik vraag dus een toezegging, even voor de helderheid.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik kan de toezegging doen dat ik per brief informeer of wij er nog een zevende variant aan toevoegen.
De voorzitter:
Want hij moet daar nog even over nadenken. We kunnen hier heel veel over heen en weer praten, maar hij kan het nu nog niet zeggen. Hij komt in een brief terug op de vraag of die zevende variant in de brief met ook de zesde variant komt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laat ik het zo zeggen: ik doe meer mijn best met die brief dan dat ik hier nu zeg dat ik het gewoon niet doe. Ik zit echt te twijfelen. Misschien kan ik u daarin tegemoetkomen, maar ik ga het even uitzoeken.
De motie met letter R verzoekt de regering om binnen een haalbare termijn bioproducten van 9% naar 0% btw te halen. Die motie kan ik niet anders dan ontraden. Er is overigens ook geen dekking bij deze motie. Daar moeten we duidelijker in zijn. Die motie ontraden we.
Overigens werd er ook gesproken over de motie-Koffeman. Daar is nog een brief over gestuurd op 2 december 2022, al een tijdje geleden. Het is dus niet zo dat moties drie jaar lang in een la liggen en dat de nieuwe staatssecretaris ineens schrikt van een stapel onverwerkte moties. Hier is een brief over gekomen. Dat wilde ik toch nog even meegeven.
Tot zover.
De voorzitter:
De motie met letter S? Dat is de herziene motie die de heer Hartog heeft ingediend, zodat die ook qua timing en staatsrechtelijk klopt.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
O ja, dat is die motie. Dat is grappig. Daar had ik nog een opmerking over. Ik vond het aan de start van het debat wat lastig dat zo ongeveer het eerste wat de heer Hartog zei, was: we gaan hier een debat voeren, maar ik stem toch tegen. Dat vond ik op zich wel bijzonder.
Ik zou deze motie gewoon willen ontraden, want wij gaan volgens mij een ander traject lopen. Ik hoop echt, ik vertrouw erop en daar hebben we volgens mij ook met elkaar over gesproken, dat wij de afspraak hebben gemaakt dat we dit Belastingplan gaan aannemen. Ik hoop dat deze motie om die reden ontijdig en ook niet nodig is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want aan hem waren ook nog twee vragen gesteld.
Minister Van Hijum i:
Dank u wel, voorzitter. Ik kan het relatief kort houden. Er zijn twee vragen gesteld en twee opmerkingen gemaakt. Dat waren aansporingen, zou ik bijna willen zeggen, om vaart te maken met de hervorming van de inkomensondersteuning die uiteindelijk voor een goede balans moet zorgen tussen werken moet lonen en bestaanszekerheid. Er was ook een aansporing om het armoedebeleid verder vorm te geven. Daar zullen we in het voorjaar verder met elkaar over spreken.
Er zijn nog twee specifieke vragen gesteld, de eerste door de heer Van Apeldoorn. Hij vroeg of het klopt dat mensen die het minimumloon verdienen en parttime werken er niet op vooruitgaan door verlaging van de algemene heffingskorting, ook niet in combinatie met de verlaging van de eerste schijf, en of die mensen geraakt zouden kunnen worden door de aanpassing van de huurtoeslag. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook al aangegeven, namelijk dat het klopt dat mensen die parttime werken en een minimumloon verdienen door die maatregelen iets meer belasting gaan betalen. Overigens is dat wel erg afhankelijk van de huishoudsamenstelling, maar voor alleenstaande werkenden klopt dat inderdaad. Die mensen kunnen tegelijkertijd profijt hebben van de intensivering van een aantal andere maatregelen, zoals de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Denk ook aan maatregelen op het gebied van energielasten. Maar het kan ook zijn dat sommigen op dit moment servicekosten in de huurtoeslag kunnen declareren en ze dus nadeel ondervinden van het afschaffen van die servicekosten.
Voorzitter. Dat laat ook een dilemma zien. De minister van VRO heeft daar ook op gewezen, namelijk dat het moeilijk is om een ingewikkeld stelsel te vereenvoudigen zonder dat ook maar iemand daar nadeel van ondervindt. Maar het heeft ook belangrijke voordelen: mensen kunnen beter doorzien hoe het stelsel werkt en het biedt meer zekerheid. Daarom vinden we het afschaffen van de servicekosten toch verdedigbaar, ondanks de negatieve effecten die het kan hebben en de cumulatie die het kan hebben met andere maatregelen. Dat als antwoord op de vraag van de heer Van Apeldoorn.
Ik had ook nog een vraag van mevrouw Bakker-Klein. Zij rekende volgens mij op een schriftelijk antwoord, maar ik kan haar nu ook in grote lijnen meenemen in het antwoord op haar vraag over de beëindiging van de subsidie voor het programma Vakkundig Altijd. Zij vroeg om een overzicht van scholingsbudgetten in het sociaal domein.
De voorzitter:
Ik hoop niet dat dat een lange lijst is.
Minister Van Hijum:
Nou, lang …
De voorzitter:
Kan dit alsnog schriftelijk? Dat vraag ik ook in het kader van de openbaarvervoerplannen van sommige leden.
Minister Van Hijum:
Ik ben bereid om dat op papier te zetten. Ik kan het ook hier voorlezen — dat scheelt weer een brief — maar als u de voorkeur heeft voor een schriftelijk …
De voorzitter:
Wij hebben de voorkeur voor een brief.
Minister Van Hijum:
Akkoord.
De voorzitter:
De staatssecretaris had nog een kleine bekentenis.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen i:
Misschien om toch nog een brief te voorkomen: de zevende variant kan ik toezeggen. Die nemen we dus mee onder dezelfde condities als toegezegd aan de heer Heijnen voor variant zes.
Ik vergat in alle consternatie bij de laatste motie te zeggen dat ik ook eigenlijk best wel twee heel leuke dagen heb gehad hier. Dus dank voor het debat hier.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Volgens mij hebben wij ook twee zeer enerverende dagen gehad.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van de negen wetsvoorstellen. Er is al aangekondigd dat over één wetsvoorstel, namelijk wetsvoorstel 36602, hoofdelijk wordt gestemd.
Ik wil ook nog iets opmerken wat ik net niet heb gedaan, namelijk dat de motie met letter P geen onderdeel meer uitmaakt van de beraadslaging.
Ik kijk even rond om te zien of een van de leden over de andere negen wetsvoorstellen stemming wenst. Dat is het geval. Dan stel ik voor om over alle tien wetsvoorstellen volgende week dinsdag te stemmen en ook over alle ingediende moties.
Ik dank alle leden, de ministers, de staatssecretaris, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de aanwezigen op de publieke tribune voor hun komst naar de Kamer.